GAANDEWEG Straatfotografie
DIRK WIERSMA
WAANDERS UITGEVERS, ZWOLLE
Godlof gaandeweg De foto sterft razendsnel uit, terwijl de foto zich duizelingwekkend vermenigvuldigt. Dat klinkt onbegrijpelijker dan het is: de goede foto verdwijnt, de huis-tuin-en-keukenfoto rukt met een paar miljard per dag op. Van Hammerfest tot Honolulu en van Tokio tot Timbuktu maken jong en oud dag in, dag uit snapshots met hun smartphones. Van elkaar en van zichzelf, van grote en kleine gebeurtenissen, van lief en van leed (van leed overigens beduidend minder dan van lief, zie de vakantie-albums waarin het opblazen van een luchtbed een serie van drie kiekjes waard blijkt, maar niets is vastgelegd van de echtelijke ruzie die hele camping op stelten zette). Intussen kwijnt de kwaliteitsfotografie weg. Illustraties te over. Kranten laten professionele fotografen afvloeien en geven steeds vaker verslaggevers de opdracht zelf ‘even een paar dingen te schieten’ met hun iPhone. Producenten van topcamera’s leggen het loodje. Freelancers in de media raken door de permanent dalende tarieven aan de bedelstaf. Galeries die zich hebben gespecialiseerd in fotografie maken moeilijke tijden door. Natuurlijk, er zijn uitzonderingen, zoals het internationale succes van bijvoorbeeld Erwin Olaf en Rineke Dijkstra bewijst, maar wie wenst te somberen over de Fotografie met hoofdletter F komt moeiteloos aan zijn trekken. Ik ken fotografen die zich hebben laten omscholen tot rechter, of suïcide overwegen, of kiezen voor de reclamewereld.
Godlof is er Gaandeweg Ik ga door een print van de fotobundel die Dirk Wiersma me heeft laten bezorgen, en ik haal mijn hart op. Een vrouw en wat kinderen voor een huis in Igbeti, Nigeria: menselijke studie van de kleuren roze en blauw in pocketformaat. Telg van een circusfamilie in Cambados, Spanje: blik in het gezicht van een meisje dat op haar zesde of zevende al een oude ziel is. Een man in een kalkoven nabij Bandung, Indonesië: klassiek beeld van het oeroude gevecht met de elementen. Jeanne Moreau op het filmfestival in Cannes, Frankrijk: onschuld onder een dophoedje. De verleiding is groot om méér foto’s te beschrijven, maar ga zelf door het boek heen en kies uw favorieten. Hoogtepunt voor mij is de halfnaakte prostituée voor haar raam in Luik, België, pal naast een winkel waar plastic benen voor gehandicapten in de etalage staan. Wiersma gaf de foto met gevoel voor humor de titel Diverse koopwaar.
IV
In veertig jaar journalistiek heb ik in binnen- en buitenland met talloze fotografen mogen werken. Regelmatig hanteerde ik zelf de camera. Toch zou ik niet durven beweren dat ik een kenner ben van de fotografie. Het is dan ook niet aan mij om een oordeel uit te spreken over de kwaliteit van het werk dat Dirk Wiersma samen heeft gebracht in Gaandeweg. Wel schoot me al bladerend een woord te binnen van de Britse schrijver Simon Kuper: ‘Geweldig voetballen kan ik niet, maar je zou me eens moeten zien kíjken. Heerlijk.’ Op zo’n sentiment betrapte ik mezelf in de uren die ik doorbracht met Gaandeweg op schoot. Genot. Plezier. Inspiratie. Op iedere pagina ontmoet je mensen die (vaak in weinig fortuinlijke omstandigheden) blijk geven van energie, doorzettingsvermogen, liefde, survival-drift. Dat zegt ook veel over Dirk Wiersma zelf. Ieder portret dat een schilder maakt, is onbedoeld een zelfportret. Iemand die Het Joodse Bruidje ziet, zegt niet: ‘Kijk, Het Joodse Bruidje.’ Hij of zij zegt: ‘Kijk, Rembrandt.’ Hetzelfde geldt voor interviewers die portretten schrijven (al moeten zij zich geen Rembrandt wanen), én voor fotografen. Zie je de straatfoto’s van Dirk Wiersma, dan kijk je behalve inwoners van Turkije, Honduras, Oman, Cuba en nog minstens tien andere landen dus net zozeer Dirk Wiersma in de ogen. En wat ik zie, is een man die een groot, warm oog heeft voor mensen – een oog dat tegelijkertijd onsentimenteel is. Niet in de laatste plaats omdat Wiersma lijkt te weten dat je met een traan in dat oog niet scherp kunt stellen. Frénk van der Linden
V
Bij Barong Tonko, Kalimantan, 1987
Gaandeweg Zo rond mijn 15e begon ik met fotograferen en daarbij had ik eigenlijk al snel ambities die verder gingen dan kiekjes maken. Iets wat naar mijn gevoel te maken had met nieuwsgierigheid, een drang om er op uit te gaan en van alles te zien en ervaren. En om al die ontdekkingen en ervaringen vast te leggen, er een greep op te krijgen, of misschien zelfs: ze te bezweren. Aan het begin van die (toen nog) hobby speelde natuurlijk ook de spanning een rol, het omgaan met de techniek. Zoals films ontwikkelen in zo’n zwart bakelieten tankje, film indraaien, ontwikkelen, stopbad, fixeren, etc. En vergrotingen maakte ik met een omgebouwde balgcamera van mijn opa. Alles nog in zwart wit. De donkere kamer kon alleen ’s nachts voldoende verduisterd worden. De foto’s in dit boek zijn een selectie uit werk in het genre candid, een genre dat ik altijd heb beoefend sinds ik begon met fotograferen, zo rond 1954. In Nederland meestal aangeduid als straatfotografie, maar in mijn ‘optiek’ is dat een misplaatste beperking van het werkterrein; candid foto’s kun je overal maken. Al van huis uit was ik niet honkvast, geboren en getogen in het buitenland, met ouders voor wie reizen en op stap zijn al een tweede natuur was. Dat ik geologie ging studeren had dan ook veel te maken met het mobiele leven dat het vak in het vooruitzicht stelde. Fotograferen was daarbij vanaf het begin een onlosmakelijk onderdeel, of het nu was in de marge van mijn werk als geoloog of tijdens allerlei andere doelgerichte reizen of vakanties. Landschap en natuur, vooral verweven met geologie, waren bijna vanzelfsprekende thema’s; en daaruit sproot voort een fascinatie voor het verleden, voor verval en vergankelijkheid. Maar tussen dat alles door tenslotte lag voor mij, vanaf dag één tot en met de dag van vandaag, dat uiteindelijk meest uitdagende werkterrein; de candid fotografie, het leven, onder de mensen. Focus op de mens dus, ongekunsteld, niet geposeerd of geregisseerd, dicht bij huis in mijn eigen omgeving, alsook op reis, in allerlei landen waar ik kwam. Mensen in stad of dorp, op straten en markten, binnen of buiten, in rust of bezig, werkend, sportend, vissend, jagend. Portretten, scenes en momenten uit het daagse leven, die uniek zijn en een verhaal vertellen, klein of groot. Foto’s die vandaag de dag aanspreken door hun actualiteit, maar ook later nog, doordat ze het alledaagse van vroeger weer tot leven brengen, zonder opsmuk, spektakel of nieuwswaarde.
VII
Stom toeval deed mij eens rondneuzen op een veiling in Namen waar ik voor een habbekrats de hand kon leggen op een oud koekblik vol antiquarische glasnegatieven. Dat bleek een ‘mer à boire’ te zijn aan beelden uit het dagelijks leven van honderd jaar geleden, het merendeel gemaakt in België door een verdienstelijke amateur * Daaronder taferelen zoals die hierboven, genomen in Luik, op de Place Saint Lambert. Het voederen van duiven op stadspleinen is van alle tijden, zo blijkt hier maar weer. De opnamen in dit boek variëren van close-ups tot meer ruimtelijke beelden. Ik schiet meestal onverwachts, maar niet heimelijk; als het kan heb ik na de opname contact met de gefotografeerde en respecteer ik zijn wensen of voorwaarden als die er zijn, hetgeen bijna nooit het geval is. Soms is er vooraf contact of is de betrokkene zich ervan bewust dat hij gefotografeerd wordt. Maar nooit is er sprake van regie of van een door mij geënsceneerde pose. Het eerste hoofdstuk in dit boek, ‘Vroeger’, toont foto’s van vóór 1974, werk dat sterk het stempel van eertijds draagt. Een indruk die zich overigens sowieso al opdringt omdat de opnamen allemaal zwart-wit zijn. In de rest van het boek is de indeling naar streek of land. Dirk Wiersma Bilthoven, 2021
* Genaamd Schérès, waarvan ik helaas nergens enig gegeven of achtergrond heb kunnen ontdekken.
VIII
Inhoud VROEGER
10
HET VERRE OOSTEN
30
NEDERLAND
56
BELGIË
69
FRANKRIJK
87
ENGELAND EN IERLAND
105
SPANJE
111
ITALIË
116
ATHOS
125
ISRAËL
130
TURKIJE
137
IRAN
147
OEZBEKISTAN
161
MAROKKO
167
NIGERIA
177
HONDURAS
185
CUBA EN CURAÇAO
196
Vroeger Mijn vroegste fotografie dateert uit de jaren dat ik op de middelbare school zat, daarna studeerde, en tenslotte aan mijn eerste baan begon als geoloog, ruwweg de periode van 1954 tot 1974. Die foto’s dragen naar mijn gevoel wezenlijk voorbije tijden uit, niet alleen door het zwart-wit of de gedateerde kleding en entourage, maar ook door een bepaalde houding en uitstraling van de mensen die zijn afgebeeld; meer ingetogen, minder zelfverzekerd zo lijkt het wel. Nu, achteraf, bedenk ik dat het destijds nooit bij mij opkwam dat de mensen die ik toen fotografeerde, noch hun leefwereld, ooit gedateerd zouden aandoen. Soms ook voelt het aan als navrant, alsof die foto benadrukt dat hun tijd voorbij is, met alleen nog maar dit toevallige beeld als een kwetsbare herinnering aan wie ze waren, wat ze betekenden. De foto’s in deze serie weerspiegelen een ambulant leven zoals ik dat in die jaren leidde. Geen beeldschermen, nog maar amper TV, je moest er op uit om iets te beleven. Ik studeerde geologie en dat betekende iedere zomer één à twee maanden veldwerk in Spanje, deels in afgelegen bergachtig gebied, waar je onderdak vond in een klein dorp en deel werd van een voor jou ongekende sfeer en leefwijze. Vrouwen deden het werk op de akker en brachten spullen naar de markt in manden op het hoofd. Mannen waren weg met het vee, in de zomer vaak wekenlang voor het weiden hogerop in de bergen. De gastvrijheid die je ondervond was enorm en ging vaak zo ver dat je jezelf ertegen moest verzetten. In 1961 deed zich een heel andersoortig buitenkansje voor; ik werd plotseling, dankzij een aanbeveling, door de redactie van het weekblad De Haagse Post gevraagd dat jaar als fotograaf het filmfestival in Cannes te verslaan, met een officiële accreditatie en al. De sterren-glamour van toen doet nu behoorlijk gedateerd aan, heeft zelfs iets ontwapenend. Die sfeer, dat gemoedelijke zie je terug in veel beelden uit die tijd. Het kan ook zo maar iets van nostalgie oproepen. Was vroeger het leven niet toch minder ingewikkeld, het doen en laten van alledag beter te overzien? Met een straatleven dat ‘extroverter’ was, met mensen die rondkeken in plaats van omlaag op een schermpje. Die aandacht aan elkaar gaven, zonder headset over de oren of microfoontje onder de mond. Als vroeger iemand in z’n eentje op straat liep te praten was het een ‘gek’; nu weet je het niet meer ...
10
Aan de tap. Rozengracht, Amsterdam 1957
11
Een zomeravond. Zandvoort aan Zee, 1954
12
13
Sportdag Voorwegschool. Heemstede, 1954
Op Marken, toen het nog een eiland was. 1954
14
Beurshandelaren op de Dam. Amsterdam, 1959
16
Potje schaak. Parijs, 1960
17
Werkmeester bij een constructiebedrijf. Haastrecht, 2004
68
België Meer dan 20 jaar was ik werkzaam in de kalkindustrie, dat wil zeggen de winning van mergel en kalksteen in groeves – en de verwerking daarvan tot allerlei eindproducten. Mijn werk in de kalkindustrie had deels plaats in Wallonië, het francofone westen van België, dat dankzij de omvangrijke afzettingen van kalksteen al sinds eeuwen een grote speler is in deze industrie. Daardoor bracht ik veel tijd door in dit deel van België en vooral steden als Charleroi, Namen en Luik inspireerden mij vaak tot fotografie. Steden die in de 19e en eerste helft van de 20e eeuw grote industriële glorie beleefden, vooral in de staal- en aanverwante industrieën. Glorie die in de tweede helft van de 20e eeuw voor een groot deel teloorging. Het aanzicht en de sfeer die deze steden dientengevolge kenmerkt spreken bijna onontkoombaar uit mijn foto’s. Maar het zou een misvatting zijn om te denken dat de mens het leven daar als beroerd zou ervaren. Een Belg in het algemeen ‘trekt zijn plan’ en de Waal in het bijzonder ‘tire son plan’; hij doet zijn eigen ding en is het gelukkigst als anderen, vooral de Federale of welke afstandelijker overheid dan ook, hem daarbij zo min mogelijk stoort. Dat hij wat minder modern overkomt en zijn leefomgeving een beetje in verval is geraakt, het deert hem niet. Waar vond je nog, anno 1985, in het vrije Westen een Jozef Stalinstraat? Jawel, in Angleur, een buitenwijk van Luik; en niemand die daarvan wakker lag. Mijn beschouwingen en foto’s gelden overigens een tijd van enkele decennia geleden, en als ik er nu af en toe weer terugkom is één en ander wel gemoderniseerd, maar veel ook niet.
69
Net en Nest Zij zijn weer op hun best 50 jaar zijn zij al tesaam Dat is een hele faam Heel Smissebroek staat nu paraat Want ze zijn het paar van de straat Net en Nest zet de fles maar klaar Straks zijn we allemaal tegaar! Herten, België, 1980
Rue Joseph Staline. Angleur, Belgie, 1985
72
De oversteek. Luik, 1987
73
Diverse koopwaar. Luik, 1987
In het havencafè. Luik, 1987
Bricolage. Tilleur, 1987
78
‘Et voici mon petit cour’. Tilleur, 1987
79
Roemeense bezoekers aan de Heilig Grafkerk. Jeruzalem, 2011
136
Turkije In Turkije heb ik veel gereisd, zowel voor mijn werk in de kalkindustrie als diverse keren op geïmproviseerde reizen oostwaarts, tot aan de grens met Armenië. Een boeiend land, dat zich historisch altijd op een kantelpunt heeft bevonden tussen Azië en Europa. In geen land zie je zo’n veelvoud aan, zo niet confrontatie tussen verschillende culturen als in Turkije. Dat geld nog eens in versterkte mate voor Istanbul, die schitterende metropool aan de Bosporus. Historisch een stad van ingrijpende staatkundige omwentelingen, gesticht door de Grieken, vervolgens onder Romeins beheer, waarna rond 500 A.D. de Christelijke invloed de overhand kreeg. Duizend jaar later spil en hoofdstad van het Ottomaanse rijk, dat op zijn beurt in het begin van de vorige eeuw teloorging. Geen wonder dat deze stad zowel sociaal als cultureel een smeltkroes is. Bij een rondgang van een paar uur over één van de vele straatmarkten vol stallen en handeltjes zit hier een Mongoolse verkoper van lederwaren, daar een Armeens jongetje met een tafeltje vol namaak zilveren bestek, en iets verderop een Oezbeekse marktvrouw met manden vol gedroogde vruchten. In de jaren dat ik in Turkije was, begin deze eeuw, was het land politiek én in religieus opzicht redelijk liberaal. Dat gold al helemaal voor Istanbul, waar de meeste vrouwen zonder hoofddoek liepen, laat staan het gezicht bedekten. In recente jaren is onder het nieuwe regime de druk en controle vanuit de Islam aanzienlijk toegenomen, maar nog altijd geldt Istanbul als een luis in de pels van het regime. In de toekomst zal de slinger waarschijnlijk wel weer omslaan. Turkije zou Turkije niet zijn als dat niet gebeurde.
137
Man van het land. Oost-Turkije, 2009
138
Ganzenhoeder. Oost-Turkije, 2009
Gesprek. Erzurum, Oost-Turkije, 2009
140
Schoeisel op de straatmarkt. Istanbul, 2000
141
Vader en zoon, met handel uit het verre Mongolië. Straatmarkt, Istanbul, 2000
Rituele voetwassing. Istanbul, 2000
Marketenster. Istanbul, 2000
144