2
Ionladingen van de elementen
Je leerde al dat de ionlading van een element af te leiden is uit de positie op het periodiek systeem. Alle elementen streven naar een edelgasconfiguratie en gaan daarom ofwel elektronen afstaan (positieve ionlading) of opnemen (negatieve ionlading). Je leerde dat: alkalimetalen
ionlading 1+
elementen uit groep IIa
aardalkalimetalen
ionlading 2+
elementen uit groep IIIa
aardmetalen
ionlading 3+
elementen uit groep IVa
C-groep
ionlading 4+
elementen uit groep Va
N-groep
ionlading 3-
elementen uit groep VIa
O-groep
ionlading 2-
halogenen
ionlading 1-
elementen uit groep VIIa
IN
elementen uit groep Ia
Maar wat met de overgangselementen? Je leerde dat de overgangselementen ionlading 2+ hebben, maar hun naam zegt het zelf: die elementen durven al eens overgaan naar een andere lading. Bijvoorbeeld:
— Koper zal voorkomen als Cu2+ en Cu+.
N
— IJzer komt dan weer voor als Fe2+ en Fe3+.
Voor die elementen zul je dus in de naam moeten verduidelijken over welk ion het gaat. Er zijn ook een paar niet-overgangselementen met verschillende mogelijke ionladingen, elementen die dus afwijken van de kolomregel hierboven. Lood en tin zijn daarvan voorbeelden. Waarom dat sommige elementen in ‘afwijkende’ ionladingen voorkomen, leer je in de derde graad. We sommen
VA
de belangrijkste elementen die meerdere ionen vormen, waarbij je dus goed moet opletten bij de naamgeving van de stoffen, even op in een tabel: Element
Mogelijke ionlading
Fe , Fe
lood Pb
Pb4+, Pb2+
koper Cu
Cu2+, Cu+
tin Sn
Sn4+, Sn2+
zilver Ag
Ag+
©
ijzer Fe
2+
3+
TIP
Ook zilver (Ag) wijkt als overgangselement af van de 2+ ionlading. Zilver vormt altijd een 1+ ion, maar omdat het element dus maar 1 mogelijke ionlading heeft, zorgt dat niet voor extra moeilijkheden bij de naamgeving.
12
THEMA 01
HOOFDSTUK 1