‘Hemons werken hebben iets van die van Nabokov in zich. Uitzonderlijk. Aangrijpend. Een ongelooflijk talent.’ James Wood, The New Yorker
aleksandar hemon
het boek van mijn levens karaat
‘Het boek van mijn leven’ – een verhaal uit:
Aleksandar Hemon Het boek van mijn levens Vertaald uit het Engels door Charles Bors en Mauro Veen
karaat
Eerste druk oktober 2015 Oorspronkelijke titel The Book of My Lives Copyright © Aleksandar Hemon Deze uitgave kwam mede tot stand door bemiddeling van literair agentschap The Marsh Agency Ltd. te Londen Copyright Nederlandse vertaling © Charles Bors, Mauro Veen en Uitgeverij Karaat, Amsterdam Vormgeving Studio de la Rúa Omslagfoto Spelende hond in Chicago © Paul Moody / Getty Auteursfoto © Beowulf Sheehan Het boek van mijn levens : isbn 978 90 797 7019 9 / nur 302 www.uitgeverijkaraat.nl
Het boek van mijn leven
Professor Nikola Koljević had de lange, slanke vingers van een pianospeler. Hoewel hij inmiddels een literatuurprofessor was – hij was eind jaren tachtig mijn docent op de Universiteit van Sarajevo –, had hij zich als student in leven gehouden door in de jazzcafés van Belgrado als pianist te werken. Hij had zelfs optredens gehad als lid van een circusorkest – daar zat hij aan de rand van de arena, zo stelde ik me voor, met een tragedie van Shakespeare boven de toetsen opengeslagen, hij strekte zijn vingers, negeerde de leeuwen, wachtte het moment af dat de clowns het podium betraden. Professor Koljević gaf een module in poëzie en literatuurkritiek, waarvoor we poëzie lazen met een kritische inslag – de New Critic Cleanth Brooks was zijn patroonheilige. Tijdens zijn lessen leerden we hoe we de intrinsieke eigenschappen van een literaire tekst moesten analyseren, en de politieke visie en de levensloop van de schrijver en alle andere dingen die zich buiten de tekst ophielden buiten beschouwing moesten laten. De meeste andere docenten gaven hun lessen zonder passie, sommige zelfs hooghartig; bezeten door de demonen van de schoolse verveling eisten ze niets bijzonders van ons. Tijdens professor Koljević’ lessen pakten we daarentegen gedichten uit alsof het kerstcadeautjes waren, en vulde de solidariteit van de gemeenschappelijke ontdekkingen
3
het kleine, hete kamertje op de bovenste verdieping van de filosofiefaculteit. Hij was ongelooflijk belezen. Vaak citeerde hij Shakespeare in het Engels uit zijn hoofd, wat altijd indruk op me maakte; ook ik wilde iets gelezen hebben wat ik met gemak kon citeren. Hij gaf ook een module essays schrijven – de enige schrijfcursus die ik ooit gedaan heb – waar we de klassieke essayisten lazen, beginnend met Montaigne, en daarna een poging deden om wat ogenschijnlijk-verheven gedachten te produceren en in plaats daarvan met stuntelige nabootsingen op de proppen kwamen. Toch was het vleiend dat hij het in de verste verte zelfs maar mogelijk vond dat we iets zouden kunnen schrijven wat tot hetzelfde universum als dat van Montaigne zou kunnen behoren. Het gaf ons het gevoel dat we persoonlijk uitgenodigd waren om deel te nemen aan de fijne, lieflijke aangelegenheid die literatuur was. Op een dag vertelde professor Koljević ons over het boek dat zijn dochter op haar vijfde was beginnen te schrijven. Ze had het ‘Het boek van mijn leven’ genoemd, maar ze had alleen maar het eerste hoofdstuk geschreven. Haar idee was om af te wachten tot ze iets meer leven opgespaard had, vertelde hij ons, voor ze aan hoofdstuk 2 zou beginnen. Wij, die ook nog altijd maar in onze eerste hoofdstukken bezig waren, lachten, ons niet bewust van de kwaadaardige plots die overal om ons heen op volle snelheid gesmeed werden. Nadat ik geslaagd was, belde ik professor Koljević op om hem te bedanken voor wat hij me geleerd had, voor de introductie in de wereld die veroverd kon worden door te lezen. In die tijd was hem bellen een moedige daad voor een student die altijd ontzag had gehad voor
4
zijn professor, maar hij raakte niet geïrriteerd. Hij nodigde me uit voor een avondlijke wandeling langs de rivier de Miljacka, en als vrienden en gelijken bespraken we de literatuur en het leven. Onder het lopen legde hij zijn arm over mijn schouder, zijn vingers knepen als haken terwijl hij zich aan me vastklampte, want ik was aanzienlijk langer dan hij. Het was ongemakkelijk, maar ik zei niets. Op een manier die ik als vleiend opvatte, had hij een grens overschreven, en ik wilde die intimiteit niet ongedaan maken. Niet lang na onze wandeling begon ik te werken als redacteur voor Naši dani. Ongeveer in dezelfde periode werd professor Koljević een van de hoogstgeplaatste leden van de Servische Democratische Partij (sds), een kwaadaardige nationalistische organisatie waarvan Karadžić aan het hoofd stond, een talentloze dichter die voorbestemd was om ’s werelds meest gezochte oorlogscrimineel te worden. Ik woonde sds-persconferenties bij en hoorde Karadžić’ brullende paranoia en racisme aan, zijn imponerende hoofd doemde op aan onze horizon: groot, kubusvormig, bekroond met weerbarstige grijze manen. En professor Koljević was er dan ook, naast Karadžić gezeten: klein, plechtig, en academisch, met een grote jampotbril op, een tweed jasje met suède elleboogstukken aan, zijn lange vingers losjes voor zijn gezicht in elkaar geslagen, alsof ze waren blijven hangen in iets tussen een gebed en een applaus in. Na afloop zou ik op hem aflopen en hem begroeten, plichtshalve, in de aanname dat we nog altijd de liefde voor boeken deelden. ‘Houd je hierbuiten,’ adviseerde hij me. ‘Houd het bij literatuur.’ In 1992, toen de Servische aanval op Bosnië en de
4
belegering van Sarajevo begonnen, bevond ik me in de Verenigde Staten. Veilig in Chicago zag ik Servische scherpschutters mikken op de knieën en enkels van een man die probeerde weg te komen bij een vrachtwagen die door een raket was geraakt. Op de voorpagina van kranten en tijdschriften zag ik uitgeteerde gevangenen in Servische kampen, en de doodsbange gezichten van mensen die door de scherpschutterslaan renden. Ik keek toe hoe de bibliotheek van Sarajevo in geduldige, weloverwogen vlammen opging. De duivelse ironie van de dichter (hoe slecht hij ook geweest was) en de literatuurprofessor die de vernietiging van honderdduizenden boeken op hun geweten hadden ontging me niet. In journaaluitzendingen ving ik af en toe een glimp op van professor Koljević, staand naast Karadžić, die altijd bezig was met het ontkennen van iets – wat er gebeurde was voor hem óf ‘zelfverdediging’ óf het had helemaal niet plaatsgevonden. Heel af en toe praatte professor Koljević zelf met de journalisten, hij lachte de vragen over verkrachtingskampen weg, of ontweek alle beschuldigingen van Servische misdaden door ze te benoemen als al die ongelukkige dingen die in elke ‘burgeroorlog’ plaatsvinden. In The Troubles We’ve Seen, een documentaire van Marcel Ophüls over buitenlandse journalisten die verslag deden van de oorlog in Bosnië, spreekt professor Koljević – erin opgevoerd als ‘een Servische Shakespeare-deskundige’ – met een bbc-verslaggever, en in onberispelijk Engels gebruikt hij slinkse bewoordingen en omschrijft het geluid van Servische mortiergranaten die in de verte op Sarajevo vallen als de rituele viering van het orthodoxe kerstmis. ‘Kennelijk,’ zei hij, ‘vinden Serviërs het aangenaam om dit te
6
doen.’ Hij glimlachte terwijl hij dit zei, ogenschijnlijk genoot hij van zijn eigen slimheid. ‘Maar het is nog helemaal geen kerstmis,’ merkte de bbc-verslaggever op. Ik raakte gebiologeerd door professor Koljević. Steeds maar weer probeerde ik het eerste moment vast te stellen dat ik zijn genocidale neigingen had kunnen doorzien. Door schuldgevoelens geplaagd dacht ik terug aan zijn lessen en de gesprekken die we hadden gehad, alsof ik in de as zocht – de as van mijn bibliotheek. Ik ontlas boeken en gedichten waar ik vroeger van hield – van Emily Dickinson tot Danilo Kiš, van Frost tot Tolstoj –, ontleerde de manier waarop hij me geleerd had ze te lezen, want ik had het moeten weten, ik had er aandacht aan moeten besteden. Ik was besmeurd geraakt door al dat close reading, daardoor beïnvloedbaar geraakt en er niet van op de hoogte geweest dat mijn lievelingsdocent betrokken was bij het smeden van een uitzonderlijke misdaad. Maar wat eenmaal gebeurd is, kan niet meer ongedaan gemaakt worden. Nu lijkt het me duidelijk dat zijn kwaad een veel grotere invloed op me heeft gehad dan zijn literaire visie. Ik probeerde dat waardevolle, jeugdige deel in mij uit te roeien en weg te snijden, het deel dat had geloofd dat je je aan de geschiedenis kon onttrekken en in het comfort van de kunst bescherming voor het kwaad kon vinden. Waarschijnlijk is mijn schrijven door professor Koljević doordrongen van een prikkelbaar ongeduld voor bourgeois gebabbel, of jammerlijk besmet met een hulpeloze woede waar ik niet vanaf kan komen. Tegen het einde van de oorlog viel professor Koljević uit de gratie bij Karadžić en werd gedegradeerd uit het domein van de macht. Hij bracht zijn tijd drinkend
7
door, nu en dan gaf hij een interview aan een buitenlandse journalist, waarin hij afgaf op de verschillende onrechtvaardigheden die het Servische volk in het algemeen en hemzelf in het bijzonder waren aangedaan. In 1997 schoot hij zich door zijn Shakespeareaanse hersenen. Hij moest twee keer vuren, zijn lange pianovingers aarzelden kennelijk op de omslachtige trekker.
8
‘Het boek van mijn levens is met de pure kracht van menselijkheid geschreven. Het zal u laten nadenken, lachen, huilen en uw eigen leven in ogenschouw nemen. Heeft u nog nooit iets van Aleksandar Hemon gelezen, bereidt u zich er dan op voor dat uw wereldbeeld straks veranderd is.’ Jonathan Safran Foer
De titels van Uitgeverij Karaat:
Peter Ackroyd, Edgar Allan Poe. De biografie Conrad Aiken, Preludes voor Memnon. Poëzie Dino Buzzati, De beroemde bereninvasie van Sicilië. Roman Charles D’Ambrosio, Het dodevissenmuseum. Verhalen F. Scott Fitzgerald, Bedankt voor het vuurtje. Verhaal F. Scott Fitzgerald, Een dag in mei. Novelle Aleksandar Hemon, Het boek van mijn levens. Memoires Joep Kuiper, Varen vandaan. Poëzie Valeria Luiselli, De geschiedenis van mijn tanden. Roman Valeria Luiselli, De gewichtlozen. Roman Valeria Luiselli, Valse papieren. Narratieve essays Cesare Pavese & Bianca Garufi, Het grote vuur. Roman Donald Ray Pollock, Al die tijd de duivel. Roman Donald Ray Pollock, Knockemstiff. Roman in achttien verhalen Evelio Rosero, 34 zeer korte verhalen en een vogelkat. Zkv’s Alejandro Zambra, Bonsai. Roman Alejandro Zambra, Het verborgen leven van bomen. Roman Alejandro Zambra, Manieren om naar huis terug te keren. Roman Alejandro Zambra, Mijn documenten. Verhalen Alejandro Zambra, Mudanza: een verhuisbericht. Gedicht