TALENT 4 - Handleiding

Page 1

4

Handleiding 72295_TALENT 4_HANDLEIDING 4A_580264_1.indd 1

14/01/19 08:37


TALENT 4 - Handleiding Bij TALENT voor het 4e leerjaar horen volgende materialen: Voor de leerling: • Taalschrift A • Taalschrift B • Taalschrift C • Spellingschrift • Projectbundel - Te laat! • Projectbundel - Goochelen • Projectbundel - Dat klopt niet! • Werkwoordenblok Voor de leraar: • Handleiding A • Handleiding B • Handleiding C • Correctiesleutel Taalschrift A • Correctiesleutel Taalschrift B • Correctiesleutel Taalschrift C • Correctiesleutel Spellingschrift • Correctiesleutel Projectbundel - Te laat! • Correctiesleutel Projectbundel - Goochelen • Correctiesleutel Projectbundel - Dat klopt niet! • Zorg- en evaluatiemap A • Zorg- en evaluatiemap B • Zorg- en evaluatiemap C Voor de klas: • Talentbib • Wandplaten • Cd- en dvd-box Digitale ondersteuning (zie ook www.talentvoortaal.be/digitaal) • Bingel Max • Bingel Plus • Bingel Start

Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2019 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.

Eerste druk 2019 Art. 580264/1

72295_TALENT 4_HANDLEIDING 4A_580264_1.indd 2

14/01/19 08:37


THEMA

3

Dromen

72601_TALENT_THEMAPAGINA 569380 TAL4 HDL A.indb 375 4A.indd 5

14/12/18 14:37 15:23 11/01/19


72601_TALENT_THEMAPAGINA 569380 TAL4 HDL A.indb 376 4A.indd 2

14/12/18 14:37 15:22 11/01/19


18 15:22

Inhoud thema 3 Themaplanner - Dromen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

376

LES 1

Kennismakingsactiviteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 385

LES 2

Taal: Vrij lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 3

Taal: Droomprinses. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 390

LES 4

Taal: Droom of schrijf ik? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 5

Spelling: Woorden net als gevaarlijk(e) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 412

LES 6

Taal: Wie, wat, waarover? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 423

LES 7

Taal: Vrij lezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 8

Taal: Zoete dromen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 437

LES 9

Taal: Droom of schrijf ik verder?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 450

LES 10 Spelling: Werkwoorden (1) LES 11 Taal: Verleng je zinnen!

388

404

435

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

458

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

469

LES 12 Taal: Taalspel ‘Droom je mee over een onomatopee?’

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

477

LES 13 Taal: Vrij lezen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

484

LES 14 Spelling: Werkwoorden (2)

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 15 Taal: Bestookt met betekenissen

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

LES 16 Differentiatieblok (zorg- en evaluatiemodule) LES 17 Evaluatieblok (zorg- en evaluatiemodule)

486 513

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

521

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

523

L4 - Thema 3 - inhoud

569380 TAL4 HDL A.indb 375

375

11/01/19 14:37


376

Tijd

25’

25’

75’

75’

Les/domeinen

Les 1: Kennismakingsactiviteit Domeinen: luisteren, lezen, spreken

Les 2: Vrij lezen Domein: lezen

569380 TAL4 HDL A.indb 376

Les 3: Droomprinses Domeinen: lezen, luisteren, spreken

Les 4: Droom of schrijf ik? Domeinen: schrijven, luisteren

De leerlingen schrijven een vervolg op het laatste fragment van Droomprinses van Katie Velghe.

De leerlingen lezen fragmenten uit het boek Droomprinses van Katie Velghe (Talentbib 4). Ze rangschikken delen van de tekst chronologisch en bedenken tussentitels.

De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.

De leerlingen ontdekken aan de hand van de ontdekplaat diverse talige elementen rond het thema ‘Dromen’.

Inhouden

>> Voorzie een post-it per leerling. >> Je kunt een aantal leerlingen hun tekst op de computer laten schrijven. Voorzie in dat geval voldoende computers en/of laptops.

>> Verdeel de klas in heterogene groepen van vier leerlingen. >> Kopieer voor elke groep de verhaalfragmenten (kopieerblad 1).

>> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. >> Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.

>> Bekijk vooraf de ontdekplaat. >> Als je met tablets of computers werkt, werken de leerlingen per twee. >> Als je klassikaal werkt, projecteer dan de ontdekplaat. >> Voorzie een dobbelsteen per duo.

Voorbereiding

Diversen >> post-its >> facultatief: computers en/of laptops

Folio >> taalschrift p. 86-89 >> boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4)

Digitaal >> bordboek

Folio >> taalschrift p. 79-85 >> kopieerblad 1 >> boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4)

Digitaal >> bordboek

Diversen >> een boek naar keuze

Diversen >> dobbelstenen >> tablets, computers of digibord >> facultatief: wekker of timer >> facultatief: hoofdtelefoons

Digitaal >> ontdekplaat >> bordboek

Materialen

Themaplanner - Dromen

L4 - Thema 3 - themaplanner

11/01/19 14:37


L4 - Thema 3 - themaplanner

569380 TAL4 HDL A.indb 377

377

11/01/19 14:37

Les 7: Vrij lezen Domein: lezen

Les 6: Wie, wat, waarover? Domein: taaldenken

Les 5: Woorden net als gevaarlijk(e) Domein: spelling

Les/domeinen

Inhouden

25’

50’

De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.

De leerlingen kunnen het onderwerp en de rest van de zin noteren. Ze vinden de persoonsvorm als zinsdeel dat zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt.

75’ De leerlingen leren de doffe e in (3 x 25’) het achtervoegsel (e)lijk(e) correct schrijven.

Tijd

>> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. >> Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.

>> Kopieer de woordkaarten met onderwerpen, persoonsvormen en overige zinsdelen (kopieerbladen 1-3) eenmaal per twee leerlingen. Kopieer elk kopieerblad op een andere kleur: –– kopieerblad 1 op geel papier –– kopieerblad 2 op groen papier –– kopieerblad 3 op blauw papier Lamineer voor langdurig gebruik en knip de kaartjes uit. Voorzie per duo een enveloppe met daarin alle woordkaartjes. >> Voorzie per drie leerlingen een groot vel papier met in het midden de vraag: “Waaraan denk jij als je het woord ‘onderwerp’ hoort?”

>> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart.

Voorbereiding

Diversen >> een boek naar keuze

Diversen >> enveloppen >> grote vellen papier

Folio >> taalschrift p. 90-94 >> kopieerbladen 1-3

Digitaal >> bordboek

Diversen >> schrijflei

Folio >> spellingschrift p. 27-30 >> kopieerblad 1 >> wandplaat: woorden met (e)lijk(e)

Digitaal >> bordboek

Materialen


378

L4 - Thema 3 - themaplanner

569380 TAL4 HDL A.indb 378

11/01/19 14:37

75’

Les 9: Droom of schrijf ik verder? Domeinen: schrijven, luisteren

De leerlingen schrijven de definitieve versie van hun verhaal en presenteren het.

De leerlingen duiden sleutelwoorden in een tekst aan en vatten tekstdelen samen door een passende titel te formuleren.

Inhouden

75’ De leerlingen leren de termen infinitief (3 x 25’) en persoonsvorm.

75’

Les 8: Zoete dromen Domeinen: lezen, luisteren, spreken

Les 10: Werkwoorden (1) Domein: spelling

Tijd

Les/domeinen

>> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. >> Vouw de kaartjes, zodat alleen de zinnen zichtbaar zijn.

>> Zorg dat je de kladversies van de verhalen hebt verbeterd, voor je deze les geeft. Noteer je feedback bij oefening 5 van les 4. >> Maak vooraf duo’s. De leerlingen zullen elkaars werk beoordelen.

>> Voorzie vier praatkaartjes per leerling. Je kunt zelf praatkaartjes voorzien of de dromenvangers van kopieerblad 1 gebruiken.

Voorbereiding

Diversen >> schrijflei >> (online) woordenboek

Folio >> spellingschrift p. 31-34 >> kopieerblad 1

Digitaal >> bordboek

Diversen >> wekker of timer

Folio >> taalschrift p. 103-106 >> bronnenblad 1 >> boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4)

Digitaal >> bordboek

Diversen >> praatkaartjes (of kopieerblad 1)

Folio >> taalschrift p. 95-102 >> kopieerblad 1 (of praatkaartjes) >> bronnenblad 1 >> boek Zoete dromen, Karla Stoefs (Talentbib 4)

Digitaal >> bordboek

Materialen


L4 - Thema 3 - themaplanner

569380 TAL4 HDL A.indb 379

379

11/01/19 14:37

25’

Les 12: Taalspel ‘Droom je mee over een onomatopee?’ Domeinen: spreken, luisteren, lezen

25’

50’

Les 11: Verleng je zinnen! Domein: taaldenken

Les 13: Vrij lezen Domein: lezen

Tijd

Les/domeinen

De leerlingen lezen vrij in een boek naar keuze en voeren een algemene opdracht uit.

De leerlingen weten wat een onomatopee is. Ze maken een klankenspel met onomatopeeën.

De leerlingen vullen zinnen met een onderwerp en een persoonsvorm aan met zinsdelen die antwoorden op vragen als: wat, aan of voor wie, waar, wanneer, waarmee, met wie, hoe, waarom?

Inhouden

>> Laat de leerlingen eventueel leesboeken meebrengen van thuis. >> Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.

>> Kopieer de uitbeeldkaartjes (kopieerblad 1) en zorg dat elke leerling één kaartje heeft. >> Kopieer de categorieën (kopieerblad 2) en zorg dat elke groep van vier leerlingen één categorie heeft. >> Voorzie ook een A3-papier per groep. >> Voorzie stripverhalen voor de groep die werkt rond strips. Geef die niet bij de start van de activiteit, maar laat ze erom vragen als ze inspiratie nodig hebben.

>> Kopieer het ‘Gekke zinnenspel’ (kopieerblad 1) per drie leerlingen in kleur op A3-formaat (of kleur nadien de vakjes in). >> Voorzie de woordkaartjes uit les 6 (kopieerbladen 1-3 van les 6). >> Vorm vooraf heterogene groepen van drie. >> Schik de klas zo dat er drie verschillende werkhoeken zijn.

Voorbereiding

Diversen >> een boek naar keuze

Diversen >> een zakdoek per vier leerlingen >> A3-papier >> stripverhalen >> kladpapier

Folio >> taalschrift p. 111-112 >> kopieerbladen 1-2

Digitaal >> bordboek >> dvd

Diversen >> een pion per leerling >> een dobbelsteen per drie leerlingen

Folio >> taalschrift p. 107-110 >> kopieerblad 1 >> kopieerbladen 1-3 van les 6

Digitaal >> bordboek

Materialen


380

L4 - Thema 3 - themaplanner

569380 TAL4 HDL A.indb 380

11/01/19 14:37

Inhouden

25’

100’

100’

Les 16: Differentiatieblok

Les 17: Evaluatieblok

Keuzeaanbod: >> toets begrijpend lezen – fictie >> toets begrijpend lezen – non-fictie >> toets taaldenken – betekenissen >> toets spelling – kortetermijngeheugen >> controledictee 1 – langetermijngeheugen (50 minuten)

De leerlingen krijgen >> herhalingskansen voor diverse doelen die in het thema aan bod kwamen; >> taken zelfstandig werk; >> een taaltaak.

De leerlingen consolideren de tekstwoorden en de school- en instructietaal en gebruiken die woorden actief.

75’ De leerlingen leren: (3 x 25’) >> de termen enkelvoud, meervoud en stam, >> het verschil tussen de tegenwoordige en de verleden tijd.

Tijd

Les 15: Bestookt met betekenissen Domein: taaldenken – betekenissen

Les 14: Werkwoorden (2) Domein: spelling

Les/domeinen

>> Print de evaluaties af via de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be.

>> Vul het portfolio in via de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel. be en maak op basis van het voorgestelde aanbod een planning per leerling.

>> Kopieer de woorden uit thema 3 (kopieerblad 1) voor elke leerling.

>> Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. >> Vouw de kaartjes, zodat alleen de zinnen zichtbaar zijn. >> Kopieer het kwartetspel (kopieerblad 2) eenmaal per vier leerlingen.

Voorbereiding

Folio >> zorg- en evaluatiemap

Digitaal >> printbladen in de zorg- en evaluatiemodule

Folio >> zorg- en evaluatiemap

Digitaal >> printbladen in de zorg- en evaluatiemodule

Folio >> taalschrift p. 113-116 >> kopieerblad 1 >> bronnenbladen 1-2

Digitaal >> bordboek

Diversen >> schrijflei

Folio >> spellingschrift p. 35-38 >> kopieerbladen 1-2 >> bronnenblad 1

Digitaal >> bordboek

Materialen


L4 - Thema 3 - tips voor co-teaching

569380 TAL4 HDL A.indb 381

381

11/01/19 14:37

Les 11: Parallel onderwijzen De ene leraar doorloopt lesfase 3 met de instructiegevoelige leerlingen. De andere leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen. Omdat de groep kleiner is, krijgen de leerlingen meer leerkansen. Tijdens lesfase 4 maakt de ene leraar de oefeningen met de instructieafhankelijke leerlingen in miniklas. De andere leraar begeleidt de instructiegevoelige en -onafhankelijke leerlingen.

Les 9: Parallel onderwijzen Elke leraar geeft feedback aan de helft van de klas. Bij het schrijven van de eindversie begeleidt de ene leraar de instructieonafhankelijke en -gevoelige leerlingen. De andere leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen. Het volstaat als die leerlingen slechts een deel overschrijven. Zo is het allicht interessant om het einde van het verhaal te laten herschrijven. Help hen als ze het verhaal in miniklas moeten voorlezen.

Les 8: Parallel onderwijzen Splits de klas op in twee taalheterogene groepen. Van lesfase 1 tot 4 begeleidt elke leraar een groep. In die lesfasen wordt veel gesproken: de leerlingen krijgen meer spreekkansen als de groep gehalveerd wordt.

Les 6: Team teaching De twee leraren staan samen voor de groep: de ene leraar vertelt het inhoudelijke ‘Wat is een onderwerp?’ de andere vult aan, geeft voorbeelden of ondersteunt visueel en leidt het opstellen van het woordenweb. Eén leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen bij elke fase. De andere leraar coacht de instructiegevoelige en -onafhankelijke leerlingen.

Les 5, 10 en 14: Parallel onderwijzen Om de leertijd voor elke groep te maximaliseren, is parallel onderwijzen aangewezen tijdens het lesblok ‘Aanbreng’. De ene leraar neemt de groep instructieafhankelijke leerlingen in groep aan een aparte tafel, terwijl de andere leraar de instructie begeleidt voor de instructiegevoelige en -onafhankelijke leerlingen.

Les 4: Aangepast onderwijzen In lesfase 4 begeleidt elke leraar de helft van de leerlingen bij het brainstormen. Bij het schrijven (lesfase 5) begeleidt de ene leraar de instructieonafhankelijke en -gevoelige leerlingen; hij kan leerlingen naar de miniklas verwijzen als het schrijven niet vlot. De andere leraar helpt de instructieafhankelijke leerlingen bij het selecteren van een idee en het formuleren van goede zinnen.

Les 3: Aangepast onderwijzen De ene leraar begeleidt de instructieafhankelijke leerlingen in miniklas: hij kan de teksten en vragen voorlezen en de leerlingen per vier in plaats van per twee laten werken. Hij bespreekt de oefeningen over de voorspellingen met de leerlingen. Ze hoeven de antwoorden niet op te schrijven. De andere leraar begeleidt de instructiegevoelige en -onafhankelijke leerlingen. Hij stimuleert de instructiegevoelige leerlingen om zoveel mogelijk fragmenten te lezen en zoveel mogelijk oefeningen op te lossen.

Tips voor co-teaching


382

L4 - Thema 3 - themaplanner

569380 TAL4 HDL A.indb 382

11/01/19 14:37

Les 12: De ene leraar geeft les, de andere observeert In deze les werken de leerlingen vaak in groep. De ene leraar begeleidt de leerlingen. De andere observeert de samenwerking, het volgen van de spelregels, het gedrag, het werktempo ... Beide leraren bespreken hun bevindingen.

Tips voor co-teaching


L4 - Thema 3 - coöperatieve werkvormen

569380 TAL4 HDL A.indb 383

383

11/01/19 14:37

De leerlingen bekijken samen de topwoorden en bespreken ze. Terwijl ze dat doen, leggen ze om de beurt aan elkaar uit hoe het woord geschreven wordt. Daarbij modelen ze de gebruikte spellingstrategie(ën).

Materiaal per leerling: dicteekaartjes 1 Leerling 1 dicteert het eerste woord van zijn kaartje, leerling 2 schrijft op. 2 Leerling 2 dicteert het eerste woord van zijn kaartje, leerling 1 schrijft op. 3 Zo gaan ze verder tot de beide dictees geschreven zijn. 4 De leerlingen wisselen de kaartjes uit en verbeteren hun dictee. 5 Ze bespreken de fouten die ze maakten en leggen de spellingstrategie(ën) aan elkaar uit.

Materiaal per groep: een groot vel papier; materiaal per leerling: een eigen kleur stift 1 Elke groep krijgt een groot vel papier met daarop, in een cirkel of vierkant, het onderwerp of begrip. De groepsleden hebben elk een stift in een andere kleur. 2 Om de beurt schrijven of tekenen de leerlingen op het vel wat het onderwerp of begrip bij hen oproept. 3 Vervolgens worden de relaties tussen de begrippen met lijnen aangegeven. 4 De woordenwebben worden opgehangen en toegelicht.

Materiaal: een aantal kaartjes, fiches, blokjes per leerling (= de praatkaartjes) 1 De leerlingen maken groepen van drie tot vijf groepsleden. 2 Elke leerling krijgt één of maximaal twee praatkaartjes. 3 De leraar geeft het gespreksonderwerp op. 4 De leerlingen denken eerst individueel na. 5 De leraar geeft aan dat het groepsgesprek kan starten. 6 De leerling die het gesprek start, legt zijn praatkaartje in het midden van de tafel. De leerling die erop inpikt, doet hetzelfde. Pas als alle praatkaartjes in het midden van de tafel liggen en iedereen dus even vaak aan bod is gekomen, eindigt het gesprek of worden de kaartjes opnieuw verdeeld voor een volgende ronde.

uitwisselen en delen

partnerdictee

woordenweb

praatkaartjes

De leraar stelt een vraag of geeft een opdracht. De leerlingen denken eerst individueel na. De leerlingen overleggen per twee. De leerlingen proberen de twee meningen samen te brengen in één antwoord. De leraar wijst een aantal leerlingen aan die het antwoord geven.

1 2 3 4 5

denken – delen – doen

De in het thema gebruikte coöperatieve werkvormen

les 8

les 6

les 5 les 10 les 14

les 5 les 10 les 14

les 1 les 3 les 4 les 11 les 12 les 15


384

L4 - Thema 3 - coöperatieve werkvormen

569380 TAL4 HDL A.indb 384

11/01/19 14:37

gedachtenotities

Materiaal per leerling: pen of potlood; een aantal post-its of kleine papiertjes 1 De leerlingen zijn verdeeld in groepen. 2 Elke groep beschikt over een aantal post-its of kleine schrijfblaadjes. 3 De leraar stelt de vraag of geeft het onderwerp op. 4 De leraar bepaalt de duur van de opdracht. 5 De leerlingen noteren na het startsignaal zoveel mogelijk antwoorden of ideeën: één per papiertje. 6 De papiertjes worden, ofwel verspreid over de tafel en in de groep voorgelezen en besproken, ofwel op het bord gehangen en klassikaal voorgelezen en besproken.

De in het thema gebruikte coöperatieve werkvormen les 9


Thema 3 - les 1

Kennismakingsactiviteit Domeinen: Onderwerp: Lesduur:

luisteren, lezen, spreken de ontdekplaat 25 minuten

Samenhang

Materialen

Deze les maakt de leerlingen enthousiast om aan het thema te beginnen. Op de ontdekplaat ontdekken ze wat later uitgebreid aan bod komt: > In les 3 lezen de leerlingen fragmenten uit het boek Droomprinses van Katie Velghe (Talentbib 4). > In les 4 schrijven ze een vervolg op die fragmenten, dat ze in les 9 afwerken. > In les 8 lezen de leerlingen fragmenten uit het non-fictieboek Zoete dromen van Karla Stoefs (Talentbib 4).

Digitaal > ontdekplaat > bordboek

Lesdoelen

Diversen > dobbelstenen > tablets, computers of digibord > facultatief: – een wekker of timer – per duo een hoofdtelefoon

Hoofddoel van de les Plezier beleven aan en bereid zijn te luisteren en spreken. Andere doelen > In voor hen bestemde informatieve teksten: gewenste informatie vinden, chronologie herkennen, vergelijking herkennen, relaties ontdekken. > Gewenste informatie opzoeken in verschillende bronnen. Met eigen woorden een gelezen, beluisterd of bekeken verhaal zonder steun van illustraties navertellen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar en bereidheid tonen om het nieuwe te ontdekken en erover te leren.

Voorbereiding > Bekijk vooraf de ontdekplaat. Op die manier kun je inspelen op de vragen en interesses van de leerlingen. > Je kunt de les klassikaal geven aan de hand van het digibord, maar de spreek- en luisterkansen van de leerlingen worden aanzienlijk vergroot als ze per twee aan de slag kunnen op een tablet of computer. Als je klassikaal werkt, projecteer dan de ontdekplaat en laat leerlingen om de beurt een keuze maken. > Voorzie een dobbelsteen per duo.

Coöperatieve werkvormen in deze les > denken – delen – doen

L4 - Thema 3 - les 1 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 385

385

11/01/19 14:37


Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen maken een overwogen keuze bij het aanklikken van items. Als het gekozen onderwerp hen boeit, kunnen ze doorklikken en nog meer te weten komen. Sluit het gekozen item niet aan bij hun interesseveld, dan kiezen ze opnieuw. Partners delen het best een aantal interesses en kunnen dan gemakkelijker keuzes maken. Partners met een verschillende interesse moeten compromissen sluiten.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Het thema bepalen Sta stil bij de titel van het thema: ‘Dromen’. Elke leerling zegt een woord of zin waaraan hij denkt bij het woord ‘dromen’. Noteer een aantal sleutelwoorden op bord. Jullie verkennen dadelijk per twee het thema ‘Dromen’. Duid op de ontdekplaat aan wat je interessant vindt. Daarvoor krijg je vijftien minuten. Voor je begint, denk je na over deze vraag: 1 Wat wil je te weten komen over het thema ‘Dromen’? Schrijf de vraag op het bord. Laat enkele leerlingen antwoorden. Als je straks klaar bent met de ontdekplaat, bespreek je met je partner of er iets is waarover je meer wilt weten. Ik schrijf ook drie nieuwe vragen op die je bespreekt: 2 Wat kwam je te weten dat nieuw voor je is? 3 Wat sprak jou het meest aan? 4 Wat vond je niet zo interessant? Waarom?

tablets, computers of digibord ontdekplaat TIP! Als je de ontdekplaat bekijkt op het digibord, laat de leerlingen dan om de beurt iets aanklikken. Om een spelelement toe te voegen verdeel je de klas in groepen. Elke groep heeft een dobbelsteen. De groep die het hoogste cijfer gooit, kiest waarop geklikt wordt. Schrijf de vragen op het bord.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Het thema ontdekken De vijftien minuten ontdektijd gaan in. Om de beurt gooien de leerlingen met een dobbelsteen. Gooien ze 1, 3 of 5, dan mogen ze zelf kiezen wat ze aanklikken. Gooien ze 2, 4 of 6, dan kiest de andere leerling. 3 De ontdekplaat bespreken Coöperatief leren: denken – delen – doen Na de ontdektijd beantwoorden de leerlingen de vragen op het bord. Ben je te weten gekomen wat je wilde weten? De leerlingen denken kort na over de antwoorden en overleggen per twee. Ze proberen de twee meningen samen te brengen in een antwoord.

386

wekker of timer ontdekplaat dobbelstenen

TIP! Bespreek de vragen die onbeantwoord blijven tijdens een WO-les of vertel dat ze later in het thema een antwoord krijgen.

L4 - Thema 3 - les 1 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 386

11/01/19 14:37


Controleren en reflecteren 4 De bordvragen beantwoorden Enkele duo’s beantwoorden de vragen van lesfase 1.

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> worden gestimuleerd en uitgedaagd. >> krijgen een coachende rol. Instructiegevoelige leerlingen >> werken samen met sterke lezers: de sterkere lezer leest de tekst hardop. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> krijgen suggesties van de leraar om items aan te klikken, zoals de filmen luisterfragmenten zodat ze de moeilijkere leesteksten vermijden.

Na de les Laat voor de volgende leesles een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.

L4 - Thema 3 - les 1 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 387

387

11/01/19 14:37


Thema 3 - les 2

Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten

Lesdoelen

Materialen

Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.

Diversen > een boek naar keuze

Andere doelen Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.

Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen. > Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is?

388

L4 - Thema 3 - les 2 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 388

11/01/19 14:37


Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: >> Lees je in een fictieboek? Vertel dan wie je meest en minst favoriete personage is en waarom. >> Lees je in een non-fictieboek? Kies dan een foto of een prent die je erg aanspreekt. Vertel waarom dat zo is.

TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.

Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: >> Las je in een fictieboek? Lees dan je favoriete verhaalfragment van maximaal vijftien regels voor. Wees expressief! >> Las je in een non-fictieboek? Maak dan een korte klasquiz van vijf vragen voor je klasgenoten. Natuurlijk moet je zelf de antwoorden weten.

TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Laat de leerlingen vrij lezen in een boek naar keuze.

een boek naar keuze TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een moeilijke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.

Controleren en reflecteren 3 Op het lezen en het leesproces reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: >> Wat heb je gelezen? >> Hoeveel heb je gelezen? >> Heb je zin om verder te lezen in het boek? >> Wat ben je te weten gekomen? 4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: >> Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. >> Stel groepen samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.

L4 - Thema 3 - les 2 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 389

389

11/01/19 14:37


Thema 3 - les 3

Droomprinses Domeinen: Onderwerp: Lesduur:

lezen, luisteren, spreken de verhaallijn van een tekst ontdekken door te antwoorden op vragen, delen van een tekst chronologisch rangschikken en tussentitels bedenken 75 minuten

Samenhang

Materialen

In de ontdekplaat maakten sommigen leerlingen al kennis met de auteur Katie Velghe. In deze les lezen de leerlingen fragmenten uit haar boek Droomprinses. Op basis van de gelezen fragmenten schrijven ze in les 4 en 9 een zelfbedacht einde voor het boek.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: hoofd- en bijzaken, relaties tussen hoofdpersoon en nevenpersonages, relaties (deel-geheel, oorzaak-gevolg), chronologie herkennen.

Folio > taalschrift p. 79-85 > kopieerblad 1 > boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4)

Andere doelen Plezier beleven en bereid zijn te lezen en te schrijven. Plezier beleven en bereid zijn te luisteren en spreken.

Strategieën Volgende leesstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het lezen: voorspellingen doen over de tekst aan de hand van de titel, illustraties, kopjes ... > Tijdens het lezen: zich vragen stellen over de tekst (denkstrategieën toepassen). > Na het lezen: de tekst samenvatten (hoofdgedachte, belangrijke gebeurtenissen). Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Specifieke strategieën inzetten om opdrachten, uitdagingen en problemen efficiënt aan te pakken.

Voorbereiding Verdeel de klas in heterogene groepen van vier leerlingen en kopieer voor elke groep de verhaalfragmenten (kopieerblad 1).

390

L4 - Thema 3 - les 3 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 390

11/01/19 14:37


Woordenschat Tekstwoorden >> nippen >> zich inbeelden >> grinniken >> vervullen >> graaien >> verlept >> de wastafel

Coöperatieve werkvorm in deze les >> denken – delen – doen

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen leren verschillende strategieën inzetten om de opdracht tot een goed einde te brengen. Ze schakelen vlot over tussen individueel werk, partnerwerk en groepswerk. Wanneer ze even op elkaar moeten wachten kunnen ze zelfstandig verder werken, anderen helpen ...

Lesgang Oriënteren en plannen 1 De inhoud van het verhaal voorspellen Verdeel de leerlingen in groepen van vier. Toon de cover van het boek Droomprinses. >> Wie is de auteur? (Katie Velghe) >> Wie heeft haar filmpje bekeken tijdens les 1? Laat elke groep één vraag stellen over het verhaal. De andere groepen proberen een antwoord op de vraag te bedenken. Luister goed naar elkaars vragen en antwoorden.

boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4) leesstrategie 1: Ik voorspel de inhoud.

2 Op het lesdoel focussen Je leest fragmenten uit het boek Droomprinses. Je beantwoordt vragen alleen, per twee of per vier. Je voorspelt hoe het verhaal verdergaat. Daarna verzin je een titel bij een of twee tekstdelen. Een andere groep plaatst jullie titels bij het juiste tekstdeel.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Context van het verhaal bespreken Laat de groepen deel 1 van het verhaal lezen (oefening 1). Ze bespreken de vragen. Vervolgens maken de leerlingen oefening 1 tot en met 7. Snelle duo’s maken ook oefening 8.

taalschrift p. 79-85 leesstrategie 4: Ik stel vragen over de tekst.

L4 - Thema 3 - les 3 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 391

391

11/01/19 14:37


Maan de leerlingen aan telkens goed naar het pictogram te kijken: sommige vragen lossen ze alleen op, andere met hun partner. 4 Enkele vragen klassikaal bespreken Coöperatief leren: denken – delen – doen Bespreek de oefeningen waar de leerlingen het vervolg moesten voorspellen (oefening 2b, 3b, 5b, 5d en 7b). Ga na wie een juiste voorspelling deed. >> Wat droomde Victor? (Eerst droomde Victor van groter of sterker zijn, geen bril meer hebben en de beste zijn bij basket of voetbal. Maar uiteindelijk wenste hij dat hij meer vrienden had.) Lees deel 8 van het verhaal voor (oefening 8). Bespreek: >> Hoe dachten jullie dat Sofie en Kobe zouden reageren? Wat was hun reactie? >> Alpay kon het geheim niet bewaren. Wie had dat juist voorspeld? Laat enkele leerlingen verwoorden waarom ze dachten dat Alpay niet kon zwijgen.

taalschrift p. 80-83

taalschrift p. 84-85

Laat de duo’s die oefening 8b beantwoordden, verwoorden waarom pestkoppen nooit alleen zijn. Probeer daarna met de klasgroep tot een gemeenschappelijk antwoord te komen. 5 Titels verzinnen Laat oefening 9 in dezelfde groepen als in het begin van de les maken. Geef elke groep de tekstdelen en de blanco stroken. Op die stroken schrijven ze een passende titel voor elk tekstfragment dat ze kregen. De leerlingen rangschikken de fragmenten chronologisch; de titels leggen ze door elkaar. De groepen schuiven een plaats op. De nieuwe groep legt de titels van de vorige groep bij de juiste tekstfragmenten. De oorspronkelijke groep controleert.

taalschrift p. 85 kopieerblad 1 leesstrategie 7: Ik vat samen.

Controleren en reflecteren 6 Over de tekst en de vragen reflecteren >> Was het makkelijk om de titels bij de juiste fragmenten te plaatsen? Waarom (niet)? >> Wat vond je een leuke titel? Waarom vond je dat? Vat het verhaal kort samen. >> Zou je het boek graag lezen? Waarom (niet)? 7 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

392

taalschrift p. 85 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

L4 - Thema 3 - les 3 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 392

11/01/19 14:37


Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> werken zelfstandig. >> lezen alle fragmenten en lossen alle oefeningen op. >> verbeteren met de correctiesleutel. Instructiegevoelige leerlingen >> maken oefening 1 tot en met 7. >> sluiten voor instructies en oefeningen die ze niet begrijpen aan bij de miniklas. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> lossen oefening 1 tot en met 6 op. >> kunnen het zevende deel in groep bespreken als er tijd voor is.

Na de les Vul het portfolio in bij elke leerling. Je kunt je daarvoor baseren op de observaties tijdens de les, de zelfevaluatie van de leerling en op de antwoorden van de leerling op de vragen in het taalschrift. Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

L4 - Thema 3 - les 3 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 393

393

11/01/19 14:37


les 3

Droomprinses Ik kan voorspellen hoe het verhaal verdergaat. Ik kan een goede titel bij een fragment bedenken.

1

Lees deel 1 van het verhaal.

5

Brent was cool. Brent was hip. Brent was ... Brent. Iedereen vond Brent leuk en deed alles wat hij wilde. Brent maakte iedereen aan het lachen. En het meest liet hij iedereen lachen met Victor. “Was het leuk op school?” vroeg mama. Victor knikte terwijl hij van zijn melk nipte. W nippen “Heb je veel geleerd?” klein slokje drinken “Ja, en ik heb veel huiswerk”, zei Victor. Hij had al gemerkt dat mama van dat antwoord hield. “Begin er dan maar snel aan”, zei mama, precies zoals hij verwacht had.

Bespreek met je groep: – Is Brent een vriend van Victor? Waarom (niet)? – Zou het echt een leuke dag geweest zijn voor Victor? Waarom denk je dat? – Waarom knikt Victor ja als zijn mama vraagt of het een leuke dag was?

Thema 3 - les 3

394

79

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 394

11/01/19 14:37


2

a Lees deel 2 van het verhaal.

5

10

15

20

W

Plots was er een geluid dat hij niet kende. Klik-klak, klik-klak, klik-klak. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Klik-klak, klik-klak. Dat leek wel het geluid van paardenhoeven. Hij ging aan het venster staan, en drukte zijn neus tegen de ruit. Zijn mond zakte open. Eigenlijk kon hij niet goed geloven wat hij net had gezien. Misschien had hij het zich wel ingebeeld. Hij sloop opnieuw naar het venster en drukte zijn neus tegen de ruit. Hij gaf een schreeuw. Aan de andere kant van de ruit staarde iemand terug – een meisje. “Noem mij maar ‘Droomprinses’.” “Hoor eens even! Ik heb jou niet gevraagd om hier te komen! Dus verdwijn nu maar weer, of ik haal mijn ouders!” Het meisje grinnikte. Ze zag er eigenlijk best aardig uit. “Ook goed”, zei ze. “Als jij geen dromen hebt, kan ik ze ook niet vervullen.” Nu wist Victor zeker dat hij droomde. “Vervul jij ... dromen?” fluisterde hij. “Natuurlijk, ik ben toch Droomprinses. Moet ik echt weggaan of heb je dan toch een droom?” “Eén droom? Ik ... ik heb er wel honderd.” “Wel, dit is je kans, jochie”, zei ze. “Vertel op.”

zich inbeelden

zich voorstellen dat iets echt waar is, terwijl het niet zo is

grinniken

zachtjes lachen

vervullen

laten uitkomen van een wens of droom

b Werk alleen. Voorspel een van de honderd dromen van Victor.

80

Thema 3 - les 3

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 395

395

11/01/19 14:37


3

a Lees deel 3 van het verhaal.

5

“Ik zou groter willen zijn,” begon Victor, “en sterker. En ik wil geen bril meer. En ik wil de beste zijn bij basket, en bij voetbal. En ...” “Ho, ho, niet zo snel! Ik heb plaats voor één droom!” Victor keek niet-begrijpend. Het meisje opende het rode schriftje en toonde het hem. Hij zag zijn naam staan, en daaronder één lijntje. “Eén mens, één wens. Jij vertelt me één droom, de belangrijkste. Ik schrijf hem op, en dan komt hij uit.”

b Wat zal Victor wensen, volgens jullie?

4

a Lees deel 4 van het verhaal.

5

Zodra hij wakker werd, wist hij het weer. Hij danste naar zijn wastafel. Vandaag zou alles anders zijn. Vandaag zou Droomprinses zijn droom vervullen. Hij probeerde zichzelf te vertellen dat hij zich vast alles had ingebeeld. Maar dat hielp niet. Hij vroeg zich af hoe het zou gebeuren. Zouden zijn nieuwe vrienden hem meteen staan opwachten aan de schoolpoort? Of zou het beetje bij beetje gaan? Zouden Kobe en Tijs en alle anderen een voor een ontdekken dat die stille jongen op de achterste rij best leuk was? En Sofie ... zou zij hem nu aardig vinden?

W

de wastafel

b Wat heeft Victor gewenst? Hij wil veel vrienden hebben.

c Vergelijk je antwoord met het antwoord dat jullie gaven bij oefening 2b en 3b. d Bespreek met je partner hoe het verhaal verder kan gaan.

Thema 3 - les 3

396

81

Eerst droomde Victor van groter of sterker zijn, geen bril meer hebben en de beste zijn bij basketbal of voetbal. Uiteindelijke wenste hij om meer vrienden te hebben.

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 396

11/01/19 14:37


5

a Lees deel 5 van het verhaal.

5

10

W

Victor graaide in het voorzakje van zijn boekentas. Hij fronste z’n voorhoofd. Er zat iets hards en vierkants in. “Wat is dat?” vroeg Alpay. Victors mond zakte open. Het was het boekje van Droomprinses. Zelfs haar potlood zat er nog in. Het leek op een takje. Er hing nog een verlept blaadje aan. In het boekje stonden honderden namen, en onder elke naam één lijntje droom. “Hé?” drong Alpay aan. “Wat is dat?” Victor klapte het boekje dicht. “Kun je een geheim bewaren?” vroeg hij. “Natuurlijk!” zei Alpay met glimmende ogen. Victor haalde diep adem en vertelde alles.

graaien

grabbelen, met de handen in iets zoeken

verlept

verwelkt

b Werk alleen. Voorspel hoe Kobe en Sofie zullen reageren als ze horen over het rode boekje. Kobe: Sofie: c Bespreek je voorspellingen met je partner. d Kan Alpay het geheim bewaren, volgens jullie? Waarom (niet)?

82

Thema 3 - les 3

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 397

397

11/01/19 14:37


6

a Lees deel 6 van het verhaal.

5

“Wat wil je dan dat ik schrijf?” vroeg Victor. “Dat ik geen regel straf meer moet schrijven”, zuchtte Alpay. “Hier niet en straks thuis niet.” Dat wordt moeilijk, dacht Victor. Maar hij opende het boekje en schreef in grote letters: “Alpay: geen straf meer op school of thuis.” Hij klapte het snel dicht. “Denk erom, je vertelt niemand iets hierover!” “Niemand!” beloofde Alpay.

b Welke wens zou jij voor jezelf in het boekje noteren?

c Welke wens zou jij voor je beste vriend(in) noteren?

d Bespreek je wensen met je partner.

7

a Lees deel 7 van het verhaal.

Meester Kurt stond bij de ingang van de kleedkamer. “Vooruit, jongens, de anderen zijn al op het basketveld.” “Hij vraagt niet naar mijn strafwerk!” piepte Alpay. “Het werkt!” “Tuurlijk,” deed Victor stoer, “wat had je gedacht?” voortanden en haar paard is een oude knol. Maar ze heeft een bijzonder boekje waarmee ze wensen kan vervullen. Als ze het boekje per ongeluk achterlaat, is Victor de koning te rijk …

Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.

Th 1_Oelewapper van de week_COVER.indd Alle pagina's

Oelewapper van de week | Karla Stoefs Droomprinses | Katie Velghe

Victor is een jongen van de vierde klas. Hij is klein, draagt een bril en heeft één vriend met peterselie tussen zijn tanden. Op een avond krijgt hij bezoek van Droomprinses. Ze heeft sprieterig haar, heel grote

Oelewapper van de week Droomprinses Karla Stoefs | Mark Borgions Katie Velghe | Hester van de Grift

Meer lezen? Droomprinses, Katie Velghe, Talentbib 4

4

30/05/17 11:59

b Bedenk hoe het verhaal verder zou gaan. Vertel het aan je partner.

Thema 3 - les 3

398

83

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 398

11/01/19 14:37


8

a Lees deel 8 van het verhaal.

5

10

15

20

25

30

Iedereen had zich naar Victor omgedraaid en gaapte hem aan. Alpay stond naast hem. Hij blonk als een zilveren knop. “Ik had het toch gezegd”, zei hij. Hij keek Victor verrukt aan. Maar Victor lachte niet terug. “Ja, dat heb je zeker! Je hebt het aan iedereen gezegd!” snauwde Victor. “Ach, Vic, ik heb het echt alleen maar aan Kobe verteld. Hoe kon ik weten dat die het aan de hele klas zou doorvertellen?” “Vicky,” vleide Sofie, “wil je mijn wens ook vervullen?” “We zullen zien wat we kunnen doen”, zei Alpay snel. “Kom nog eens terug in de speeltijd.” Brent kwam naar hem toe, samen met een vijftal andere jongens. Waarom waren pestkoppen nooit alleen? “Hé, Harry Potter, waar is je toverboekje?” sneerde Brent. Prompt kwamen er nog een paar kinderen rond hen staan. Alpay kwam ook dichterbij. Victor keek hem woedend aan. “Hoho!” riep Alpay. “Elk om beurten! Maak eens een rij. Je komt pas bij Victor wanneer ik het zeg. Emre, jij mag vooraan. En dan Kobe.” Alpay was in zijn nopjes. En Victor vond hem een vreselijke druktemaker, maar stiekem was hij wel blij dat Alpay hem hielp. Hij ging op een vensterbank zitten en haalde het rode boekje uit zijn tas. Toen hij het opende, werd het heel erg stil. “Emre, je mag bij Victor komen. En de rest achteruit! Jullie hebben je niet te bemoeien met de droom van Emre!” zei Alpay. Zelf ging hij wat dichter bij Victor staan, zodat hij alles goed zou horen. Emre keek met grote ogen naar het boekje, en dan naar Victor. “Ik wil graag stervoetballer worden”, fluisterde Emre snel. “Emre: stervoetballer worden”, herhaalde Victor terwijl hij het opschreef. En zo ging het verder. Toen de bel ging, was de halve klas nog niet aan de beurt gekomen. Er klonken een paar teleurgestelde uitroepen.

b Hoe reageren Kobe en Sofie op het rode boekje? Klopte jouw voorspelling? Kobe: Kobe vertelt het aan de hele klas. Sofie: Sofie vleit Victor (Vicky).

84

Thema 3 - les 3

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 399

399

11/01/19 14:37


c Waarom zijn pestkoppen nooit alleen? Vaak zijn de pesters de leider van een groep. Enkele anderen sluiten zich bij de pester aan uit angst om anders ook gepest te worden. De pester voelt zich zo sterker.

9

Neem het blad en volg het stappenplan. STAP 1: Lees de fragmenten op het blad. STAP 2: Verzin een titel bij elk fragment en schrijf die op een lege strook. STAP 3:

Leg alle fragmenten in de juiste volgorde.

STAP 4: Leg de titels bij de fragmenten. STAP 5:

Leg de titels kriskras door elkaar.

STAP 6: Schuif een tafel door: probeer de titels bij de juiste fragmenten te leggen.

10

Hoe verliep de les voor jou? Ik geef deze tekst Ik kon voorspellen hoe het verhaal verderging. Ik kon goede titels bij fragmenten bedenken. Ik werkte goed samen met mijn partner en mijn groep.

Thema 3 - les 3

400

85

L4 - Thema 3 - les 3 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 400

11/01/19 14:37


Droomprinses 1

5

2

5

10

15

Brent was cool. Brent was hip. Brent was ... Brent. Iedereen vond Brent leuk en deed alles wat hij wilde. Brent maakte iedereen aan het lachen. En het meest liet hij iedereen lachen met Victor. “Was het leuk op school?” vroeg mama. Victor knikte terwijl hij van zijn melk nipte. “Heb je veel geleerd?” “Ja, en ik heb veel huiswerk”, zei Victor. Hij had al gemerkt dat mama van dat antwoord hield. “Begin er dan maar snel aan”, zei mama, precies zoals hij verwacht had.

En plots was er een geluid dat hij niet kende. Klik-klak, klik-klak, klik-klak. Hij fronste zijn wenkbrauwen. Klik-klak, klik-klak. Dat leek wel het geluid van paardenhoeven. Hij ging aan het venster staan, en drukte zijn neus tegen de ruit. Zijn mond zakte open. Eigenlijk kon hij zelf niet goed geloven wat hij net had gezien. Misschien had hij het zich wel ingebeeld. Hij sloop opnieuw naar het venster en drukte zijn neus tegen de ruit. Hij gaf een schreeuw. Aan de andere kant van de ruit staarde iemand terug – een meisje. “Noem mij maar ‘Droomprinses’.” “Hoor eens even! Ik heb jou niet gevraagd om hier te komen! Dus verdwijn nu maar weer, of ik haal mijn ouders!” Het meisje grinnikte. Ze zag er eigenlijk best aardig uit. “Ook goed”, zei ze. “Als jij geen dromen hebt, kan ik ze ook niet vervullen.” Nu wist Victor zeker dat hij droomde. “Vervul jij ... dromen?” fluisterde hij. “Natuurlijk, ik ben toch Droomprinses. Moet ik echt weggaan of heb je dan toch een droom?” “Eén droom? Ik ... ik heb er wel honderd.” “Wel, dit is je kans, jochie”, zei ze. “Vertel op.”

3

5

“Ik zou groter willen zijn,” begon Victor, “en sterker. En ik wil geen bril meer. En ik wil de beste zijn bij basket, en bij voetbal. En ...” “Ho, ho, niet zo snel! Ik heb plaats voor één droom!” Victor keek niet-begrijpend. Het meisje opende het rode schriftje en toonde het hem. Hij zag zijn naam staan, en daaronder één lijntje. “Eén mens, één wens. Jij vertelt me één droom, de belangrijkste. Ik schrijf hem op, en dan komt hij uit.”

L4 - Thema 3 - les 3 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 401

401

11/01/19 14:37


4

5

Zodra hij wakker werd, wist hij het weer. Hij danste naar zijn wastafel. Vandaag zou alles anders zijn. Vandaag zou Droomprinses zijn droom vervullen. Hij probeerde zichzelf te vertellen dat hij zich vast alles had ingebeeld. Maar dat hielp niet. Hij was zo opgewonden als een jonge hond. Hij vroeg zich af hoe het zou gebeuren. Zouden zijn nieuwe vrienden hem meteen staan opwachten aan de schoolpoort? Of zou het beetje bij beetje gaan? Zouden Kobe en Tijs en alle anderen een voor een ontdekken dat die stille jongen op de achterste rij best leuk was? En Sofie ... zou zij hem nu aardig vinden?

5

5

10

Victor graaide in het voorzakje van zijn boekentas. Hij fronste z’n voorhoofd. Er zat iets hards en vierkants in zijn boekentas. “Wat is dat?” vroeg Alpay. Victors mond zakte een beetje open. Het was het boekje van Droomprinses. Zelfs haar potlood zat er nog in. Het leek op een takje. Er hing nog een verlept blaadje aan. In het boekje stonden honderden namen, en onder elke naam één lijntje droom. “Hé?” drong Alpay aan. “Wat is dat?” Victor klapte het boekje dicht. “Kun je een geheim bewaren?” vroeg hij. “Natuurlijk!” zei Alpay met glimmende ogen. Victor haalde diep adem en vertelde alles.

6

5

“Wat wil je dan dat ik schrijf?” vroeg Victor. “Dat ik geen regel straf meer moet schrijven”, zuchtte Alpay. “Hier niet en straks thuis niet.” Dat wordt moeilijk, dacht Victor. Maar hij opende het boekje en schreef in grote letters: “Alpay: geen straf meer op school of thuis.” Hij klapte het snel dicht. “Denk erom, je vertelt niemand iets hierover!” “Niemand!” beloofde Alpay.

7 Meester Kurt stond bij de ingang van de kleedkamer. “Vooruit, jongens, de anderen zijn al op het basketveld.” “Hij vraagt niet naar mijn strafwerk!” piepte Alpay. “Het werkt!” “Tuurlijk,” deed Victor stoer, “wat had je gedacht?”

402

L4 - Thema 3 - les 3 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 402

11/01/19 14:37


Titel:

Titel:

Titel:

Titel:

Titel:

Titel:

Titel:

L4 - Thema 3 - les 3 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 403

403

11/01/19 14:37


Thema 3 - les 4

Droom of schrijf ik? Domeinen: Onderwerp: Lesduur:

schrijven, luisteren een vervolg schrijven op een verhaal 75 minuten

Samenhang

Materialen

In les 1 maakten de leerlingen kennis met de auteur Katie Velghe. In les 3 lazen ze delen uit haar boek Droomprinses. In deze les verzinnen de leerlingen bij dat verhaal een einde dat ze in les 9 verder afwerken.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les Korte, eenvoudige verhalen en gedichten schrijven. Andere doelen Plezier beleven en bereid zijn te lezen en te schrijven.

Folio > taalschrift p. 86-89 > boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4) Diversen > post-its > facultatief: computers en/of laptops

Bereid zijn de eigen gevoelens en verlangens op een persoonlijke manier uit te drukken. Strategieën Volgende schrijfstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het schrijven: woorden en ideeën over de inhoud van de schrijftaak verzamelen. > Tijdens het schrijven: hun gedachten onder woorden brengen in de vorm van woorden, zinnen en teksten. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Zich empathisch inleven in anderen, andere standpunten en situaties, zonder de eigen identiteit te verliezen.

Voorbereiding > Voorzie een post-it per leerling. > Je kunt een aantal leerlingen hun tekst op de computer laten schrijven. Voorzie in dat geval voldoende computers en/of laptops.

Woordenschat Tekstwoorden > grissen > in de huid kruipen van

404

L4 - Thema 3 - les 4 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 404

11/01/19 14:37


Coöperatieve werkvorm in deze les > denken – delen – doen

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen brainstormen individueel en in duo over wat ze van de wens van Victor voor Brent vinden. Ze hebben respect voor elkaars mening en proberen hun meningen te bundelen.

Brug naar andere leergebieden Je kunt de leerlingen de opdracht op de computer laten maken tijdens een les ICT.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Het verhaal Droomprinses samenvatten Projecteer de cover van het boek. Projecteer de vragen. > Wie is het hoofdpersonage in het boek Droomprinses? (Victor) > Waar ontmoette Victor de droomprinses? (thuis, in zijn slaapkamer) > Welke droom had Victor? (veel vrienden hebben) > Waarin noteerde de Droomprinses de droom? (in een rood boekje) > Hoeveel dromen mocht Victor laten uitkomen? (één mens, één wens)

boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4) Schrijf de vragen op het bord.

2 Op het lesdoel focussen Jullie weten nog niet hoe het verhaal afloopt. In deze les verzinnen jullie een einde voor het verhaal. Jullie verzamelen in groep ideeën. Daarna schrijf je individueel een kladversie. Een klasgenoot leest je verhaaleinde en geeft tips. In les 9 schrijf je de netversie van je verhaal.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Over je droom brainstormen Victor droomde ervan om veel vrienden te hebben. Waar droom jij van? Schrijf het op een post-it. De leerlingen hangen hun post-it aan het bord. Bespreek enkele dromen.

post-its

Brainstorm verder. Projecteer de vragen. > Wat heb je nodig om jouw droom te laten uitkomen? > Wie kan je helpen om jouw droom waar te maken? > Waarom droom je daarvan?

Schrijf de vragen op het bord.

L4 - Thema 3 - les 4 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 405

405

11/01/19 14:37


4 Ideeën verzamelen Coöperatief leren: denken – delen – doen Herinner de leerlingen eraan hoe het laatste deel van het verhaal dat ze lazen eindigde. De hele klasgroep weet nu van het bestaan van het rode boekje. Lees klassikaal deel 9 van het verhaal. >> Wat vind je van de wens die Victor voor Brent in het boekje schrijft? De leerlingen denken individueel na en noteren hun antwoord bij oefening 1a. Daarna overleggen ze per twee. Ze bundelen hun mening tot één gezamenlijk antwoord dat ze bij oefening 1b schrijven. Laat een aantal leerlingen hun antwoord voorlezen. Bij oefening 1c schrijven de leerlingen extra ideeën.

taalschrift p. 86-87 schrijfstrategie 1: Ik denk waarover ik ga schrijven.

Hoe kun je het oplossen als je voor iemand een droom hebt opgeschreven waar je spijt van hebt? Schrijf per twee een aantal ideeën op bij oefening 2a. Laat elk duo een idee voorlezen. Ze kunnen nog aanvullen. De leerlingen schrijven extra ideeën bij oefening 2b. 5 De eerste versie (kladversie) schrijven De leerlingen schrijven individueel hun kladversie van het verhaal bij oefening 3. Ze controleren hun schrijfproduct met de tips van oefening 4 en noteren eventuele aanpassingen.

taalschrift p. 88-89 schrijfstrategie 3: Ik schrijf het einde van een verhaal. TIP! Laat de kladversie op de computer maken. Je kunt de computer op verschillende tijdstippen laten gebruiken.

Controleren en reflecteren 6 Op het lesdoel reflecteren >> Wat verliep er (minder) goed bij het brainstormen per twee? >> Heb je een eigen idee gebruikt bij het uitschrijven van een verhaal? Of een idee van iemand anders? >> Ging het schrijven van het vervolg op het verhaal vlot? Waarom (niet)? 7 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

taalschrift p. 89 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> nemen de leiding bij het partnerwerk zodat de instructiegevoelige of -afhankelijke leerlingen een idee hebben om de schrijfopdracht te starten.

406

L4 - Thema 3 - les 4 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 406

11/01/19 14:37


Instructiegevoelige leerlingen >> werken in lesfase 4 samen met een instructieonafhankelijke of -gevoelige leerling, zodat het bundelen van de twee antwoorden hen helpt bij het schrijven van hun vervolg. >> kunnen aansluiten bij de instructieafhankelijke leerlingen als het schrijven van het vervolg niet lukt. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in lesfase 4 samen met een instructieonafhankelijke leerling, zodat het bundelen van de twee antwoorden (oefening 1) hen helpt bij het schrijven van hun vervolg. >> werken in miniklas onder begeleiding als het schrijven van het vervolg niet lukt.

Pre-instructie voor les 9 Zorg ervoor dat je de schrijftaak van de leerlingen verbeterd hebt. Schrijf je feedback bij oefening 5 op p. 91 in het taalschrift van de leerlingen.

L4 - Thema 3 - les 4 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 407

407

11/01/19 14:37


les 4

Droom of schrijf ik? Ik kan ideeën verzamelen om een vervolg op een verhaal te schrijven. Ik kan de kladversie van mijn verhaal schrijven.

1

Lees deel 9 van het verhaal Droomprinses.

5

10

W

grissen snel iets wegnemen

Brent sloeg het boekje ergens in het midden open en riep toen heel luid: “Hé jongens, hier staat bij Victor: ik wenste dat ik niet meer in mijn broek zou plassen.” Victor griste het boekje uit Brents handen, nam het potlood en schreeuwde: “En hier komt jouw droom! Ik schrijf jouw droom op! ‘Brent: ik wil doodgaan!’” Hij kraste de woorden in het boekje en sloeg het dicht. “Jij weet niets van mijn droom, Brent!” tierde hij verder. “Maar jouw droom staat er nu in – en die gaat uitkomen!” Brent was bleek geworden. “Victor ...”, fluisterde Alpay. “Gaat Brent nu echt doodgaan?” piepte Sofie. Niemand lachte nog.

a Wat vind je van de wens die Victor voor Brent in het boekje schrijft?

b Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van je partner. Breng jullie twee meningen samen tot één antwoord en schrijf op.

c Noteer enkele meningen van klasgenoten.

86

408

Thema 3 - les 4

L4 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 408

11/01/19 14:37


2

Kruip in de huid van Victor. Wat zouden jullie doen als je een droom opschreef waar je spijt van had? a Bedenk zoveel mogelijk oplossingen. W

W

bv. vertellen aan mama/papa/juf/meester

grissen snel iets wegnemen

e meningen

in de huid kruipen van zich inleven in

bv. boekje weggooien bv. droomprinses zoeken

b Noteer enkele oplossingen van klasgenoten die jij knap bedacht vindt.

Thema 3 - les 4

87

L4 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 409

409

11/01/19 14:37


3

88

410

Schrijf de kladversie van jouw verhaaleinde. Gebruik de ideeĂŤn van oefening 1 en 2. Tip: een titel bedenk je in de volgende les.

Thema 3 - les 4

L4 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 410

11/01/19 14:37


4

a Kijk je tekst na met behulp van de tips.

Ik schreef een goed einde. Mijn zinnen zijn niet te lang. Ik herhaalde niet te vaak dezelfde woorden. Hoofdletters en leestekens staan op de juiste plaats. In mijn einde bedacht Victor een oplossing voor het probleem met Brent. Het verhaal is leuk, spannend of boeiend om te lezen.

b Schrijf op wat je in de volgende les moet aanpassen.

5

Hier noteert de juf of meester opmerkingen bij jouw verhaal.

6

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon ideeën verzamelen om het vervolg van het verhaal te schrijven. Ik kon de kladversie van mijn verhaal schrijven. Ik kon mijn verhaal nakijken met de tips. Ik kon noteren wat ik wil aanpassen. Ik kon overleggen met mijn partner en één antwoord geven.

Thema 3 - les 4

89

L4 - Thema 3 - les 4 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 411

411

11/01/19 14:37


Thema 3 - les 5

Woorden net als gevaarlijk(e) Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling de doffe klank in het achtervoegsel (e)lijk(e) 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten

Samenhang

Materiaal

De leerlingen kennen de doffe e en leerden al dat ze die meestal met een e schrijven. Ze maken daarvoor gebruik van de hoorstrategie. Tijdens deze spellingweek maken ze nu ook kennis met de doffe klank in het achtervoegsel (e)lijk(e).

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les Woorden die eindigen op lijk correct schrijven. Andere doelen > Bereid zijn na te denken over eigen lees- en schrijfgedrag. > Reflecteren op de vorm van bijvoeglijke naamwoorden.

Folio > spellingschrift p. 27-30 > kopieerblad 1 > wandplaat: woorden met (e)lijk(e) Diversen > schrijflei

Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Een realistisch zelfbeeld opbouwen. Positief omgaan met eigen mogelijkheden en beperkingen.

Voorbereiding Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart.

CoĂśperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen duiden bij oefening 5 en 7 aan of ze twijfelen aan de schrijfwijze van een woord. Zo leren ze zichzelf inschatten.

412

L4 - Thema 3 - les 5 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 412

11/01/19 14:37


Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige spellingles aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. > waarzegster Kan de ... de toekomst voorspellen? > gevangenis De cipier werkt in de ... > allebei Jullie mogen ... mee naar de film. > tandpasta Deze ... smaakt naar munt. > loog Hij ... dat hij braaf geweest was.

schrijflei

Projecteer de correctiesleutel en laat het dictee nakijken. Bespreek de spellingmoeilijkheden. 2 Aan het spellinggeweten werken Bespreek waarom het belangrijk is foutloos te schrijven (bv. uit respect voor je lezer of omwille van een betere communicatie) en sta stil bij hoe je dat doet (bv. door goed te luisteren, door te controleren wat je schrijft, door hulp te vragen of iets op te zoeken als je twijfelt). 3 De moeilijkheid inductief ontdekken Projecteer de toppuzzel. Los een aantal woorden klassikaal op. De leerlingen noteren op hun schrijflei. Eén leerling noteert de oplossing op het bord. Lees de woorden voor en laat de moeilijkheid ontdekken en verwoorden.

spellingschrift p. 27 schrijflei

4 Directe instructie Bespreek de spellingmoeilijkheid: > Schrijf ‘gevaarlijke’ op het bord. > Model zelf of laat modelen hoe je de moeilijkheid aanpakt: Het gaat om het woord gevaar, met het achtervoegsel lijk(e). Je hoort een doffe e in het achtervoegsel, maar je schrijft lijk(e). > Schrijf ‘vrolijk’ op het bord. Let op: soms is het grondwoord niet meer herkenbaar, zoals ‘vro’ in vrolijk. Herhaal die werkwijze met een woord met elijke uit de toppuzzel (bv. vriendelijk). Projecteer spellingweter 12 en bespreek de hoorstrategie.

spellingschrift p. 117

Wijs erop dat de leerlingen soms nog andere spellingweters moeten gebruiken om de ‘heerlijke’ woorden correct te schrijven. Zo moet je vaak verenkelen of verdubbelen. Denk maar aan woorden als vrolijk of gemakkelijk. 5 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen zoeken de andere woorden in de toppuzzel. Voor ze het woord opschrijven op hun schrijflei, modelen ze om de beurt de strategie voor hun partner. 6 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van een visueel dictee Laat oefening 1 oplossen.

spellingschrift p. 27 schrijflei

spellingschrift p. 27

L4 - Thema 3 - les 5 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 413

413

11/01/19 14:37


Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen > verwerken oefening 1 zelfstandig. > zoeken op het einde van de oefening nog een voorbeeldwoord (bv. moeilijk(e), vriendelijk(e) of verschrikkelijk(e)). > maken met behulp van hun schrijflei een partnerdictee, waarbij de ene leerling een woord flitst en de andere het opschrijft. Instructiegevoelige leerlingen > verwerken oefening 1 zelfstandig. > zoeken op het einde van de oefening nog een voorbeeldwoord (bv. moeilijk(e), vriendelijk(e) of verschrikkelijk(e)). Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > staan per woord stil bij de moeilijkheid en de aanpak. Modelen om de beurt. > staan stil bij de andere spellingmoeilijkheden in de woorden, zoals verdubbelen (bv. gemakkelijke) en verenkelen (bv. vrolijke, dadelijke, lelijke en vreselijke). > worden begeleid bij het controleren en verbeteren van de woorden. Verlengde instructie > Lees het woord hardop. > Verwoord hoe je het spellingprobleem aanpakt. > Bekijk het woord en dek het af. > Schrijf het woord op. > Kijk na.

Inoefening (25 minuten) 7 De leerstof kort herhalen Projecteer enkele grondwoorden. De leerlingen vullen de woorden aan tot ‘heerlijke’ woorden: > gevaar een gevaarlijk kruispunt > afschuw een afschuwelijke jas > oneer het oneerlijke spel > gemak Dat is gemakkelijk. Ze schrijven op de schrijflei. Laat modelen hoe ze het probleem aanpakken. 8 Schriftelijk oefenen Laat oefening 2 tot en met 6 oplossen.

schrijflei

spellingschrift p. 28-29

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. > kiezen een woord uit de toppuzzel en zoeken zoveel mogelijk rijmwoorden op hun schrijflei. Ze kunnen er een wedstrijd van maken: wie vindt het grootste aantal rijmwoorden in vijf minuten?

414

L4 - Thema 3 - les 5 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 414

11/01/19 14:37


Instructiegevoelige leerlingen >> overlopen eerst met de leraar de oefeningen. >> maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> modelen om de beurt de eerste opdracht van elke oefening. >> lossen de rest van de oefeningen zelfstandig op en hebben daarbij oog voor: –– het correct uitspreken van de doffe e in het achtervoegsel, –– het verenkelen en verdubbelen, –– de juiste uitspraak van ‘nk’ in koninklijk. Oefening 2: Laat de grondwoorden aanvullen en hardop voorlezen (let op de doffe e). Oefening 3: >> Vul de keuzewoorden aan. >> Markeer de moeilijkheid in een kleur. >> Wijs op de verenkeling of verdubbeling bij smakelijk, gemakkelijk en dadelijk, en op de nk van koninklijk. Oefening 4: Vorm eerst de woorden door er het achtervoegsel (e)lijk(e) aan toe te voegen. Oefening 5: >> Lees de zin volledig voor als de leerlingen het woord niet weten. >> Laat de leerlingen de schrijfwijze naar elkaar toe modelen ter controle. Oefening 6: >> Laat de leerlingen eerst de heerlijke woorden op hun schrijflei noteren. >> Bedenk daarna samen een zin met die woorden.

Signaal en integratie (25 minuten) 9 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 7. Leerling 1 1 Het zal morgen waarschijnlijk regenen. 2 Het is al bijna donker, ga dus dadelijk naar huis! 3 Zijn dit gemakkelijke woorden? 4 Wat een avontuurlijke tocht! 5 Wat een vreselijke en gevaarlijke hond! 6 Het aantrekkelijke en vrolijke aapje is nog afhankelijk van zijn moeder.

spellingschrift p. 30 kopieerblad 1 TIP! Focus op de ‘Ik twijfel’kolom. Nadat de leerlingen het woord of de zin schreven, lezen ze na wat ze schreven. Twijfelen ze over de schrijfwijze, dan zetten ze een kruisje.

L4 - Thema 3 - les 5 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 415

415

11/01/19 14:37


Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden Woorden in zin

waarschijnlijk

vreselijke, gevaarlijke, vrolijke

aantrekkelijke, afhankelijk

Leestekens/ hoofdletters Totaal /10

Transfer

dadelijk, gemakkelijke, avontuurlijke

Leestekens: een uitroepteken of een punt aan het einde van de zin. Hoofdletters: Wat, Het 6

4 (met telkens 0,5 punten als beide leestekens/ hoofdletters correct geschreven zijn)

TIP! De puntenverdeling is facultatief.

Leerling 2 1 Het is ongelooflijk warm. 2 Ik mag hopelijk als eerste naar binnen. 3 Het was een verschrikkelijke reis. 4 Dat vind ik een belachelijke opmerking. 5 De koninklijke familie schreef een sierlijke en vriendelijke brief. 6 Feestelijke en hartelijke wensen! Overzicht van de gedicteerde woorden: Uit spellingles Losse woorden Woorden in zin

ongelooflijk, verschrikkelijke, belachelijke

hopelijk

koninklijke, sierlijke, vriendelijke, hartelijke

feestelijke

Leestekens/ hoofdletters Totaal /10

Transfer

Leestekens: een punt of uitroepteken aan het einde van de zin. Hoofdletters: De, Feestelijke 7

3 (met telkens 0,5 punten als beide leestekens/ hoofdletters correct geschreven zijn)

Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten en zoeken samen de juiste schrijfwijze. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte woord schrijven ze op de twee correctielijnen. 10 Integratieoefening Laat oefening 8 oplossen.

TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.

spellingschrift p. 30

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening >> schrijven samen met een instructieafhankelijke leerling een droom en bespreken eerst de verhaallijn. >> laten telkens de aanpak van de moeilijkheid modelen.

416

L4 - Thema 3 - les 5 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 416

11/01/19 14:37


Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening als partnerwerk op. >> bespreken met hun partner welke woorden ze gebruiken. >> bespreken met hun partner om welke moeilijkheid het gaat en hoe ze die aanpakken. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee >> Heel zwakke spellers gebruiken het dicteekaartje als kopieerkaart. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. >> De leerlingen zetten een kruisje als ze het woord overgeschreven hebben (compenserende maatregel). Integratieoefening >> schrijven een droom onder begeleiding van een instructieonafhankelijke leerling en bespreken eerst de verhaallijn. >> modelen telkens de aanpak van de moeilijkheden.

Na de les Duid in het portfolio aan of de leerling het lesdoel al dan niet bereikt heeft. Baseer je daarvoor op twee zaken: >> Op de kolom ‘Ik twijfel’: die geeft aan hoe zeker een leerling zich voelt. Een leerling die aangeeft dat hij twijfelt, kan gebaat zijn met een verlengde instructie. >> Op het aantal fouten dat de leerling maakte tegen de spellingmoeilijkheid. Een leerling die twee fouten of meer maakte, kan gebaat zijn met een verlengde instructie. Zet de resultaten in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be om in het differentiatieblok herhalings- en integratieoefeningen op maat te krijgen.

Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingweek gaat het over werkwoorden. Daarvoor moeten de leerlingen goed weten wat werkwoorden zijn. Laat zwakke spellers als tussendoortje daarom de werkwoorden inkleuren of noteren in een krant of tijdschrift. Het begrip werkwoord kwam reeds aan bod in de lessen taaldenken van thema 1 en 2.

L4 - Thema 3 - les 5 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 417

417

11/01/19 14:37


les 5

Woorden net als gevaarlijk(e) LIJK

VRES

VAAR

E

E

GE

E

NA LACH

E DAD

DER

LIJK

E

LIJK

E

E

WON

Spellingweter 12

LIJK

VRO SCHUW

LIJK

EER

MAKK

VRIEND

E

LIJK

LIJK E

1

LIJK

E

GE

LIJK

TUUR

LIJK

BE

E LE

LIJK

ON

LIJK AF

E

Woorden met (e)lijk(e)

gevaarlijke

Een cobra is een

slang!

vrolijke

Dat zijn twee

wonderlijke

Wat een

afschuwelijk

In mijn droom werd ik achtervolgd door een

oneerlijk

Hij speelt vals, dat is

gevaarlijke

vrienden.

vrolijke

man is die Evert toch.

wonderlijke

belachelijk

De schoenen van de clown waren

gemakkelijk

Deze les is

gemakkelijk

dadelijk

Haast je,

dadelijk

lelijke

Ken je het sprookje ‘Het

vriendelijke

De

vreselijke

Op het nieuws zie je soms

natuurlijk

Jan heeft

vriendelijke

natuurlijk

dier.

afschuwelijk

!

oneerlijk

.

belachelijk

. komt de bus! lelijke

eendje’?

Wijs er bij woorden als vrolijk, gemakkelijk, dadelijk, lelijk en vreselijk op dat je soms ook moet verenkelen of verdubbelen.

man hield de deur open. vreselijke

gebeurtenissen.

weer een tien op zijn toets.

Thema 3 - les 5

418

Bekijk de woorden in de linkerkolom. Fluister elk woord, dek het woord af en schrijf het woord in de zin. Gebruik de woorden in de linkerkolom om de oefening te verbeteren (zelfcorrectie). Als je een fout hebt gemaakt, lees je de spellingweter nog eens.

Kijk goed. Bedek het woord en schrijf het in de zin.

27

L4 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 418

11/01/19 14:38


2

3

Vul aan met (e)lijk(e). Bedek het woord en schrijf het volledig op. 1 heerlijke

een

heerlijke

taart

2 duidelijke

een

duidelijke

beschrijving

3 moeilijke

een

moeilijke

oefening

4 verschrikkelijk

een

verschrikkelijk

ongeluk

5 ongelooflijk

een

ongelooflijk

verhaal

6 mogelijke

een

mogelijke

7 eigenlijk

Ze bedoelt

oplossing

eigenlijk

Vul het juiste woord met (e)lijk(e) in.

nee.

Let op: Soms moet je ook verenkelen of verdubbelen.

1

kost hart

2

ongeloof smaak

het

ongelooflijke

3

koning gemak

het

koninklijk

4

pijn schrift

de

pijnlijke

val

5

zuid tijd

de

tijdelijke

opvang

6

huis smaak

7

daad wonder

Hij komt

8

oneer avontuurlijk

de

hartelijke

smakelijk

groeten

verhaal

paleis

Oefening 3: Wijs er bij koninklijk op dat de ng van koning in koninklijk een nk wordt. Sta stil bij de verenkeling in smakelijk en dadelijk.

eten

dadelijk

avontuurlijke

Deze oefening kun je per twee laten verbeteren. De leerlingen lezen om de beurt een woord voor en vergelijken. Bij een foute schrijfwijze modelen ze de aanpak van de spellingmoeilijkheid. Kijk de verbetering achteraf na. Wijs op de verenkeling of verdubbeling in woorden als mogelijk en verschrikkelijk.

.

spin

Dit is ongelooflijk!

28

Thema 3 - les 5

L4 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 419

419

11/01/19 14:38


4

5

1 koning

Ik droom van bv. een verblijf in het koninklijk paleis.

2 wonder

Ik droom van bv. wonderlijke dingen in Snoepjesland.

3 gemak

Ik droom van bv. een gemakkelijk dictee tijdens de volgende les.

4 oneer

Ik had een nachtmerrie over bv. een oneerlijke tennisspeler tijdens de match.

5 vrees

Ik had een nachtmerrie over bv. een vreselijke reis door Afrika.

Vul de zin aan met een woord op (e)lijk(e). 1 Dat is een (gevaar) 2 (hart)

Ik twijfel.

Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.

Fout? Verbeter.

kruispunt.

gevaarlijk

gefeliciteerd met je prijs.

Hartelijk

3 De oefening is (schrift)

.

schriftelijk

4 IJsberen leven op de (noord) 5 Opa schrijft (sier)

pool.

noordelijke

letters.

sierlijke

6 Dit is duur, het is een (kost)

kostelijk

7 Dit geloof ik niet, het is (ongeloof )

6

Wijs op de verenkeling in vreselijk, op de verdubbeling in gemakkelijk en op de ng/nk in koninklijk.

Maak een woord met (e)lijk(e) en schrijf er een zin mee.

ongelooflijk

cadeau. .

Beschrijf de drie dromen of nachtmerries. Gebruik zoveel mogelijk woorden net als heerlijk(e). 1

2

3

Auw!

1

Oefening 6: Laat enkele dromen voorlezen of lees er zelf een paar voor.

bv. Ik droom van een huwelijk, waar iedereen vrolijk is. Dan maakt een gast een pijnlijke val.

2

bv. Ik droom van een gevaarlijke oversteekplaats voor de school. De jongen wrijft over zijn pijnlijke knie. Voor de duif was het dodelijk.

3

bv. Ik droom van een oneerlijke leerling die spiekt bij een moeilijke toets.

Thema 3 - les 5

420

29

L4 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 420

11/01/19 14:38


7

Luister goed. Schrijf op wat je hoort.

Ik twijfel.

1 2 3 4 5

6

Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.

8

Waarover droom jij soms? Gebruik minstens drie van deze heerlijke woorden. aantrekk

30

– heer

– wonder

– dag

s – vriend

– eer

– ongeloof

– huw

Thema 3 - les 5

L4 - Thema 3 - les 5 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 421

421

11/01/19 14:38


Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes Leerling 1

Leerling 2

woorden

1 Het zal morgen waarschijnlijk regenen. 2 Het is al bijna donker, ga dus dadelijk naar huis! 3 Zijn dit gemakkelijke woorden? 4 Wat een avontuurlijke tocht!

zinnen

5 Wat een vreselijke en gevaarlijke hond! 6 Het aantrekkelijke en vrolijke aapje is nog afhankelijk van zijn moeder.

Leerling 1

zinnen

5 De koninklijke familie schreef een sierlijke en vriendelijke brief. 6 Feestelijke en hartelijke wensen!

Leerling 2

woorden

1 Het zal morgen waarschijnlijk regenen. 2 Het is al bijna donker, ga dus dadelijk naar huis! 3 Zijn dit gemakkelijke woorden? 4 Wat een avontuurlijke tocht!

zinnen

5 Wat een vreselijke en gevaarlijke hond! 6 Het aantrekkelijke en vrolijke aapje is nog afhankelijk van zijn moeder.

Leerling 1

422

woorden

1 Het is ongelooflijk warm. 2 Ik mag hopelijk als eerste naar binnen. 3 Het was een verschrikkelijke reis. 4 Dat vind ik een belachelijke opmerking.

woorden

1 Het is ongelooflijk warm. 2 Ik mag hopelijk als eerste naar binnen. 3 Het was een verschrikkelijke reis. 4 Dat vind ik een belachelijke opmerking.

zinnen

5 De koninklijke familie schreef een sierlijke en vriendelijke brief. 6 Feestelijke en hartelijke wensen!

Leerling 2

woorden

1 Het zal morgen waarschijnlijk regenen. 2 Het is al bijna donker, ga dus dadelijk naar huis! 3 Zijn dit gemakkelijke woorden? 4 Wat een avontuurlijke tocht!

zinnen

5 Wat een vreselijke en gevaarlijke hond! 6 Het aantrekkelijke en vrolijke aapje is nog afhankelijk van zijn moeder.

woorden

1 Het is ongelooflijk warm. 2 Ik mag hopelijk als eerste naar binnen. 3 Het was een verschrikkelijke reis. 4 Dat vind ik een belachelijke opmerking.

zinnen

5 De koninklijke familie schreef een sierlijke en vriendelijke brief. 6 Feestelijke en hartelijke wensen!

L4 - Thema 3 - les 5 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 422

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 6

Wie, wat, waarover? Domein: taaldenken Onderwerpen: > het onderwerp en de rest van de zin noteren > de persoonsvorm aanduiden als zinsdeel dat zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt Lesduur: 50 minuten

Samenhang

Materialen

In thema 2 herhaalden de leerlingen dat ze de persoonsvorm in een zin kunnen vinden door de ja-neevraag te stellen. In deze les duiden ze het onderwerp en de persoonsvorm aan. Ze kunnen antwoorden op de vraag waaruit een zin bestaat. De leerlingen gebruiken de woordkaartjes van deze les ook in les 11.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen

Diversen > enveloppen > grote vellen papier

Hoofddoelen van de les > Het onderwerp herkennen en verwoorden als het zinsdeel waarover iets wordt verteld in de zin. > De persoonsvorm herkennen en verwoorden als het zinsdeel dat een handeling, een gebeurtenis of toestand uitdrukt, informatie geeft over de tijd wanneer het zich afspeelt.

Folio > taalschrift p. 90-94 > kopieerbladen 1-3

Ander doel Reflecteren op de structuur van zinnen: een aaneenschakeling van woorden, verschillende woorden en/of woordgroepen, één woord. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar en bereidheid tonen het nieuwe te ontdekken en erover te leren.

Voorbereiding Kopieer de woordkaarten met onderwerpen, persoonsvormen en overige zinsdelen (kopieerbladen 1-3) eenmaal per twee leerlingen. Kopieer elk kopieerblad op een andere kleur: > kopieerblad 1 op geel papier > kopieerblad 2 op groen papier > kopieerblad 3 op blauw papier Lamineer voor langdurig gebruik en knip de kaartjes uit. Voorzie per duo een enveloppe met daarin alle woordkaartjes. Voorzie per drie leerlingen een groot vel papier met in het midden de vraag: “Waaraan denk jij als je het woord ‘onderwerp’ hoort?”

L4 - Thema 3 - les 6 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 423

423

11/01/19 14:38


Coöperatieve werkvorm in deze les >> woordenweb

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Tijdens de lessen taaldenken denk je met de leerlingen na over hoe onze taal is opgebouwd. De leerlingen verwonderen zich over hoe klanken, woorden, zinnen en teksten de kern vormen van ons taalsysteem. Speel in op de verwondering van de leerlingen en maak hen nieuwsgierig over hoe taal ‘gemaakt’ wordt.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Zinnen bouwen Vorm duo’s en geef elk duo een enveloppe met alle woorden van de kopieerbladen 1 tot 3. Maak met je partner drie zinnen. Gebruik telkens een geel, een groen en een blauw kaartje. Laat enkele zinnen opnoemen en noteer een ervan op het bord. Bv. Jullie werken in Bellewaerde.

enveloppen met de woordkaartjes van kopieerbladen 1-3

2 Op het lesdoel focussen Vandaag leer je wat een onderwerp is en hoe je het kunt vinden. Je leert dat de rest van de zin iets over het onderwerp zegt. Je duidt in de zin ook de persoonsvorm aan.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Zinnen onderzoeken Het onderwerp aanduiden Onderzoek de zin op het bord: >> Over wie of waarover zegt de zin iets? (jullie) >> Hoe noemen we dat zinsdeel? Projecteer en bespreek de taalweter ‘Wat is een onderwerp?’ >> We markeren het onderwerp geel. De rest van de zin noteren >> Wat wordt er in de rest van de zin over het onderwerp gezegd? (werken in Bellewaerde) >> Dat noemen we de rest van de zin. Projecteer en bespreek de taalweter ‘Waaruit bestaat een zin?’ De persoonsvorm aanduiden >> In een zin vertellen de werkwoorden vaak wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. Als er maar één werkwoord in de zin staat, is dat de persoonsvorm. >> Met welke truc vind je makkelijk de persoonsvorm? (door een janeevraag te stellen) Projecteer en bespreek de taalweter ‘Wat is een persoonsvorm?’ >> Wat is de persoonsvorm in de zin op het bord? (werken) >> We onderstrepen de persoonsvorm en markeren die groen.

424

taalschrift p. 90

taalschrift p. 90

taalschrift p. 91

L4 - Thema 3 - les 6 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 424

11/01/19 14:38


Verander ‘jullie’ in ‘Ella’. Welke zin krijgen we dan? (bv. Ella werkt in Bellewaerde.) Wat stel je vast? (de persoonsvorm verandert mee) Projecteer en bespreek de taalweter ‘Hoe vind ik de persoonsvorm?’

taalschrift p. 91

De vorm van de persoonsvorm hangt dus af van wie de handeling doet. Wie het doet, noemen we het onderwerp. Het onderwerp bepaalt de vorm van de persoonsvorm. Bespreek op dezelfde wijze nog twee zinnen die de leerlingen met de woordkaartjes gemaakt hebben. 4 Het onderwerp en de rest van de zin markeren of noteren Laat de duo’s drie zinnen die ze met de woordkaartjes hebben gemaakt noteren bij oefening 2a. Ze markeren het onderwerp (oefening 2b) en noteren het onderwerp en de rest van de zin (oefening 2c en 2d).

taalschrift p. 91

5 Oefeningen op onderwerp en rest van de zin maken De duo’s maken twee nieuwe zinnen met de woordkaartjes en noteren die bij oefening 3a. Ze markeren het onderwerp (oefening 3b) en noteren het onderwerp en de rest van de zin (oefening 3c en 3d).

taalschrift p. 92

6 Oefeningen op onderwerp en persoonsvorm maken Laat oefening 4 tot en met 6 maken.

taalschrift p. 92-94

Controleren en reflecteren 7 Op het lesdoel reflecteren Coöperatief leren: woordenweb Maak groepen van maximaal drie leerlingen. Geef elke groep een groot vel papier met in het midden de vraag: “Waaraan denk je als je het woord ‘onderwerp’ hoort?” Elk groepslid heeft zijn eigen kleur stift. Om de beurt schrijven de leerlingen iets op. Ze bespreken de relaties tussen de begrippen. Hang de woordenwebben op in de klas en licht ze toe. Probeer deze conclusies uit de woordenwebben te halen: >> Over wie of waarover iets in de zin gezegd wordt, is het onderwerp. >> Naast het onderwerp is er ook nog de rest van de zin. >> De rest van de zin geeft meer informatie over het onderwerp. >> Het onderwerp bepaalt de vorm van de persoonsvorm. >> Het werkwoord/de persoonsvorm zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt. >> In de ja-neevraag staat het onderwerp meestal op de tweede plaats. 8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

grote vellen papier

taalschrift p. 94 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen. L4 - Thema 3 - les 6 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 425

425

11/01/19 14:38


Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> werken na lesfase 2 zelfstandig. >> maken oefening 3 en 6. >> verbeteren met de correctiesleutel. Instructiegevoelige leerlingen >> maken de oefeningen zelfstandig en kunnen eventueel bij de instructieafhankelijke leerlingen aansluiten als een oefening niet lukt. >> verbeteren met de correctiesleutel. >> proberen oefening 3 te maken en eventueel oefening 6. Instructieafhankelijke leerlingen >> maken telkens de eerste opdracht van oefening 2 tot en met 6 onder begeleiding van de leraar. >> proberen de rest van de oefeningen zoveel mogelijk zelfstandig op te lossen. >> verbeteren de oefeningen met de leraar.

Na de les Laat voor de volgende leesles een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.

426

L4 - Thema 3 - les 6 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 426

11/01/19 14:38


les 6

Wie, wat, waarover? Ik kan het onderwerp in een zin vinden. Ik kan de rest van de zin noteren. Ik kan het werkwoord (de persoonsvorm) aanduiden in een zin.

1

Lees de taalweters.

Wat is een onderwerp? In een zin zeggen we iets over iemand of iets. Waarover of over wie wordt er iets gezegd in de zin? Dat is het onderwerp van die zin. Bv.

De jachtluipaard is het snelste dier!

De jachtluipaard is het snelste dier. > Over wie of waarover wordt in die zin iets gezegd? Of: Wie doet/is/wordt er iets? Over de jachtluipaard. De jachtluipaard is het onderwerp van de zin. > Wat wordt er gezegd over de jachtluipaard? Of: Wat doet/is/wordt het onderwerp? Dat de jachtluipaard het snelste dier is (is het snelste dier). De meester geeft Max gelijk. > Over wie of waarover wordt in de zin iets gezegd? Of: Wie doet/is/wordt er iets? Over de meester. De meester is het onderwerp van de zin. > Wat wordt er gezegd over de meester? Of: Wat doet/is/wordt het onderwerp? Dat hij Max gelijk geeft (geeft Max gelijk).

Waaruit bestaat een zin? Een zin bestaat heel vaak uit een onderwerp en wat er over dat onderwerp wordt gezegd (= de rest van de zin).

Had je ooit gedacht dat we het onderwerp van een zin zouden zijn?

Bv. Na deze les zijn we heel slimme kinderen.

90

Over wie of waarover wordt er in de zin iets gezegd? Wat is het onderwerp?

Wat wordt er in de zin over het onderwerp gezegd? (= de rest van de zin)

we

zijn heel slimme kinderen na deze les

Thema 3 - les 6

L4 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 427

427

11/01/19 14:38


Wat is een persoonsvorm? De persoonsvorm is de werkwoordsvorm die bij het onderwerp past. Dat onderwerp kan een persoon, dier, plant of voorwerp zijn. De persoonsvorm staat meestal in de buurt van het onderwerp. Bv.

Vind ik zo de persoonsvorm?

Ik sta, de leeuw staat, de huizen staan ...

Hoe vind ik de persoonsvorm? Je vindt de persoonsvorm door een ja-neevraag te stellen. De persoonsvorm komt vooraan te staan. Bv.

Houdt opa van snorkelen?

Opa houdt van snorkelen.

Gevonden? Onderstreep dan steeds de persoonsvorm!

2

a Schrijf de drie zinnen die je vormde tijdens het bouwspel in het schema. b Markeer in je zin: het onderwerp. c Schrijf het onderwerp in de juiste kolom. d Schrijf de rest van de zin in de juiste kolom. 1 Onderwerp (wie doet of is er iets?)

Rest van de zin

Onderwerp (wie doet of is er iets?)

Rest van de zin

Onderwerp (wie doet of is er iets?)

Rest van de zin

2

3

Thema 3 - les 6

428

91

L4 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 428

11/01/19 14:38


3

a Maak twee zinnen volgens de kleurcode. 1

geel

groen

Onderwerp (wie doet of is er iets?)

2

blauw

groen

Onderwerp (wie doet of is er iets?)

blauw

Rest van de zin

geel

Rest van de zin

b Markeer in je zinnen: het onderwerp. c Schrijf het onderwerp in de juiste kolom. d Schrijf de rest van de zin in de juiste kolom.

4

Schrijf van elke zin het onderwerp en de rest van de zin op. 1 Ik vergeet mijn dromen snel. Over wie of wat wordt er iets gezegd in de zin?

Onderwerp: Ik

Wat zegt de rest van de zin over het onderwerp?

Rest van de zin: vergeet mijn dromen snel

2 Mijn broer is bang in het donker.

92

Over wie of wat wordt er iets gezegd in de zin?

Onderwerp: Mijn broer

Wat zegt de rest van de zin over het onderwerp?

Rest van de zin: is bang in het donker

Thema 3 - les 6

L4 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 429

429

11/01/19 14:38


3 Papa snurkt ’s nachts heel hard. Over wie of wat wordt er iets gezegd in de zin?

Onderwerp: Papa

Wat zegt de rest van de zin over het onderwerp?

Rest van de zin: snurkt ’s nachts heel hard

4 In onze slaap praten mijn zus en ik soms. Over wie of wat wordt er iets gezegd in de zin?

Onderwerp: mijn zus en ik

Wat zegt de rest van de zin over het onderwerp?

Rest van de zin: In onze slaap praten soms/

De leerlingen mogen de volgorde van de zinsdelen overnemen zoals ze in de zin staan of ze mogen ze in de juiste volgorde schrijven.

praten soms in onze slaap

5

a Vul de zinnen aan met een onderwerp. b Onderstreep in elke zin de persoonsvorm.

bv. Janne

brengt

slaapwandelt vaak. In haar slaap

bv. ze

dan een bezoekje aan de

koelkast. Soms merkt papa dat ‘s nachts wel. bv. Een chocoladetaart en

bv. een fles melk

staan niet meer op hun plaats.

6

Schrijf vier zinnen. a Markeer in elke zin: het onderwerp. b Onderstreep in elke zin de persoonsvorm. 1 2 3 4

Thema 3 - les 6

430

93

L4 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 430

11/01/19 14:38


7

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het onderwerp in de zin aanduiden. Ik kon in de zin aanduiden wat er over het onderwerp wordt gezegd (= de rest van de zin). Ik kon de persoonsvorm aanduiden in de zin.

94

Thema 3 - les 6

L4 - Thema 3 - les 6 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 431

431

11/01/19 14:38


Woordkaartjes: onderwerpen Kopieer dit blad op geel papier.

432

MIJN PAPA

ELIAS

IK

IK

JIJ

JIJ

MIJN JONGSTE BROERS

JORIS

BRAHIM

SHANA

KIM

WIJ

DE ZUS VAN DE BUURVROUW

OOM FRANK

MAURICE

WIJ

MIJN BROERS EN IK

DE JONGENS

DE MEISJES

JE BROER

DE FAMILIE

DE KATTEN

WIJ

JULLIE

ZIJ

WIJ

ZIJ

JULLIE

ZE

HIJ

HIJ

ZIJ

ZIJ

DE TREIN

HET PARK

TANTE VERA

DE JUF

DE LOTTOWINNAAR

HET MEISJE MET DE GROENE PET

DE MEESTER

MIJN GSM

MIJN NICHT EN MIJN NEEF

ALLE LEERLINGEN VAN HET VIERDE LEERJAAR

DE ZANGER

MIJN HOND

L4 - Thema 3 - les 6 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 432

11/01/19 14:38


Woordkaartjes: persoonsvormen Kopieer dit blad op groen papier.

HEB

HEBBEN

HEEFT

ZWEM

ZWEMMEN

ZWEMT

LIGGEN

LIG

LIGT

ZINGEN

ZINGT

ZING

LOPEN

LOOPT

LOOP

SLUIPEN

SLUIPT

SLUIP

GEBEURT

SLAAP

SLAAPT

SLAPEN

BETAAL

BETAALT

BETALEN

WEENT

WENEN

ROKEN

ROOK

ROOKT

LACHT

LACHEN

LACH

ZOENT

ZOENEN

ZOEN

WERKT

WERKEN

WERK

LEERT

LEREN

LEER

DENKEN

DENKT

DENK

STAAN

STA

STAAT

HANGT

HANGEN

HANG

L4 - Thema 3 - les 6 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 433

433

11/01/19 14:38


Woordkaartjes: overige zinsdelen Kopieer dit blad op blauw papier.

434

DE HOND

DE KAT

MIJN BOEK

TRAAG

MORGEN

VANDAAG

IN SCHOOL

IN DE KELDER

IN LOKAAL 13

SAMEN MET DE BURGEMEESTER

MET DE FAMILIE

IN DE KLAS

NAAST DE BOEKENTAS

ROND DE SPEELPLAATS

MIJN OMA

IN DE WASMACHING

ONDER MIJN BED

BOVEN DE DOUCHE

IN DE KAST

AAN TAFEL

IN DE GANG

NOOIT

IN BELLEWAERDE

IN HET CAFE NAAST DE KERMIS

DE LIEFSTE MAMA

TE LAAT

GEEN GROENE BALPEN

ERG VALS

MET EEN BRIEFJE VAN 20 EURO

IN HET ZIEKENHUIS

IN HET DIEPE ZWEMBAD

UREN AAN EEN STUK

DOOR DE MODDER

IN DE HANGMAT

HEEL HARD

IN HET OPENLUCHTZWEMBAD

IN DE ZETEL

ALLE BOODSCHAPPEN

IN EEN KLEDINGWINKEL

L4 - Thema 3 - les 6 - kopieerblad 3

569380 TAL4 HDL A.indb 434

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 7

Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten

Lesdoelen

Materialen

Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.

Diversen > een boek naar keuze

Ander doel Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.

Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen. > Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is? L4 - Thema 3 - les 7 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 435

435

11/01/19 14:38


Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: >> Las je in een fictieboek? Kies dan een fragment dat je grappig/spannend/ verrassend ... vond. Lees het stukje voor aan een klasgenoot en leg uit waarom je dat stukje gekozen hebt. >> Las je in een non-fictieboek? Kies dan een foto of een prent die je erg aanspreekt. Vertel waarom dat zo is.

TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.

Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: >> Las je in een fictieboek? Schrijf dan een nieuwe, korte achterflaptekst. >> Las je in een non-fictieboek? Maak reclame voor het boek. Waarom zouden anderen het moeten lezen? Wat kunnen ze eruit leren? Maak de anderen warm voor het boek door er iets uit te vertellen of door iets voor te lezen wat jij heel bijzonder vond.

TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Laat de leerlingen vrij lezen in een boek naar keuze.

een boek naar keuze TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een moeilijke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.

Controleren en reflecteren 3 Op het lezen en het leesproces reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: >> Wat heb je gelezen? >> Hoeveel heb je gelezen? >> Heb je zin om verder te lezen in het boek? >> Wat ben je te weten gekomen? 4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: >> Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. >> Stel groepen samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.

436

L4 - Thema 3 - les 7 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 436

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 8

Zoete dromen Domeinen: lezen, luisteren, spreken Onderwerpen: > sleutelwoorden in een tekst aanduiden > tekstdelen samenvatten door er een passende titel bij te formuleren Lesduur: 75 minuten

Samenhang

Materialen

De leerlingen lezen fragmenten uit het boek Zoete dromen van Karla Stoefs. Via de ontdekplaat maakten sommigen al kennis met het boek. In les 3 zochten de leerlingen informatie in verschillende fragmenten. Deze les gaat daar verder op in. Vóór het lezen van de tekst doen de leerlingen een test. In de volgende les maken ze de test opnieuw. Daarvoor passen ze de kennis toe die ze deze les hebben vergaard.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten: gewenste informatie vinden, chronologie herkennen, vergelijking herkennen, relaties (oorzaak-gevolg).

Folio > taalschrift p. 95-102 > kopieerblad 1 (of praatkaartjes) > bronnenblad 1 > boek Zoete dromen, Karla Stoefs (Talentbib 4) Diversen > praatkaartjes (of kopieerblad 1)

Andere doelen Reflecteren op tekstsoorten: fictie en non-fictie onderscheiden. Bereid zijn om te spreken en te luisteren en zich in te leven in de boodschap. Spontaan vertellen over zichzelf en hun leefwereld. Strategieën Volgende leesstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Voor het lezen: hun voorkennis inschakelen. > Tijdens het lezen: in de tekst belangrijke zaken markeren (hoofdgedachten, belangrijke gebeurtenissen) of die opschrijven. > Na het lezen: de tekst samenvatten (hoofdgedachte, belangrijke gebeurtenissen). Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar en bereidheid tonen om het nieuwe te ontdekken en erover te leren.

Voorbereiding > Voorzie vier praatkaartjes per leerling. Je kunt zelf praatkaartjes voorzien of de dromenvangers van kopieerblad 1 gebruiken. L4 - Thema 3 - les 8 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 437

437

11/01/19 14:38


> Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenblad 1 uit de downloadbare bundel op het lerarengedeelte van bingel.be. Dat heb je nodig tijdens lesfase 2.

Woordenschat Tekstwoorden > depressief > de cyclus > een kijkje nemen > bestoken > wissen

Coöperatieve werkvorm in deze les > praatkaartjes

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen stellen vragen over het thema ‘dromen’: Waarom dromen we? Hoe komt het dat we dromen? Wie droomt er? In deze les krijgen de leerlingen een antwoord op een aantal van die vragen.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Over het eigen slaapgedrag nadenken Coöperatief leren: praatkaartjes Maak groepen van vier leerlingen. Geef elke leerling een praatkaartje Projecteer de vragen: > Ben jij een goede slaper? Waarom (niet)? > Doe jij soms gekke dingen tijdens je slaap? > Wat is het gekste dat je al eens droomde? > Herinner jij je altijd wat je gedroomd hebt? Denk eest even na. Bespreek daarna de vragen in groep. Wie iets vertelt, legt zijn praatkaartje in het middel van de tafel. Op het einde van het gesprek moeten alle praatkaartjes op tafel liggen. 2 Stellingen over dromen bespreken De leerlingen maken oefening 1 individueel. Bespreek de stellingen klassikaal: > Stelling: Je kiest waarover je droomt. Antwoord: Nee, dromen vertellen iets over je voorbije dag. Dromen is eigenlijk je hoofd opruimen. Een droom is een film van wat je denkt. Je denkt de hele dag door aan allerlei zaken en dat gaat ook ‘s nachts door. > Stelling: Dromen kun je onthouden. Antwoord: Ja en nee, sommigen kunnen hun droom onthouden, anderen niet. Uit onderzoek blijkt dat bij mensen die hun dromen beter onthouden, twee hersenkwabben met een moeilijke naam, actiever zijn. Die mensen worden daardoor ook vaker ’s nachts wakker.

438

praatkaartjes of kopieerblad 1 Schrijf de vragen op het bord.

taalschrift p. 95

L4 - Thema 3 - les 8 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 438

11/01/19 14:38


> Stelling: Dromen zijn voor iedereen anders. Antwoord: Ja en nee, dromen geven aan hoe we ons voelen en de vier basisgevoelens zijn voor iedereen dezelfde: blij, boos, bang en verdrietig. Ook onze verbeelding is beperkt. We denken allemaal ongeveer op dezelfde manier. Daardoor dromen we soms hetzelfde. In het boek Zoete dromen van Karla Stoefs staat een lijst van zeven dromen die vaak voorkomen. Misschien ben je ze ook tegenkomen in de ontdekplaat. Wie weet er nog enkele?

boek Zoete dromen, Karla Stoefs (Talentbib 4), p. 28

> Stelling: Je droomt elke nacht. Antwoord: Ja, iedereen droomt elke nacht. Sterker nog, iedereen droomt de hele nacht door. > Stelling: Enkel mensen kunnen dromen. Antwoord: Nee, dieren kunnen ook dromen. Projecteer de afbeelding van de slapende egel. > Wat werd in de ontdekplaat over dieren en dromen verteld? (Als dieren dromen, dan bewegen hun pootjes of trillen hun snorharen.) > Hoe droomt een dolfijn? (Een dolfijn droomt met slechts één hersenhelft. Hij slaapt afwisselend met de linker- en de rechterhersenhelft, want hij moet tijdens zijn slaap blijven zwemmen en mag niet vergeten adem te halen.) 3 Een test oplossen Los oefening 2 op en test hoeveel je al weet over dromen. Let op: je leest de teksten nog niet. Later los je dezelfde test nog eens op.

bronnenblad 1

taalschrift p. 95 leesstrategie 1: Wat weet ik al?

4 Op het lesdoel focussen Je leest verschillende delen van een non-fictie tekst waarin leuke weetjes over dromen staan. Je beantwoordt vragen over de tekstdelen, duidt sleutelwoorden aan en vat de tekstdelen samen door een goede titel te bedenken.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 5 Delen van de tekst lezen en vragen oplossen De groepen uit lesfase 1 splitsen zich op in duo’s. Lees de teksten en los oefening 3 tot en met 7 op. Wie klaar is, maakt oefening 8. De gemarkeerde sleutelwoorden gebruik je om een goede titel te bedenken. Bespreek de oefeningen klassikaal.

taalschrift p. 96-101 leesstrategie 5: Ik visualiseer de inhoud van de tekst. leesstrategie 7: Ik vat samen.

Controleren en reflecteren 6 > > > > >

Op het lesdoel reflecteren Hoeveel punten haalde je bij de eerste test? Wat onthoud je uit deze les? Kon je gemakkelijk een titel verzinnen bij de tekstdelen? Waarom (niet)? Wat verliep (minder) goed bij het samenwerken? Wie zou het boek Zoete dromen graag helemaal lezen? Waarom (niet)?

L4 - Thema 3 - les 8 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 439

439

11/01/19 14:38


7 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

taalschrift p. 102 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> lezen alle tekstdelen en maken alle oefeningen. >> verbeteren met de correctiesleutel. Instructiegevoelige leerlingen >> kunnen alle tekstdelen lezen. >> kunnen ook oefening 7 maken. >> sluiten aan bij de instructieafhankelijke leerlingen als ze vastlopen met een oefening. Instructieafhankelijke leerlingen >> lezen de teksten en maken de basisoefeningen onder begeleiding van de leraar. >> proberen ook de tekst van oefening 7 te lezen.

440

L4 - Thema 3 - les 8 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 440

11/01/19 14:38


les 8

Zoete dromen Ik kan sleutelwoorden in een tekst aanduiden. Ik kan een titel voor een tekstdeel bedenken.

1

Lees de stellingen en kruis aan. mee eens 1 2 3 4 5

2

niet mee eens

Bij sommige stellingen vallen zowel ‘mee eens’ als ‘niet mee eens’ te verdedigen (zie lesgang). Laat, waar van toepassing, beide opties als juist noteren.

Ik begrijp de zin niet.

Je kiest waarover je droomt. Je kunt dromen onthouden. Dromen zijn voor iedereen anders. Je droomt elke nacht. Enkel mensen kunnen dromen.

Test uit wat jij al over dromen weet.

1 Droomt iedereen? x ja

nee

2 Hoe vaak droom je per nacht? x de hele nacht door eenmaal 3 Zit je hippocampus enkel in je linkerhersenhelft? x nee ja 4 Dromen doen we met onze ... x hersens ogen 5 Tijdens het dromen leren we iets. x ja nee

Thema 3 - les 8

95

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 441

441

11/01/19 14:38


3

Lees deel 1 van de tekst en los de vragen op.

A: “Ik droom nooit! Dromen is voor watjes.” Dat hoor je vaak zeggen. Mooi verkeerd. Iedereen droomt. Sterker nog, iedereen droomt de hele nacht door. Hoe weten onderzoekers dat? De ‘berichten’ die door je hersens flitsen, zijn golfjes elektriciteit. Die elektriciteit kunnen ze meten met een EEGscanner. Zo’n EEG-scanner meet de trilling van de golfjes elektriciteit.

5

Ben je wakker, dan zien ze op hun scherm snelle golfjes:

10

Slaap je diep, dan zien ze trage golfjes:

a Kleur in de tekst: de sleutelwoorden.

W

de EEG-scanner toestel om de elektrische activiteit in de hersens te meten.

b Kruis aan. De tekst is: fictie x non-fictie

Hoe weet ik of een tekst fictie of non-fictie is? Verzonnen teksten worden fictie genoemd. Bv. verhaal, sprookje, gedicht ...

Fictie, met de F van fantasie!

Weetteksten worden non-fictie genoemd. Bv. verslag, krantenartikel, handleiding, woordenboek, gebruiksaanwijzing, schoolboek ...

c Wat meten ze met een EEG-scanner? Met een EEG-scanner meten ze de trilling van de golfjes elektriciteit in onze hersens.

96

442

Thema 3 - les 8

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 442

11/01/19 14:38


4

Lees deel 2 van de tekst en los de vragen op.

B: Dromen is opruimen in je hoofd. Opruimen is datgene wat je moeder zo vaak zegt dat je moet doen, maar waar jij zelden zin in hebt. Ga maar eens een kijkje nemen in je kamer.

Hoe komt er rommel in je hoofd? 5

De hele dag word je met van alles ‘‘bestookt’. Al die informatie zorgt voor rommel in je hoofd. Stel dat je alles zou onthouden, dan zou je hoofd vroeg of laat ontploffen!

OPRUIMEN!

Hoe wordt de rommel opgeruimd?

ge golfjes:

10

15

EEG-scanner tel om de elektrische activiteit e hersens te meten.

W

ctie, met de F an fantasie!

Je hebt een kortetermijngeheugen. Dat geheugen onthoudt dingen voor een korte tijd. Onbelangrijke dingen. Zoals het feit dat je morgen toets rekenen hebt. Je hebt ook een langetermijngeheugen. Dat geheugen onthoudt dingen voor een lange tijd. Belangrijke dingen. Zoals het feit dat de juf volgende week jarig is. Een kleine kwab in je hersens helpt je geheugen. Die kwab heet de hippocampus. Het is een Grieks woord. Hippo betekent ‘paard’. Campus betekent ‘zee’. Hippocampus wil zeggen zeepaard. Waarom ze die naam kozen, zie je hier: Zowel in je rechterhersenhelft als in je linkerhersenhelft zit er zo’n kwab. Overdag heeft dat zeepaardje niet de tijd om alles een juiste plaats te geven in je hoofd. Daarom werkt het ’s nachts verder. Het ordent je geheugen. Het wist onbelangrijke dingen, zodat er plaats vrijkomt voor nieuwe dingen. Het geeft belangrijke dingen een juiste plaats, zodat je die later makkelijk kunt ophalen.

een kijkje nemen

ergens even gaan kijken

bestoken

beschieten, (hier) veel informatie die binnenkomt

wissen

verwijderen

a Kleur in de tekst: de sleutelwoorden. b Hoe heet de kwab in onze hersenen die ’s nachts verder werkt? de hippocampus

c Wat doet die kwab? De hippocampus ordent je geheugen: het wist onbelangrijke dingen, zodat er plaats

onze hersens.

vrijkomt voor nieuwe dingen. Het geeft belangrijke dingen een juiste plaats. Thema 3 - les 8

97

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 443

443

11/01/19 14:38


5

Lees deel 3 van de tekst en los de vragen op.

C: Je slaapt niet altijd even diep. Tijdens je slaap doorloop je verschillende

Je slaapt niet altijd even diep. Tijdens je slaap doorloop je verschillende slaapcyclussen. Een slaapcyclussen. Een cyclus duurt ongeveer negentig minuten. In zo’n cyclus ga cyclus duurt ongeveer negentig minuten. In zo’n cyclus ga je na het inslapen van een lichte je na het inslapen van een lichte slaap naar een diepere slaap en daarna terug slaap naar een diepere slaap en daarna terug naar een minder diepe. naar een minder diepe.

Het patroon laatzien ziendat daterervier viersoorten soorten slaap zijn: Het patroonvan vande de golven golven laat slaap zijn: a ade delichte lichteslaap, slaap, b bde dediepe diepe slaap, slaap, c cde slaap, denog nog diepere diepere slaap, deremslaap. remslaap. d dde

5

Rem is de afkorting van de Engelse woorden rapid eye movements, snelle

15

Rem is de afkorting van de Engelse woorden rapid eye movements, snelle oogbewegingen. Je oogbewegingen. Je ogen zijn gesloten, maar je oogballen bewegen heen en ogenweer. zijn gesloten, maar je oogballen bewegen heen en weer. Tijdens de remslaap dromen we Tijdens de remslaap dromen we het meest. het meest. Remslaap is heeldatbelangrijk. het laboratorium zien onderzoekers Bij mensen die zeggen ze NOOITIn zien ze hetzelfde alsdat ratten die een Wat je vlak voor je wakker wordtdromen, droomt, dat onthoudgolfpatroon je het best. tekortbijaan remslaap depressief diegenen die hebben, wel dromen. Zo wetenworden. ze dat iedereen droomt. Want jedie bent dan al bijna wakker, en dromen belanden immersniet zelden in je die Bij mensen zeggen dat ze NOOIT zien ze hetzelfde golfpatroon als bij diegenen Alleen onthoudt niet iedereen zijndromen, dromen. Mensen die zich hun dromen wellangetermijngeheugen. dromen. Zo weten dat droomt. onthoudt herinneren, denkenze dat zeiedereen niet dromen. MaarAlleen dat is dus niet zo. niet iedereen zijn dromen. belangrijk. Indroomt, hetdoor. laboratorium onderzoekers dat ratten droom jewakker de hele nacht WatToch jeRemslaap vlak voorisjeheel wordt onthoud zien je het best. die een tekort aan remslaap hebben, worden. Eenminder depressieve Toch droom je de nacht Hoe depressief dieper hoe actiefrat je hersens zijn. Hoe dieper jehele slaap, hoedoor. minder actief je je slaapt, hersens zijn. wil je niet in huis. Daardoor droom je in iedere soort slaap anders. Daardoor droom je in iedere soort slaap anders. 16

Zoete dromen

Hersengolven

Je

Je

bijna wakker

↓ t oom als ee dr

↓ t oom als ee dr

eenvoudig zoogdier

n…

vogel

lichte slaap

n…

reptiel

↓ ta oom ls ee dr

n…

↓ oomt als ee dr

n…

Je

hele diepe slaap minder diepe slaap

Je

10

mens

Je hersens leggen tijdens zo’n cyclus dezelfde weg af als in 350 miljoen jaar Meer lezen? evolutie. Zoete dromen, Karla Stoefs, Zoete dromen | Karla Stoefs

Zoete dromen

Droomt iedereen? Slaapt een dolfijn? Als je droomt van wortels, wat wil dat dan zeggen? Val je beter in slaap als je schaapjes telt?

Zoete dromen Karla Stoefs | Bartjan Baarslag

Dromen is een spel met eigen regels. Soms beschik je over magische krachten, dan kan je vliegen of je spreekt plots vlot Chinees tot … de wekker gaat. Maar wist je dat je ook kunt leren tijdens je slaap? Wat denk je, tijd voor een tukje?

Talentbib 4 Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.

NF-cover-leerjaar4-6-200x200-DEF.indd 4,6

98

444

4

13/07/18 14:09

Zoete dromen

17

Thema 3 - les 8

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 444

11/01/19 14:38


W

de cyclus

iets dat zich steeds herhaalt

depressief

je gedurende lange tijd niet gelukkig voelen

a Kleur in de tekst: de sleutelwoorden. b Vul de informatie over de slaapcyclussen aan. In je slaap doorloop je

vier

de lichte slaap,

de diepe slaap,

de diepere slaap en

de remslaap.

Eén cyclus duurt

ongeveer 90 minuten

slaapcyclussen, namelijk:

.

c Wat is het gevolg van een tekort aan remslaap? Bij een tekort aan remslaap kun je depressief worden.

6

Schrijf boven elk tekstdeel een passende titel. Tip: gebruik de sleutelwoorden.

Thema 3 - les 8

99

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 445

445

11/01/19 14:38


7

Lees de tekst en los de vragen op.

A:

5

Dromen ordent je geheugen. Dromen laat weten wat je diep vanbinnen voelt. Dromen geeft je inzicht in problemen. Daardoor leren we in onze slaap. Niet alleen feiten of weetjes, maar ook vaardigheden. Want je hebt ook een motorisch geheugen voor bewegingen. Sport, pianospelen, ook dat leer je in je slaap.

B: Het is bewezen dat zelfs met een hazenslaapje je prestaties verbeteren.

10

minuten slaap

Je bent vier uur lang alerter, aandachtiger en beter geconcentreerd.

20

minuten slaap

Je kunt de dingen beter onthouden.

W

het hazenslaapje kort slaapje alert waakzaam, wakker

10

15

Wat denken jullie van het idee om iedere les af te sluiten met een dutje?

het dutje kort slaapje

Maar hoe slaap je het best in de klas? Tel geen schaapjes, want dan activeer je je hersens. Denk liever aan iets rustigs: aan een pot groen gras. Zoek een goede houding. Met z’n allen op een hoopje, lekker in een knoopje!

C:

25

100

446

Wat zal de toekomst brengen? Men zal nog veel ontdekken over de werking van de hersens. Japanse onderzoekers zijn erin geslaagd om beelden uit je droom te projecteren op een scherm. Voorlopig lukt hen dat met eenvoudige beelden, maar in de toekomst draaien ze je droom af zoals een film. Best eng. Misschien zul je een droom kunnen bestellen. Via een speciale helm? Of een pilletje? Of zul je een droom kunnen delen met je vriendin of vriend of met je huisdier? Of ... bedenk zelf maar iets.

Thema 3 - les 8

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 446

11/01/19 14:38


a Geef drie voorbeelden van vaardigheden die je leert tijdens het dromen. 1

bv. typen

2

bv. voetballen

3

bv. pianospelen, gitaarspelen

b Waarin zijn de Japanse onderzoekers geslaagd? Japanse onderzoekers zijn erin geslaagd de beelden uit je droom te projecteren op een scherm.

Zou jij dat fijn vinden? Waarom (niet)?

c Schrijf boven elk tekstdeel een passende titel.

er W

het hazenslaapje kort slaapje alert waakzaam, wakker het dutje kort slaapje

8

Los het kruiswoordraadsel op. Tip: zoek de antwoorden in de teksten. Verticaal 2 Welk toestel kan de golfjes van je hersens meten? 3 Dromen is ... in je hoofd. 5 In welk land zijn onderzoekers erin geslaagd dromen te projecteren?

Horizontaal 1 Hoe ... je slaapt, hoe minder actief je hersens zijn. 4 Een ander woord voor een kort slaapje. 6 Dit orgaan zorgt ervoor dat alles wordt opgeruimd in je hersens.

s. Denk liever aan de houding. Met

2 1

D

I

E

P

5 4

oekers zijn pig lukt

D

U

T

J

E

A 6

?

H

I

P

P

O

E

R

E

3

G

O

-

P

S

R

C

A

M

U

A

A

I

N

N

M

N

E

E

N

S

R

Thema 3 - les 8

101

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 447

447

11/01/19 14:38


9

Hoe verliep de les voor jou? Ik geef deze tekst Ik kon sleutelwoorden markeren. Ik kon vragen bij een tekst beantwoorden. Ik kon een goede titel voor een tekstdeel bedenken. Ik durfde mijn mening over de stellingen te vertellen.

102

448

Thema 3 - les 8

L4 - Thema 3 - les 8 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 448

11/01/19 14:38


Praatkaartjes: dromenvangers

L4 - Thema 3 - les 8 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 449

449

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 9

Droom of schrijf ik verder? Domeinen: Onderwerp: Lesduur:

schrijven, luisteren aan de hand van feedback een finale versie maken van een verhaal 75 minuten

Samenhang

Materialen

In les 1 maakten de leerlingen kennis met de auteur Katie Velghe. In les 3 lazen ze fragmenten uit haar boek Droomprinses. Na het lezen van die fragmenten schreven de leerlingen in les 4 een vervolg op het verhaal. In deze les verbeteren ze hun kladversie. Ze maken ook de test over dromen uit les 8 opnieuw. De informatie uit de test en de teksten van les 8 kunnen ze verwerken in hun vervolg. Aan het einde van de les komen de leerlingen te weten hoe het verhaal afloopt.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen

Folio > taalschrift p. 103-106 > bronnenblad 1 > boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4) Diversen > wekker of timer

Hoofddoel van de les Korte, eenvoudige verhalen en gedichten schrijven. Andere doelen > Plezier beleven en bereid zijn te lezen en te schrijven. > Bereid zijn na te denken over eigen lees- en schrijfgedrag. > Bereid zijn spellingsregels te gebruiken bij schriftelijke communicatie. Plezier beleven en bereid zijn te luisteren en spreken. Strategieën Volgende schrijfstrategieën hanteren onder aansturing van de leraar of met behulp van een stappenplan: > Na het schrijven: in interactie met anderen reflecteren op het schrijfproduct; het schrijfproduct reviseren op inhoud, opbouw en stijl. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Op een constructieve manier met feedback omgaan.

Voorbereiding > Zorg dat je de kladversies van de verhalen hebt verbeterd, voor je deze les geeft. Noteer je feedback bij oefening 5 van les 4. > Maak vooraf duo’s. De leerlingen zullen elkaars werk beoordelen.

Coöperatieve werkvorm in deze les > gedachtenotities

450

L4 - Thema 3 - les 9 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 450

11/01/19 14:38


Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen lezen de feedback van de leraar en van een klasgenoot. Ze houden rekening met de tips om hun verhaal te verbeteren. Omdat er ook staat wat goed is, leren ze hun schrijfkwaliteiten kennen.

Brug naar andere leergebieden >> ICT: Laat de leerlingen de netversie van hun vervolg op de computer typen. >> Muzische vorming (beeld): Laat de leerlingen een of meerdere illustraties bij hun tekst maken.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 De test van les 8 opnieuw maken Verdeel de leerlingen in dezelfde duo’s als in les 8. Ze lossen opnieuw de droomtest (oefening 1) op, die ze in de vorige les zonder voorkennis maakten. De informatie uit de test en uit de teksten die ze lazen in les 8, kunnen ze verwerken in hun verhaal. Verbeter klassikaal. Laat de leerlingen hun score vergelijken. 2 Het einde van het laatste fragment van Droomprinses herhalen In les 4 verzonnen jullie een einde voor het verhaal Droomprinses van Katie Velghe. Hoe eindigde het laatste fragment van het verhaal dat we in les 4 lazen? (Victor was boos op Brent en schreef daarom in het droomboek onder ‘Brent’: ‘Ik wil doodgaan!’ Als een wens in het boekje staat, dan komt die uit. Victor is bang, wat moet hij nu doen?)

taalschrift p. 103

boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4)

3 Op het lesdoel focussen Jullie schreven na een brainstorm een kladversie van je verhaal. Ik schreef bij jullie verhalen wat ik goed vind en wat nog beter kan. Je leest het verhaal van een klasgenoot. Je schrijft op wat je goed vindt en geeft tips om het verhaal te verbeteren. Aan de hand van mijn tips en die van een klasgenoot, schrijf je een verbeterde versie van je verhaal.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 4 Opmerkingen in hun verslag bekijken De leerlingen lezen jouw feedback (oefening 5 van les 4). Ze noteren bij oefening 2a of in hun kladversie (oefening 3 van les 4) wat ze willen veranderen. Vertel dat ze ook informatie uit de droomtest of uit les 8 kunnen toevoegen. (oefening 2b)

taalschrift p. 103, 88-89 schrijfstrategie 6: Ik gebruik de tips van anderen om mijn werk beter te maken.

L4 - Thema 3 - les 9 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 451

451

11/01/19 14:38


5 Feedback aan/van een klasgenoot geven/krijgen De leerlingen lezen het verhaal van een klasgenoot. Ze maken oefening 3a en bespreken de feedback met hun klasgenoot (oefening 3b). De leerlingen kunnen uitleg vragen aan de leraar over zijn bemerkingen bij oefening 5 (les 4). 6 Een titel bij het verhaal bedenken Coöperatief leren: gedachtenotities Vorm duo’s. De leerlingen schrijven in twee minuten tijd zoveel mogelijk titels op bij oefening 4. Ze wisselen hun taalschrift met hun partner. Die markeert de titel die hij het leukste vindt. De leerling kiest een titel en noteert die bovenaan de netversie. Laat enkele leerlingen hun titel voorlezen. 7 De eindversie schrijven De leerlingen schrijven de eindversie van hun verhaal bij oefening 5. 8 Verhalen voorlezen Vorm groepen van drie leerlingen. Elke leerling leest zijn verhaal voor in zijn groep. Luister naar elkaars verhaal. Geef een of twee woorden feedback bij het verhaal. Noteer die feedback bij oefening 6. 9 Het einde van het verhaal Droomprinses beluisteren Lees het einde van boek voor zoals auteur Katie Velghe het geschreven heeft.

taalschrift p. 104 schrijfstrategie 6: Ik gebruik de tips van anderen om mijn werk beter te maken.

wekker of timer taalschrift p. 104

taalschrift p. 105 schrijfstrategie 5: Ik verbeter en verzorg mijn werk.

taalschrift p. 106 bronnenblad 1 boek Droomprinses, Katie Velghe (Talentbib 4)

Controleren en reflecteren 10 Op het lesdoel reflecteren >> Had iemand hetzelfde einde als de auteur bedacht? >> Welk einde is je bijgebleven? >> Met welke feedback had je het moeilijk? >> Welk(e) feedback vond je leuk om te krijgen? >> Met welke feedback heb je (geen) rekening gehouden? Waarom (niet)? >> Ben je tevreden over het eindresultaat? Waarom (niet)? >> Vind je het einde van het verhaal van Katie Velghe geslaagd? Waarom (niet)? 11 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen >> worden aangemoedigd om de informatie uit les 8 in hun eindversie te verwerken.

taalschrift p. 106 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

Instructieafhankelijke leerlingen >> verbeteren hun verhaal onder begeleiding van de leraar. >> hoeven de tekst niet helemaal over te schrijven: het volstaat als ze bepaalde fragmenten overschrijven. >> lezen hun tekst voor in miniklas onder begeleiding.

452

L4 - Thema 3 - les 9 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 452

11/01/19 14:38


les 9

Droom of schrijf ik verder? Ik kan feedback verwerken in mijn verhaal. Ik kan mijn verhaal expressief voorlezen.

1

Maak de droomtest opnieuw. Vergelijk je score met die van je partner.

1 Droomt iedereen? x ja

nee

2 Hoe vaak droom je per nacht? x de hele nacht door eenmaal 3 Zit je hippocampus enkel in je linkerhersenhelft? x nee ja 4 Dromen doen we met onze ... x hersens ogen 5 Tijdens het dromen leren we iets. x ja nee

2

Verbeter je verhaaleinde. a Lees de feedback van je juf of meester bij je verhaal (p. 91). Hoe ga je de opmerkingen verwerken? Tip: je kunt ook verbeteren in je kladversie.

W

de feedback opmerkingen

b Welke informatie uit de droomtest of uit les 8 wil je gebruiken?

Thema 3 - les 9

103

L4 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 453

453

11/01/19 14:38


3

Lees het verslag van een klasgenoot. a Schrijf drie dingen op die je goed vindt aan het verhaal en drie dingen die je zou veranderen. Dit vind ik goed: Ik schreef een goed einde.

1 2 3 Dit zou ik veranderen: 1 2 3

Mijn zinnen zijn niet te lang. Ik herhaalde niet te vaak dezelfde woorden. Hoofdletters en leestekens staan op de juiste plaats. In mijn einde bedacht Victor een oplossing voor het probleem met Brent. Het verhaal is leuk, spannend of boeiend om te lezen.

b Bespreek met je klasgenoot wat je zou veranderen.

4

104

454

Bedenk een titel volgens het stappenplan. STAP 1:

Schrijf in twee minuten zoveel mogelijk titels voor je verhaal.

STAP 2:

Wissel met je partner van taalschrift. Markeer in het schrift van je partner de titel die jij het beste vindt.

STAP 3:

Neem je eigen taalschrift. Schrijf de titel die jij kiest bovenaan oefening 5.

Thema 3 - les 9

L4 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 454

11/01/19 14:38


5

Schrijf de netversie van je verhaal.

Thema 3 - les 9

105

L4 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 455

455

11/01/19 14:38


6

Beoordeel elkaars verhaal. a Lees je verhaal voor aan je groep. b Geef in een of twee woorden feedback op het verhaal van je groepsgenoot. Kies uit: geweldig – mooi – spannend – griezelig – fantastisch – grappig – moeilijk – lang – kort c Schrijf de feedback van je groep over jouw verhaal op.

7

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon de feedback verwerken in mijn verhaal. Ik kon de feedback gebruiken toen ik mijn netversie schreef. Ik kon mijn verhaal expressief voorlezen in mijn groep. Ik kon het verhaal van mijn groepsgenoten met een of twee woorden beoordelen.

106

456

Thema 3 - les 9

L4 - Thema 3 - les 9 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 456

11/01/19 14:38


Droomprinses: afloop

5

10

15

20

25

30

35

40

Klik-klak, klik-klak, klik-klak ... “Wat is dat?” Victors ogen lichtten op. Vanuit het donker doemde het paard op. Droomprinses zat op zijn rug. Maar deze keer lachte ze niet. “Jullie waren niet uitgenodigd op het feestje”, zei ze. “Ik ... ik kom je boekje terugbrengen”, stamelde Victor. “Ach, lag dat bij jou?” vroeg Droomprinses. Ze liet zich van haar paard glijden. “Ik ... ik heb iets stoms gedaan. Ik heb er nog wensen ingeschreven.” “Zo?” fronste Droomprinses. “Voor ... voor Alpay hier.” Alpay stak even zijn hoofd van achter Victors rug en verdween weer snel. “En voor nog wat vrienden.” “Zo, had ik je daarvoor toestemming gegeven?” Victor zakte bijna door de grond. “Ik heb er ook iets ingeschreven dat ik niet meende. Kun jij het alsjeblieft veranderen?” “Dus daarom kom je mijn boekje terugbrengen. Je hebt er een knoeiboel van gemaakt!” “Alsjeblieft?” smeekte Victor. “Laat eens zien”, zei Droomprinses. “‘Brent: ik wil doodgaan.’ Hm. Geschreven is geschreven, je kunt het niet meer veranderen.” Het was alsof het gebouw onder Victors voeten instortte. “Zal Brent doodgaan? Kun je daar niets aan doen?” “Nee”, zei ze bijna opgewekt. “Over precies 89 jaar en 9 maanden gaat Brent dood. Hij wordt dus net geen honderd.” Victors mond zakte open. “Over 89 ... maar die dromen komen toch meteen uit?” “Had ik dat soms gezegd? Soms wel, soms niet.” “Ik kreeg geen straf”, waagde Alpay zich in het gesprek. “En ik had plots veel vrienden!” zei Victor. “Noem je dat vrienden?” lachte Droomprinses. “Jij zult veel vrienden hebben, Victor. Nu heb je Alpay, en laat eens kijken, in het secundair leer je Kevin kennen, en nog een paar jaar later Marten. En dan ... nee, de rest verklap ik nog niet. Vrienden zijn als donuts, beter één goede dan veel slechte!” Ze knipoogde naar Alpay en draaide zich om. “Wacht!” riep Victor. “Mag ik het boekje houden? Ik zal er niet meer in schrijven, ik wil er gewoon nog iets mee doen!” Droomprinses dacht even na. Toen haalde ze het potlood uit het boekje. “Zo,” zei ze, “zonder potlood wordt het een heel gewoon boekje. Ik versier er wel een nieuw op het feestje.” Ze besteeg Nacht, galoppeerde over het dak, en verdween. Victor en Alpay keken naar de lift en dan naar de brandtrap. “Met de trap”, zei Alpay en Victor knikte. Even later stonden ze beneden en liepen terug naar huis. Ze zeiden geen woord. Soms zijn woorden niet nodig. Toch niet voor vrienden. tussen zijn tanden. Op een avond krijgt hij bezoek van Droomprinses. Ze heeft sprieterig haar, heel grote voortanden en haar paard is een oude knol. Maar ze heeft een bijzonder boekje waarmee ze wensen kan vervullen. Als ze het boekje per ongeluk achterlaat, is Victor de koning te rijk …

Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.

Th 1_Oelewapper van de week_COVER.indd Alle pagina's

Oelewapper van de week | Karla Stoefs Droomprinses | Katie Velghe

Victor is een jongen van de vierde klas. Hij is klein, draagt een bril en heeft één vriend met peterselie

Oelewapper van de week Droomprinses Karla Stoefs | Mark Borgions Katie Velghe | Hester van de Grift

Meer lezen? Droomprinses, Katie Velghe, Talentbib 4

4

30/05/17 11:59

L4 - Thema 3 - les 9 - bronnenblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 457

457

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 10

Werkwoorden (1) Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling werkwoorden, infinitief en persoonsvorm 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten

Samenhang

Materiaal

De leerlingen weten wat werkwoorden zijn en herhalen de termen infinitief en persoonsvorm. Die basiskennis hebben ze nodig om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen

Folio > spellingschrift p. 31-34 > kopieerblad 1

Hoofddoel van de les De begrippen werkwoord, persoonsvorm en infinitief gebruiken.

Diversen > schrijflei > (online) woordenboek

Ander doel De persoonsvorm herkennen en verwoorden als het zinsdeel dat een handeling, een gebeurtenis of toestand uitdrukt, informatie geeft over de tijd wanneer het zich afspeelt. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Op een constructieve manier met feedback omgaan.

Voorbereiding Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Vouw de kaartjes, zodat alleen de zinnen zichtbaar zijn.

Coöperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen werken tijdens het partnerdictee samen met een partner. Ze bespreken de werkwijze van de werkwoorden en leren uit de feedback van de ander. Zo onderzoeken ze hoe ze het probleem kunnen aanpakken.

458

L4 - Thema 3 - les 10 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 458

11/01/19 14:38


Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Herhaal enkele woorden uit de vorige spellingles aan de hand van een woorddictee. Laat de leerlingen de woorden op een schrijflei schrijven of mondeling spellen. Geef onmiddellijk feedback. > heerlijke Dit is een ... taart. > lelijk Dit is een ... huis. > koninklijk Onze school kreeg ... bezoek. > aantrekkelijke De bakker heeft een ... etalage. > dagelijks Het is gezond om ... fruit te eten.

schrijflei

Projecteer de correctiesleutel en laat het dictee nakijken. 2 De moeilijkheid inductief ontdekken Projecteer de toptekst. Welke woorden onderzoeken jullie vandaag? (Kom tot werkwoorden.) Gelukkig moeten jullie dat niet alleen doen en is er de professor om jullie te helpen.

spellingschrift p. 31

3 Directe instructie Bespreek de spellingmoeilijkheden. Werkwoorden schrijven Verwoord of laat verwoorden wat werkwoorden zijn en markeer telkens twee voorbeelden in de toptekst. De meeste werkwoorden geven aan wat een mens, een dier of een ding doet. (rennen, duiken, vliegen, vallen, opstaan, onderzoeken, werken, mompelen ...) Sommige werkwoorden zeggen helemaal niet dat je iets doet. (zijn, hebben, worden, mogen, kunnen, willen, lijken, blijven, schijnen) Projecteer taalweter 1 en bespreek. Laat per twee gedurende een minuut zoveel mogelijk werkwoorden opschrijven. (bv. rennen, duiken, vliegen, vallen, opstaan, onderzoeken, werken, mompelen, zijn, worden, hebben, schateren ...) De persoonsvorm schrijven Projecteer de zin: De professor onderzoekt de werkwoorden. > Over wie gaat de zin? (De professor) Markeer het onderwerp geel. > Welk werkwoord staat er naast het onderwerp? (onderzoekt). Onderstreep de persoonsvorm. > De werkwoordsvorm die bij het onderwerp past, heet de persoonsvorm. > De persoonsvorm vind je door van de zin een ja-neevraag te maken: de persoonsvorm staat dan vooraan. Laat een ja-neevraag maken van de voorbeeldzin: Onderzoekt de professor de werkwoorden? > Onderzoekt staat vooraan, dat is dus de persoonsvorm. Projecteer taalweter 3 en bespreek. Schenk aandacht aan de juiste begrippen: het onderwerp en de persoonsvorm.

spellingschrift p. 127

Schrijf de zin op het bord.

spelingschrift p. 128

L4 - Thema 3 - les 10 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 459

459

11/01/19 14:38


Projecteer de zinnen: > De professor kijkt door de microscoop. > Ze vindt heel wat woorden. > Zie jij ze ook? > Deze woorden zijn werkwoorden. > Die ken je nu al. Laat de persoonsvorm zoeken met de ja-neevraag. De leerlingen modelen de werkwijze naar elkaar toe. Verbeter klassikaal.

Schrijf de zinnen op het bord.

De infinitief schrijven Projecteer de zin: De professor mompelt enkele werkwoorden. > Wat is de persoonsvorm in de zin? > Laat de ja- neevraag stellen: Mompelt de professor enkele werkwoorden? (mompelt) Ik begrijp het woord ‘mompelt’ niet en wil het graag opzoeken in het woordenboek. > Vind je dat werkwoord zo in het woordenboek? (nee) Als de leerlingen dat niet weten laat het dan (online) opzoeken. > Wat vind je wel terug? (mompelen) > De vorm van het werkwoord die je in het woordenboek vindt, noem je de infinitief. > Je vindt de infinitief door een korte zin te maken: Ik zal ... (mompelen).

(online) woordenboek

Projecteer taalweter 2 en bespreek.

spellingschrift p. 127

Projecteer de zinnen: > Ik wil. > Zus plaagt. > Jullie denken. > Wij hebben pech. > Je bloost. Laat de infinitief zoeken met de zin: Ik zal ... De leerlingen modelen de werkwijze. Verbeter klassikaal.

Schrijf de zinnen op het bord.

4 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen zoeken per twee drie persoonsvormen in de toptekst en modelen hoe ze de persoonsvorm vinden (door de ja-neevraag te stellen). Bij elke persoonsvorm zoeken ze ook de infinitief. 5 Gedifferentieerd verwerken Laat oefening 1 en 2 oplossen.

spellingschrift p. 31

spellingschrift p. 31-32

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke en instructiegevoelige leerlingen > verwerken oefening 1 en 2 zelfstandig. > verbeteren in duo.

460

L4 - Thema 3 - les 10 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 460

11/01/19 14:38


Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. Oefening 1: > Lees de taalweter over het werkwoord nog eens. > Overloop de volledige oefening in miniklas. Oefening 2: > Lees de taalweter over de infinitief nog eens. > Laat steeds aanvullen met de zin: ‘Ik zal ...’

Inoefening (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen Projecteer de zinnen: > Mijn broer kijkt vaak naar de televisie. > In de zomer trekken veel mensen naar het buitenland. > Klopt daar iemand op de deur? > Ik neem nog wel een koekje uit de doos. > De jongen fluit hard op zijn vingers. De leerlingen noteren de persoonsvorm en de infinitief op hun schrijflei. Ze overleggen met hun partner. 7 Schriftelijk oefenen Laat oefening 3 tot en met 6 oplossen.

Schrijf de zinnen op het bord.

schrijflei

spellingschrift p. 32-33

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen > gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. > kunnen een mop noteren op hun schrijflei en in elke zin de persoonsvorm onderstrepen. Instructiegevoelige leerlingen > overlopen eerst met de leraar de oefeningen. > maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen > werken in miniklas onder begeleiding. > modelen om de beurt de eerste opdracht van elke oefening. > werken zo zelfstandig mogelijk de rest van de oefeningen af. Oefening 3: Laat de persoonsvorm met potlood onderstrepen. Oefening 4: Maak van elke zin een ja-neevraag. Oefening 5 en 6: > Maak van elke zin een ja-neevraag. > Gebruik de zin ‘Ik zal ...’ om de infinitief te vinden.

L4 - Thema 3 - les 10 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 461

461

11/01/19 14:38


Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt het onderwerp en de persoonsvorm bij oefening 7. Eerst dicteren ze de hele zin. Daarna tonen ze de zin. (Vouw de kaartjes, zodat de antwoorden niet zichtbaar zijn.) Het onderwerp en de persoonsvorm uit de zin worden opgeschreven. Leerling 1 1 Wij maken alle oefeningen in ons schrift. 2 De kapitein vaart met een boot. 3 Komt ze zaterdag naar mijn feestje? 4 De oudere man wacht op de bus. 5 De kinderen tekenen een dier. Totaal /10

1 punt per correct geschreven antwoord

Leerling 2 1 Een blauwe balpen kost twee euro. 2 De schaapjes springen over het hek. 3 Hebben jullie een hond? 4 Ze lopen achter de bus. 5 Zaterdag speel ik tennis. Totaal /10

spellingschrift p. 34 kopieerblad 1 TIP! Focus op de ‘Ik twijfel’kolom. Nadat de leerlingen het woord of de zin schreven, lezen ze na wat ze schreven. Twijfelen ze over de schrijfwijze, dan zetten ze een kruisje. TIP! De puntenverdeling is facultatief.

1 punt per correct geschreven antwoord

Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte antwoord schrijven ze op de twee correctielijnen. 9 Integratieoefening Laat oefening 8 oplossen.

TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.

spellingschrift p. 34

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening zelfstandig op. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening >> lossen de oefening als partnerwerk op. >> bespreken met hun partner om welke moeilijkheid het gaat en hoe ze die aanpakken. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee >> Heel zwakke spellers gebruiken de taalweters. Wie twijfelt, kan even spieken, het woord afdekken en opschrijven. >> De leerlingen zetten een kruisje als ze de taalweters hebben geraadpleegd (compenserende maatregel).

462

L4 - Thema 3 - les 10 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 462

11/01/19 14:38


Integratieoefening >> werken in miniklas onder begeleiding. >> modelen de aanpak.

Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingweek worden de werkwoorden verder aangebracht. Een belangrijk aspect om de werkwoordspelling goed onder de knie te hebben, is niet alleen de werkwoorden herkennen, maar ook de stam vormen. Laat de zwakke spellers daarom als tussendoortje de werkwoorden kleuren in leesteksten of tijdschriften. Van de gekleurde werkwoorden bepalen ze de stam en schrijven die correct op.

L4 - Thema 3 - les 10 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 463

463

11/01/19 14:38


les 10

Werkwoorden (1) “Wat doet u?” vroeg ik de professor, die aan haar bureau zat. “Rennen”, mompelde ze, “duiken, vliegen, vallen, opstaan ... Ik onderzoek werkwoorden, maar hoe maak ik ze n doe overzichtelijk?” “Is dat niet te doen?” vroeg ik. “Dat is het: doen!” riep de professor uit. “Werkwoorden laten zien wat het onderwerp doet! Alleen zit ik dan nog met werkwoorden als hebben, kunnen en zullen, en zijn, worden en blijven. Die doen dat niet.” “Maar ze werken wel? Je kunt er zinnen mee maken?” vroeg ik. “Ja, natuurlijk!” lachte de professor. “Dan zijn het andere werkwoorden”, zei ik, om maar iets te zeggen. “Wacht eens, zo simpel is het! Er zijn werkwoorden die zeggen wat een onderwerp doet. En er zijn ... andere werkwoorden”, schaterde de professor. “Jij bent werkelijk geniaal!”

Taalweter 1 Taalweter 2 Taalweter 3 1

Waarom gebruik ik werkwoorden? Wat is een infinitief? Wat is een persoonsvorm?

Kleur:

Het zoeken van de werkwoorden staat centraal. Werkwoorden zeggen wat iemand doet, wat er gebeurt of wat iemand is of wordt.

de werkwoorden. wij rusten

het zwembad jij komt

jij gaat de hond

ik antwoord

jullie vertellen de kip legt

ze willen de kinderen vragen ik schrijf

het nummer

blauw gelukkig

Jaap eet twintig

de zon schijnt Ella droomt

Thema 3 - les 10

464

31

L4 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 464

11/01/19 14:38


2

Kleur: de infinitieven.

3

1

winnen

winnaar

won

wint

2

gehuil

huilen

huilt

huilde

3

missen

mist

gemis

misten

4

schreeuwt

schreeuwde

geschreeuw

schreeuwen

5

tovenaar

getover

toveren

tovert

6

giechel

giechelde

giechelen

gegiechel

7

ontmoette

ontmoeten

ontmoeting

ontmoet

a Maak een ja-neevraag. b Markeer: het onderwerp. c Onderstreep de persoonsvorm. Jitte droomt van een nieuwe fiets. Ja-neevraag: Droomt Jitte van een nieuwe fiets? 1 Dan rijden Jitte en papa naar het park.

Het zoeken van de infinitief staat centraal. Laat dat telkens voorafgaan door: ‘Ik zal ...’

Laat de ja-neevraag stellen om de persoonsvorm makkelijk te vinden. Wijs erop dat het onderwerp net na de persoonsvorm staat in de janeevraag.

Ja-neevraag: Rijden Jitte en papa dan naar het park? 2 Jitte valt met haar fiets. Ja-neevraag: Valt Jitte met haar fiets? 3 Papa en mama brengen haar naar de dokter. Ja-neevraag: Brengen papa en mama haar naar de dokter? 4 De dokter verzorgt de wonden. Ja-neevraag: Verzorgt de dokter de wonden? 5 Hij kleeft een grote pleister op Jittes been. Ja-neevraag:

Kleeft hij een grote pleister op Jittes been?

6 Gelukkig is het niet al te erg. Ja-neevraag: Is het gelukkig niet al te erg?

32

Thema 3 - les 10

L4 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 465

465

11/01/19 14:38


4

Laat de ja-neevraag stellen om de persoonsvorm makkelijk te vinden. Wijs erop dat het onderwerp net na de persoonsvorm staat in de janeevraag.

a Markeer in elke zin: het onderwerp. b Onderstreep telkens de persoonsvorm. Tip: stel een ja-neevraag. 1 Een kleine jongen kan niet slapen. 2 Hij roept zijn ouders die in de woonkamer zijn. 3 Zijn ouders willen hun zoon geen verhaal voorlezen. 4 Hij moet dan maar schaapjes tellen. 5 Al snel zitten de schapen rond zijn bed. 6 Hopelijk houden ze hem niet wakker!

5

Laat de zin ‘Ik zal ...’ gebruiken om de infinitief te vinden.

a Onderstreep de persoonsvorm en schrijf de infinitief. infinitief (Ik zal ...)

betekenis

schorsen

licht geven

1 De scheidsrechter schorst die speler. 2 Wout gist naar de uitkomst.

gissen

tijdelijk iets verbieden

3 De sterren fonkelen aan de hemel.

fonkelen

klagen over iets

4 De meester sakkert over mijn twee op tien.

sakkeren

raden naar iets

b Verbind de infinitief met de juiste betekenis.

6

Onderstreep de persoonsvorm en schrijf de infinitief.

Ik twijfel.

Fout? Verbeter.

infinitief (Ik zal ...) 1 Iman gaat op reis naar Spanje.

gaan

2 De hele familie reist mee.

reizen

3 Elke morgen zwemmen ze.

zwemmen

4 Na de middag helpt Iman met de afwas.

helpen

5 Dat vindt ze niet zo leuk.

vinden

6 Samen wandelen ze ook in het bos.

wandelen

7 Daar geniet Iman van.

genieten

8 ’s Nachts droomt ze van haar reis.

dromen

Thema 3 - les 10

466

33

Laat de ja-neevraag stellen om de persoonsvorm makkelijk te vinden. Wijs erop dat het onderwerp net na de persoonsvorm staat in de janeevraag. Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken.

L4 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 466

11/01/19 14:38


7

Luister goed. Noteer het onderwerp en de persoonsvorm. onderwerp

Ik twijfel.

persoonsvorm

1 2 3 4 5 Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw.

8

a Zoek het woord op (e)lijk(e) en vul de tekst aan. b Onderstreep de persoonsvormen. Een

aantrekkelijke

(erg mooie) vampier droomt van een lelijke

(niet mooi)

vrouw om mee te trouwen. Hij surft daarom naar de website “ Op die website kom je

Maar ze dromen wel van een

(niet gemakkelijk) mensen tegen.

moeilijke

Veel kandidaten wachten op een

(waaraan je dood kunt gaan) vampiers”.

dodelijke

afschuwelijk koninklijk

(met afschuw) aanzoek.

(als een koning)

huwelijk

(een trouw). c De vampier wordt op slag verliefd op de lelijke vrouw. Hij schrijft haar volgend bericht: Tip: de woorden kunnen je helpen. natuurlijk – eerlijk – onschadelijk – heerlijk – gevaarlijk – verschrikkelijk – eindelijk

34

Thema 3 - les 10

L4 - Thema 3 - les 10 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 467

467

11/01/19 14:38


Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes

468

Leerling 1

onderwerp

persoonsvorm

1 2 3 4 5

wij de kapitein ze de oudere man de kinderen

maken vaart komt wacht tekenen

Leerling 2

onderwerp

persoonsvorm

1 2 3 4 5

een blauwe balpen de schaapjes jullie ze ik

kost springen hebben lopen speel

Leerling 1

onderwerp

persoonsvorm

1 2 3 4 5

wij de kapitein ze de oudere man de kinderen

maken vaart komt wacht tekenen

Leerling 2

onderwerp

persoonsvorm

1 2 3 4 5

een blauwe balpen de schaapjes jullie ze ik

kost springen hebben lopen speel

Wij maken alle oefeningen in ons schrift. De kapitein vaart met een boot. Komt ze zaterdag naar mijn feestje? De oudere man wacht op de bus. De kinderen tekenen een dier.

Een blauwe balpen kost twee euro. De schaapjes springen over het hek. Hebben jullie een hond? Ze lopen achter de bus. Zaterdag speel ik tennis.

Wij maken alle oefeningen in ons schrift. De kapitein vaart met een boot. Komt ze zaterdag naar mijn feestje? De oudere man wacht op de bus. De kinderen tekenen een dier.

Een blauwe balpen kost twee euro. De schaapjes springen over het hek. Hebben jullie een hond? Ze lopen achter de bus. Zaterdag speel ik tennis.

L4 - Thema 3 - les 10 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 468

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 11

Verleng je zinnen! Domein: Onderwerp: Lesduur:

taaldenken een onderwerp en persoonsvorm aanvullen met zinsdelen die informatie geven op de vragen: wat, aan/voor wie, waar, wanneer, waarmee, met wie, hoe en waarom? 50 minuten

Samenhang

Materialen

In de vorige lessen rond taaldenken kwamen het onderwerp en de persoonsvorm aan bod. Tijdens deze les vullen de leerlingen het onderwerp en de persoonsvorm aan met zinsdelen die een antwoord geven op vragen als: Wat? Waar? Wanneer? Aan wie? ... In het gekke zinnenspel gebruiken de leerlingen de woordkaartjes uit les 6 opnieuw.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de structuur van zinnen: een aaneenschakeling van woorden, verschillende woorden en/of woordgroepen, één woord.

Folio > taalschrift p. 107-110 > kopieerblad 1 > kopieerbladen 1-3 van les 6 Diversen > een pion per leerling > een dobbelsteen per drie leerlingen

Andere doelen > Het onderwerp herkennen en verwoorden als het zinsdeel waarover iets wordt verteld. > Reflecteren op de structuur van zinnen door: zinnen te verdelen in zinsdelen, zinnen aan te vullen met zinsdelen, zinsdelen weg te laten, zinsdelen te vervangen, zinsdelen te verplaatsen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar en bereidheid tonen om het nieuwe te ontdekken en erover te leren.

Voorbereiding > Kopieer het ‘Gekke zinnenspel’ (kopieerblad 1) per drie leerlingen in kleur op A3-formaat (of kleur nadien de vakjes in). > Voorzie de woordkaartjes uit les 6 (kopieerbladen 1-3 van les 6). > Vorm vooraf heterogene groepen van drie leerlingen. > Schik de klas zo dat er drie verschillende werkhoeken zijn.

Coöperatieve werkvorm in deze les > denken – delen – doen

L4 - Thema 3 - les 11 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 469

469

11/01/19 14:38


Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De lessen taaldenken bieden de leerlingen de kans na te denken over hoe onze taal is opgebouwd. Ze verwonderen zich erover hoe woorden, zinnen en teksten de kern vormen van ons taalsysteem. Speel in op die verwondering en maak hen nieuwsgierig naar hoe taal ‘gemaakt’ wordt.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Kennis over de woordsoorten herhalen Projecteer de woorden: Mieke - over – enge monsters – droomt > Wie kan met deze losse woorden een zin maken? Maak met de leerlingen de zinnen: > Mieke droomt over enge monsters. > Droomt Mieke over enge monsters? > Over enge monsters droomt Mieke.

Schrijf de woorden en zinnen op het bord.

2 Op het lesdoel focussen Je markeert het onderwerp in zinnen geel , je onderstreept de persoonsvorm en markeert die groen. Je vult de zinnen die bestaan uit een onderwerp en persoonsvorm aan met zinsdelen die antwoord geven op vragen als: wat, aan wie, voor wie, waar, wanneer, hoe, waarmee?

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Onderwerp en persoonsvorm zoeken Projecteer de zin: Mieke droomt over enge monsters. > Over wie of waarover wordt iets gezegd in de zin? Wat is het onderwerp in de zin? (Mieke) We markeren het onderwerp in de zin geel. > Welk werkwoord zegt wat het onderwerp doet of wat ermee gebeurt? Wat is de persoonsvorm in de zin? (droomt) > Hoe vind je snel de persoonsvorm? (door de ja- neevraag te stellen of het onderwerp te veranderen, het zinsdeel dat mee verandert is de persoonsvorm) We onderstrepen de persoonsvorm in de zin en markeren die groen. 4 Schriftelijk oefenen Laat oefening 1 en 2 oplossen. Bespreek klassikaal. 5 Zinnen verlengen Coöperatief leren: denken – delen – doen Verwijs opnieuw naar de voorbeeldzin: Mieke droomt over enge monsters. > Wie kan een zinsdeel toevoegen dat vertelt waar het gebeurt? Schrijf het zinsdeel op bord. > Waarom hebben zinnen soms weinig zinsdelen en soms veel? Laat de leerlingen eerst individueel nadenken en vervolgens per twee overleggen. Ze proberen de twee meningen samen te brengen in één antwoord. Projecteer en bespreek de taalweter ‘Hoe kan ik zinnen aanvullen of afbouwen?’ (oefening 3).

470

Schrijf de zin op het bord.

taalschrift p. 107

taalschrift p. 108

L4 - Thema 3 - les 11 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 470

11/01/19 14:38


Je kunt een zin aanvullen door zinsdelen toe te voegen. Je geeft dan meer informatie. Zo maak je teksten die je schrijft aantrekkelijker, spannender of grappiger. Laat oefening 4 en 5 zelfstandig maken. Verbeter klassikaal.

taalschrift p. 108-109

6 Het ‘Gekke zinnenspel’ spelen Maak groepen van drie leerlingen. Bespreek de spelregels bij oefening 6: Verzamel op een kwartier zoveel mogelijk woordkaartjes. Daarna krijg je vijf minuten om er goede zinnen mee te maken. Wie het meeste kaartjes heeft gebruikt, wint. (Enkel de grammaticaal juiste zinnen worden goedgekeurd.) De leerlingen noteren hun langste zin bij oefening 7.

taalschrift p. 110 kopieerblad 1 kopieerbladen 1-3 van les 6 pionnen dobbelstenen

Controleren en reflecteren 7 Op het lesdoel reflecteren >> Hoe vind je een onderwerp in een zin? (Door de vraag te stellen: over wie of waarover wordt iets gezegd in de zin?) >> Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? (Als je van de zin een janeevraag maakt, staat de persoonsvorm vooraan.) >> Waarom zijn sommige zinnen langer dan andere zinnen? (om de zin aantrekkelijker te maken, meer informatie te geven) >> Hoe kun je meer informatie geven? (door zinsdelen toe te voegen die antwoorden op vragen als wat, waar, wanneer, waarmee ...) >> Hoe verliep de samenwerking tijdens het ‘Gekke zinnenspel’? >> Uit hoeveel woorden bestond je langste zin? >> Wie heeft de langste zin van de klas kunnen maken? Kunnen we die zin nog langer maken? Hoe dan wel? 8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

taalschrift p. 110 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> lossen oefening 1 tot en met 5 zelfstandig op met behulp van de taalweter en het instructiefilmpje. Instructiegevoelige leerlingen >> lossen oefening 1 tot en met 5 zelfstandig op met behulp van de taalweter en het instructiefilmpje. >> sluiten aan bij de instructieafhankelijke leerlingen als ze een oefening niet kunnen oplossen. Instructieafhankelijke leerlingen >> maken de oefeningen in miniklas onder begeleiding.

L4 - Thema 3 - les 11 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 471

471

11/01/19 14:38


les 11

Verleng je zinnen! Ik kan een zin verlengen door zinsdelen toe te voegen die antwoorden op vragen als: Wat? Aan wie? Waar? Wanneer? Hoe?

1

Markeer in elke zin:

Wijs er bij zin 2 op dat het onderwerp niet altijd vooraan in de zin staat.

het onderwerp. 1 Brent opent het boekje ergens in het midden. 2 Toen riep hij iets heel luid. 3 Griste hij het boekje uit Brents handen? 4 Ik noteer jouw droom. 5 Hij kraste de woorden in het boekje. 6 Jij weet niets van mijn droom, Brent! 7 Jouw droom staat nu in mijn boekje. 8 Gaat Brent nu echt dood?

2

a Markeer in elke zin: het onderwerp. b Onderstreep telkens de persoonsvorm. 1 Hij danste naar zijn wastafel. 2 Victor hoopt op een grote verandering. 3 Vandaag komt de droomprinses. 4 Ze vervult zijn droom. 5 Staan zijn vrienden aan de poort? 6 Vinden Sofie, Kobe en Thijs hem nu aardig? 7 Victor vindt het heel spannend. 8 De schoolbel maakt een hels lawaai.

Thema 3 - les 11

472

107

L4 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 472

11/01/19 14:38


3

Lees de taalweter.

Hoe kan ik zinnen aanvullen of afbouwen? Je kunt een zin aanvullen door zinsdelen toe te voegen. Bv. Vampiers zwerven. ’s Nachts zwerven vampiers gillend over verlaten begraafplaatsen. Wanneer?

Hoe?

Waar?

Je kunt een zin afbouwen door zinsdelen weg te laten. Bv.

De kinderen hoorden midden in de nacht wolven luid huilen in het bos. Wanneer?

Hoe?

Waar?

De kinderen hoorden wolven huilen. De zinsdelen die je toevoegt of weglaat, geven antwoord op vragen zoals: > Waar? > Wanneer?

4

> Hoe? > Waarom?

> Waarmee? > ...

Vul de zin aan met een zinsdeel dat antwoord geeft op de vraag. Schrijf de zin op. Brent schrijft zijn droom op.

Waar?

Brent schrijft zijn droom op in het schriftje.

1 In elke klas dromen zes kinderen eng.

Wanneer?

bv. In elke klas dromen ’s nachts zes kinderen eng.

2 De kinderen kunnen dromenvangers knutselen.

Let erop dat de leerlingen het gevraagde zinsdeel op de juiste plaats in de zin schrijven. Als de zin niet klopt, laat de zin dan hardop lezen.

Waar?

bv. De kinderen kunnen dromenvangers knutselen in de tekenacademie.

3 In het rode boekje schrijf je dromen.

Waarmee?

bv. In het rode boekje schrijf je met een speciaal potlood dromen.

5 Ik wil graag zorgen voor zieke mensen.

Waar?

bv. Ik wil graag zorgen voor zieke mensen in Afrika.

6 Ik wil graag kok worden.

Hoe?

bv. Ik wil graag kok worden door naar de koksschool te gaan.

108

Thema 3 - les 11

L4 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 473

473

11/01/19 14:38


5

Maak verschillende zinnen met de zinsdelen bij de tekening. a Maak een zo kort mogelijke zin. bv. Ze snurkt.

b Maak een zo lang mogelijke zin. bv. De brandweerman droomde elke nacht over een enge brand in een woning.

c Maak een zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een zinsdeel dat antwoord geeft op de vraag: wanneer? bv. Jonas slaapwandelt ’s morgens.

d Maak een zin met een onderwerp, een persoonsvorm en een zinsdeel dat antwoord geeft op de vraag: hoe? bv. Ze riepen erg luid.

ze

om hulp

Jonas

over een enge brand

de brandweerman over veel geld

in haar kamer

slaapwandelt erg luid

droomde

dromen

elke nacht

in de lift

arme kinderen in een woning

in de woonkamer snurkt

riepen

mijn broer

’s morgens

Thema 3 - les 11

474

109

L4 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 474

11/01/19 14:38


6

Speel het ‘Gekke zinnenspel’.

Gekke zinnenspel Voorbereiding: – Zit per drie aan een tafel. Leg het spelbord in het midden. Schud de kaarten per soort en leg ze in drie stapeltjes naast het spelbord: • Op de gele kaarten staat telkens een onderwerp. • Op de groene kaarten staat telkens een persoonsvorm. • Op de blauwe kaarten staat telkens een rest van de zin. – Kies een startplaats. Dat moet een wit vlak aan de buitenkant van het spelbord zijn. – Wie de langste haren heeft, begint. Spelregels: 1 Gooi met de dobbelsteen. Verzet je pion horizontaal of verticaal volgens het aantal ogen dat je gooide. Kom je op een gekleurd vak? Kies een kaart in dezelfde kleur. 2 De volgende speler is aan de beurt. 3 Speel het spel een kwartier lang. 4 Vorm na het kwartier zoveel mogelijk zinnen met je kaarten. Na vijf minuten kijk je elkaars zinnen na en tel je. Enkel juiste zinnen tellen mee. Wie de meeste kaarten gebruikte, wint.

7

Schrijf de langste zin op die je kon maken met het ‘Gekke zinnenspel’.

8

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het onderwerp vinden in een zin. Ik kon de persoonsvorm vinden in een zin. Ik kon een zin verlengen door zinsdelen toe te voegen die antwoorden op vragen als: Wat? Aan wie? Waar? Wanneer? Hoe? Ik genoot van een spel spelen.

110

Thema 3 - les 11

L4 - Thema 3 - les 11 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 475

475

11/01/19 14:38


476

L4 - Thema 3 - les 11 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 476

11/01/19 14:38


Thema 3 - les 12

Taalspel ‘Droom je mee over een onomatopee?’ Domeinen: Onderwerp: Lesduur:

spreken, luisteren, lezen kennismaken met onomatopeeën 25 minuten

Samenhang

Materialen

De leerlingen ontdekken wat een onomatopee is. Ze maken een onomatopeeklankspel.

Digitaal > bordboek > dvd

Lesdoelen Hoofddoel van de les Plezier beleven aan en bereid zijn te luisteren en spreken.

Andere doelen In voor hen bestemde informatieve teksten: gewenste informatie vinden, chronologie herkennen, vergelijking herkennen, relaties ontdekken. > Bereid zijn om te spreken en te luisteren en zich in te leven in de boodschap. > Met eigen woorden een bekeken afbeelding zonder steun van illustraties duidelijk maken.

Folio > taalschrift p. 111-112 > kopieerbladen 1-2 Diversen > een zakdoek per vier leerlingen > A3-papier > stripverhalen > kladpapier

Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar en bereidheid tonen om het nieuwe te ontdekken en erover te leren.

Voorbereiding > Kopieer de uitbeeldkaartjes (kopieerblad 1) en zorg dat elke leerling één kaartje heeft. > Kopieer de categorieën (kopieerblad 2) en zorg dat elke groep van vier leerlingen één categorie heeft. Voorzie ook een A3-papier per groep. > Voorzie stripverhalen voor de groep die werkt rond strips. Geef die niet bij de start van de activiteit, maar laat de leerlingen erom vragen als ze inspiratie nodig hebben.

Woordenschat School- en instructietaal: > de onomatopee

L4 - Thema 3 - les 12 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 477

477

11/01/19 14:38


Coöperatieve werkvorm in deze les >> denken – delen – doen

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen leren het begrip ‘onomatopee’ kennen door verschillende opdrachten uit te voeren. De leerlingen durven klanken na te bootsen en ervaren zo het nieuwe begrip.

Brug naar andere leergebieden Muzische vorming: In geval van tijdnood kun je ervoor opteren om het onomatopeespel te laten maken en uitvoeren tijdens een les muzische vorming.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Geluiden nabootsen Zet de leerlingen in groepen van vier of vijf. Geef elke leerling een kaartje. De leerlingen leggen de kaartjes verspreid op tafel met de witte zijde naar boven. Leg een zakdoek in het midden. Elke leerling neemt om de beurt een kaartje. Daarop staat een afbeelding. >> Boots het geluid na van de afbeelding op het kaartje. >> De andere leerlingen raden welk voorwerp, dier of werkwoord je nabootst. >> Wie wil antwoorden, grijpt de zakdoek. Wie als eerste de zakdoek heeft, mag antwoorden. >> Als de afbeelding geraden is, is het de beurt aan de volgende speler om een geluid na te bootsen. >> Raadt de leerling fout, dan mag de volgende leerling die de zakdoek grijpt raden. >> Speel tot alle kaartjes op zijn. 2 Filmfragment bekijken Coöperatief leren: denken – delen – doen Projecteer het filmpje over de onomatopee.

kopieerblad 1 zakdoeken

dvd taalschrift p. 111

>> Schrijf bij oefening 1a in één zin wat een onomatopee is. >> Bespreek je verklaring met je partner. >> Breng jullie antwoorden samen tot één verklaring en schrijf die bij oefening 1b. Bespreek klassikaal. Schrijf enkele definities op bord. (bv. Een onomatopee is een klanknabootsing waarbij de uitspraak aan de betekenis doet denken.) Laat de betekenis van onomatopee (woord waarmee een klank wordt nagebootst, bv. ‘de bam’ als het geluid van een harde klap) bij oefening 1c opschrijven. 3 Op het lesdoel focussen In deze les maken jullie kennis met verschillende onomatopeeën. Daarna maken jullie met die onomatopeeën een klankspel.

478

L4 - Thema 3 - les 12 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 478

11/01/19 14:38


Hoofddoel uitvoeren en verwerken 4 Verschillende onomatopeeën zoeken Vorm opnieuw groepen. Geef elke groep een categorie. Laat de categorie bij oefening 2 in het taalschrift schrijven. Geef de groepen enkele minuten de tijd om onomatopeeën binnen hun categorie te bedenken. Ze schrijven die op het A3-papier. Daarna schuiven de groepen door. Ze laten het blad liggen. De groepen lezen en bespreken de antwoorden van de andere groep en vullen nog aan. Herhaal de werkwijze tot elke groep elke categorie heeft bekeken. Bespreek klassikaal de verschillende categorieën onomatopeeën. Sta stil bij geluiden die geen klanknabootsing zijn. Vul bepaalde categorieën aan als de leerlingen niet veel onomatopeeën vonden. De leerlingen noteren de leukste onomatopeeën van hun startcategorie in hun taalschrift (stap 5 van oefening 2).

kopieerblad 2 taalschrift p. 111-112 A3-papier TIP! Herinner aan de geluiden op de uitbeeldkaartjes als leerlingen vastlopen. TIP! Voorzie stripverhalen voor de groepen die daarrond werken. taalschrift p. 111-112

5 Een klankspel maken Geef elke groep opnieuw een categorie onomatopeeën. De groepen maken er een klankspel mee. De compositie moet ongeveer een minuut duren. 6 Het klankspel uitvoeren Laat elke groep zijn klankspel uitvoeren.

Controleren en reflecteren 7 >> >> >> >> >>

Op het lesdoel reflecteren Wat is een onomatopee? Geef enkele voorbeelden van onomatopeeën. Kon je met je groep onomatopeeën vinden in elke categorie? Welke categorie vond je het moeilijkst/makkelijkst om aan te vullen? Waarom zijn onomatopeeën leuk? Wanneer zou jij ze gebruiken?

8 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

taalschrift p. 112 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

Na de les Laat voor de volgende leesles een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen.

L4 - Thema 3 - les 12 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 479

479

11/01/19 14:38


les 12

Droom je mee over een onomatopee? Ik kan onomatopeeën bedenken en er een klankspel mee maken.

1

a Wat betekent ‘onomatopee’ volgens jou?

b Overleg met je partner. Voeg jullie verklaringen samen tot één verklaring.

c Schrijf de betekenis van ‘onomatopee’ op. W

de onomatopee

woord waarmee een klank wordt nagebootst, bv. ‘de bam’ als het geluid van een harde klap

2

Controleer tijdens het groepswerk of de vondsten van de leerlingen wel degelijk onomatopeeën zijn en geen gewone geluiden.

Volg het stappenplan om onomatopeeën te bedenken. STAP 1: Schrijf de categorie in het midden van het blad. STAP 2: Verzin zoveel mogelijk onomatopeeën (= klanknabootsingen) in die categorie. Tip: Denk aan peutertaal. Zo zeggen peuters soms ‘woef’ in plaats van ‘hond’ of ‘toeter in plaats van ‘bel’. Werk je rond stripverhalen? Vraag dan aan je juf of meester een aantal strips om inspiratie op te doen. STAP 3:

Schuif na het signaal van je juf of meester door naar de volgende groep. Laat het blad liggen.

STAP 4: Lees de categorie en onomatopeeën van de andere groep. Vul aan als jullie nog extra klanknabootsingen kunnen bedenken. STAP 5:

Schrijf de leukste onomatopeeën op de volgende pagina in je schrift.

Thema 3 - les 12

480

111

L4 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 480

11/01/19 14:38


3

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon het woord ‘onomatopee’ verklaren. Ik kon voorbeelden van een onomatopee geven. Ik kon met mijn groep leuke onomatopeeën bedenken. Ik kon met mijn groep een klankspel maken. Ik werkte goed samen met mijn groep.

112

Thema 3 - les 12

L4 - Thema 3 - les 12 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 481

481

11/01/19 14:38


Uitbeeldkaartjes onomatopeeĂŤn

482

L4 - Thema 3 - les 12 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 482

11/01/19 14:39


CategorieĂŤn onomatopeeĂŤn

dieren peutertaal voorwerpen werkwoorden stripverhalen

L4 - Thema 3 - les 12 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 483

483

11/01/19 14:39


Thema 3 - les 13

Vrij lezen Domein: Onderwerp: Lesduur:

lezen vrij lezen in een boek naar keuze 25 minuten

Lesdoelen

Materialen

Hoofddoel van de les Plezier beleven aan lezen.

Diversen > een boek naar keuze

Ander doel Bereid zijn spontaan voor hen bestemde boeken en andere informatiebronnen te raadplegen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Plezier beleven en voldoening ervaren.

Voorbereiding Laat een boek van thuis of een boek uit de bibliotheek meebrengen. Je kunt zelf boeken over het thema in de bib lenen en aanbieden in de klas.

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Help leerlingen die niet graag lezen een boek op maat te vinden. Bied hen verschillende tekstsoorten aan, zoals strips, informatieve boeken en fictieboeken in alle soorten genres. Peil naar hun interesses en geef aarzelende lezers extra kansen om te vertellen wat ze gelezen hebben.

Lesgang Oriënteren en plannen 1 Op het lesdoel focussen Verduidelijk wat je in deze les beoogt: > Iedereen leest een boek naar keuze. Dat mag een verhaal zijn, een informatief boek, een strip, een tijdschrift ... > Leerlingen die graag digitaal lezen kunnen bv. kiezen voor een boek uit de Talentbib of uit de BiB-BoXen. Die boeken zijn erg compact en je kunt ze binnen de voorziene tijd helemaal uitlezen. > Sta de leerlingen toe om samen in een informatief boek te lezen. Ze kunnen dan zaken aan elkaar verduidelijken. De leerlingen die daarvoor kiezen geef je het best een aparte plaats in de klas, zodat ze de ‘stillezers’ zo weinig mogelijk storen. > Maak duidelijke leesafspraken. Waar mogen de leerlingen zitten? Wat doen ze als hun boek uit is?

484

L4 - Thema 3 - les 13 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 484

11/01/19 14:39


Geef de leerlingen vooraf een algemene opdracht die ze moeten uitvoeren tegen het einde van de leestijd: >> Lees je in een fictieboek? Kies dan een personage en speel een raadspelletje met klasgenoten die hetzelfde boek lezen of gelezen hebben. Geef één aanwijzing, bv. ‘Het is een jongen’, en vraag of ze al weten om wie het gaat. Als niemand het juist geraden heeft, geef je een volgende aanwijzing, bv. ‘Hij draagt een pet’. Ga zo door met aanwijzingen geven tot iemand het juiste antwoord raadt. >> Lees je in een non-fictieboek? Vertel dan kort waarom je deze tekst gekozen hebt. Wat hoop je te weten te komen?

TIP! Zet de algemene opdrachten op kaartjes en laat de leerlingen een opdracht trekken.

Leerlingen die hun boek uit hebben, geef je een bijzondere opdracht: >> Las je in een fictieboek? Beeld een personage uit je verhaal uit, bv. door zijn of haar beroep uit te beelden. Laat klasgenoten die hetzelfde boek gelezen hebben, raden wie je uitbeeldt. >> Las je in een non-fictieboek? Kies een illustratie of foto en vertel er iets over aan een medeleerling.

TIP! Stimuleer leerlingen om een boek uit te lezen door leuke opdrachten te verzinnen die ze pas mogen uitvoeren als hun boek uit is.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 2 Vrij lezen Laat de leerlingen vrij lezen in een boek naar keuze.

een boek naar keuze TIP! Lees zelf in een boek (modelling) of begeleid een moeilijke lezer bij het lezen, bv. door te duolezen met de leerling, samen een informatief boek te lezen of extra duiding te geven.

Controleren en reflecteren 3 Op het lezen en het leesproces reflecteren Laat de leerlingen reflecteren op het lezen en het leesproces: >> Wat heb je gelezen? >> Hoeveel heb je gelezen? >> Heb je zin om verder te lezen in het boek? >> Wat ben je te weten gekomen? 4 Aan de hand van de algemene opdracht controleren Kom terug op de algemene opdracht die je meegaf voor het lezen. Kies uit twee opties: >> Pik er enkele leerlingen uit die hun algemene opdracht uitvoeren voor de hele klasgroep. >> Stel groepen samen met groepsleden die al dan niet dezelfde opdracht kregen. De groepsleden voeren dan voor elkaar de algemene opdracht uit. Zo krijgt iedereen de kans zijn of haar algemene opdracht uit te voeren.

L4 - Thema 3 - les 13 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 485

485

11/01/19 14:39


Thema 3 - les 14

Werkwoorden (2) Domein: Onderwerp: Lesduur:

spelling werkwoorden, enkelvoud, meervoud, stam, tegenwoordige en verleden tijd 1 week – 3 lesblokken van 25 minuten

Samenhang

Materiaal

De leerlingen weten wat werkwoorden zijn en herhalen de termen enkelvoud, meervoud en stam. Ze ontdekken het verschil tussen de tegenwoordige en de verleden tijd. Die basiskennis hebben ze nodig om werkwoorden in de tegenwoordige tijd te vervoegen.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les De begrippen zelfstandig naamwoord, meervoud, enkelvoud, eigennaam, werkwoord, stam, uitgang, persoonsvorm, tegenwoordige tijd, verleden tijd en infinitief gebruiken.

Folio > spellingschrift p. 35-38 > kopieerbladen 1-2 > bronnenblad 1 Diversen > schrijflei

Andere doelen > De persoon en het getal van een werkwoord herkennen en erover reflecteren: (eerste, tweede en derde persoon) enkelvoud en meervoud. > De persoonsvorm herkennen en verwoorden als het zinsdeel dat een handeling, een gebeurtenis of toestand uitdrukt, informatie geeft over de tijd wanneer het zich afspeelt. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Nieuwsgierig zijn naar en bereidheid tonen om het nieuwe te ontdekken en erover te leren.

Voorbereiding > Kopieer de dicteekaartjes (kopieerblad 1): voor de ene helft van de klas dictee 1, voor de andere helft dictee 2. Vouw de kaartjes, zodat alleen de zinnen zichtbaar zijn. > Kopieer het kwartetspel (kopieerblad 2) eenmaal per vier leerlingen. > Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenblad 1 uit de downloadbare bundel op het lerarengedeelte van bingel.be. Dat heb je nodig tijdens lesfase 3.

CoĂśperatieve werkvormen in deze les > uitwisselen en delen > partnerdictee

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling De leerlingen ontdekken het verschil tussen de tegenwoordige en de verleden tijd. Ze zoeken ook uit hoe de stam geschreven wordt.

486

L4 - Thema 3 - les 14 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 486

11/01/19 14:39


Lesgang Aanbreng (25 minuten) 1 Voorgaande spellingmoeilijkheden herhalen: woorddictee Projecteer de zinnen. De leerlingen schrijven het onderwerp en de persoonsvorm op hun schrijflei, net als de infinitief van de persoonsvorm. Ze verwoorden telkens hoe ze de pv (door een ja-neevraag) en de infinitief (door: ‘Ik zal ...’) gevonden hebben. Geef onmiddellijk feedback. > De verpleegster verzorgt de wonde. verzorgen > Vandaag is het mijn verjaardag. zijn > De leerlingen zoeken de persoonsvorm in de zin. zoeken > De kinderen duiken in de vijver. duiken > Op vrijdagmiddag zwemt het vierde leerjaar. zwemmen 2 De moeilijkheid inductief ontdekken Projecteer de toptekst. Lees de tekst voor of laat een sterke lezer hem voorlezen. Bespreek: > Waar heeft de professor het vandaag over? (over werkwoorden die van tijd veranderen) > Over welke twee tijden gaat het? (Werkwoorden die nu gebeuren en die vroeger gebeurden.) 3 Directe instructie Tegenwoordige of verleden tijd schrijven Projecteer de zinnen. > Je vindt alles op het internet. > Ik kietel mijn neus. > De professor juicht. Zoek (door de ja-neevraag te stellen) met de leerlingen de pv en onderstreep hem. Markeer het onderwerp in de zin geel. Bespreek in welke tijd de zin staat: Gebeurt het nu of vroeger? Het gebeurt nu, dit is de tegenwoordige tijd. Projecteer de zinnen. > Je vond alles op het internet. > Ik kietelde mijn neus. > De professor juichte Zoek (door de ja-neevraag te stellen) met de leerlingen de pv en onderstreep hem. Markeer het onderwerp in de zin geel. Bespreek in welke tijd de zin staat: Gebeurt het nu of vroeger? Het gebeurde vroeger, dit is de verleden tijd.

Schrijf de zinnen op het bord. schrijflei

spellingschrift p. 35

Schrijf de zinnen op het bord.

Schrijf de zinnen op het bord.

Bespreek hoe je het verschil tussen de tegenwoordige en de verleden tijd ziet: de klank verandert (vinden – vonden) of er komt te(n) (juichen – juichten) of de(n) (kielelen – kietelden) bij. Projecteer taalweter 4 en bespreek. Enkelvoud en meervoud schrijven Projecteer de zinnen. > Werkwoorden kun – kunnen van tijd veranderen. > Wij kietelde – kietelden onze neus. > Ik moet – moeten weer aan het werk. > De professor juicht – juichen.

spellingschrift p. 128 Schrijf de zinnen op het bord.

L4 - Thema 3 - les 14 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 487

487

11/01/19 14:39


Zoek (door de ja-neevraag te stellen) met de leerlingen de pv en onderstreep hem. Markeer het onderwerp in de zin geel. Bespreek: > Welke vorm van de persoonsvorm moet ik gebruiken: enkelvoud of meervoud? (Dat kun je zien aan het onderwerp. Het onderwerp en persoonsvorm komen altijd overeen.) > Als het onderwerp enkelvoud is, dan staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud: ik moet, de professor juicht ... > Als het onderwerp meervoud is, dan staat de persoonsvorm ook in het meervoud: werkwoorden kunnen, wij kietelden ... Projecteer taalweter 5 en bespreek. De stam schrijven Projecteer de zinnen en de tabel. Zoek met de leerlingen de pv en onderstreep hem. De leerlingen zoeken de infinitief door er ‘Ik zal ...’ voor te plaatsen. Noteer de infinitieven. Sta stil bij de verhouding tussen infinitief en stam. Vul de kolommen aan: > roepen, dus ik ... (ik roep) – hij ... (hij roept) – wij ... (wij roepen) > Welk deel blijft gelijk? (roep) Markeer telkens het deel dat gelijk blijft en benoem het als de stam: De stam is de infinitief – en of een vorm van het werkwoord die lijkt op de ik-vorm. Zeg dat de stam eindigt op de kijkletter. Onderstreep de kijkletter in de stam: Door de kijkletter weet ik dat de stam van ‘beantwoorden’ (zin 5) op een d eindigt. Projecteer taalweter 6 en bespreek. Schenk aandacht aan de juiste begrippen: het werkwoord, de infinitief, de stam, de persoonsvorm. Projecteer de infinitief van de werkwoorden: > huilen > lopen > vinden Laat per twee de stammen noteren op hun schrijflei. Bespreek klassikaal en benadruk het belang van de kijkletter, vooral bij een stam op d: > (ik) huil: de kijkletter is dezelfde. > (ik) loop: de kijkletter is dezelfde (let op: open en gesloten lettergrepen) > (ik) vind: de kijkletter is een d, dus vind eindigt ook op een d.

488

spellingschrift p. 129

bronnenblad 1

TIP! Bij een verdubbeling wordt de eerste van beide medeklinkers de kijkletter (zeggen > zeg) spellingschrift p. 129 Dicteer of schrijf de infinitieven op het bord. schrijflei

4 De toegepaste strategieën herhalen Coöperatief leren: uitwisselen en delen De leerlingen zoeken in de toptekst werkwoorden in de tegenwoordige tijd. Ze noteren de stam van die werkwoorden op hun schrijflei.

spellingschrift p. 35 schrijflei

5 Gedifferentieerd verwerken aan de hand van een visueel dictee Laat oefening 1 en 2 oplossen.

spellingschrift p. 35

L4 - Thema 3 - les 14 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 488

11/01/19 14:39


Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> verwerken oefening 1 en 2 zelfstandig. >> verbeteren hun werk in duo. Instructiegevoelige leerlingen >> verwerken oefening 1 en 2 zelfstandig. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. Oefening 1: >> Wijs erop dat je de ja-neevraag kunt stellen om de persoonsvorm te vinden. >> Stel de vraag: gebeurt het nu of gebeurde het vroeger? Soms staat er ook een woord in de zin dat de tijd aangeeft (bv. vandaag). Oefening 2: >> Wijs op de regel van verdubbelen en verenkelen.

Inoefening (25 minuten) 6 De leerstof kort herhalen De leerlingen zitten per twee. Om de beurt geven ze een infinitief van een werkwoord. De andere leerling zoekt de stam en schrijft die op de schrijflei.

schrijflei

7 Schriftelijk oefenen Laat oefening 3 tot en met 7 oplossen.

spellingschrift p. 36-37

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> gaan onmiddellijk over tot zelfstandige verwerking, inclusief uitbreidingsoefeningen. Instructiegevoelige leerlingen >> overlopen eerst met de leraar de oefeningen. >> maken de basisoefeningen. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> modelen om de beurt de eerste opdracht van elke oefening. >> werken zo zelfstandig mogelijk de rest van de oefeningen af. >> krijgen waar nodig hulp bij de oefeningen. Oefening 3 en 4: Laat eerst de persoonsvorm met potlood onderlijnen. Overloop met behulp van de ja-neevraag. Oefening 7: Overloop met behulp van de ja-neevraag.

L4 - Thema 3 - les 14 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 489

489

11/01/19 14:39


Signaal en integratie (25 minuten) 8 Signaaloefening Coöperatief leren: partnerdictee De leerlingen dicteren en schrijven om de beurt bij oefening 8. Eerst dicteren ze de hele zin. Daarna tonen ze de zin. (Vouw de kaartjes, zodat de antwoorden niet zichtbaar zijn.) De persoonsvorm uit de zin, de infinitief en de stam worden opgeschreven. Leerling 1 1 Papa strijkt zijn hemden. 2 Wij stapten naar de parking. 3 De dief ontsnapte gisteren. 4 Wij kopen een nieuwe auto. 5 Ik antwoord fout op die vraag. Totaal /15

1 punt per correct geschreven antwoord

Leerling 2 1 Mama knikt van ja. 2 Ze wandelden op het strand. 3 Hij huilde zachtjes. 4 Wij kloppen op de deur. 5 Ik vind mijn sleutels niet meer. Totaal /15

strijken, strijk stappen, stap ontsnappen, ontsnap kopen, koop antwoorden, antwoord

spellingschrift p. 38 kopieerblad 1 TIP! Focus op de ‘Ik twijfel’kolom. Nadat de leerlingen het woord of de zin schreven, lezen ze na wat ze schreven. Twijfelen ze over de schrijfwijze, dan zetten ze een kruisje. TIP! De puntenverdeling is facultatief.

knikken, knik wandelen, wandel huilen, huil kloppen, klop vinden, vind

1 punt per correct geschreven antwoord

Na het dictee wisselen de leerlingen de dicteekaartjes uit. Met gekleurde balpen verbeteren ze hun eigen dictee. Ze bespreken hun fouten. Daarbij geven ze elkaar uitleg. Bij twijfel roepen ze hulp in. Het correcte antwoord schrijven ze op de twee correctielijnen. 9 Integratieoefening Verdeel de leerlingen in groepen van vier. Laat de groepen het kwartetspel vervolledigen en spelen (oefening 9).

TIP! Laat de leerlingen elkaars werk verbeteren.

kopieerblad 2 spellingschrift p. 38

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen Integratieoefening >> vervolledigen en spelen het kwartetspel. Instructiegevoelige leerlingen Integratieoefening >> vervolledigen en spelen het kwartetspel. >> bespreken in hun groep op welke moeilijkheden ze moeten letten. Instructieafhankelijke leerlingen Partnerdictee >> Heel zwakke spellers gebruiken de taalweters. Wie twijfelt, kan even spieken. >> De leerlingen zetten een kruisje als ze de taalweters hebben gebruikt (compenserende maatregel).

490

L4 - Thema 3 - les 14 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 490

11/01/19 14:39


Integratieoefening >> vervolledigen en spelen het kwartetspel in miniklas onder begeleiding. >> modelen om de beurt de aanpak van de moeilijkheid.

Pre-instructie voor de volgende spellingweek In de volgende spellingweek worden de werkwoorden verder aangebracht. Een belangrijk aspect om de werkwoordspelling goed onder de knie te hebben, is niet alleen de werkwoorden herkennen, maar ook de stam vormen. Laat de zwakke spellers daarom als tussendoortje de werkwoorden kleuren in teksten in hun taalschrift. Van die zelfgezochte woorden bepalen ze de stam en kleuren ze de uitgang.

L4 - Thema 3 - les 14 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 491

491

11/01/19 14:39


les 14

Werkwoorden (2) “Vroeger leerden we alles uit ons hoofd”, zei de professor. “Tegenwoordig vind je alles over werkwoorden op internet.” “Tijden veranderen”, zei ik eigenwijs. “Weer de spijker op de kop!” juichte de professor. “Werkwoorden kunnen van tijd veranderen. Ik kietel, wij kietelen onze neus: dat doen we nu. Ik kietelde, wij kietelden onze neus: dat is al gebeurd. Maar nu moet je me met rust laten. Ik moet dringend weer aan het werk met deze woorden.”

Taalweter 4 Taalweter 5 Taalweter 6

1

Wat is de tijd van een werkwoord? Welke vorm van de persoonsvorm moet ik gebruiken: enkelvoud of meervoud? Wat is de stam?

Laat de leerlingen in duo werken. Je kunt ervoor opteren instructieafhankelijke met instructieonafhankelijke leerlingen te laten samenwerken.

a Onderstreep de persoonsvorm. b Omcirkel de juiste tijd: de tegenwoordige tijd (t.t.) of de verleden tijd (v.t.).

2

1 Elke avond droomde hij wel iets.

t.t./v.t.

2 Je droom duurt tien minuten.

t.t./v.t.

3 Hebben dromen een betekenis?

t.t./v.t.

4 De mensen raakten al snel geïnteresseerd in dromen.

t.t./v.t.

5 Vroeger dacht men dat het boodschappen waren.

t.t./v.t.

6 De betekenis blijft een groot mysterie.

t.t./v.t.

a Schrijf van elke infinitief de stam. Tip: denk aan de ik-vorm. b Kleur in de stam: de kijkletter. infinitief

stam

infinitief

stam

braden

braad braad

tekenen

sluiten

sluit sluit

trekken

trek k

zwemmen

zwem m

vinden

vind d

spelen

speell

tennissen

teken n

tennis tennis Thema 3 - les 14

492

35

L4 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 492

11/01/19 14:39


3

a Markeer in elke zin: het onderwerp. b Onderstreep telkens de persoonsvorm. c Duid aan of de persoonsvorm in het enkelvoud of meervoud staat. 1 De Droomfabriek was een populaire Vlaamse televisieshow.

enkelvoud meervoud x

2 De kijkers schreven brieven waarin ze hun droom beschreven.

x

3 Welke droom wil jij in vervulling zien gaan?

x

4 Ik ben blij als ik een poesje krijg.

x

5 Hopelijk vervullen mama en papa ook mijn droom.

4

x

a Markeer in elke zin: het onderwerp. b Onderstreep telkens de persoonsvorm. c Schrijf de tijd van de persoonsvorm op (t.t. of v.t.).

5

Ik twijfel.

1 Daoud vertrekt naar de boerderij.

t.t.

2 Vannacht sliep hij niet door de zenuwen.

v.t.

3 Hij gaat met zijn vriend Yamin.

t.t.

4 Zijn ouders wensten hem een fijne tijd toe.

v.t.

5 Yamin en Daoud slapen samen op de kamer.

t.t.

Fout? Verbeter.

a Markeer in elke zin: het onderwerp. b Onderstreep telkens de persoonsvorm. c Schrijf de infinitief en stam van de persoonsvorm op.

1 Janke hoort een vreemd geluid. 2 Ze besluit de politie te verwittigen.

36

infinitief

stam

horen

hoor

besluiten

beluit

3 Een hond zit vast in de bevroren vijver.

zitten

zit

4 Beeft het diertje van de schrik of de kou?

beven

beef

verwarmen

verwarm

5 Gelukkig verwarmt Janke de hond.

Thema 3 - les 14

Wijs erop dat je de persoonsvorm kunt vinden met een ja-neevraag. Je kunt de leerlingen laten samenwerken, maar verbeter zelf de oefening.

Wijs erop dat je de persoonsvorm kunt vinden met een ja-neevraag. Je kunt de leerlingen laten samenwerken, maar verbeter zelf de oefening. Deze oefening is gericht op controle. Stimuleer om elk woord grondig na te kijken. Bij twijfel zet de leerling een kruisje en zoekt hij het woord op of vraagt hij hulp aan een klasgenoot/leraar die de schrijfwijze verduidelijkt. Als een woord fout geschreven is, dan verbeteren de leerlingen in de verbeterkolom. Laat in partnerwerk verbeteren: de leerlingen lezen aan elkaar het woord voor en vergelijken. Oefening 5: Wijs op het verschil tussen de stam en de infinitief – en: hor vs. hoor, wet vs. weet, bev vs. beef ...

L4 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 493

493

11/01/19 14:39


6

Vul aan. Infinitief draaien 1 2

7

meppen

slapen

Stam draai

Persoonsvorm Ze

Tijd zich om.

draaien

mep

Jullie mepten op de bal.

slaap

Ik

slaap

t.t. v.t.

als een roos.

t.t.

3

lezen

lees

Ik las een boek.

v.t.

4

studeren

studeer

We studeren elke avond.

t.t.

5

kijken

kijk

de politie rond.

Kijkt

Kruis aan of het onderstreepte woord de persoonsvorm (pv) is. Tip: stel een ja-neevraag.

Zo ziet de slaapcyclus eruit!

pv x

x

1 doezelen

Je bent nog wakker.

x

2 lichte slaap

Je droomt nog niet.

x

3 diepe slaap

Deze slaapfase duurt een uur.

x

4 remslaap

Er wordt in deze fase gedroomd.

x

Tijdens je slaap ga je vijf keer door die stadia.

x

Zo komt het dat je vijf dromen in een nacht hebt.

x

Je herinnert je niet altijd wat je droomde.

x

Met deze tips lukt het beter om je droom te onthouden:

x

1 Je moet je droom opschrijven van zodra je wakker wordt.

x

2 Ga in dezelfde houding liggen als wanneer je sliep.

x

en heb je meer kans om hem te herinneren.

Laat de persoonsvorm ontdekken door de janeevraag te stellen.

geen pv

Tijdens je slaap doorloop je een paar stappen:

3 Als je lang kunt uitslapen, dan duurt je droom ook langer

t.t.

x x

Thema 3 - les 14

494

37

L4 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 494

11/01/19 14:39


8

Luister goed. Schrijf de persoonsvorm, de infinitief en de stam op. persoonsvorm

infinitief

Ik twijfel.

stam

1 2 3 4 5 Heb je een fout gemaakt? Schrijf het woord opnieuw. Zitten

Infinitief Stam

9

les 14

zitten

Speel het kwartetspel.

Werkwoordenkwartet stam:

Fietsen

t.t.:

Rennen

Spelregels kwartetspel

v.t.:

Infinitief

zit

zit

hij

infinitief:

zit

wij

t.t.:

hij

v.t.:

wij Stam

zaten

Infinitief

Stam Tege nwoordi ge tijd

1 Vul de kwartetkaarten aan.

zitten zit zaten

Verleden

tijd

2 Knip de kaartjes uit. 3 Speel het spel. fietsen – Maak groepjes van vier. les 14 – Verdeel alle kaarten. De kleinste speler begint. les 14 We rkwde oor denkw – Als je aan beurt bent, je aan iemand een kaart Werkwoordenkwartet artevraag t Rennen Rennen die je niet hebt: stam:

rennen fiets hij zit

fiets

t.t.:

hij

v.t.:

wij

fietst

fietsten

stam:

infinitief : infin ren itief: fietsen

t.t.:

hij t.t.:

hij stam rent :

v.t.:

wijv.t.:

wij v.t.: renden wij fietsten

Stam

ren

stam:

t.t.:

hij

v.t.:

wij

rent

t.t.:

hij

renden

v.t.:

wij

fietsen

v.t.:

fiets

infinitief :

rent

t.t.:

hij

t.t.:

wij

v.t.:

renden

v.t.:

rennen

hij

rent

wij

renden

Tegenwoordige tijd Tegenwoordige tijd

wij

renden stam :

wij

fietsten

fietsten hijwij rent infinitief : infinitief: stam: stam: v.t.:

infinitief:

rent infin itief:

v.t.:

wij zaten zitten zit

hij zit Verleden tijd

a 3 - les 14

ren

ren

ren

hij

Tegenwoordige tijd n Verlede tijd

hij fietst

stam:

rennen

t.t.:

L3 - Them

stam:

rennen

zit zaten

ren infinitief:

Stam

infinitief :

rennen

zitten

t.t.:

Tegenwoordige tijd

InfinitiefInfinitief

fietst

t.t.: hij wij

rennen fietsen renfiets renden fietst

- kopieerbla

d2

3

wij renden infinitief:

t.t.:

rennen ren

stam: hij

rent

rennen rent renden

2

L3 - Thema 3 - les

14 - kopieerblad 2

L3 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

Verleden tijd

1

Verleden tijd

bv. Ik zoek de tegenwoordige tijd van het werkwoord rennen. Ik vraag: "Heb jij 'hij rent' voor mij?" – Als de speler die kaart heeft, geeft hij die aan jou. Je mag dan nog een kaart vragen aan hij rent dezelfde of een andere speler. hij rent wij renden wij renden Als de speler de kaart niet heeft, is het de beurt aan de volgende speler. – Heb je een set van vier kaarten, dan roep je: “Kwartet!” Leg de vier kaarten op tafel. – Wie de meeste kwartetten heeft, wint het spel. infinitief :

stam:

v.t.:

rennen

infinitief: ren

wij

stam:

renden

v.t.:

wij

rennen infinitief : ren

infinitief:

rennen ren

hij

t.t.:

hij

rent

rennen ren

stam:

stam:

renden t.t.:

rent

L3 - Thema 3 - les

38

L3 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 14 - kopieerblad 2

1

1

Thema 3 - les 14

L4 - Thema 3 - les 14 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 495

495

11/01/19 14:39


Dicteekaartjes - overschrijfkaartjes

496

Leerling 1

persoonsvorm

infinitief

stam

1 2 3 4 5

strijkt stapten ontsnapte kopen antwoord

strijken stappen ontsnappen kopen antwoorden

strijk stap ontsnap koop antwoord

Leerling 2

persoonsvorm

infinitief

stam

1 2 3 4 5

knikte wandelden huilde kloppen vind

knikken wandelen huilen kloppen vinden

knik wandel huil klop vind

Leerling 1

persoonsvorm

infinitief

stam

1 2 3 4 5

strijkt stapten ontsnapte kopen antwoord

strijken stappen ontsnappen kopen antwoorden

strijk stap ontsnap koop antwoord

Leerling 2

persoonsvorm

infinitief

stam

1 2 3 4 5

knikte wandelden huilde kloppen vind

knikken wandelen huilen kloppen vinden

knik wandel huil klop vind

Papa strijkt zijn hemden. Wij stapten naar de parking. De dief ontsnapte gisteren. Wij kopen een nieuwe auto. Ik antwoord fout op die vraag.

Mama knikte van ja. Ze wandelden op het strand. Hij huilde zachtjes. Wij kloppen op de deur. Ik vind mijn sleutels niet meer.

Papa strijkt zijn hemden. Wij stapten naar de parking. De dief ontsnapte gisteren. Wij kopen een nieuwe auto. Ik antwoord fout op die vraag.

Mama knikte van ja. Ze wandelden op het strand. Hij huilde zachtjes. Wij kloppen op de deur. Ik vind mijn sleutels niet meer.

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 496

11/01/19 14:39


Werkwoordenkwartet Rennen

Infinitief

Stam

rennen stam:

ren infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij rent

wij renden

infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 497

497

11/01/19 14:39


Fietsen

Infinitief

Stam

f ietsen stam:

f iets infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij f ietst infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

498

wij f ietsten

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 498

11/01/19 14:39


Zitten

Infinitief

Stam

zitten stam:

zit infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij zit

wij zaten

infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 499

499

11/01/19 14:40


Voetballen

Infinitief

Stam

voetballen stam:

voetbal infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij voetbalt infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

500

wij voetbalden

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 500

11/01/19 14:40


Rijden

Infinitief

Stam

rijden stam:

rijd infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij rijdt

wij reden

infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 501

501

11/01/19 14:40


Lezen

Infinitief

Stam

lezen stam:

lees infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij leest infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

502

wij lazen

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 502

11/01/19 14:40


Vallen

Infinitief

Stam

vallen stam:

val infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij valt

wij vielen

infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 503

503

11/01/19 14:40


Dansen

InďŹ nitief

Stam

dansen stam:

dans infinitief:

t.t.:

hij

t.t.:

hij

v.t.:

wij

v.t.:

wij

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij danst infinitief:

infinitief:

stam:

stam:

v.t.:

504

wij dansten

wij

t.t.:

hij

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2

569380 TAL4 HDL A.indb 504

11/01/19 14:40


Werkwoordenkwartet Rennen

Infinitief

Stam

rennen stam:

ren

ren infinitief:

rennen

t.t.:

hij

rent

t.t.:

hij

rent

v.t.:

wij

renden

v.t.:

wij

renden

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij rent infinitief: stam: v.t.:

rennen ren

wij

renden

wij renden infinitief: stam: t.t.:

rennen ren

hij

rent

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 505

505

11/01/19 14:40


Fietsen

Infinitief

Stam

f ietsen stam:

fiets

f iets infinitief:

t.t.:

hij

fietst

t.t.:

hij

fietst

v.t.:

wij

fietsten

v.t.:

wij

fietsten

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij f ietst infinitief: stam: v.t.:

506

fietsen

fietsen fiets

wij

fietsten

wij f ietsten infinitief: stam: t.t.:

fietsen fiets

hij

fietst

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 506

11/01/19 14:40


Zitten

Infinitief

Stam

zitten stam:

zit infinitief:

zit

zitten

t.t.:

hij

zit

t.t.:

hij

zit

v.t.:

wij

zaten

v.t.:

wij

zaten

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij zit infinitief: stam: v.t.:

wij zaten zitten

zit

wij

zaten

infinitief: stam: t.t.:

zitten zit

hij

zit

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 507

507

11/01/19 14:41


Voetballen

Infinitief

Stam

voetballen stam:

voetbal

voetbal infinitief:

t.t.:

hij

voetbalt

t.t.:

hij

voetbalt

v.t.:

wij

voetbalden

v.t.:

wij

voetbalden

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij voetbalt infinitief: stam: v.t.:

508

voetballen

voetballen voetbal

wij

voetbalden

wij voetbalden infinitief: stam: t.t.:

voetballen voetbal

hij

voetbalt

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 508

11/01/19 14:41


Rijden

Infinitief

Stam

rijden stam:

rijd

rijd

infinitief:

rijden

t.t.:

hij

rijdt

t.t.:

hij

rijdt

v.t.:

wij

reden

v.t.:

wij

reden

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij rijdt infinitief: stam: v.t.:

rijden rijd

wij

reden

wij reden infinitief: stam: t.t.:

rijden rijd

hij

rijdt

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 509

509

11/01/19 14:41


Lezen

Infinitief

Stam

lezen stam:

lees

lees

infinitief:

lezen

t.t.:

hij

leest

t.t.:

hij

leest

v.t.:

wij

lazen

v.t.:

wij

lazen

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij leest infinitief: stam: v.t.:

510

lezen lees

wij

lazen

wij lazen infinitief: stam: t.t.:

lezen lees

hij

leest

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 510

11/01/19 14:41


Vallen

Infinitief

Stam

vallen stam:

val

val

infinitief:

vallen

t.t.:

hij

valt

t.t.:

hij

valt

v.t.:

wij

vielen

v.t.:

wij

vielen

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij valt infinitief: stam: v.t.:

vallen val

wij

vielen

wij vielen infinitief: stam: t.t.:

vallen val

hij

valt

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 511

511

11/01/19 14:41


Dansen

InďŹ nitief

Stam

dansen stam:

dans

dans infinitief:

t.t.:

hij

danst

t.t.:

hij

danst

v.t.:

wij

dansten

v.t.:

wij

dansten

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

hij danst infinitief: stam: v.t.:

512

dansen

dansen dans

wij

dansten

wij dansten infinitief: stam: t.t.:

dansen dans

hij

danst

L4 - Thema 3 - les 14 - kopieerblad 2 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 512

11/01/19 14:41


Thema 3 - les 15

Bestookt met betekenissen Domein: Onderwerp: Lesduur:

taaldenken – betekenissen woordenschat uit het thema vastzetten 25 minuten

Samenhang

Materialen

In deze les worden de tekstwoorden en de school- en instructietaal uit het thema ingeoefend en vastgezet. De leerlingen herhalen wat een synoniem is. Dat begrip kwam al in het derde leerjaar aan bod.

Digitaal > bordboek

Lesdoelen Hoofddoel van de les Reflecteren op de betekenis van woorden en inzien dat ze met elkaar in verband staan: hetzelfde betekenen, het tegengestelde betekenen, onder eenzelfde bovenliggend begrip thuishoren.

Folio > taalschrift p. 113-116 > kopieerblad 1 > bronnenbladen 1-2

Ander doel Reflecteren op betekenis van woordgroepen en zinnen zoals uitdrukkingen en vergelijkingen. Leergebiedoverschrijdend/persoonsgebonden doel Samenwerken met anderen en zo bijdragen aan het realiseren van een gemeenschappelijk doel.

Voorbereiding > Kopieer de woorden van thema 3 (kopieerblad 1) voor elke leerling. > Indien je geen gebruik maakt van de bordles, download dan bronnenbladen 1-2 uit de downloadbare bundel op het lerarengedeelte van bingel.be. Die heb je nodig tijdens lesfase 1.

Coöperatieve werkvorm in deze les > denken – delen – doen

Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Bij oefening 1 moeten de leerlingen samenwerken om, door het stellen van ja-neevragen, het geheime woord te vinden.

L4 - Thema 3 - les 15 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 513

513

11/01/19 14:41


Lesgang Oriënteren en plannen 1 Welk themawoord past erbij? Projecteer de mop. Projecteer vervolgens de keuzemogelijkheden. > Welk woord uit het thema past erbij? Geef de leerlingen tijd om na te denken. Ze mogen niets zeggen. > Wie denkt dat antwoord A juist is, steekt één hand op. > Wie denkt dat antwoord B juist is, steekt beide handen op. > Wie denkt dat antwoord C juist is, gaat staan. Het juiste antwoord is A, want om dit grapje moet je grinniken. Projecteer de afbeeldingen. Werk zoals bij de mop. De juiste antwoorden zijn C (het schoolbord wordt gewist) en B (de spin beeldt zich in dat hij kan vliegen).

Lees de mop van bronnenblad 1 voor.

bronnenblad 2

2 Op het lesdoel focussen Je oefent de woorden van dit thema in aan de hand van verschillende oefenvormen.

Hoofddoel uitvoeren en verwerken 3 Het ja-neevragenspel spelen Coöperatief leren: denken – delen – doen Verdeel de leerlingen in groepen van vier. De groepen voeren oefening 1 uit. 4 Synoniemen zoeken Projecteer en bespreek de taalweter: ‘Wat is een synoniem?’ Splits de groepen van vier op in duo’s. Geef de duo’s tijd om een of meer synoniemen te bedenken en bespreek een aantal voorbeelden. De leerlingen maken daarna oefening 3 zelfstandig. 5 Oefeningen oplossen De leerlingen lossen oefening 2 en 4 tot en met 8 zelfstandig op. Ze kunnen kopieerblad 1 gebruiken om de betekenissen van de woorden te controleren. Overloop nadien de antwoorden.

taalschrift p. 113

taalschrift p. 114

taalschrift p. 113-116 kopieerblad 1

Bespreek oefening 8. Laat, wie dat wil, vertellen wie ze zouden willen zijn en waarom.

Controleren en reflecteren 6 De kennis van de woorden controleren De leerlingen werken opnieuw per twee: > leerling 1 noemt een themawoord, > leerling 2 geeft de betekenis. Daarna wisselen ze van rol. Op die manier overlopen ze alle woorden.

514

kopieerblad 1

L4 - Thema 3 - les 15 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 514

11/01/19 14:41


7 Het zelfevaluatiekader invullen Laat het zelfevaluatiekader invullen. Bespreek na.

taalschrift p. 116 TIP! Met behulp van Bingel Raket kun je het digitale portfolio automatisch laten invullen op basis van de zelfevaluatie van de leerlingen.

Viersporenbeleid/redicodis Instructieonafhankelijke leerlingen >> lossen oefening 2 tot en met 8 zonder instructie van de leraar op. >> verbeteren met de correctiesleutel. Instructiegevoelige leerlingen >> krijgen in groep uitleg bij oefening 2. >> kunnen oefening 7 en 8 maken. >> verbeteren met de correctiesleutel. Instructieafhankelijke leerlingen >> werken in miniklas onder begeleiding. >> kunnen oefening 7 mondeling maken.

L4 - Thema 3 - les 15 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 515

515

11/01/19 14:41


les 15

Bestookt met betekenissen Ik kan woorden uit dit thema verklaren en ze gebruiken. Ik kan synoniemen herkennen.

1

Speel het ‘Ja-neevragenspel’.

Naam:

De woorden uit thema

Ja-neevragenspel

Datum:

Nr.

3

W

bestoken de cyclus

beschieten iets dat zich steeds

depressief graaien

je gedurende lange grabbelen, met de

herhaalt tijd niet gelukkig voelen

1 Een speler kiest een woord uit het thema: het geheime woord. 2 Om de beurt stellen de andere spelers een ja-neevraag. In die vraag mag geen woord uit het thema zitten. Een goede vraag is bijvoorbeeld: is het een werkwoord? Of: is het een persoon? De speler die het geheime woord koos, antwoordt op elke vraag met ja of nee. 3 Wie denkt te weten wat het geheime woord is, mag het noemen als hij aan de beurt is. Let op: de groep mag maar één keer fout raden. Als iemand voor de tweede keer een fout woord kiest, dan is het geheime woord niet langer geheim: zeg het hardop. 4 Als het geheime woord geraden is of als er twee foute antwoorden zijn gegeven, dan kiest de volgende speler een geheim woord. grinniken

grissen

handen in iets zoeken

zachtjes lachen

snel iets wegnemen

nippen

klein slokje drinken

de onomatopee verlept

woord waarmee een klank wordt nagebootst, bv. ‘de bam’ als het geluid van een harde klap

verwelkt

vervullen

laten uitkomen van

een wens of droom

de wastafel

wissen

verwijderen

zich inbeelden

zich voorstellen dat

iets echt waar is, terwijl

het niet zo is

Zegswijzen

een kijkje nemen

in de huid kruipen

524

2

L4 - Thema 3 - les

ergens even gaan

van

kijken

zich inleven in

15 - kopieerblad 1

Schrijf onder elke tekening het juiste woord. Kies uit: bestoken – grinniken – verlept – de wastafel

de wastafel

bestoken

verlept

grinniken

Thema 3 - les 15

516

113

L4 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 516

11/01/19 14:41


3

a Lees de taalweter.

Wat is een synoniem? Om eenzelfde voorwerp, persoon of handeling te omschrijven, kun je soms meer dan één woord gebruiken. Anna draagt een jurk. Mieke draagt een kleedje. Anna en Mieke dragen allebei hetzelfde.

Bv.

Woorden die ongeveer hetzelfde betekenen, noem je synoniemen. Gebruik af en toe een synoniem in een tekst. Zo wordt het verhaal echt boeiend!

b Geef de synoniemen dezelfde kleur. Let op: je gebruikt niet alle woorden.

4

114

zacht lachen

grinniken

verwelkt

depressief

slurpen

beschieten

bestoken

wegpakken

vrolijk

verlept

grissen

nippen

Sommige leerlingen zullen slurpen en nippen als synoniemen aanduiden. Dat is niet juist: bij slurpen ligt de nadruk op het geluid dat er bij het eten wordt gemaakt, bij nippen is dat niet het geval.

Doorstreep achter elk themawoord het woord dat er niet bij past. 1 wissen

wegvegen – invoegen – verwijderen

2 de cyclus

dag en nacht – de seizoenen – de bergketen

3 vervullen

het begin – de droom – de wens

4 grissen

weglopen – snel pakken – graaien

5 depressief

huilen – feest – ongelukkig

Thema 3 - les 15

L4 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 517

517

11/01/19 14:41


5

Los de puzzel op. 1 2 3 4 5 6 7

Sanne en Lo nemen een ... in hun nieuwe kamer. De kinderen ... de papieren van tafel. In sprookjes ... feeën vaak wensen. Ik kan me goed ... hoe jij je nu voelt. De gasten ... van hun glaasjes champagne. De kinderen ... de meester met vragen. ‘Boem!’ is een ...

3

V

1

K

IJ

K

J

2

G

R

I

S

S

E

E

R

V

U

L

L

E

N

4

I

N

B

E

E

5

N

I

P

P

E

N

in de huid

6

E N

L

D

6

B

E

S

T

O

K

E

N

7

O

N

O

M

A

T

O

P

kruipen

E

N

E

E

van

Verbind de afbeelding met de juiste onomatopee.

Boem!

tjilp

waf

tiktak

Thema 3 - les 15

518

115

L4 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 518

11/01/19 14:41


7

Beeld je in dat je iemand anders bent. Wie zou je willen zijn? Leg uit waarom.

8

Hoe verliep de les voor jou? Ik kon woorden uit dit thema verklaren en gebruiken. Ik kon synoniemen herkennen.

116

Thema 3 - les 15

L4 - Thema 3 - les 15 - correctiesleutel

569380 TAL4 HDL A.indb 519

519

11/01/19 14:41


De woorden uit thema 3 W

bestoken de cyclus

beschieten iets dat zich steeds herhaalt

depressief

je gedurende lange tijd niet gelukkig voelen

graaien

grabbelen, met de handen in iets zoeken

grinniken

zachtjes lachen

grissen

snel iets wegnemen

nippen

klein slokje drinken

de onomatopee

woord waarmee een klank wordt nagebootst, bv. ‘de bam’ als het geluid van een harde klap

verlept

verwelkt

vervullen

laten uitkomen van een wens of droom

de wastafel

wissen

verwijderen

zich inbeelden

zich voorstellen dat iets echt waar is, terwijl het niet zo is

Zegswijzen

520

een kijkje nemen

ergens even gaan kijken

in de huid kruipen van

zich inleven in

L4 - Thema 3 - les 15 - kopieerblad 1

569380 TAL4 HDL A.indb 520

11/01/19 14:41


Thema 3 - les 16

Differentiatieblok Onderwerp: Lesduur:

differentiatieblok 100 minuten

Samenhang

Materialen

Leerlingen die bepaalde delen van de leerstof uit het thema onvoldoende beheersen, krijgen verlengde instructies en herhalingsoefeningen. Leerlingen die de leerstof voldoende beheersen, krijgen taken zelfstandig werk en/of een taaltaak.

Digitaal >> printbladen in de zorgen evaluatiemodule Folio >> zorg- en evaluatiemap

Voorbereiding Zet de resultaten van de ingevulde leerlingportfolio’s in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be. Op basis daarvan stelt de zorg- en evaluatiemodule je een planning voor van het differentiatieblok. >> Je ontvangt een overzicht van de leerlingen die een bepaalde inhoud onvoldoende beheersen, samen met een verlengde instructie en verwerkingsmaterialen, zodat je de groep kunt begeleiden bij de herhaling. >> Je ontvangt voor elke leerling een voorstel van hoe hij het differentiatieblok invult: met een selectie uit de taken zelfstandig werk of met de taaltaak. >> Je ontvangt bijkomend een voorstel voor passende bingeloefeningen. Op basis van die voorstellen kun je zelf het differentiatieblok plannen. Je kunt het differentiatieblok ook samenstellen uit de zorg- en evaluatiemap. Vul het papieren portfolio per leerling in en kopieer de nodige herhalingsbladen en taken voor zelfstandig werk/taaltaak voor elke leerling.

Inhoud van het differentiatieblok Herhalingsopdrachten Lezen >> Herhaling begrijpend lezen van een fictietekst – 25 minuten >> Herhaling begrijpend lezen van een non-fictietekst – 25 minuten Taaldenken >> Herhaling onderwerp, persoonsvorm en rest van de zin – 25 minuten >> Herhaling aanvullen met zinsdelen die informatie geven op de vragen: wat, aan/voor wie, waar, wanneer, waarmee, met wie, hoe en waarom? – 25 minuten Betekenissen >> Herhaling woordenschat uit het thema – 25 minuten Spelling >> Herhaling woorden met (e)lijk(e) – 25 minuten >> Herhaling werkwoorden: infiniftief en persoonsvorm – 25 minuten >> Herhaling werkwoorden: enkelvoud/meervoud, stam, tegenwoordige tijd en verleden tijd – 25 minuten Taak zelfstandig werken/Taaltaak >> Taak zelfstandig werken A – 25 minuten – basisniveau: vragen bij een non-fictietekst oplossen

L4 - Thema 3 - les 16 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 521

521

11/01/19 14:41


>> Taak zelfstandig werken B – 25 minuten – plusniveau: een kort verhaal of een gedicht verzinnen bij een mysterieus dier in de wolken >> Taak zelfstandig werken C – 50 minuten – integratieoefeningen spelling >> Taaltaak – 50 minuten – een tekst schrijven over hoe jouw droomwereld eruitziet

522

L4 - Thema 3 - les 16 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 522

11/01/19 14:41


Thema 3 - les 17

Evaluatieblok Onderwerp: Lesduur:

evaluatie 100 minuten

Samenhang

Materialen

Je kunt vrij plannen welke toetsen je afneemt binnen de beschikbare tijd. >> Toets begrijpend lezen – fictie (25 minuten) >> Toets begrijpend lezen – non-fictie (25 minuten) >> Toets taaldenken – betekenissen (25 minuten) >> Toets spelling – kortetermijngeheugen (25 minuten) >> Controledictee 1 – langetermijngeheugen (50 minuten) De duiding van elke toets vind je in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be of in de zorg- en evaluatiemap.

Digitaal >> printbladen in de zorgen evaluatiemodule Folio >> zorg- en evaluatiemap

Voorbereiding De toetsen bij dit thema vind je in de zorg- en evaluatiemodule in het lerarengedeelte van bingel.be, als pdf en als een aanpasbaar Word-bestand, of je kunt ze kopiëren uit de zorg- en evaluatiemap.

L4 - Thema 3 - les 17 - lesgang

569380 TAL4 HDL A.indb 523

523

11/01/19 14:41


524

569380 TAL4 HDL A.indb 524

11/01/19 14:41


580264/1

72295_TALENT 4_HANDLEIDING 4A_580264_1.indd 3

vanin.be

14/01/19 08:37


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.