Alejandro Zambra - Manieren om naar huis terug te keren - eerste hoofdstukken

Page 1


De eerste drie hoofdstukken uit

Manieren om naar huis terug te keren van

Alejandro Zambra roman

Vertaald uit het Spaans door Luc de Rooy

k a r a at


Manieren om terug te keren verscheen in oktober 2012 in de vertaling van Luc de Rooy. Oorspronkelijke titel Formas de volver a casa Copyright Š 2011 Alejandro Zambra en Anagrama S.A., Barcelona Omslagontwerp AndrÊ da Loba Foto auteur Alexandra Edwards www.uitgeverijkaraat.nl Manieren om naar huis terug te keren: isbn 978 90 797 7007 6 / nur 302


i secundaire personages

Ooit ben ik verdwaald. Toen ik zes of zeven was. Ik lette niet op en opeens zag ik mijn ouders niet meer. Ik schrok maar liep meteen verder en kwam zelfs als eerste bij ons huis aan – mijn ouders waren wanhopig naar me op zoek, maar ik dacht die middag dat zij verdwaald waren geraakt. Dat ik de weg terug naar huis wel kende en zij niet. Je hebt een andere route genomen, zei mijn moeder later, haar ogen nog vochtig van de tranen. Jullie hebben juist een andere route genomen, dacht ik, maar ik zei het niet hardop.

4


Mijn vader keek me aan vanuit zijn zetel. Onaangedaan. Soms denk ik dat hij altijd daar heeft gezeten, in gedachten verzonken. Maar misschien dacht hij nergens aan. Misschien sloot hij alleen maar zijn ogen en begroette het heden kalm en berustend. Maar die avond sprak hij: goed gedaan, zei hij, je hebt de tegenspoed overwonnen. Mijn moeder keek hem wantrouwend aan, maar hij ging verder met het aaneenrijgen van een verwarde toespraak over de tegenspoed. Ik ging in de fauteuil tegenover hem liggen en deed of ik sliep. En ik hoorde ze op hun gebruikelijke manier ruziemaken. Zij zei vijf zinnen en hij antwoordde met ĂŠĂŠn woord. Soms zei hij afkappend: nee. Soms zei hij, net niet schreeuwend: onzin. En heel af en toe, net als de politie: negatief. Die avond droeg mijn moeder me naar bed en zei, misschien wel omdat ze wist dat ik niet sliep, dat ik aandachtig, nieuwsgierig naar haar luisterde: je vader heeft gelijk. Nu weten we tenminste dat je niet zult verdwalen. Dat je in je eentje op straat de weg terug kunt vinden. Maar je moet je beter op de route concentreren. Je moet sneller lopen. Ik gehoorzaamde. Voortaan liep ik sneller. Zo snel dat Claudia me, een paar jaar later, de eerste keer dat ik met haar sprak, vroeg waarom ik zo snel liep. Ze volgde, bespioneerde me al dagen. We hadden elkaar kort ervoor ontmoet, in de nacht van de aardbeving, op 3 maart 1985, maar toen hadden we niets tegen elkaar gezegd.

5


Claudia was twaalf en ik negen, waardoor onze vriendschap eigenlijk onmogelijk was. Maar toch werden we vrienden, of iets wat erop lijkt. We praatten veel. Soms denk ik dat ik dit boek alleen maar schrijf om me die gesprekken te herinneren.

6


In de nacht van de aardbeving was ik bang, maar op de een of andere manier genoot ik ook van wat er gebeurde. In de voortuin van een van de huizen zetten de volwassenen twee tenten op, zodat de kinderen konden slapen. In het begin leverde het nogal wat gedoe op, want we wilden allemaal in het iglotentje slapen, omdat dat toen nog iets nieuws was, maar uiteindelijk werd het aan de meisjes gegeven. Wij sloten ons in de andere tent op en begonnen in stilte ruzie te maken, want dat deden we wanneer er geen ouders bij waren:

7


elkaar uitgelaten en vinnig slaan. Maar het roodharige jongetje liep al meteen een bloedneus op en daardoor moesten we een ander spel bedenken. Iemand stelde voor onze testamenten op te maken, en aanvankelijk vonden we het een goed idee, maar al snel kwamen we erachter dat het geen zin had, want als er een nog zwaardere aardbeving zou komen, zou dat het einde van de wereld betekenen, en dan zou er niemand meer zijn aan wie we onze spullen konden nalaten. Daarna stelden we ons voor dat de aarde een hond was die zich uitschudde en dat de mensen als vlooien de ruimte in werden geslingerd, en we zagen dat beeld zo duidelijk voor ons dat we er de slappe lach van kregen, en slaap. Maar ik wilde niet slapen. Ik was nog nooit zo moe geweest, maar het was een nieuw soort vermoeidheid, een die pijn deed aan mijn ogen. Ik besloot dat ik de hele nacht wakker zou blijven en ik probeerde de iglotent binnen te sluipen om met de meisjes verder te kunnen praten, maar het dochtertje van de agent liet me niet binnen omdat ze zei dat ik hen wilde verkrachten. Ik wist niet goed wat verkrachten was en ik beloofde dat ik dat niet met ze zou doen, dat ik alleen maar naar ze wilde kijken, maar zij lachte baldadig en antwoordde dat verkrachters dat ook altijd zeiden. Dus bleef ik buiten en moest aanhoren dat ze speelden dat de poppen de enige overlevenden waren – ze probeerden hun eigenaressen met een por weer tot leven te brengen en braken in gejammer uit toen ze merkten dat ze dood

8


waren, al was er één pop bij die vond dat het zo misschien wel beter was, omdat ze het menselijke ras altijd al walgelijk had gevonden. Vervolgens streden ze om de macht, en al leek het een eindeloze discussie te worden, er werd toch snel overeenstemming bereikt, want tussen alle poppen zat maar één echte Barbie. En die won. Ik vond een strandstoel tussen het puin en liep timide naar het vuur dat de volwassenen hadden gemaakt. Ik vond het vreemd alle buren, misschien wel voor het eerst, samen te zien. Ze keken samenzweerderig naar elkaar en spoelden de angst met een paar glazen wijn weg. Iemand kwam een oude houten tafel brengen en gooide die op het vuur alsof het niets was – waarom gooi je niet ook de gitaar erop, zei mijn vader, en iedereen lachte, zelfs ik, een beetje verbluft omdat mijn vader normaal gesproken nooit grappen maakte. Meteen daarna kwam Raúl, de buurman, met Magali en Claudia. Dit zijn mijn zus en mijn nichtje, zei hij. Na de aardbeving was hij ze gaan zoeken, en hij was nu pas teruggekeerd, zichtbaar opgelucht.


Raúl was de enige in de wijk die alleen woonde. Ik vond het moeilijk me voor te stellen dat iemand alleen kon leven. Ik dacht dat alleen leven een soort straf of ziekte was. De ochtend dat hij hier met een matras boven op zijn Fiat 500 aan kwam rijden, vroeg ik mijn moeder wanneer de rest van zijn familie zou komen, en zij antwoordde begripvol dat niet iedereen een familie had. Ik vond meteen dat we hem moesten helpen, maar naderhand begreep ik tot mijn verbazing dat mijn ouders er weinig voor voelden Raúl te helpen, dat ze meenden




dat het niet nodig was, dat ze zelfs een soort weerzin ten opzichte van die magere, zwijgzame man voelden. We waren buren, we deelden een muur en een ligusterheg, maar er gaapte een enorme kloof tussen ons. In de nieuwbouwwijk werd gezegd dat Raúl christendemocraat was en dat vond ik interessant. Het is moeilijk uit te leggen waarom een jongen van negen het interessant vond dat iemand christendemocraat was. Misschien dacht ik dat er een verband bestond tussen het christendemocraat zijn en de verdrietige situatie van het alleen wonen. Ik had mijn vader nooit met Raúl zien praten, daarom was ik er erg van onder de indruk dat ze die avond samen een sigaret rookten. Ik dacht dat ze het over zijn eenzaamheid hadden, dat mijn vader onze buurman adviezen gaf om zich over die eenzaamheid heen te zetten, al wist hij daar vast en zeker niet heel veel over te vertellen. Ondertussen omhelsde Magali Claudia, in een hoekje iets terzijde van de groep. Ze leken zich niet erg op hun gemak te voelen. Uit beleefdheid, maar misschien ook wel om haar een streek te leveren, vroeg een buurvrouw aan Magali wat ze voor de kost deed, en zij antwoordde meteen, alsof ze de vraag verwacht had, dat ze docente Engels was. Het was al laat geworden en ik werd naar bed gestuurd. Met tegenzin probeerde ik een plek te vinden in de tent. Ik was bang dat ik in slaap zou vallen, maar ik vond afleiding in het luisteren naar de stemmen die opgingen in de nacht. Ik begreep dat Raúl de vrouwen




was gaan wegbrengen, want nu begonnen ze over hen te roddelen. Een stem zei dat het meisje raar was. Ik had haar helemaal niet raar gevonden. Ik had haar juist mooi gevonden. En de vrouw, zei mijn moeder, leek helemaal niet op een docente Engels – ze had de uitstraling van een doodgewone huisvrouw, voegde een andere buurman eraan toe, en zo gingen ze nog even op een lacherige toon verder. Ik dacht aan het gezicht van een docente Engels, aan hoe het gezicht van een docente Engels eruit moest zien. Ik dacht aan mijn moeder, aan mijn vader. Ik dacht: wat voor een gezicht hebben mijn ouders. Maar ouders hebben eigenlijk nooit echt een gezicht. We leren nooit goed naar ze te kijken.




Alejandro Zambra (Santiago, 1975) wordt beschouwd als een van de belangrijkste Latijns-Amerikaanse auteurs van de huidige generatie. Hij publiceerde verhalen, poĂŤzie, essays en de internationaal bekroonde romans Bonsai en Het verborgen leven van bomen. Manieren om naar huis terug te keren is zijn derde roman.


De titels van Uitgeverij Karaat: Peter Ackroyd, Edgar Allan Poe. De biografie Charles D’Ambrosio, Het dodevissenmuseum. Verhalen F. Scott Fitzgerald, Bedankt voor het vuurtje. Verhaal F. Scott Fitzgerald, Een dag in mei. Novelle Valeria Luiselli, De gewichtlozen. Roman Valeria Luiselli, Valse papieren. Narratieve essays Cesare Pavese & Bianca Garufi, Het grote vuur. Roman Donald Ray Pollock, Al die tijd de duivel. Roman Luc de Rooy & Annick Vandorpe, Een vreemd soort melancholie. Over Alejandro Zambra. Essay Alejandro Zambra, Bonsai. Roman Alejandro Zambra, Het verborgen leven van bomen. Roman Alejandro Zambra, Manieren om naar huis terug te keren. Roman Alejandro Zambra, Mudanza: een verhuisbericht. Gedicht


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.