Van Veerallee naar Katerveer

Page 1

Een Zwolse geschiedenis

Van Veerallee naar Katerveer Wim Coster


Pagina 1: De Willemsvaart in 1929. Pagina 2-3: De Grote Sluis bij het Katerveer, nog volop in gebruik.


Van Veerallee naar Katerveer Een Zwolse geschiedenis van tien vierkante kilometer

Wim Coster Met schilderijen van Frank de Wit

Waanders Uitgevers, Zwolle


Inhoud

In gang | 6

Kadaster

1 Naar de IJssel | 16

Tot 1819

3 2 Langs de Willemsvaart | 32

1819-1865


3 Over het Kamperlijntje | 44

1865-1945

4 Aan de A28 | 114

1945-2021

5 Ondertussen | 158

Korte kroniek

Verantwoording. Bronnen. Noten.

Illustraties

| 174 •

Dank. Over de makers. Colofon

| 176



Kadaster

Brug over de Willemsvaart naar de Veerallee, met beeld Iris Le Rütte (Acryl op linnen, 60 x 80 cm. Frank de Wit, 2020)

In gang


Tussen IJssel, Willemsvaart, Kamperlijntje en A28 laat Zwolle een rijk palet aan gebouwen zien: honderd en meer jaar oud of daarna in verschillende fases neergezet. Ze zijn – gescheiden door een drukke verbindingsweg met daaronder een tunneltje – te vinden in gebieden die ‘kwartier’, ‘park’ en ‘poort’ worden genoemd of ze staan langs eeuwenoude, eens nog onverharde wegen. Alles bij elkaar beslaan ze een oppervlakte van amper tien vierkante kilometer. Samen vormen ze ‘de Veerallee’ en een deel van de buurtschap Spoolde.

A

ls niet de stad per 1 augustus 1967 het grootste deel van het omliggende Zwollerkerspel had toebedeeld gekregen, lagen al die honderden objecten nog steeds in twee gemeenten. Want tot het jaar van samengaan golden de Jhr Strick van Linschotenlaan en het verlengde stuk van de Prinses Margrietlaan als (een deel van) de grens tussen deze twee buren. Hier ook ging het Veeralleekwartier over in de buurtschap Spoolde. En vice versa. Enerzijds werd die formele grens in 1967 opgeheven, anderzijds ontstond er in 1984 een nieuwe barrière. Sinds het laatste jaar namelijk wordt het traject langs de Willemsvaart doorsneden door de IJssel­allee. Een jaar eerder werd, bij wijze van bypass voor fietsers en voetgangers, het tunneltje tussen beide gebieden geopend.

De grens tussen het voormalige Zwollerkerspel, met Spoolde (pagina 13, rechts), en Zwolle, met de latere Veerallee (pagina 14, links). Het spoor van de Zandwetering zou ook een kleine twee eeuwen later nog zorgen voor vochtige kelders aan de Jhr Strick van Linschotenlaan en omgeving.

8

Het hoofdkantoor van de Waterleiding Maatschappij Overijssel (WMO), in 1955 op een pentekening van Han Prins.

I N G AN G


Ten westen van de IJsselallee, als een uitstulpende navel op een verder vrijwel vlakke huid, ligt de Spoolderberg, een plek met een oeroude bewoningsgeschiedenis. Ooit vele malen groter. Ook op en rond dit deel van een zandrug zullen jagers en vissers hebben gezworven en hebben er zich duizenden jaren geleden al vroege landbouwers gevestigd. Later, veel later, tot het eind van de middeleeuwen, was het een plek om in de open lucht bijeen te komen, te vergaderen en besluiten te nemen. Aan de voet van het bergje werd een boerderijtje gebouwd, dat in 1906 plaatsmaakte voor een villa. Nadat dit imposante gebouw, inmiddels in gebruik als kantoor van de Waterleiding Maatschappij Overijssel (WMO), in januari 1935 was afgebrand, verrees op die plek in 1938 een nieuw kantoor, dat in het begin van de jaren negentig weer werd vervangen. In 2002 fuseerde de WMO met omliggende collega’s tot Vitens, waarna het gebouw, nu als hoofdkantoor van de nieuwe organisatie, grondig werd gerenoveerd en in 2015 heropend. Ondertussen bleef de Spoolderberg een plaats waar ontelbare Spooldenaren en inwoners van de Veerallee zich vermaakten door er te wandelen, met of zonder versnapering te zitten en te liggen of met een sleetje naar beneden te glijden.

Verbindingen In zekere zin staat de Spoolderberg model voor de processen en de ontelbare gebeurtenissen gedurende duizenden jaren in dit gebied. En daarmee ook voor de wording van een landschap, een gebied, een buurtschap, een wijk, een stelsel van wegen en waterwegen in een vaak verborgen verleden, grotendeels langs lijnen van geleidelijkheid. Soms echter, werden die lijnen plotseling onderbroken of namen ze hun loop in een ongedachte richting, niet zelden door menselijk ingrijpen. Daarbij werpen grote gebeurtenissen meestal hun schaduw vooruit. De kleinere daarentegen plegen te verdwijnen in het duister van de geschiedenis; wat niet wil zeggen dat ze niet van grote betekenis kunnen zijn of zijn geweest. Ook hieraan wordt in dit boek dus aandacht geschonken. Soms, zoals bij de ‘snellooper’ uit 1825 (zie pagina 36), vanwege een toevallige vondst in een digitaal weer opgedoken krantenberichtje. Het verhaal over de geschiedenis van Veerallee naar Katerveer wordt hier verteld in vier hoofdstukken, die telkens beginnen met het ontstaan van één van de verbindingen die de wijk en de buurtschap omsluiten. Achtereenvolgens de – niet van een officieel geboortejaar voorziene – IJssel in het westen, de in 1819 geopende Willemsvaart in het zuiden, het Kamperlijntje uit 1865 in het oosten en de na de oorlog verder ontwikkelde Rijksweg 28 of A28 in het noorden. Zo nu en dan is er ook ruimte voor een blik over deze strak getrokken grenzen heen. Bijvoorbeeld als het gaat over de bedrijvigheid langs de vaart, de spoorlijn of de snelweg en uiteraard als de oude IJsselbrug aan bod komt. In 1930 immers, verving deze oeververbinding het Katerveer, dat eeuwenlang de beide zijden van de rivier met elkaar had verbonden en de Veerallee zijn naam had gegeven.

KAD ASTER

Bij de onthulling in 1995 kende het kunstwerk Le Chêne, de oude eik, van André Boone aanvankelijk één kleur rood. Die had het gekregen op uitdrukkelijk verzoek van architect Abe Bonnema van het aanpalende kantoor van WMO/Vitens, ook op de Spoolderberg. Na diens dood kregen de afzonderlijke elementen ieder een eigen kleur. Wat niet veranderde, was het verhaal rond de elementen van het beeld, waarvoor het symbool staat: een boom, in modern cortenstaal, die duizenden jaren geschiedenis in zich draagt; het boek dat een verhoging vormt als symbool van kennis en cultuur, de poort als een lijst voor de natuur en element bij inhuldigingen, het ei dat staat voor vruchtbaarheid, de urn die verwijst naar de prehistorie.

9


Sneeuwpret op de Spoolderberg anno 1917, op een foto van Jan Anthonie Eelsingh, woonachtig aan de naastgelegen Beukenallee. (Zie ook pagina 92-93.) Op de foto zit ergens ook de zevenjarige Marietje Verschooff, in die tijd woonachtig aan de Veerallee 26 (zie pagina 62). Voor jong en oud in Spoolde en de Veerallee is deze ‘berg’ in sneeuwrijke winters nog altijd een favoriete plek.

Sneeuwpret op de Spoolderberg, op 7 februari 2021, een dag waarop Nederland wit kleurde.

Nogmaals van monochroom naar kleur, ditmaal in graffiti. >> Pagina 11: Aan de Beukenallee staat G.G.J. Pouwels in 1920 op het punt zijn motor in gang te trappen voor een ritje met zijn tweejarige zoontje G.J.G.

10

Het vijfde en laatste hoofdstuk – ‘Ondertussen’ – is in feite een korte kroniek van driekwart eeuw aan gebeurtenissen in Spoolde en de Veerallee, als ware het een krant vol van de grote wereld en allerhande petite histoire. Voorwaarde is wel, dat er bronnen zijn om ook dit alles te kunnen laten opborrelen. In dat opzicht mogen de wijk en de buurtschap zich gelukkig prijzen met respectievelijk Het Kwartaaltje, sinds 1977, en de Papenacker, sinds 1997. Beide periodieken volgen het plaatselijke en dagelijkse reilen en zeilen, maar daarnaast blikken ze regelmatig terug in de tijd en verbinden ze dus heden en verleden. De verhalen in woorden worden begeleid door bijna 250 beelden: nu eens zijn het nog onbekende en unieke of nieuwe foto’s, dan weer kaarten, tekeningen en andere illustraties of ‘beelden in woorden’ in de margekolommen. Speciaal voor dit boek zorgde vormgever en schilder Frank de Wit voor 24 schilderijen in acryl op linnen (60 x 80 cm of 50 x 60 cm) in een eigen, kleurrijke stijl. Zijn werken openen de hoofdstukken en zijn daarnaast in thematische tweetallen te vinden door het boek heen, steeds in relatie tot een aanpalend onderwerp. Met elkaar vertellen de vijf hoofdstukken een geschiedenis van duizenden eeuwen; met dien verstande dat die eeuwen vele malen trager lijken te verlopen – en in dit geval ook meer pagina’s vragen – naarmate ze dichterbij komen. Ze staan ook voor een proces dat in de geschiedschrijving wel wordt toegeschreven aan de trits structuren, conjuncturen en evenementen. De historica Annie Romein-Verschoor verwoordde de omgang met de tijd op een andere manier. ‘Het kan wel niet anders’, schreef zij over haar persoonlijke herinneringen, ‘of ik zal van de duizend lijnen, die mijn verleden verbinden met het punt waarop ik nu sta, er maar enkele met gekleurd potlood overtrekken.’ Zo ook verbinden zich in dit boek – waarin het gaat over een gebied van nauwelijks tien vierkante kilometer – tijden, thema’s, personen, plaatsen en gebeurtenissen en vormen zij met elkaar een breed panorama en een kleurrijk mozaïek tegelijk.* 1

I N G AN G


11


Kadaster Hoe de grenzen tussen stad en kerspel precies moesten lopen, was in de jaren voor de officiële invoering van het Kadaster in 1832 nog onderwerp van veel discussie en overleg. Een proces-verbaal van grensopneming uit april 1822 spreekt van ‘de Zand Wetering, wanneer deeze wetering zijn rigting noordwestelijk nemende na de Willemsvaart, en wel tot bij de herberg Nieuw Romen, alwaar de grenslijn dwars overgaat en genoemde wetering in onderscheiden bogten noord en noordwestelijk lopende, vervolgd tot in de Frankhuizerzijl.’ Deze grens tussen Zwolle en Zwollerkerspel staat op pagina 13 rechts en op pagina 14 links (in een andere verhouding).
Op de in 1830 opgemaakte kadastrale kaart is te zien, hoe in Spoolde vrijwel alle boerderijen waren gelegen aan de huidige Nilantsweg of de Meenteweg. De rivierduinen die daar parallel aan de IJssel liepen, vormden een prima ondergrond voor de eerste woonplekken en boden een redelijke kans op droge voeten.

12

I N G AN G


KAD ASTER

13


14

I N G AN G


KAD ASTER

15



1 Naar de IJssel

Het Katerveer, gezien vanaf de Willemsvaart. (Acryl op linnen, 60 x 80 cm. Frank de Wit, 2020)

Tot 1819


Zo’n tweeduizend eeuwen geleden – in de voorlaatste ijstijd, het Saalien – baanden reusachtige ijstongen zich vanuit Scandinavië een weg naar het zuiden. Eén ervan ploegde zich door het gebied van het latere IJsseldal en duwde daar, over een breedte van enkele tientallen kilometers, zand-, leem- en grindlagen omhoog tot langgerekte stuwwallen. Zo ontstonden de Sallandse heuvelrug en het Veluws massief. Nadat het ijs was weggesmolten, begon daar tussen zand- en grindbanken een wirwar van riviertjes te stromen. Gaandeweg werd het noordelijk gerichte dal opgevuld met sedimenten (afzettingen), waardoor het water een westelijke route koos. In de verlaten geul nestelde zich desondanks een rivier, die water kreeg toegevoerd uit het aanliggende achterland en IJssel zou gaan heten.

I

Prehistorische ‘hakken’ of ‘priemen’. Deze door mensenhanden tot bijlen of beitels bewerkte geweidelen van edelherten, elanden, reeën of rendieren, werden rond 1960 gevonden in de uiterwaarden van de IJssel.

18

n de eerste periode van het Holoceen, het huidige geologische tijdperk dat ongeveer 12.000 jaar geleden begon, deed de wind zogeheten rivierduinen opwaaien. Het zand waaruit deze verhogingen in het land werden opgebouwd, is grof van samenstelling en voelt scherp aan. Hierop konden zich dankzij klimaatveranderingen een uitgebreide vegetatie en een eigen ecosysteem ontwikkelen. Aan het opstuiven en afzetten van grote hoeveelheden zand kwam zo een eind, maar langs de IJssel hield dit proces, net als langs de Vecht, nog wat langer aan. Op de rechteroever van de rivier kon zich daardoor een reeks langwerpige zandruggen vormen, ook in en rond het huidige Spoolde. Bodemvondsten, vooral in de vorm van aardewerk uit leem of klei, in een plaatselijke zandrug hebben laten zien dat hier al in de jonge steentijd (5300-2000 v.Chr.) een bewoningskern moet hebben bestaan. In de buurt zijn ook sporen gevonden van een tijdelijk kampement, dat mogelijk met tussenpozen door kleine groepen is gebruikt voor jacht en visvangst in lagere, nattere gebieden. Bij de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal en bij de ontwikkeling van het industrieterrein Voorst werden sporen aangetroffen van zogeheten woonstalboerderijen. Deze behuizingen met mensen en vee onder één dak dateren uit de bronstijd (2000-800 v.Chr.) en de ijzertijd (800-12 v.Chr.) Na de vroege ijzertijd (800-500 v.Chr.) hebben zich, voor zover bekend, in Spoolde eeuwenlang geen mensen meer gevestigd. In de loop van vele duizenden jaren werd het gebied langs de IJssel weer natter. Op een gegeven moment ontstond vanaf de Rijn een nieuwe doorgang naar het noorden. Sommige – niet onomstreden – bronnen spraken van één of meer, ten tijde van de Romeinen gegraven, omwalde verbin-

N AAR DE I J SSE L


dingen. De IJssel zou letterlijk een uitvloeisel zijn van het graafwerk voor de zogeheten Drususgracht, genoemd naar een generaal uit de tijd rond het begin van de jaartelling. Recentelijk aardwetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond, dat de huidige IJssel pas in de vroege middeleeuwen (tussen 400 en 1050 na Chr.) op natuurlijke wijze moet zijn ontstaan door overstromingen van de Rijn, met afslijting (erosie) en afzetting (sedimentatie) in de omgeving als gevolg. Dit drassige gebied vol kleine riviertjes, werd weer gevoed door lokale beekjes die het water van de hoger gelegen gronden afvoerden. De doorgang vanaf de Rijn schuurde verder uit, kreeg meer water, zand en slib te verwerken en trad vaker ver buiten haar eigenlijke bedding. De IJssel werd zo niet alleen een vaarweg, maar voedde ook het land met vruchtbaar slib. Soms echter was zij een stormachtige vijand die moeilijk of niet in toom was te houden en langzamerhand werd zij een niet meer te doorwaden barrière voor verkeer en vervoer, waarvoor oplossingen gevonden moesten worden.1

Tijdens graafwerkzaamheden voor het project ‘Ruimte voor de rivier’ kwamen duizenden jaren oude eiken tevoorschijn, die in de veengrond goed bewaard waren gebleven. Vermoedelijk was het gebied van Spoolde in die tijd dicht bedekt met bos.

Vissen en een veer De oeververbindingen van de IJssel voedden aanvankelijk vooral contacten tussen de aangrenzende regio’s. Daarnaast echter waren ze ook bedoeld voor relaties tussen het westen en het noorden en het oosten van het land, met zijn uitgestrekte achterland over de grens. De rivier ontwikkelde zich zo tot een belangrijke handelsroute, die op verschillende punten werd gekruist door wegen te land. Op sommige van die punten ontstonden in de middeleeuwen steden als Deventer en Kampen. Zwolle lag, zo wordt algemeen aangenomen, niet aan de IJssel, maar dankte zijn latere positie aan de centrale ligging tussen deze rivier en de Vecht. De nederzetting die rond 800 was ontstaan, bevond zich op een plaats waar vanuit het zuiden de Sallandse weteringen samenkwamen en weer uitvloeiden in het Zwarte Water. De latere stad kreeg zo een uitgelezen positie als transitoplaats voor land- en waterverkeer. In de nabije omgeving lagen rond het jaar 1000 vruchtbare weidegronden, waarop de bewoners een voor die tijd welvarend bestaan konden leiden. Ook vonden zij gelegenheid om een kerkje te stichten, zoals blijkt uit een bericht uit 1040 van de bisschop van Utrecht. Rustig en vreedzaam was het niet in dit gebied, want het lag nu eenmaal op een kruispunt van wegen, of wat er voor doorging. Al in 973 werd in de buurt van Katen tol geheven. De naam van dit plaatsje betekent ‘hut’, ‘huisje’, ‘stal’ of ‘schuur’ en kent ook de varianten Cat(h) en, Caet(h)en, Coet(h)en of Koten. De heffing van de tol gebeurde in het genoemde jaar op gezag van de Duitse keizer Otto II, wiens macht zich uitstrekte tot in deze streken. Met de opbrengsten van de tol begunstigde Otto het nabij Emmerich gelegen Duitse klooster Elten. Elke passerende visser moest hiervoor één van zijn tien of twintig gevangen vissen afstaan.

TOT 1 8 1 9

Een afbeelding van de steur of Acipenser sturio. Aangenomen wordt, dat het bij de vroege visvangst in de IJssel onder andere ging om kleinere zoetwatersoorten als brasem, blei, snoek, zeelt, meerval en paling. Waarschijnlijk werden ze gevangen met een schepnet of een van wilgenteen gevlochten fuik en tijdelijk in water bewaard, om daarna in manden over korte afstand verder te worden vervoerd. Er waren echter ook grotere soorten als de elft, de houting en de steur, die vanaf het Almere de IJssel opkwamen om daar in ondiepe, watervoerende dode rivierarmen, zogeheten strangen, te paaien. Vooral de steur met een lengte van wel 3 tot 6 meter en een gewicht van zo’n 250 pond en meer, werd ook toen al bijzonder gewaardeerd om het vlees en de kaviaar.

19



4 Aan de A28

De Prinses Margrietstraat, rechts de Willem Alexanderstraat, met op de achtergrond de A28 en aanpalende kantoortorens. (Acryl op linnen, 60 x 80 cm. Frank de Wit, 2020)

1945-2021


In 1954 kwam Rijksweg 28 op de kaart te staan als de weg naar het noorden. Deze vlak voor de oorlog aangelegde verbinding werd (verder) verhoogd en vergroot tot vier rijbanen. In september 1970 werd een nieuwe IJsselbrug geopend en sindsdien was de A28, zoals de naam ging luiden, ook de directe verbinding naar en vanuit het westen. De oude IJsselbrug kreeg een regionale functie. Het verkeersplein bij de Spoolderberg werd verplaatst in de richting van de nieuwe snelweg, die nog gezelschap kreeg van een dito Rondweg in de vorm van de Blaloweg en de Zwartewaterallee.

Spooldenaren in mei 1945 op de Beukenallee, onderweg naar de optocht om de bevrijding te vieren.

116

O

p 14 april 1945 hadden de Duitsers bij hun aftocht de boog en de aanbouw aan de Overijsselse kant van de IJsselbrug de lucht in laten vliegen. De 425 meter lange spoorbrug onderging hetzelfde lot, maar al op 2 mei 1946 kon de eerste trein er – zij het voorlopig alleen op een zuidelijk noodspoor – weer passeren. Het duurde nog tot oktober 1947 voor de verkeersbrug definitief was hersteld. Voor het toenemende wegverkeer bleek dat lang niet voldoende.

AAN DE A2 8


Sturen en besturen De grote verkeerstechnische en planologische veranderingen die na de Tweede Wereldoorlog zouden plaatsvinden, waren deels het gevolg van economische ontwikkelingen. Ze hadden echter ook te maken met ambities van de Gemeente Zwolle. Tegelijkertijd waren ze niet los van elkaar te zien. Ze kenden in ieder geval een lange aanloop. Na de komst van de IJsselbrug in 1930 was al snel gebleken dat het ­verkeersplein op de grens van Spoolde en de Veerallee de toenemende stroom verkeer niet meer aankon. De rotonde – het woord ontstond pas in 1976 – kreeg dan ook veel te verstouwen: bijna alle verkeersbewegingen tussen het noorden van het land aan de ene en het zuiden en het westen aan de andere kant. In Zwolle kwamen de plannen en voorstellen uit het Rapport van Van Vuuren uit 1939 weer op tafel, met instemming van Provincie en Rijk. Want niet alleen nam de verkeersintensiteit toe, er was landelijk gezien ook sprake van grote woningnood; het gevolg van verwoestingen in de oorlog, een bouwstop van vijf jaren en een snel groeiende bevolking (‘de babyboom’). Voor de grote steden werden bouwprogramma’s opgesteld om het probleem te lijf te gaan.

De plannen van Dudok In 1947 drong de Provinciale Planologische Dienst (PPD) er bij het Zwolse gemeentebestuur op aan, eindelijk eens een Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) op te stellen. Het jaar daarop gaf Zwolle aan Willem Marinus Dudok opdracht een dergelijk plan te maken. Deze vermaarde architect en stedenbouwkundige pakte de zaken voortvarend aan. Voor de zuidkant van de stad ontwierp hij woonwijken in Schelle en aan de Assendorperlure, maar hij plande ook een industrieterrein langs de Willemsvaart, met vier insteekhavens, onder andere voor de overslag van benzine, en: een IJsselfront. De toenemende verkeersstromen wilde hij weghouden van plaatsen waarmee ze niet rechtstreeks hadden te maken. Volgens hem moesten regionale hoofdwegen dus niet dóór, maar lángs de steden leiden. Het was zaak de ‘wijken te omspoelen, niet te doorkruisen met stadsverkeer’. Tussen de binnenstad en de Rondweg bij Zwolle moest een stelsel van wegen komen, waarbij de sloopkogel volop zijn werk kon gaan doen. Dudok zag de toekomstige A28 als noordgrens van de stad, in het zuiden had hij een nieuwe wijk gedacht. Rond de Assendorperlure (het latere Hanzeland) zag hij nieuwe woningen verrijzen, waardoor alle bestaande huizen en tuinderijen moesten verdwijnen. Zo moest Zwolle zeker tot de nieuwe eeuw vooruit kunnen. Dudok kreeg echter tegengas. De Provincie zocht uitbreiding van de stad juist wél in noordelijke richting, met Zwolle als een poort naar het noorden. Dáár ook, moest een nieuwe verbinding, het Zwolle-IJsselkanaal, worden gerealiseerd. Industrie langs de IJssel en havens aan de Willemsvaart

1 945- 2 0 2 1

117


‘De brug is in april 1945 weer vernield, nu door terugtrekkende Duitse soldaten,’ vertelde een bijna zeventigjarige Aart Borst aan de Papenacker. ‘Later kwam er een houten noodbrug met één rijbaan en aan weerskanten stoplichten (die hadden we hier toen nog niet eerder gezien).’ Het verkeer op de brug zorgde voor veel lawaai, dat na al die jaren nog altijd weerklonk in het geheugen van een man die in 1940 werd geboren. ‘De pont voldeed vóór de oorlog al niet meer’, herinnerde Rien Zwiersen zich, zestig jaar na het eind van de oorlog. ‘Er moest weer een brug komen. Door de overheid werd besloten de opgeblazen brug te ruimen en weer opnieuw te bouwen en in de tussentijd een Baileybrug aan te leggen. Toen de IJsselbrug hersteld was, werd die weer afgebroken. Het vrijkomende hout werd op grote stapels in de uiterwaarden gezet om, als de demontage was afgesloten, het allemaal in één keer te kunnen afvoeren.’ Het liep anders. ‘Tot verbijstering van de verantwoordelijken kwam het hoogwater met een snelheid die het afvoeren van het hout onmogelijk maakte. Vrijwel al het hout werd door het water meegenomen en spoelde overal langs de dijken aan. In dat voorjaar is er veel gebouwd in Spoolde.’ ‘De herstelde IJsselbrug’, aldus een pagina in een foto-album.

118

AAN DE A2 8


zouden dan niet meer nodig zijn, omdat het Zwarte Water daarvoor uitweg bood. De Zwolse gemeenteraad wikte en woog, stelde het plan bij, de animositeit tussen Dudok en de Provincie (in casu directeur Kraayenhagen van de PPD) nam toe en het eind van het verhaal was, dat Dudok zijn opdracht na zes jaar woedend teruggaf.

Verder met Van Embden In april 1954 nam ir. Samuel J. van Embden het werk aan een uitbreidingsplan over. Deze Delftse stedenbouwkundige kwam in september 1956 met een eerste plan, dat mede de basis vormde voor de ontwikkeling van Holtenbroek en de Aa-landen en de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal. In 1966 stelde de gemeenteraad het definitieve plan vast. Ondertussen had Zwolle zijn plaats gekregen in de landelijke Tweede Nota Ruimtelijke Ordening uit 1966, ter plaatse uitgewerkt in de Structuurschets ‘Zwolle 2000’, waarin ook een begerig oog werd geworpen op grond van de buurgemeente: Zwollerkerspel dus.1

De stem van Zwollerkerspel In Zwollerkerspel, binnen het strategisch gelegen Spoolde niet in de laatste plaats, werd met argusogen gekeken naar de plannen in Zwolle, waar gemeente en provincie behoorlijk op één bestuurlijke lijn zaten, in de rug gesteund door Den Haag. In zijn gemeente, schreef burgemeester Slager

1 945- 2 0 2 1

Bevrijd de toekomst tegemoet op de Beukenallee.

119


De Jonge Jan aan de Veerallee in 1959, voorheen ook bekend als Willigenburg. Een ‘place to be’ in Zwolle, met live muziek, in de zomer ook op het terras, graag bezocht tijdens de jaarlijkse TT. Vanaf 1956 tot de opheffing in 1973 begon op deze plek menig verkeers­ examen van het CBR. In 1975 werd het nog resterende deel van het gebouw gesloopt, evenals de twee huizen ernaast. Ze maakten plaats voor de toekomstige IJsselallee. Deze horecagelegenheid stond immers vlakbij de oude, veel kleinere rotonde, die via de IJsselbrug de verbinding vormde met de rest van het land, tot Hoevelaken aan toe. Elk jaar rond eind juni stond het hier vol toeschouwers, die zich vergaapten aan de voorbij racende of juist halt houdende motoren van merken als BMW, BSA, Ducati, Harley Davidson, Eysink, Indian, JAWA, Moto Guzzi, Norton, Royal Enfield of Triumph. Ook de ‘ridders van de weg’ van de ANWB lieten zich volop zien. In plaats van een helm werd vaak een eenvoudig leren kapje gedragen. Niet verstandig. Altijd vielen er ergens wel een paar doden, vooral op de terugweg, als er vaak roekeloos werd gereden en gestunt.

in oktober 1956, waren in de jaren na 1945 ‘dankzij een krachtig bestuursbeleid van de Raad, in een voor de bevolking ongedacht en ongekend tempo op velerlei gebied belangrijke voorzieningen tot stand gekomen.’ De aanpak van de elektriciteitsvoorziening, de aanleg en verbetering van wegen en ook maatregelen op het gebied van onderwijs en volksgezondheid hadden ‘de zelfstandige bestuursopdracht’ van de gemeente versterkt. Het was allemaal gebeurd in samenspraak met de bevolking, aldus Slager. Wie dat wilde, kon tijdens zijn vaste spreekuur op vrijdagmorgen gewoon bij hem binnenlopen. Het gemeentebestuur was heel goed in staat zijn eigen zaken te regelen, wilde hij maar zeggen. Het betekende evenwel niet, besefte men ook in Zwollerkerspel, dat de grote stad als vanzelfsprekend op afstand was te houden en dat men op het platteland zou kunnen blijven wonen en werken als in een Sallands Arcadië. ‘Annexatie is niet het goede begrip’, aldus de Zwolse burgemeester Roelen in december 1964, ‘het is gewoon het herstel van een gebied dat vroeger altijd een eenheid is geweest.’ Het was – niet alleen in zijn ogen – een historische fout geweest om Zwolle en Zwollerkerspel in 1802 van

Het Katerveerhuis was tot 1930 een ankerpunt voor reizigers met de pont, maar ook ontmoetingsplaats voor Spooldenaren ter vergadering of op een feestje. Wandelaars, fietsers en gemotoriseerden staken er eveneens graag op. Uiteindelijk kregen de beide panden bij de opgang naar de sluizen de functie van woonhuis.

120

AAN DE A2 8


elkaar te scheiden. Over het oud zeer van een eigen Zwolse haven aan de IJssel sprak hij niet, maar het was er wel degelijk geweest. Reeds in 1873 ook, had de stad een poging gedaan om grondgebied van Zwollerkerspel te verwerven, maar zonder succes, evenals in 1930, 1936, 1940 en 1946. Overleg en overzicht waren nodig om versnippering van de groene ruimte te voorkomen en te verhinderen dat industrieën zich elders zouden vestigen. De NV Wavin in Spoolde bijvoorbeeld wilde uitbreiden. Eerst aan de Ruiterlaan, later aan de nieuwe Rondweg op een plaats die grensde aan het bestaande industriegebied Grote Voort. Daarop lag echter nog een agrarische bestemming en wijziging zou waarschijnlijk anderhalf jaar gaan duren. De kans bestond dat beide gemeenten zo achter het net zouden vissen, en dat gebeurde dan ook. De WAVIN – in 1955 opgericht door ir. J.C. Keller, toenmalig directeur van de WMO – vertrok naar Hardenberg, met alle (vooral toekomstige) werkgelegenheid erbij. Wel werd in 1964, niet in de laatste plaats dankzij de inspanningen van Roelen, de Zweedse vrachtwagenfabrikant Scania Vabis binnengehaald, met een assemblagefabriek op de Grote Voort. Aan de verkeersverbindingen moest eveneens hard worden gewerkt, onder andere aan een nieuwe IJsselbrug. De oude brug had met vijftienduizend voertuigen per dag rond 1960 zijn maximale capaciteit wel bereikt.2

Spoolde binnen Zwolle In navolging van zijn voorganger Slager poneerde de in 1963 aangetreden burgemeester mr. W.J.E. Crommelin in een nieuwjaarstoespraak de stelling dat zijn gemeente het allemaal prima aan zou kunnen. Zwollerkerspel ontwikkelde zich namelijk gestaag en liet zich zien ‘als een krachtige, financieel gezonde, moderne randgemeente’, die had bewezen ‘voldoende bestuurskracht te bezitten om de snelle groei van deze streek op te vangen.’ De bevolking was in 1964 toegenomen tot 13.264 personen en dat moesten er ‘spelenderwijs’ toch wel 25.000 – wanneer, zei hij er niet bij – kunnen worden. ‘Als men haar de kans geeft’, voegde hij er veelbetekenend aan toe. Ook hij wist, dat op dit gebied de bestuurlijke beslissingen niet lokaal werden genomen, maar op provinciaal en landelijk niveau: in Zwolle en Den Haag. Ondertussen was de Willemsvaart in 1964 al vrijwel geheel afgesloten en zou deze later deels ook worden gedempt en verlegd. Spoolde moest, verder noordwaarts, een volgende doorsnijding ondergaan in de vorm van het nieuwe Zwolle-IJsselkanaal, dat in december 1964 werd geopend. In januari 1966 ging de kogel door de kerk. Rijk en Provincie waren het erover eens dat Zwolle de kans moest krijgen ‘ongehinderd de vleugels uit te slaan’. Ondanks alle pogingen van Zwollerkerspel, wellicht tegen beter weten in, om de zelfstandigheid te bewaren, werden Zwolle en het grootste deel van de omringende agrarische buurgemeente per 1 augustus 1967 officieel samengevoegd.

1 945- 2 0 2 1

1967: ‘Annexatie’ op de oude IJsselbrug.

121


Willemsvaart 21 Op de plek aan de Willemsvaart 21 waar zich in 2017 projectontwikkelaar Van Wonen vestigde, waren in 1919 de heren G. en A. Schrale van start gegaan met de N.V. Schrale’s Beton- en Aannemings-Maatschappij, al snel bekend als Schrale’s Beton of Schrale Beton. Ontelbare binnenschepen zouden er hun zand en grind komen lossen. 
De jaren van Wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog boden nieuwe kansen. De opdrachten voor het ontwerpen en bouwen van complete (prefab) betonconstructies en gebouwen – flats, kerken, bruggen, energiecentrales – stroomden binnen. Het bedrijf kreeg de naam ‘Zwolsche Betonijzerbouw’, met in de toevoeging een verwijzing naar het verleden, ‘v/h’. Vervolgens werd het onderdeel van de Hollandsche Beton Maatschappij, de latere Hollandsche Beton Groep (HBG), die er een regiokantoor vestigde.
In 1956 gaf Binnert Schröder, de toenmalige directeur van Schrale’s Beton, zoals het bedrijf was blijven heten, opdracht voor de bouw van een nieuw kantoor.

Het oude was namelijk nog altijd gevestigd in een houten opslagloods. De architect die Schröder op het oog had was Gerrit Rietveld, ‘oervader van alle Dutch Design’ en lid van De Stijl, één van de belangrijkste avant-garde kunststromingen van de twintigste eeuw. Enerzijds had die keuze te maken met de moderne uitstraling van het werk, anderzijds met het feit dat Binnert een zoon was van de nauw met de architect verbonden Truus Schröder. (Samen met haar ontwierp Rietveld het naar hen genoemde huis in Utrecht.) 
Het kantoor aan de Willemsvaart werd ontworpen en gebouwd in de periode 1957-1958 en uitgebreid in 1965, het jaar na Rietvelds dood. Het tweede ontwerp was dan ook grotendeels van de hand van andere architecten, onder wie waarschijnlijk zijn zoon Jan. De HBG werd onderdeel van de bouwgroep BAM, maar na een reorganisatie verdween de ‘B’ uit de naamgeving en dus ook letterlijk van de gevel van het kantoor.3

Het kantoor van Schrale Beton aan de Willemsvaart, gebouwd in de jaren 1957-1958.

122

AAN DE A2 8


De woning-annex-winkel in grutterswaren aan de Beukenallee 33 (telefoon 6538), waar Evertje Witteveen-Jonker sinds 1926 de zaken runde. Kort daarna begon haar man Albert een bedrijf in veevoeders en andere artikelen. ‘Boeren en pluimveehouders’, riep hij in 1957 zijn (verhoopte) klanten op in een advertentie in De Stem van Zwollerkerspel – ‘ongedierte-bestrijding langs moderne wegen met U5. Reinigt nu uw kippenhokken van rode en witte luis. Deze reiniging met U5 garandeert u, dat uw hokken 1/2 à 3/4 jaar vrij van luis hebt.’ Desgewenst kon de klant ter plaatse advies krijgen, ook vanuit het filiaal aan de Nieuwe Markt. Later verkaste Albert met zijn bedrijf naar de Meenteweg.

Het vroegere Spoolderpark – in 1946 door dankbare gemeentenaren als ‘laan’ getooid met de naam van hun in dat jaar in Zwolle benoemde burgemeester Jhr Strick van Linschoten – was vanaf 1 augustus 1967 niet langer de grens tussen de stad en haar gordel van groen, maar nog wel tussen de wijk en de buurtschap. De nieuwe Gemeente Zwolle kende een oppervlakte van ruim 10.000 hectare, 20.000 wooneenheden en rond de 73.000 inwoners. Die ruimte was ook nodig, want van Zwolle werd in de genoemde Tweede Nota een grote bijdrage verwacht in het nationale verstedelijkingsproces. Nederland zou volgens verwachting in het jaar 2000 zo’n twintig miljoen inwoners hebben. Via sterk gestimuleerde en versnelde groei zou Zwolle rond de eeuwwisseling moeten zijn uitgegroeid tot een gemeente met 250.000 à (zo duidelijk waren de plannen blijkbaar nog niet) 500.000 inwoners. Deze prognoses moesten worden bijgesteld. De ontwikkelingen gingen door, in hoog tempo. Spoolde bleef een buurtschap, maar zag het wegen­ net door en langs zijn gebied opzwellen en aangroeien, terwijl Zwolle vanuit het oosten naderbij kwam.4

1 945- 2 0 2 1

123


In oktober 1960 verhuisde Auto Palace, een in augustus 1951 gesticht bedrijf van Arthur Reijnen, van de Bloemendalstraat naar de voormalige Ford Garage, aan de Veerallee 60. Deze locatie stond ook toen nog bekend als ‘het gebouw Nijromen’. In januari 1974 volgde een gedeeltelijke verhuizing naar Willemsvaart 18.

Na het vertrek van Garage Schurink, op deze foto rond 1960, van de locatie bij het spoor, was hier onder andere Ep van der Scheer Autolakken te vinden, waarna Kwik-Fit er een vestiging kreeg. Ook de benzinepompen waren, veel eerder al, geplaatst ten behoeve van de mobiliteit. In een ander deel van het ruim bemeten pand vond in mei 2009 Kringloop Zwolle onderdak.

124

AAN DE A2 8


Midden jaren tachtig verrees op de plek van de voormalige Ford-garage het appartementen­ complex Spoolderparkveste.

‘Chef werkplaats de heer B. van Lenthe’. Telefoon na de verhuizing van Auto Palace naar de Willemsvaart 18 in 1975: ‘0520017100. Toestel 10.’

Op de plek waar decennialang de garage van B.J. Schurink was gevestigd, waren anno 2021 andere vormen van mobiliteit te vinden.

Voor de komst van Auto Palace, was Ford Garage Swaagman gevestigd in ‘Gebouw “Nij-Romen”’.

De plaats bij de overgang van het Kamperlijntje, met aan de overkant de Willemskade, voorheen ook Veerallee en links de lege plek waar tot 1999 het (lege) gebouwtje van Station Veerallee was te vinden.

1 945- 2 0 2 1

125


5 1

2 Een blik vanuit de lucht op de Willemsvaart anno 1962 en (1) de Beukenallee, (2) de Spoolderberg, (3) de Veerallee, (4) de Rondweg en (5) het verkeersplein Spoolde. Ook de drie panden naast (6) de Jonge Jan, in de cirkel, zullen verdwijnen, evenals tal van huizen en bedrijven en het K.I.Station in Spoolde. De drie huizen naast de Jonge Jan maken uiteindelijk plaats voor (7) de IJsselallee. Door de weilanden in het noorden gaat (8) de latere A28 lopen, met een nieuw verkeersplein. Verderop zal de snelweg aantakken op de al bestaande Rondweg, waarvoor een nieuwe verbinding wordt gerealiseerd, de Blaloweg. Er is nog volop ruimte voor de uitbreiding in de volgende eeuw van de Veerallee en de komst van (9) de Prinsenpoort, op de plek van het nog niet gebouwde kantoor van ABN-AMRO en de in ontwikkeling zijnde Tuinbouwschool.


4

8 9

6 3 3 7


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.