Vooraf
IJslandvaarders
De rol van vrouwen
vaart naar de Witte Zee Turkse en andere kapers Oorlog en oorlogsellende op de Wadden
schepen, veel kroegen Loodsen Epiloog Noten
register
plaatsnamen
schepen
Vooraf
IJslandvaarders
De rol van vrouwen
vaart naar de Witte Zee Turkse en andere kapers Oorlog en oorlogsellende op de Wadden
schepen, veel kroegen Loodsen Epiloog Noten
register
plaatsnamen
schepen
Al zwerf ik op de baren … Vlielandse zeevaarders van eind 16de tot eind 19de eeuw. In 1978 publiceerde Jan Houter een boekje van 51 pa gina’s met deze titel. De bedoeling van die uitgave was duidelijk: Vlieland leverde in die periode een grote groep zeelieden, die na over de wereld te hebben gezworven, uiteindelijk naar hun eiland terug wilden. De ‘grote wereld’ en de ‘kleine wereld’ kwamen bij elkaar. Dat verdiende in boekvorm vastgelegd te worden.
Later reisden Anne Doedens en Jan Houter samen en apart langs vele bi bliotheken en archieven, onder meer in Londen, Parijs, Brussel, Den Haag, Haar lem, Leeuwarden, Harlingen en Hoorn. Op onderzoek naar de geschiedenis van Vlieland en de andere Waddeneilanden. Nieuwe inzichten en nieuwe verhalen leidden onder meer tot de uitgave van Geschiedenis van de Wadden. Canon van de Waddeneilanden (2015) en andere boeken over dit gebied, dat terecht op de We relderfgoedlijst van UNESCO staat.
Vierenveertig jaar na het verschijnen van Al zwerf ik op de baren … bleek de tijd rijp voor een nieuwe, forsere uitgave, onder een ruimere titel. Een boek dat wel iswaar voortborduurt op hetzelfde thema – de relatie tussen het eiland Vlieland en de scheepvaart – maar nadrukkelijk ook een groter gebied bestrijkt. In dit boek staan ook zeevaarders uit de kustgebieden en andere Waddeneilanden in de schijnwerpers. Er bleek meer dan voldoende verhaalstof te zijn om ons te beper ken tot de Gouden Eeuw.
We brengen in dit boek opnieuw werelden samen: die van de wereldzeeën waarop eilanders en andere zeevarende kustbewoners de globe verkenden, handel dreven en op (wal)vissen jaagden. Maar ook vertellen we over het leven aan boord, de dagelijkse praktijk van zeevarende eilanders en kustbewoners. Een ‘derde wereld’ is die van de achterblijvers: hoe zag hun leven eruit, terwijl de zeevaarders die twee andere werelden beleefden en verkenden? Het leven van de zeelieden van de Wadden is niet uniek, het staat model voor dat van Nederlandse zeevarenden op de vaart binnen Europa.
De geografie van het Waddengebied, voorportaal van Amsterdam en andere Zuiderzeesteden, doorsneden met grote verkeersaders, die zowel in de middel eeuwen als daarna belangrijk waren, bepaalde de geschiedenis van dit door de zeevaart sterk gekleurde deel van de Republiek van de Zeven Verenigde Neder landen. We besteden relatief veel aandacht aan de westelijke Waddeneilanden en met name aan Vlieland. Juist over deze eilanden is veel historisch materiaal over de zeventiende eeuw beschikbaar.
Lang was in de Nederlandse maritieme geschiedenis de aandacht vooral gericht op de Maas, de Schelde en de Zuiderzeehavens; het verhaal van de zeevarenden van de Wadden bleef op de achtergrond. Wie echter de geschiedenis van dit gebied afzet tegen het van oudsher vertelde maritieme verhaal van ons land in de Gouden Eeuw, ziet al snel dat daarin onvoldoende recht wordt gedaan aan de betekenis van het Waddengebied en zijn zeevaarders. Een regio die onlosmakelijk verbonden was met de economie van de Noordelijke Nederlanden, vandaar dat we vergelijkenderwijs nu en dan een uitstapje maken naar andere delen van de Republiek.
Een boek over de geschiedenis van een kleine eeuw zeevaarders uit het Wad dengebied, kan binnen de grenzen van de gekozen omvang onmogelijk compleet zijn. Daarvoor gebeurde er domweg te veel en is er een overdaad aan kleurrijke personen. Het zal de lezer opvallen dat veel verhalen in het midden van de zeven tiende eeuw spelen, in de jaren 1648-1672. Dat is niet zonder reden. Deze periode was het hoogtepunt van de Gouden Eeuw. De inhoud van dit boek maakt echter duidelijk dat voor zeventiende-eeuwse zeevaarders het woord ‘goud’ als ken schets van deze tijd lang niet altijd terecht was. De barre omstandigheden die zij het hoofd moesten bieden, werden lang niet altijd als ‘gouden belevenissen’ erva ren. Een begrip, gemunt door de befaamde historicus A.Th. van Deursen, maakt duidelijk dat er eerder sprake was van zuurverdiend en met grote risico’s verwor ven kopergeld, dan makkelijk aan de zeevaarders toevallend goud. De ongekende hardheid van het zeemansbestaan onderstreept de bijzondere prestaties die deze zeventiende-eeuwers leverden.
We zijn blij dat auteur Liek Mulder de eindredactie op zich nam en uitgever Winnie Urban van Waanders Uitgevers zich inspande om deze uitgave mogelijk te maken. Tot slot danken we Ingrid en Erna dat zij ons de ruimte en tijd gunden om dit bijzondere werk aan te gaan.
Tijdens het schrijven van dit Vooraf ontvingen we op 1 februari 2022 het trieste bericht van het overlijden van Jan Houter. Daarmee viel er een groot gat. Een dier bare vriend en een bevlogen eilandhistoricus is niet meer. Als iemand zich bewust was van het belang van het vertellen van verhalen, met name over geschiedenis, was dat Jan Houter. Naast ondernemer ook oud-archivaris, eindredacteur van Vlieland Magazine en schrijver van talloze historische publicaties over zijn Vlieland. Kenner van de zeevaart en erelid van de KNRM.
Laat dit boek een monument zijn voor een heel bijzonder mens. Jan van Vlie land verdient een ereplaats in de herinnering en het hart van de velen voor wie hij zich inspande.
Anne Doedens en Jan Houter †
In het najaar van 1666 raakte het scheepje Sint Jan in de problemen. Daarover wist de Vlielander stuurman IJsbrand Janssen mee te praten. Op verzoek van zijn schipper Jan Volkaertsz. deed hij zijn verhaal bij de Amsterdamse notaris Jacob Oli.1 Met zijn schip was hij met een lading hout onderweg van het Zuid-Zweedse Karlshamn naar Bordeaux. Bij West-Vlieland belandde hij in een zware storm, het schip ging verloren, zwem mend wist IJsbrand en een aantal opvarenden hun eiland te bereiken. De beman ning vertelde:
‘dat het water al in de kombuis stond toen ze de sloep overboord zetten en daarmee van het schip zijn weggevaren in een poging het vege lijf te redden. Daarna zonk het schip meteen, zonder dat ze er nog iets van konden zien.’2
In datzelfde jaar raasde op 6 en 7 oktober een zware storm over de Noordzee. Sommige schepen raakten in grote problemen. De stuurman en hoogbootsman van de Oostzeevaarder De Jonghe Tobias, Harmen Witjes (47 jaar) en Tjeerd Ittes (32 jaar), lieten met andere opvarenden hun verhaal bij de notaris boekstaven. Ze vertelden, dat ze:
→ Wenceslaus Hollar, Schepen tijdens een storm op de Zuiderzee, 1635. Rijksmuseum, Amsterdam.
‘op de thuisreis, nog in de Oostzee tot drie keer toe zware storm en slecht weer hadden. Daar door waren ze genoodzaakt steeds weer voor anker te gaan. Daarna arriveerden ze voor het Vlie, in het gezelschap van andere schepen – enkele daarvan hadden hun grote mast verloren. Daar kwamen ze opnieuw in een zware storm terecht. Met inspanning van al hun krachten moesten ze het zeil strak houden om te voorkomen dat hun schip aan lagerwal zou geraken. […] Door deze storm is hun schip lek geslagen.’3
Dit zijn slechts twee van de vele voorbeelden van het gevaarlijke leven van zeelieden. Wat deze verhalen verbindt is de Oostzeevaart, de kurk waarop de welvaart van de Gouden Eeuw dreef. Het ‘grote geld’ werd niet zozeer met de handel op Oost-Indië verdiend, maar met de scheepvaart op de ‘Grote Oost’ (de Oostzee), via de Sont, de zeestraat tussen Denemarken en Zweden. De Sont was vanwege de tol de dure flessenhals en tegelijk levensader naar de belangrijk ste handelsregio van de Republiek, de Oostzee. Vandaar ook de benaming van moedernegotie, de moeder van alle handel. De namen van schepen, schippers en lading werden in de Sonttolregisters genoteerd. Ondanks de hindernis die de Sont vormde, was die geen echte barrière; het Oostzeegebied was juist het handels gebied par excellence van de Republiek, de voornaamste toeleverancier voor het economische middelpunt Amsterdam. Die stad aan het IJ was overigens niet altijd de spil in het handelsverkeer tussen Zuid-Europa, Frankrijk en de gebieden rond de Oostzee. De schippers brachten hun lading soms rechtstreeks naar de eindbe stemming, zonder Amsterdam aan te doen.
Al in 1497 voeren 36 schepen onder een Terschellinger schipper door de Sont. Omstreeks 1650 passeerden jaarlijks meer dan vijfhonderd keer schippers van hetzelfde eiland deze zeestraat. De bloei van Vlieland begon juist daarna, dit kleine eiland overvleugelde toen zelfs het buureiland. Beide eilanden profiteerden sterk van de vaart naar het Baltische gebied. Gezien de geografische ligging van de Wadden is het niet vreemd dat we veel schippers uit deze contreien juist op de Oostzeevaart aantreffen.
De totale beschikbare scheepsruimte van de Republiek voor vervoer binnen Europa bedroeg 930.000 ton. In de eerste helft van de zeventiende eeuw werd die vermoedelijk voor veertig procent ingezet voor de vaart op de Oostzee, ook daarna bleef dat percentage hoog. In 1636 had de Republiek ongeveer 1.750 sche pen voor Europees verkeer in de vaart, met een gezamenlijke beladingscapaciteit van zo’n 310.000 ton. Gemiddeld voeren ze driemaal per jaar uit. De waarde van de Oostzeehandel bedroeg toen honderdvijftig miljoen euro gerekend in moder ne koopkracht, terwijl de handel met Noord-Duitsland bleef steken op 22 miljoen euro en die op Noorwegen en Noord-Rusland op zo’n zestien miljoen euro. Der gelijke bedragen krijgen meer betekenis als men zich realiseert dat een Hollandse arbeider in de zeventiende eeuw gemiddeld niet meer dan een gulden per dag verdiende. Dat geld ging voor het overgrote deel op aan uitgaven voor bier en roggebrood, het volksvoedsel bij uitstek.
Belangrijke handelsproducten uit het Oostzeegebied waren graan, hout voor de scheepsbouw, ijzer voor geschut, stokvis, pelzen, barnsteen, zout, Zweeds kruit,
→ Jan Luyken, Vertrek en de terugkomst van een zeeman, 1709. Rijksmuseum, Amsterdam.
Uitgave
Waanders Uitgevers, Zwolle
Auteurs Anne Doedens en Jan Houter
Redactie Liek Mulder
Ontwerp Frank de Wit
Lithografie Benno Slijkhuis, Wilco Art Books
Druk Wilco Art Books, Amersfoort
© 2022 Waanders Uitgevers b.v., Zwolle en de auteurs
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder vooraf gaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten van de illustraties volgens wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
→ Voorplat: Johannes Loots, Nieuwe Paskaart van alle de Watten, 1707. Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.
→ Achterplat: Moses ter Borch, Staande jonge zeeman, in of na 1660. Rijksmuseum, Amsterdam.
Zonder zeelieden was er geen Gouden Eeuw geweest. Zonder hen geen handelsvaart en visserij. Dit boek gaat over die zeevarenden, vooral afkomstig van de Wadden, wier belevenissen exemplarisch zijn voor die van de zeelieden van de Republiek. Wie waren zij, de opvarenden van de Oostzeevaarders, de IJslandvaarders, de walvisvaarders en alle anderen die op de Noordzee, in het Hoge Noorden en op de Oostzee en de Middellandse Zee actief waren? Ze konden slachtoffer worden van de woeste elementen, van kaperij, piraterij en oorlogsgeweld. Hoe was hun lot als ze slaaf werden gemaakt?
In dit boek komen niet alleen de aspecten van het zeemansleven aan bod, maar wordt ook ingegaan op de rol van vrouwen en op het leven van de achterblijvende gezinnen. Anne Doedens en Jan Houter vertellen aan de hand van getuigenissen uit Amsterdamse notariële archieven een boeiend verhaal over die mannen die meer dan driehonderd jaar geleden het ruime sop kozen.