Ntc 4tso leerwerkboek a inhoudsopgave

Page 1

Aan de slag met Hoe zit een les in elkaar? Dit leerwerkboek bestaat uit acht delen, die je ook terugvindt in de uitgebreide inhoudsopgave op p. 5-8.

Vraag 21 Laat jij over je heen lopen? Over assertiviteit

De leerstof vertrekt telkens van een prikkelende vraag. De ondertitel geeft duidelijkheid over de inhoud van de les. In totaal zijn er 62 vragen. Bij het begin van elke vraag vind je een overzicht van de verschillende lesonderdelen. Opdracht 9

Je zit in de bioscoop en achter je zitten twee mensen onophoudelijk te praten. Je ergert je daaraan, maar durft hen niet aan te spreken. Voor een groepswerk worden de taken verdeeld en jij krijgt duidelijk het meeste werk. Je vindt dat niet leuk, maar zegt er niks over. Heb jij soms ook het gevoel dat je over je heen laat lopen? Het is niet leuk om mensen op hun gedrag aan te spreken, maar toch kan zo’n gesprek op een aangename en beleefde manier verlopen. Dan moet je het wel op een assertieve manier aanpakken.

1 Doe de test! 2 Wat is assertief reageren? 3 Doe jij het met flair? Noteer of volgende uitdrukkingen letterlijk (L) of figuurlijk (F) bedoeld 4 Enkele tips zijn en noteer er de juiste betekenis bijhet zoals in het voorbeeld. 5 Doe met flair!

Bv. een vuile wedstrijd F; een waaringeen vals wordt Opdracht 4 Alinea een, twee en vier vanwedstrijd tekst 2 hebben titel. Kies voor die drie alinea’s een

passende tussentitel uit gespeeld de zes suggesties. Noteer in kernwoorden waarover de alinea gaat. 1 Doe de test!

Opdracht jij voor jezelf op en opAlinea welkehebt. manier jij dat?nodige Of laat je eerderinformatie over je heen lopen en zit je daarna Een icoontje leidt je naar opdrachten waar je1deKompc voor nodig Alle vind je op Tussentitel nr. doe Kernwoorden met de gebakken peren? Wil je weten hoe assertief je bent? Doe dan deze assertiviteitstest. www.knooppunt.net. 1 een zoet kind: Bewuste gamers! Beantwoord de vragen eerlijk en omcirkel het antwoord dat het best bij jou past.

2 een stalen spijker: Dood en vernieling! Af en toe vind je een verwijzing naar het vademecum staat 3 Als ik iemand moetDaar aanspreken op zijn belangrijke 1 Als ik eenachteraan conflict heb gehad, in het leerwerkboek. gedrag, kan ik niet goed slapen. 3 zachte boter: informatie over spelling, literatuur en poëzie gebundeld. Geen reactie … zal ik die persoon niet kwetsen, maar 4 een zilveren jubileum: Hersenkalm … 5 een ijzeren wil: Onderscheid? 6 een zure mandarijn:

denk ik na over een oplossing.

denk ik er achteraf niet meer over na. 2

Als ik een standpunt moet innemen,

/ moet ik niet nadenken en weet iedereen meteen wat mijn mening is.

en 7 een zachteVerband jongen: tussen schietspellen hou ik me op de achtergrond en volg geweld? ik uiteindelijk de meerderheid. 8 een stalen gezicht:

wel duidelijk stellen wat er mis is. verkneukel ik me vooraf al om die persoon eens goed de huid vol te schelden. probeer ik die persoon zo lang mogelijk te vermijden.

Waar vind je wat je moet kennen en kunnen? Opdracht 10

Spreekwoordenspel 1: Uitbeelden

geef ik duidelijke argumenten en probeer anderen op die manier te overtuigen.

Wat je moet studeren, vind je rklaring rdve Woolos, Speel met de hele klas een spreekwoordenspel. Schud die ledematen maar want je zult je hele lichaam in de groene VastgeschroefdEen zakelijke tekst is opgebouwd uit een titel, tussentitels en een aantal alinea’s. te De staat om voor zichzelf op 3 assertief = bereid en in in de strijd moeten188 gooien om teDeel winnen. eerste alinea heet de inleiding. De auteur geeft er meer over rzekerdhet onderwerp van de n; zelfve komeinfo kaders. Opdracht 11

Wat je moet kennen en kunnen, vind je aan het einde van iedere vraag in een blauw kader.

tekst. De inleiding dient ook om belangstelling te wekken. Daarom start een auteur zijn tekst Spreekwoordenspel 2: Raden NTC_4_Vraag_21_LWS.indd 188 met een opvallend citaat, een actuele gebeurtenis, een concrete aanleiding of een leuke anekdote. Speel het tweede spreekwoordenspel met de hele klas. Luister goed naar de leraar voor de juiste instructies. Deze keer is het iets moeilijker.

Opdracht 5 1

Duid in tekst 1 en 2 de inleiding, het midden en het slot aan. Wat moet je kennen? Wat moet je kunnen?

2 Ga na welke techniek in de teksten werd gebruikt in de inleiding en in het slot. Je kent het verschil tussen letterlijk en Je kunt een uitdrukking zowel letterlijk als figuurlijk taalgebruik. figuurlijk interpreteren en verklaren. Kies uit de lijst: Je kent de spreekwoorden en uitdrukkingen Je kunt een figuurlijke uitdrukking in een die in deze vraag aan bod kwamen. context gebruiken. Reden Vraag Deskundige aan het woord Advies Anekdote

Samenvatting

Topische vragen

Citaat

a Tekst 1 Inleiding: Slot: b Tekst 2 Inleiding: Slot:

Voorbeeld

Conclusie

25/02/13 16:50


4

Wat betekent het als er bij een zelfstandig naamwoord geen verkleinwoord staat?

5

Geef het verkleinwoord van de andere zelfstandige naamwoorden. Opdracht 3 Lees een fragment

2 Geloof jij in draken en dwergen?

omarming omberspel

Talloze tips helpen je onderweg.

Bij twijfel raadpleeg je het Groene Boekje.

tip

uit het boek De vloek van de schaduw van

daarna de vragen.

omafiets

5

Het was stil. Zo stil dat je de motten in de koelte van d kon horen ritselen. Het was alweer een tijdje geleden d was en het werd hoog tijd dat ik aan de slag ging, maa voelde ik me die nacht extra waakzaam‌ Een voorgev schuilplaats te blijven, naast de muur van het gebouw

4 Oefenen maar!

In de woordverklaring onderaan de pagina vind je van uitleg Opdracht 4 Noteer het verkleinwoord de onderstreepte woorden. bij moeilijke woorden. ordverklaring

Wo

Top tien knotsgekke uitvindingen en ontdekkingen

zijn opwachting maken opduiken

= voorkomen,

1

Iemand met een lege bierfles op zijn hoofd slaan, doet meer pijn dan met een volle fles.

2

Drie Amerikanen ontwikkelden een bh die dienst kan doen als gasmasker. NTC_4_Vraag_24_LWS.indd 213

Wat moet je weten over spreek- en schrijfopdrachten? Bij elke schrijf- en spreekopdracht ga je aan de hand van de OVUR-strategie gestructureerd te werk. Daarna vul je de vorderingsfiche je om 364in. Die helptDeel 6 je persoonlijke evolutie te volgen en je werkpunten te noteren. Vorderingsfiche Noteer hier je eigen vorderingen. Je wordt beoordeeld op zes aandachtspunten en je spreektechniek. Beginner Afstemmen op doel

/5 Non-verbale communicatie

0

0

Vraag 1 - Weet jij wat dat betekent? 12 Deel11 1

/10 Begin en einde van een presentatie / samenhang

/10 Spreektechniek

/10

1

2

1

4

0

0

1

1

2

3

3

4

5

1

2

3

4

5

Je bent niet zo goed verstaanbaar. Je spreekt te stil. spreekt te snel/te traag. articuleert niet goed. spreekt op dezelfde toon. 0

1

2

3

4

5

5

7

8

De inleiding bakent duidelijk het onderwerp van de presentatie af, maar kon nog origineler. De inleiding is heel origineel, maar maakt niet goed duidelijk waarover de presentatie zal gaan. Je sluit de presentatie af, maar dat kan nog duidelijker. Je vertelt het verhaal chronologisch. 6

7

8

Je spreekt verstaanbaar, maar spreekt soms te stil/te luid. spreekt soms te snel/te traag. articuleert soms niet goed. spreekt soms op dezelfde toon. 6

7

8

Je bent goed op weg. Dit heb je uitstekend gedaan: Misschien kun je de volgende keer op dit werkpuntje letten:

5

Je brengt de hoofdgedachte heel duidelijk naar voren. 4

Je probeert de presentatie te structureren, maar gebruikt daarvoor te weinig bindwoorden. 6

kunt je doelpubliek/de ontvangers perfect inschatten. gebruikt passende taal voor deze opdracht. spreekt Standaardnederlands en spreekt alle klanken verzorgd uit. 4

Je kunt de hoofdlijnen van de presentatie uit de inleiding afleiden.

2

Er is nauwelijks sprake van een duidelijk begin of einde. De presentatie bevat geen inleiding / midden / slot. Het middendeel vertoont geen / te weinig samenhang. Je springt van de hak op de tak.

0

vraagt je voldoende af wie de ontvangers zijn. gebruikt gepaste taal voor deze opdracht, maar laat af en toe een steekje vallen. doet moeite om de taal te verzorgen. Er is toch een regionaal accent hoorbaar. 3

Er is weinig structuur in de presentatie.

5

Je

2

De inleiding is niet logisch opgebouwd. De hoofdlijnen van de presentatie komen niet duidelijk naar voren.

Je bent een beginner. Je hebt nog een aantal werkpunten: TOTAAL /50

4

Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel. Je straalt zelfvertrouwen uit wanneer je voor de klas spreekt.

3

vraagt je onvoldoende af wie de ontvangers zijn. gebruikt geen gepaste taal voor deze opdracht. hebt een duidelijk regionaal accent en doet te weinig moeite om daaraan te werken. 0

Expert Je vertelt ruim voldoende. Bovendien is het doel van de spreekopdracht duidelijk.

3 Mimiek en lichaamshouding zijn aangepast aan het spreekdoel.

Je

/5 Structuur door bindwoorden

Je vertelt voldoende, maar het doel van de spreekopdracht is niet duidelijk. Het doel van de spreekopdracht is duidelijk, maar je vertelt te weinig.

2

Je

/5 Hoofdlijnen naar voren brengen

1

Mimiek en lichaamshouding zijn onvoldoende aangepast aan het spreekdoel.

/5 Afstemmen op situatie, context en doelpubliek (ontvangers)

Gevorderde

Je vertelt veel te weinig. Het doel van de spreekopdracht is helemaal niet duidelijk.

5

De presentatie is goed gestructureerd, je maakt daarvoor gebruik van bindwoorden. 9

10

De inleiding is origineel en trekt meteen de aandacht van het publiek. Je bakent duidelijk het onderwerp af. Het slot geeft correct de hoofdgedachte van de presentatie weer. Je vertelt het geheel chronologisch en de zinnen zijn kort en duidelijk. 9

10

Je bent heel goed verstaanbaar en je hebt een goede intonatie.

9

10

Knappe prestatie: je bent een expert.

Vraag


Voorbij de vragen … Op het einde van elk deel krijg je in de Woordencocktail een overzicht van de schooltaalwoorden die je pad kruisten. Moeilijke woorden met een speciale schrijfwijze krijgen aandacht in Buitenspel.

Woordencocktail 1 Woorden heb je dagelijks nodig: om een gesprek te kunnen aanknopen, om iets te begrijpen … Zonder woorden ben je niks. In de eerste lessen leerde je al heel wat nieuwe woorden. Hier herhaal je ze nog eens.

Schatkisten en sleutelwoorden Opdracht 1

Combineer een woorddeel uit de eerste schatkist met een woorddeel uit de tweede schatkist en vorm woorden die je kunt invullen in de krantenkoppen.

Buitenspel 1

In deze les oefen je dertig woorden in die voorkomen in deel 1 en 2. Het zijn woorden waarvan de spelling moeilijkheden kan geven.

Klacht tegen cafébaas wegens

geweld dankzij de crisis: moeskopperij

Nieuw Steeds meer Spelbrekers

Hoe test je jezelf?

Facebook

Na elk deel maak je een zelftoets. Je test wat je al kent en kunt. Met een verbetersleutel verbeter je jezelf. Bij het onlinelesmateriaal vind je een uitgebreidere versie van de toets.

honden door brokkenvoeding voor het vinden van een baan

1

Voor dezevan spreekopdracht moet je eerst wat zoekwerk verrichten. Gevaren chatten met onbekenden op een

2

Wees origineel. Rihanna te

3

Welke communicatie past bij deze spreekopdracht? gepaard met een update op Facebook Uit etennon-verbale gaan gaat tegenwoordig

4

Hoe word je onderneemt een meester in de communicatie? Poolreiziger

5

De vrouw dieeen geïnterviewd wordt, begint op te huilen. The Voice is Idool

6

Heb je Will Smith als ‘dating doctor’ gezien in de komedie Hitch? Margot Moeseke is nieuwe bij Het Laatste Nieuws

7

Ga jij in pyjama naar een pretpark?

8

Alles hangt af van de context.

9

Een sollicitatiebrief met een aanspreking als ‘Mijn lieve heer directeur’ is ondenkbaar.

voor reclamecampagne Nivea

Zelftoets 1

naar Groenland

Wat heb je geleerd en wat weet je daar nog van?

10 Daarom ga je vulgaire uitdrukkingen afkorten. erklaring Woordv Werk samen met een partner. Maak elke opdracht eerst afzonderlijk. Vergelijk daarna je oplossingen en 11 De algemene richtlijnen en gedragsregels op het net noem je netiquette. , n van groe bespreek de stele verschillen. Alsnten je twijfelt, kun je je leraar om hulp vragen. perij = het Woordencocktail 1 moeskop van velden Welkssen vertelperspectief gebruikt de auteur? of gewa fruit12

79

13 Illustreer waarom je dat vertelperspectief koos. uit zijn gevoelens door zich agressief te gedragen. Mondelinge taalvaardigheid

NTC_4_Woordencocktail_1.indd 14 79Jeroen

15 Verbind de synoniemen met elkaar door de cijfers uit de eerste kolom bij het juiste woord in de 1 Zet een kruisje juiste kolom. tweede kolomin tede plaatsen.

25/02/13 17:12

/3

16 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale Verbaal signaal Non-verbaal signaal regels, die kolommen genoemd worden. Iemand kussen 17 Een tabel is een collectie van horizontale regels, die rijen genoemd worden en van verticale regels, die genoemd worden. Eenkolommen gesprek afronden 18 Op welkkijken perron neem je in Gent-Sint-Pieters de trein naar Brugge? Verrast 19 Als je de tabel plastificeert, kun je die goed bewaren. 20 Waarover discussiëren de inspecteurs onderling? 21 Schrijfvaardigheid In augustus 1957 was Douglas Butler op expeditie in het tropisch regenwoud van Colombia.

Als je dit logo ziet, werk je per twee. Bij dit logo ga je in groep aan de slag. 172

22 Zonder gids zou hij in de jungle reddeloos verloren zijn … 1 Geef twee redenen waarom het beter is een schrijfkader te gebruiken als je met een tekst wilt werken. 23 Houd het paard gezond door het voldoende en gevarieerd te voederen.

/2

2

/7

Lees deze tekst en vul het schrijfkader aan.

Deel 2

Hagel NTC_4_ Buitenspel_1_LWS.indd 172

Hagel ontstaat wanneer kleine ijs- en sneeuwkristallen terechtkomen in luchtlagen met grote onderkoelde waterdruppels. Het bovenste deel van een buienwolk, waar het meer dan 20 °C vriest, bevat ijskristallen, terwijl het onderste deel, met temperaturen tussen -10 en -20 °C, onderkoelde druppels bevat. Dalende en stijgende

25/02/13 17:21


Deel 1 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

9

1

Weet jij wat dat betekent? Herhaling mondelinge taalvaardigheid

Mondelinge taalvaardigheid

Herhaling stappen MTV uit het derde jaar

13

2

Hoe word je een meester in de communicatie? Over gesprekken voeren

Mondelinge taalvaardigheid

Gesprek beginnen, gaande houden, onderbreken, afsluiten, moeilijke gesprekken

17

3

Waarom trekt oma soms grote ogen als jij aan het woord bent? Over formeel en informeel taalgebruik

Taalgebruik

Taalvarianten, taalregisters, spreek- en schrijftaal, standaardtaal-tussentaaldialect, taaletiquette bij chatten, jongerentaal, sms-taal

28

4

Laat je me nu echt los? Genietend lezen

Literatuur

Herhaling literatuur uit het derde jaar

33

5

Hangt je kader recht? Over schrijven met taalkader als hulpmiddel

Schrijven

Gebruik van taalkaders bij schrijven

40

6

Spreekt je leraar soms Latijn? Over schooltaalwoorden

Taalgebruik

Schooltaalwoorden

43

7

Val jij soms ook halverwege in slaap? Herhaling: IMS-structuur in zakelijke teksten

Zakelijk Lezen

Herhaling IMS-structuur in zakelijke teksten uit het derde jaar

48

8

Helpt een bril als je ziende blind bent? Herhaling: kenmerken poëzie

Poëzie

Kenmerken poëzie (herhaling)

56

9

Sta jij bij je leraar op de zwarte lijst? Over werken met inhoudsopgave, lijst, tabel

Zakelijk Lezen

Werken met inhoudsopgave, lijst, tabel

64

10 Hoe gek ben jij op dieren? Herhaling: werkwoord

Taalsysteem

Spelling van het werkwoord: tt, vt en imperatief (deels herhalingsoefeningen)

76

Woordencocktail 1

79

Zelftoets 1

gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 1

Deel 2 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

89

11 Heb je me wel gehoord? Over actief luisteren en kijken

Mondelinge taalvaardigheid

Actief luisteren en kijken

91

12 Hoe krijg je je zin? Over argumenteren

Mondelinge taalvaardigheid

Soorten argumenten, objectief en subjectief

100

13 Wat als de prins op het witte paard voor je deur stond met een doosje van Pandora? Over klassieke volksverhalen

Literatuur

Klassieke volksverhalen (volkssprookje, sage en mythe)

110

14 Heb jij je tanden al eens stukgebeten op een harde noot? Over letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Taalgebruik

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

117

15 Zie jij structuur in die varkensschuur? Herhaling: tekststructuren

Zakelijk lezen Schrijven

Chronologische en opsommende, vergelijkende, oorzaak-gevolgstructuur + passend schema (herhaling)

127

16 Heb jij argusogen of eerder een achilleshiel? Over woordenschat uit klassieke verhalen

Taalgebruik

Woorden uit mythen, sagen, sprookjes

130

17 Hoe heet het monstertje in jou? Over gevoelens in poëzie

Poëzie

Gevoelens uitdrukken

132

18 Kan het wat nauwkeuriger? Over loperwoorden

Taalgebruik

Loperwoorden

137

19 Waarmee heb jij het helemaal gehad? Over het voltooid deelwoord

Taalsysteem

Spelling van het werkwoord: vd, vd als bn, Engelse werkwoorden

145

20 Heb je het alleen je vriend gezegd of weten jouw ouders het ook? Over voornaamwoorden

Taalsysteem

Stijl: het gebruik van de voornaamwoorden (bv. verouderde vormen – men …)


155

Buitenspel 1

159

Woordencocktail 2

163

Zelftoets 2

moeilijke woorden uit delen 1 en 2 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 2

Deel 3 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

171

21 Laat jij over je heen lopen? Over assertiviteit

Taalgebruik Mondelinge taalvaardigheid

Assertiviteit

178

22 Wat is jouw probleem? Herhaling: tekststructuren

Zakelijk lezen Schrijven

Probleem-, maatregel- en evaluatiestructuur + passend schema (herhaling)

187

23 Vind jij mijn scherm aantrekkelijk? Over passende taal bij een presentatie

Taalgebruik Mondelinge taalvaardigheid

Passende taal gebruiken bij een presentatie

191

24 Hoe snel krijg jij kippenvel? Over moderne verhalen

Literatuur Schrijven

Moderne verhaalsoorten (stadssage, sciencefiction, fantasy)

204

25 Vang jij veel wind? Over spreekwoorden

Taalgebruik

Spreekwoorden

205

26 Hoe word je in een handomdraai een zeemeermin/-man? Herhaling: hoofdletters

Taalsysteem

Gebruik van de hoofdletters

210

27 Wat heeft tante Betje nu weer uitgespookt? Over afwisseling in stijl en stijlfouten

Taalsysteem

Afwisseling in stijl, stijlfouten

216

28 Hoe vermijd je toets- en proefwerkflaters? Vragen over de leerstof en beantwoorden van proefwerkvragen

Zakelijk Lezen Schrijven

Vragen lezen/stellen over de leerstof

220

Woordencocktail 3

222

Zelftoets 3

gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 3

Deel 4 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

229

29 Wie heb je aan de lijn? Over inlichtingen inwinnen, verzoek, klacht

Mondelinge taalvaardigheid Schrijven

Inlichtingen inwinnen, verzoek, reageren op verzoek, klacht formuleren, reageren op klacht

238

30 Waarom mag Joost het weten en Piet niet? Over de herkomst van woorden

Taalgebruik

Etymologie

245

31 Hoe gemakkelijk ben jij te verleiden? Over advertenties en affiches

Zakelijk lezen Schrijven

Advertenties en affiches

253

32 Romantiek voor dummy’s? Over romantiek en realisme

Literatuur

Romantiek en realisme

263

33 Is een meisje altijd vrouwelijk? Over het betrekkelijk voornaamwoord

Taalsysteem

Betrekkelijk voornaamwoord

268

34 Vind jij taal ook ‘superformiweldigeindefantakolosachtig’? Over homoniemen, synoniemen en antoniemen

Taalgebruik

Homoniemen, synoniemen en antoniemen

275

35 Heb jij je hulpkit bij de hand? Herhaling: hulptekens

Taalsysteem

Hulptekens: herhalingsoefeningen (+ accentteken)

280

Buitenspel 2

284

Woordencocktail 4

287

Zelftoets 4

moeilijke woorden uit delen 3 en 4 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 4


Deel 5 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

297

36 Welke vragen stel jij op een eerste date? Over het interview

Mondelinge taalvaardigheid Schrijven

Het interview: soorten vragen, interview opstellen, afnemen, uitschrijven

303

37 Geef je me één goede reden? Over de argumentatiestructuur

Zakelijk lezen Schrijven

Argumentatiestructuur + passend schema

312

38 Waarom ben je soms zo kort van stof? Over het kortverhaal

Literatuur

Kortverhaal

320

39 Waarom mag je de koning niet kussen, maar je tante wel? Over beleefdheidsformules

Taalgebruik

Beleefdheidsformules

330

40 Kleurt de wereld anders met een zwarte bril op? Over stiftpoëzie

Poëzie

Stiftpoëzie

332

41 Heeft dat blondje ook zo’n groot balkon? Over gevoelswaarde

Taalgebruik

Gevoelswaarde, verzachtende uitdrukkingen

340

42 Hoe lang is een Chinees? Over interpunctie

Taalsysteem

Interpunctie (. ? ! , : “)

346

Woordencocktail 5

350

Zelftoets 5

gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 5

Deel 6 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

355

43 Hoe mediageil ben jij? Over het nieuwsbericht

Mondelinge taalvaardigheid Zakelijk lezen

Krant, tv-journaal, digitale versie … vergelijken

363

44 Kun je surfen zonder gevaar? Over schermlezen en kritisch omgaan met internet

Zakelijk lezen

Schermlezen: o.a. hyperteksten Kritisch leren omgaan met websites, internetartikels, e-mails, Facebook …

369

45 Lach je even naar het vogeltje? Over beeldverhaal en stripverhaal

Literatuur Schrijven

Beeldverhaal en stripverhaal (+ creatief schrijven)

378

46 Is dit Chinees voor jou? Over de verschillen en gelijkenissen tussen talen bij taalbeschouwing

Taalbeschouwing

Taalbeschouwelijke begrippen

384

47 Zijn Vlamingen dom en Nederlanders gierig? Over verschillen tussen Vlaanderen en Nederland

Taalgebruik

Culturele verschillen en taalverschillen tussen Vlaanderen en Nederland (bv. in jeugdromans, reclame …)

391

48 Wat roept een wild triootje bij jou op? Herhaling: het aaneenschrijven van woorden

Taalsysteem

Het aaneenschrijven van woorden: herhalingsoefeningen

398

49 Erger je je ook aan de mond-op-mondreclame? Over veel voorkomende taal- en stijlfouten

Taalgebruik

Taal- en stijlfouten: contaminatie, pleonasme, tautologie

402

Buitenspel 3

406

Woordencocktail 6

408

Zelftoets 6

moeilijke woorden uit delen 5 en 6 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 6


Deel 7 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

412

50 Hoe maak je iemand warm voor een tripje naar de zon? Over uitnodigen

Mondelinge taalvaardigheid Schrijven

Uitnodigen tot deelname aan een activiteit, mondeling en schriftelijk

419

51 Waarom kunnen meisjes niet voetballen? Over clichés, stereotypes, vooroordelen en karikaturen

Taalgebruik

Clichés, stereotypes, vooroordelen en karikaturen

432

52 Wil je soms ook zien wat je leest? Over film en roman

Literatuur Taalgebruik

Film vs. roman + taalschat

442

53 Ken jij je weg in de klassieke wereld? Over kennis van vreemde talen inzetten

Taalgebruik

Kennis van vreemde talen inzetten

448

54 Wie wordt jouw hartendief? Over poëzie

Poëzie

Genietend lezen

454

55 Zet je het even zwart op wit? Over het betoog

Zakelijk lezen Schrijven

Het betoog

459

56 Eén, twee of meer? Herhaling: het zelfstandig naamwoord

Taalsysteem

Herhaling: meervoud van zelfstandige naamwoorden

468

Woordencocktail 7

472

Zelftoets 7

gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 7

Deel 8 P.

Vraag

Taalonderdeel

Wat leer je? Wat oefen je?

479

57 Valt er hier iets te lachen misschien? Over humor

Taalgebruik

Soorten humor, niveaus in humor, de column

489

58 Ga je graag uit of blijf je liever thuis? Over dramatiek: theater, tv-drama, musical, humor, soap

Literatuur Taalgebruik

Dramatiek: theater, tv-drama, musical en soap + woordenschat

498

59 Hoe werkt dat? Over solliciteren

Schrijven

Solliciteren: zakelijke brief, formulieren invullen interimbureau, ook digitaal

505

60 Waarom lach je liever om dan met je vrienden? Over het voorzetsel

Taalsysteem

Stijl: het juiste voorzetsel

512

61 Zou je smirten met een horroropa of stoeproken met een tentsletje? Over neologismen

Taalgebruik

Neologismen

520

62 Kunnen woorden jou verleiden? Gebruik en verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden

Taalsysteem

Gebruik en verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden

526

Buitenspel 4

530

Woordencocktail 8

534

Zelftoets 8

moeilijke woorden uit delen 7 en 8 inoefenen gevarieerde woordenschatoefeningen met woorden uit deel 8

Vademecum P. 544

Vademecum spelling

571

Vademecum literatuur

574

Vademecum poëzie

575

Schrijfkaders


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.