JSW 2 - Oktober 2014

Page 1

Nummer 2, jaargang 99, oktober 2014

w ww.jsw -o n lin e .n l Jeugd in School en Wereld Vakblad voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs en opleiding

Vroege signalen van dyscalculie Effectief leesonderwijs: maak het verschil Zo wordt thematisch werken betekenisvol Hoe bereid je de overgang van PO naar VO voor?


colofon JSW Jeugd in School en Wereld Onafhankelijk vakblad voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs en opleiding Jaargang 99, nummer 2/2014 ISSN 0165 – 6260 © ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2014 Redactieadres JSW Postbus 400 3800 AK Amersfoort [T] (033) 448 34 54 [F] (033) 448 39 99 [E] jsw@thiememeulenhoff.nl [I] www.jsw-online.nl Persberichten naar: jsw@thiememeulenhoff.nl Hoofdredacteur Iris Nonkes-van den Berg Bureau- en webredactie Evelien de Lange Redactieassistent Nicole van Barneveld-Visser Redactie Martin Bootsma (redactievoorzitter), Michelle Clement, Karen van Kooten, Mark van der Pol, Magda van der Wulp Medewerkers Marieke Baselmans, Arno Coenders, Bianca Pannekoek, Tessa van Zadelhoff Abonnementenadministratie JSW Abonneeservice Postbus 2238 5600 CE Eindhoven [T] 088 2265 243 [E] jsw@mijntijdschrift.com Abonnementsprijzen Regulier abonnement: € 71,50 Studentenabonnement: € 38,Proefabonnement (3 nummers): € 13,50 Los nummer: € 10,Digitaal nummer: € 6,Digitaal proefabonnement: € 10,Digitaal abonnement: € 39,Extra thuisabonnement: € 50,Combi-abonnement JSW en HJK: € 110,Alle prijzen zijn incl. BTW en porti binnen Nederland. Woont u in het buitenland? Neem dan contact op met abonnementenbeheer. Abonnementen kunnen op elk gewenst moment ingaan. Opzeggingen uiterlijk 1 maand voor het aflopen van het abonnements­jaar. Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch verlengd. Advertenties Recent BV Joop Slor (joop@recent.nl) Ray Aronds (ray@recent.nl) Postbus 17229 1001 JE Amsterdam [T] 020 3308998 Ontwerp lay-out en vormgeving FIZZ marketing en communicatie, Meppel Foto omslag Vincent van den Hoogen Fotografie Druk Drukkerij Wilco Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

6 Vroege signalen van dyscalculie

Sylke Toll en Hans van Luit

Leerlingen met dyscalculie of ernstige reken-wiskundeproblemen laten vaak op jonge leeftijd al bijzonderheden zien in hun (voorbereidend) rekengedrag. Het vroegtijdig herkennen van deze signalen maakt passende hulp mogelijk. Maar wat zijn precies de signalen die in de kleutergroep of onderbouw opgemerkt kunnen worden?

12

Effectief leesonderwijs Erik Moonen

Als het om onderwijskwaliteit gaat, zijn leerkrachten de bepalende factor. Dat staat buiten discussie. Leerkrachten maken het verschil. En toch heb je maar weinig aan zo’n constatering. Want wat is dat, het verschil maken? En hoe doe je dat bijvoorbeeld in het leesonderwijs?

Rubrieken Lezersactie 11 www.jsw 16 Uitgelicht 22 Praktijk 25 Schoolweek 30 Open boek 36 Van de stapel 39 Gereedschap 46


Inhoudsopgave

18

Zo maak je thematisch werken betekenisvol

32

Margriet van Galen

Je kunt kinderen woorden leren over kleding, met bijbehorende plaatjes, maar het werkt beter als ze kleding voelen, aantrekken, vergelijken en met knopen spelen. Door cultuureducatie te koppelen aan lesstof, maak je thematisch werken betekenisvol.

De voorbereiding van PO naar VO Spier ten Doesschate

Hoe bereid je kinderen van achterstandsscholen voor op de overgang naar het voortgezet onderwijs? Bijvoorbeeld door ze vanuit verschillende levensbeschouwingen bewust te maken van hun talenten, vaardigheden, houdingen en wat ze daar in het onderwijs mee kunnen. Verslag van een project Onderwijstijdverlenging.

Cadeau bij een abonnement 29 Voordeel voor abonnees 45 Verwacht in JSW 50

40

De bouw van een IKC in de praktijk Mirjam Tielbeek-Bertels

De veranderende samenleving vraagt om het aangaan van vergaande vormen van samenwerking tussen onderwijs en opvang. Een Kindcentrum vormt hierop een antwoord. Wat betekent dit voor ouders, professionals en kinderen? Wat zijn de voordelen van samen 1?

Als abonnee van JSW heb heb je gratis je gratis exclusieve exclusieve toegang toegang tot het uitgebreide tot het uitgebreide archief. online online archief. In dit archief In ditstaan archief alle artikelen staan van alle de artikelen vorigevan jaargande vorigevan gen: jaargangen: 2001 tot nu. vanHandig 2001 tot voor nu. snel het Handig en makkelijk voor het snel opzoeken en makkevan lijk opzoeken vakinformatie. betrouwbare van betrouwbare Ga naar: vakinformatie. Ga naar www.jsw-online.nl/jsw/archief www.jsw-online.nl/jsw/archief

JSW 2 oktober 2014

5


Rekenen-Wiskunde

Rekenproblemen herkennen

Vroege signalen van dyscalculie Leerlingen met dyscalculie of ernstige reken-wiskundeproblemen laten vaak op jonge leeftijd al bijzonderheden zien in hun (voorbereidend) rekengedrag. Het vroegtijdig herkennen van deze signalen maakt passende hulp mogelijk. Maar wat zijn precies de signalen die in de kleutergroep of onderbouw opgemerkt kunnen worden? Sylke Toll is als orthopedagoog werkzaam bij het Dyscalculie Expertisecentrum Nederland en tevens verbonden aan de afdeling Orthopedagogiek van de Universiteit Utrecht Hans van Luit is hoogleraar ‘Diagnostiek en behandeling van kinderen met dyscalculie’ aan de Universiteit Utrecht, hoofd van het Dyscalculie Expertisecentrum Nederland en voorzitter van het Kwaliteitsinstituut Dyscalculie Samen ontwikkelden zij het remediërende kleuterprogramma

Op weg naar rekenen (Uitgeverij Graviant)

E

en blond meisje komt de ruimte van het Dyscalculie Expertisecentrum Nederland (DEN) binnen. Anouk is 11 jaar (groep 8) en vertelt opgewekt wat ze vandaag komt doen: ‘Om te onderzoeken of ik dyscalculie heb.’ Haar ouders hebben haar aangemeld voor diagnostisch onderzoek bij het DEN (www.ambulatorium.nu). Aanleiding was een tegenvallende score op de Cito-eindtoets. Haar percentielscore op rekenen haalde haar eindscore dermate naar beneden dat ze een vmbotl-/havo-advies heeft gekregen in plaats van het verwachte vwo-advies. Tijdens het intakegesprek geven haar ouders aan dat de problemen voor het eerst zijn opgemerkt in eind groep 4. Na doorvragen komen ze er echter al snel achter dat er al eerder aanwijzingen waren dat Anouk moeite had met rekenen. Anouk kon al vlot letters herkennen, haar naam schrijven, woordjes en zelfs zinnetjes lezen, maar in vergelijking met haar jongere zusje kon ze niet vlot tellen, speelde ze nauwelijks spelletjes met de dobbelsteen en was ze ook weinig geïnteresseerd in alles wat met cijfers te maken had. Eerste aanwijzingen gemist Ondanks dat er steeds meer aandacht is voor de vroege rekenontwikkeling en het voortijdig signaleren van achterstanden in (voorbereidende) rekenvaardigheid, komt het nog regelmatig voor dat de eerste aanwijzingen voor rekenproblemen gemist worden. In dit artikel wordt ingegaan op de meest voorkomende vroege signalen in de kleutergroepen en in de onderbouw van het basisonderwijs. Voor het gemak wordt een indeling gemaakt tussen signalen in de kleutergroepen en signalen in groep 3 en 4. De signalen uit groep 1 en 2 kunnen echter ook worden opgemerkt in groep 3 en 4 en vice versa. Het is daarbij van belang op te

6

JSW 2 oktober 2014

merken dat onderstaande signalen niet als checklist kunnen worden ingezet, maar eerder als globale richtlijn die leerkrachten én ouders alert en bewust maakt op het vroegtijdig opmerken van een mogelijk rekenprobleem. Signalen groep 1 en 2 • Beperkte interesse in tellen en getallen. Jonge kinderen hebben een natuurlijke interesse in getallen en hoeveelheden. Zo hebben ze de neiging om spontaan hoeveelheden (het aantal speelgoeddiertjes dat ze op de vloer hebben uitgezet) te gaan tellen. Wanneer kinderen deze interesse in mindere mate laten zien, kan dit een voorbode zijn voor het ontwikkelen van een rekenachterstand. • Begrip van het kardinale getalaspect behoeft aandacht in de telontwikkeling. Ondanks dat er relatief veel aandacht aan het (akoestisch) tellen wordt besteed, is het niet kunnen toepassen van de telrij bij het tellen van objecten een signaal. Vooral de vraag ‘hoeveel?’ blijkt lastig voor sommige kinderen, omdat dit een begrip vereist dat het laatst getelde object gelijk staat aan de totale hoeveelheid. Onvoldoende begrip van dit zogenaamde kardinale aspect vormt een aanwijzing voor een achterstand. • De dobbelsteen is geen helpend getalbeeld voor veel rekenzwakke kinderen. Getalbeelden, zoals de traditionele dobbelsteenstructuur, zijn bedoeld om een kleine hoeveelheid relatief gemakkelijk te kunnen overzien. Voor een deel van de kinderen met een rekenachterstand is de structuur van de dobbelsteen echter onregelmatig doordat deze niet logischerwijs is opgebouwd. Wanneer de waarde van het aantal stippen stijgt, verschijnt er steeds een extra stip. De plaats waar deze stip geplaatst wordt, ligt echter niet altijd in de lijn der verwachting. Voor kinderen die


Taal

Effectief leesonderwijs

Maak het verschil Als het om onderwijskwaliteit gaat, zijn leerkrachten de bepalende factor. Dat staat buiten discussie. Leerkrachten maken het verschil. En toch heb je maar weinig aan zo’n constatering. Want wat is dat, het verschil maken? En hoe doe je dat bijvoorbeeld in het leesonderwijs?

Erik Moonen is doctor in de Taal- en Letterkunde, taaldocent aan de Universiteit Hasselt en auteur van Dwaalspoor dyslexie

Methodemakers houden zich veel minder aan vuistregels dan je zou denken

12

JSW 2 oktober 2014

V

an een leerkracht die elk kind vlot leert lezen mogen we wel zeggen dat die het verschil maakt. Misschien mag het ook wel ietsje minder zijn, maar lezen is zo cruciaal (en niet goed kunnen lezen zo’n gigantisch nadeel), dat we met minder eigenlijk niet tevreden zouden mogen zijn. Over hoe we kinderen het best leren lezen, zijn al bibliotheken vol geschreven. Die literatuur wijst niet altijd dezelfde kant op, maar een paar dingen staan intussen vast: sluit aan bij wat de kinderen al weten, sticht geen verwarring, laat ze schrijven. De hoofdingrediënten voor succes zijn dus ontstellend gewone dingen. Opvallende afwezige in dit simpele lijstje: ga nauwgezet de instructies van de methodemaker na. Methodemakers houden zich namelijk veel minder aan deze voor de hand liggende vuistregels dan je zou denken. Aanwezige kennis Sluit je onderwijs echt aan bij wat kinderen al weten? Het antwoord op die vraag is bepalend voor je kans op succes. Cognitief psycholoog Daniel Willingham (2009) legt uit waarom. Leren is, simpel gesteld, kennis over feiten en procedures opslaan in je langetermijngeheugen. Daar haal je die kennis weer op als je hem nodig hebt. De enige manier om kennis naar je langetermijngeheugen te versluizen is erover nadenken. Nadenken gebeurt in je werkgeheugen en komt er eigenlijk op neer dat je stukjes informatie op nieuwe manieren met elkaar verbindt. Iets nieuws leren doe je door nieuwe informatie te verbinden met informatie die er al is, met aanwezige kennis. Wat betekent dat voor het leesonderwijs? Kinderen die gaan leren lezen en schrijven moeten een code leren die een brug slaat tussen gesproken taal aan de ene kant en geschreven taal aan de andere, tussen klanken en tekens. Waar beginnen we die brug te bouwen, bij de klanken of bij de tekens? Voor kinderen die gaan leren lezen zijn de klanken het

vertrouwde terrein. Kinderen weten hoe Nederlandse woorden klinken en als het goed is, hebben ze in groep 1 en 2 al geoefend in het herkennen van afzonderlijke klanken. De voor de hand liggende manier om het voor de kinderen vertrouwde terrein met nieuwe kennis uit te breiden is dus: kinderen leren eerst de klanken in de woorden herkennen en voor elke klank leren ze het juiste teken opschrijven. Kortom: ze leren de schriftcode van klank naar teken. In de methode die op je school wordt gebruikt gaat het wellicht andersom. De kinderen leren lettertekens onderscheiden en die verbinden ze in de volgende stap met klanken. Dat verklanken is een oude traditie, maar welbeschouwd een vreemde, want als we het zo doen, sluiten we níét aan bij wat de kinderen al weten. Wat voor verschil dat maakt, ontdek je als je de aanpak door de ogen van je leerlingen bekijkt. Als je kinderen tekens leert verklanken, drop je ze als het ware in een onbekende omgeving van lettertekens waarmee ze níét vertrouwd zijn, en laat je ze de weg zoeken naar het bekende terrein van de klanken die ze (hopelijk) wel hebben leren onderscheiden. Als je ze echter eerst klanken leert herkennen en voor elke klank het juiste teken leert opschrijven, komen ze nooit in een onbekende omgeving terecht. De kans dat ze zo de weg kwijtraken is veel kleiner. Dus: als kinderen met je vertrouwde methode niet vooruitkomen, zijn ze dan niet gewoon op onbekend terrein verdwaald? En zou je niet proberen ze de weg van klank naar teken te wijzen? Overigens, de code van klank naar teken leren spaart ook tijd. Dat komt zo: alles wat je kunt schrijven, kun je ook lezen. Door te leren schrijven leer je dus ook lezen. Het omgekeerde is niet waar: je leert niet schrijven door te lezen. Kinderen die eerst strategieën leren om tekens te verklanken, moeten daarnaast nog strategieën leren om die klanken te schrijven. Kinderen die de code van klank naar teken kraken, leren meteen een geïntegreerd stel strategieën


Zo maak je thematisch werken betekenisvol

Leren met cultuureducatie Je kunt kinderen woorden leren over kleding, met bijbehorende plaatjes, maar het werkt beter als ze kleding voelen, aantrekken, vergelijken en met knopen spelen. Door cultuureducatie te koppelen aan lesstof, maak je thematisch werken betekenisvol.

Margriet van Galen is trainer, concept­ ontwikkelaar en dramadocent vanuit haar eigen bedrijf KunstKit. Ze was tot 2014 adviseur cultuureducatie voor het basisonderwijs bij EDUART in Gelderland

L

essen in kunst en cultuur versterken de belevingsfactor van een thema. Als cultuureducatie gekoppeld wordt aan lesstof, kan dit leerinhoud en leervaardigheden versterken. Door beeldend te werken met stof, leren kinderen wat zacht en ruw is, dik en dun, glad en wollig. Spelen met knopen geeft aanleiding tot ordenen en sorteren, tellen, opstapelen, nieuwe woorden leren en vertellen. Verkleden geeft inzicht in de functies en mogelijkheden van kleding. Een concrete ervaring of beleving die past bij het thema kan leiden tot verdieping en verrijking van een thema. Zo ontstaat samenhang, betekenis, vertaling naar de eigen ervaring en een gezamenlijke aanpak. Samenhang Samenhang in leren geeft kennis betekenis. Als leerlingen lesinhoud kunnen koppelen aan al bestaande inzichten – of als ze zogezegd worden uitgedaagd om ‘de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky)’ te betreden – begrijpen kinderen beter wat ze leren. Je maakt hen nieuwsgierig en vergroot hun betrokkenheid. Veel scholen zijn dan ook bezig om hun onderwijs actief, praktijkgericht, levensecht, betekenisvol en interactief in te richten. Om samenhang in het leren te brengen, werken veel scholen met thema’s waarin verschillende vakken samenkomen. Maar het verbinden van kennis is nog geen garantie voor inzicht en betrokkenheid van de leerlingen. Samenhang ontstaat pas als kinderen in staat zijn om verschillende soorten kennis met elkaar in verband te brengen en te koppelen aan hun eigen beleving en ervaringen. Om blijvende inzichten tot stand te brengen helpt het om aandacht te besteden aan emoties, waarnemingen en eigen ervaringen.

lturele De kracht van cu kunst en werkvormen en beleving cultuur zit in de 18

JSW 2 oktober 2014

Drama, muziek, dans, cultureel erfgoed en beeldende, literaire, audiovisuele activiteiten geven daar alle mogelijkheden voor. Zinvol Er zijn een aantal voorwaarden om van thematisch onderwijs ook samenhangend en zinvol onderwijs te maken: • Het thema moet iets op gang brengen bij de leerlingen. Ze zien kansen om hun eigen vragen, ervaringen en interesses bij dit thema in te zetten. • Een thema moet verschillende onderzoeksroutes openleggen en verschillende werkvormen voor onderzoek en presentatie mogelijk maken. • Uit het werken aan een thema vloeien subthema’s en deelvragen voort die aansluiten bij de verplichte leerstof en ook bij het ontwikkelingsniveau en de leermotivatie van leerlingen.


Oriëntatie op mens en wereld

Doorgroeiproject levensbeschouwing

De voorbereiding van PO naar VO Hoe bereid je kinderen van achterstandsscholen voor op de overgang naar het voortgezet onderwijs? Bijvoorbeeld door ze vanuit verschillende levensbeschouwingen bewust te maken van hun talenten, vaardigheden, houdingen en wat ze daar in het onderwijs mee kunnen. Een verslag van een onderdeel van een project Onderwijs Tijd Verlenging. Spier ten Doesschate werkte als trainer/ consultant bij APS. In opdracht van onderzoeksen adviesbureau Oberon monitorde zij een project Onderwijstijdverlenging in Roermond

R

oermond kent achterstandsproblematiek die vergelijkbaar is met die van de grote steden. Daarom heeft het schoolbestuur Swalm en Roer – samen met de gemeente Roermond en de besturen van het voortgezet onderwijs – ingetekend op het project Onderwijs Tijd Verlenging van het ministerie van OC & W (OTV, www.onderwijstijdverlenging.nl). Bedoeling van deze projecten is om door het verlengen van de onderwijstijd de taal- en rekenprestaties van kinderen sterker te maken en om de prestaties in het voortgezet onderwijs te verbeteren. Een van de eisen voor deelname aan de projecten OTV was dat er zowel primair als voortgezet onderwijs bij de projecten betrokken is. Daarbij wordt er gewerkt aan het versterken van de taal- en rekenontwikkeling, maar er wordt ook gekeken naar onderliggende processen die een rol spelen bij de overgang van PO naar VO. Er zijn op de scholen in Roermond veel dingen gebeurd in het kader van het project; over één daarvan gaat dit artikel. Scharniermoment Vanaf het begin hebben de betrokkenen bij het project OTV geprobeerd een verbinding tussen

Doorgroeiproject Roermond In Roermond is een bijzondere oplossing gevonden om kinderen van achterstandsscholen beter voor te bereiden op de overgang naar het voortgezet onderwijs. Door leerlingen verhalen te vertellen vanuit de diverse levensbeschouwingen en ze te laten reflecteren over de houdingen en waarden die in die levensbeschouwingen spelen, worden de kinderen zich bewuster van hun eigen talenten, vaardigheden en houdingen en wat ze daar in het onderwijs mee kunnen. In deze ‘grote’ levensbeschouwelijke verhalen herkennen leerlingen hun eigen ‘kleine’ verhaal.

32

JSW 2 oktober 2014

PO en VO te maken. Aanvankelijk werden in de zomervakantie extra lessen gegeven aan kinderen van de hoogste groepen van onderwijsachterstandenscholen in Roermond. Kinderen gaven zich op voor deze activiteiten, maar gingen met vakantie naar hun thuisland en verschenen niet bij de lessen. Bovendien bleken de lessen de basisschool en het VO niet echt met elkaar te verbinden. Het OTV-project Roermond wilde graag investeren in een goede overgang van PO naar VO, omdat de initiatiefnemers zich realiseerden dat er bij die overgang meer aan de hand is dan alleen cursorische vragen op het gebied van Taal en Rekenen. Wat kun je kinderen die het basisonderwijs verlaten meegeven naar het voortgezet onderwijs? Het gaat om een belangrijk ‘keerpunt’ in hun leven dat gepaard kan gaan met angst en onzekerheid. In de zoektocht naar oplossingen ontmoette de projectleiding Petra Ritzen. Zij begeleidt ceremonies bij belangrijke gebeurtenissen in het leven. De overgang van PO naar VO is zo’n belangrijk ‘scharniermoment’ zoals Ritzen het noemt. Een ‘rite de passage’ (Van Gennep, 1981), ook wel een ‘overgangsritueel’ genoemd, kan helpen om die overgang beter te laten verlopen. Het kan helpen om beter om te gaan met de spanningen die kunnen ontstaan bij dergelijke keerpunten. Dit bracht de projectleiding van het OTV-project ertoe Petra Ritzen te vragen de zogenaamde ‘doorgroeilessen’ te ontwerpen en te verzorgen. Een overgangsritueel kent een opbouw in drie momenten:


De bouw van een IKC in de praktijk

De voordelen van samen 1 De veranderende samenleving vraagt om het aangaan van vergaande vormen van samenwerking tussen onderwijs en opvang. Een (Integraal) Kindcentrum (IKC) vormt hierop een antwoord. Wat betekent dit voor ouders, professionals en kinderen? Wat zijn de voordelen van samen 1?

Mirjam Tielbeek-Bertels is teamleider bovenbouw, Sport BSO en naschoolse activiteiten van Kindcentrum de Bolster in Raalte

Samen 1 Een Integraal Kindcentrum (IKC) gaat verder dan een brede school. In een IKC wordt gewerkt vanuit één visie, één bedrijfsvoering, één loket voor ouders, één team en onder één leiding. Daarnaast wordt voor de naschoolse activiteiten samengewerkt met professionals uit de omgeving.

40

JSW 2 oktober 2014

P

euters die opvallen in ontwikkeling zijn vroegtijdig in beeld bij de intern begeleider, kinderen worden zowel bij de opvang als in het onderwijs volgens hetzelfde pedagogische concept benaderd, een schoolplein dat is aangepast aan de visie van het Kindcentrum, sportonderwijs dat doorgaat in de buitenschoolse opvang en muziekinstrumentlessen in de naschoolse tijd: het is de dagelijkse praktijk op KC de Bolster in Raalte. Een Kindcentrum is een antwoord op de vraag vanuit een veranderende samenleving. Deze geeft namelijk aanleiding tot aangaan van vergaande vormen van samenwerking tussen onderwijs en opvang (Ten Doesschate & Van der Pol, 2013). Op de Bolster wordt nu ruim drie jaar gewerkt aan de ontwikkeling van een Kindcentrum. Wat betekent dit nu voor ouders, professionals en kinderen in het bijzonder?

KC De Bolster Kindcentrum (KC) de Bolster komt voort uit basisschool de Bolster en Kinderdagverblijf de Rode Bank. Het is een plek waar opvang en onderwijs samenkomen voor kinderen van 0 tot ongeveer 13 jaar, 51 weken per jaar, van 7.00 tot 19.00 uur. Kinderen krijgen onderwijs, worden opgevoed en hebben de mogelijkheid hun talenten te ontdekken en ontplooien, kunnen ontspannen en worden gevolgd in hun ontwikkeling. Bij de peuters en kleuters zorgt een gezamenlijk doelenschema en één intern begeleider, voor een doorgaande lijn. Spel en spelbegeleiding is hier basis. ‘s Ochtends wordt door een team leerkrachten aan groep 3 tot en met 8 in homogene leeftijdsgroepen op drie niveaus onderwijs gegeven in

taal, rekenen, spelling, technisch- en begrijpend lezen. Deze vakken komen zo mogelijk op een speelse wijze in de opvang terug. De wereldoriënterende en creatieve vakken worden (in de nabije toekomst) ‘s middags tijdens onderwijs en opvang aangeboden in thematische vorm, waarbij gekeken wordt naar talenten van zowel kinderen als professionals. Hoe het begon: van 2 naar 1 Directeur Jurgen Bruggeman en adjunct Audrey Jansen startten zeven jaar geleden als directie van basisschool de Bolster. Daarnaast richtten ze bijna vier jaar geleden kinderdagverblijf de Rode Bank op. Een plek waar kinderen van 0 tot 4 jaar opgevangen worden, voor- en naschoolse opvang is en een peutergroep gedraaid wordt. In die tijd was er dus nog geen sprake van een Kindcentrum. Een van de belangrijkste redenen om na te denken over de mogelijkheden en meerwaarde van een IKC is volgens Studulski (2010) de versnippering van het huidige aanbod, vooral tussen peuterspeelzaal, kinderopvang, BSO en onderwijs. Daarnaast is er vanuit ouders de behoefte aan een meer sluitend aanbod. In de praktijk van de Bolster werden derhalve twee apart draaiende organisaties en teams, één organisatie en één team. Met één gezamenlijke missie en visie. Missie en visie Volgens Ten Doesschate en Van der Pol (2013) is het voor een IKC van wezenlijk belang een gezamenlijke missie en visie te formuleren. Er werken immers op zijn minst twee verschillende typen organisaties samen, die vaak aanvankelijk verschillende opvattingen hebben over


Verwacht in JSW Specialin

Special: Games in het onderwijs

Gamesrwijs de het on

In deze special lees je over toepassingsmogelijkheden, ontwerpmodellen en het voordeel van games in de klas.

Ludodidactiek

De ludodidactiek combineert ontwerpprincipes en methoden uit computergames en spellen met bestaande leerinterventies. Stap met je leerlingen in de spelmodus.

Het nieuwe gymmen

© KiVa

50

JSW 2 oktober 2014

JSW informeert je over de laatste ontwikkelingen in het basisonderwijs en vertaalt deze naar de praktijk. Met iedere maand interessante vakinformatie, praktische tips, prikkelende columns, recensies en kant-en-klare lessen.

Veel kinderen moeten meer bewegen. Kinderen gamen graag. Combineer deze twee dingen: laat kinderen beweeggames spelen. Is exergamen de nieuwe vorm van gymmen?

Niet missen?

Anti-pestprogramma’s

Ontvangen jullie JSW wel op school, maar mis je het blad vaak? Neem dan een extra jaarabonnement voor slechts € 50,-. Kijk op: www.jsw-online.nl/jsw/ extra-jaarabonnement

Er zijn verschillende programma’s om de ontwikkeling van sociaal-emotionele weerbaarheid van leerlingen te stimuleren. Een bespreking van de anti-pestprogramma’s KiVa en PRIMA.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.