‘Een onverwachte stem, een nieuw landschap. Een sober, riskant, Camanchaca verontrustend en verrassend boek.’ Alejandro Zambra
diego zúñiga
camanchaca roman | karaat
5
diego zúñiga
Vertaald door Merijn Verhulst
karaat Amsterdam 2017
Eerste druk mei 2017 Oorspronkelijke titel Camanchaca, verschenen in 2009 bij La Calabaza del Diablo, Santiago de Chile; in 2012 heruitgegeven door Random House Mondadori s.a., Santiago de Chile Copyright © 2009, Diego Zúñiga Deze uitgave kwam tot stand door bemiddeling van Indent Literary Agency te New York Copyright Nederlandse vertaling © 2017, Merijn Verhulst en Uitgeverij Karaat, Amsterdam Ondersteuning Agencia cultural Melquíades Tekstredactie Marieke de Groot Omslagontwerp Studio de la Rúa Omslagfoto © Getty / Ksenia ‘Xura’ Ragozina Afbeelding achterplat © Proyecto tsp (ieci-efc) Auteursfoto © Lorena Palavecino www.uitgeverijkaraat.nl Camanchaca: isbn 978 90 797 7033 5 / nur 302
De eerste auto die mijn vader had was een Ford Fairlane uit 1971, die hij op zijn vijftiende verjaardag van mijn grootvader kreeg. De tweede was een loodkleurige Honda Accord uit 1985. De derde was een azuurblauwe bmw 850i uit 1990, waarmee hij mijn oom Neno doodreed. De vierde een rookkleurige Ford Ranger, de pick-up waarmee we nu de Atacama doorkruisen.
4
Mijn ouders scheidden toen ik vier was. Nu ben ik twintig. Ik woon bij mijn moeder, in Santiago. Hij is in Iquique gebleven, bij zijn nieuwe familie. We zien elkaar nog wel eens wanneer hij hier is voor zaken. Dan haalt hij me op om kleren te kopen of vraagt me mee om met hem en zijn nieuwe vrouw wat dozen te halen. Ik klim in zijn pick-up, doe de oordopjes van mijn mp3-speler in en ga met hem mee.
4
Nu zegt hij dat we naar Tacna moeten, dat als ik nu niet ga, ik straks geen tanden meer heb, dat hij een tandarts kent die ze wellicht kan redden. Hij vertelt me dit en zijn zoon van tien, die achter in de bus zit, lacht hardop en zegt iets wat ik niet begrijp. Hij lacht en de vrouw van mijn vader zegt: Eduardito, hou je mond, maar hij houdt maar niet op met lachen.
6
Mijn moeder is haar tanden al kwijt. Ze heeft een kunstgebit moeten laten maken. Soms gaat ze naar de keuken, opent het kistje waarin ze haar speciale crème bewaart, draait zich om en doet haar bovenste tanden in. Ik bekijk de reflectie van haar gezicht in het keukenraam en zeg niets. Daarna draait ze zich weer terug en dan heeft ze de bovenste helft van haar kunstgebit in. De onderste helft gebruikt ze niet. Ze zegt dat die haar pijn doet, dat ze er niet van kan slapen.
7
De vrouw van mijn vader heet Nancy. Mijn moeder zegt dat ze op de Avenida Thompson stopte en dat ze daar mijn vader ontmoet heeft. Soms voel ik de drang om haar ernaar te vragen. Nu ik haar in de achteruitkijkspiegel bekijk, terwijl ze me een beker frisdrank aanbiedt, komt in me op dat ik het haar kan vragen. Vragen of het klopt dat ze op de Avenida Thompson is gestopt. Ik kijk haar aan. Ze glimlacht. Ze toont me haar perfecte glimlach en ik schud mijn hoofd. Daarna doe ik mijn oordopjes weer in en richt mijn blik op de snelweg.
8
Voorafgaand aan de reis stak mijn moeder me de lijst toe van spullen die hij voor me moet kopen: jas, broeken, gympen, overhemden, ondergoed en sokken. Ze zei me van mijn vader te eisen dat hij merkspullen koopt, kleren die het hele jaar meegaan. Ze drukte het me op het hart. En toen ik haar belde vanuit Coquimbo, waar we overnachtten, herhaalde ze opnieuw dat ik niet mocht vergeten hem te zeggen dat hij die spullen voor me moet kopen. En ik zei ja, dat ik het hem zou zeggen, terwijl ik me voorstelde hoe ik in het winkelcentrum van Iquique simpelweg de kleren zou kopen die me pasten, en hoe ik mijn vader zou vragen of hij een trainingspak voor me kon kopen, of hij dat overhemd voor me kon kopen, om daarna te horen van nee, het is te duur, je kunt beter een ander zoeken. En hoe ik het kleedhokje in zou gaan om te zien of het t-shirt dat in de aanbieding is past, en zou overwegen of de broek die op dat moment twee voor de prijs van ĂŠĂŠn is mogelijk wel zou passen als ik een paar kilo kwijtraak voor ik weer in Santiago ben.
9
Nadat Diego Zúñiga (1987) voor een ongepubliceerde roman de Premio Roberto Bolaño voor jonge schrijvers ontving, debuteerde hij in 2009 met de bejubelde en bekroonde roman Camanchaca. In 2015 volgde een tweede roman, Racimo, en in 2016 een verhalenbundel, Niños héroes. Kort werk verscheen onder andere in Rolling Stone, Qué Pasa en El Mercurio. Voor zijn literaire werk ontving hij verder de Premio Juegos Literarios Gabriela Mistral en de literatuurprijs van de Chileense raad voor de cultuur. Diego Zúñiga woont en werkt in Santiago.
10 2