1 Leerboek
La méthode qui donne du sens à l’apprentissage du néerlandais LM1 !
1 Leerboek Marise Vanderwalle Aubert Verdonck Patricia Bellis
ISBN 978-90-306-8890-7 581138
9 789030 688907
vanin.be
A1+/A2–
RIT 3
Rit 3
Over mijn leefgewoontes
Zelforiëntatie Wat leer je? Ik stel en ik beantwoord vragen over – – – – –
het uur mijn dagindeling wat ik mag of niet mag doen mijn slaapgewoontes mijn eetgewoontes.
Ik houd een enquête over slaapgewoontes.
Ik leer ook over … – tijdsbepalingen – humeur.
Grammaticaflitsen: – mogen (mag ik) – questions avec ou sans mot interrogatif – verbes à particule séparable
ET
Eindtaak (ET) Dans le cadre d’un projet d’échanges mis en place par l’association des parents de ton école, tu as reçu deux fiches d’échanges possibles. Tu vas téléphoner aux deux correspondants pour savoir avec qui tu t’entendrais le mieux.
47
RIT 3
1. Instap Luister en volg op de mindmap.
p. 112
48
RIT 3
2. Wat doe je graag? Wat zijn je hobby's? CD 1
1. Voor de les Nederlands moet je een enquête houden over hobby’s. Je belt je Nederlandstalige vrienden en vriendinnen. Je interviewt ze. Luister eerst naar andere jongeren.
> 50
Communicatiesleutels Met + voornaam Met Elien. Met Joris!
2. Doe het nu zelf! Interview een paar klasgenoten en antwoord ook op hun vragen. Gebruik de werkwoorden op blz. 50 en 51. CD 1 > 51
p. 113
Mag ik je een paar vragen stellen?
Doe maar!
Wat doe je graag?
Ik zwem graag en ik speel graag online.
Wat zijn je andere hobby's?
Ik zing graag en ik luister graag naar muziek.
Doe je graag aan sport?
Ja, ik dans graag en ik doe ook aan judo.
49
RIT 3 3. Verbind de tekeningen met de passende activiteiten. Schrijf de nummers naast de passende werkwoorden in de tabel.
CD 1 > 56
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
muziek beluisteren koken
lezen zingen
videospelletjes spelen mopjes vertellen
sms'en
tv-kijken
chatten
knutselen
WERKWOORDEN IN DE KIJKER
50
knutselen
ik knutsel
je knutselt
tv-kijken
ik kijk tv
je kijkt tv
zingen
ik zing
je zingt
luisteren
ik luister
je luistert
lezen
ik lees
je leest
chatten
ik chat
je chat
vertellen
ik vertel
je vertelt
sms’en
ik sms
je sms’t
koken
ik kook
je kookt
spelen
ik speel
je speelt
Zb e
RIT 3 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
CD 1 > 56
skiën
fietsen
turnen
paardrijden
wandelen
dansen
voetballen
zwemmen
klimmen
tennissen
karate * zumba * p. 116 Zb Hobby's en sporten
atletiek * judo *
WERKWOORDEN IN DE KIJKER zwemmen
ik zwem
je zwemt
wandelen
ik wandel
je wandelt
klimmen
ik klim
je klimt
tennissen
ik tennis
je tennist
voetballen
ik voetbal
je voetbalt
fietsen
ik fiets
je fietst
paardrijden
ik rijd paard
je rijdt paard
dansen
ik dans
je danst
skiën
ik ski
je skiet
doen
ik doe
je doet
doen (aan) *
ik doe aan ...
je doet aan ...
51
RIT 3
3. Mag je …? Wat mag je pennenvriend/pennenvriendin doen? Tijdens je interview stel je ook die vragen. CD 1 > 62
p. 120
Mag je elke week naar de bioscoop gaan?
Nee, ik mag een keer per maand naar de bioscoop gaan.
Mag je elke dag online spelen?
Nee, normaal niet. In het weekend mag ik wel online spelen.
altijd
vaak
elke avond elke dag elke week elk weekend
4 keer per week
naar de bioscoop gaan
soms af en toe 2 keer per week
online spelen
bijna nooit
nooit
1 keer per jaar
naar de stad gaan
bij vrienden gaan logeren
Z
vrienden uitnodigen
52
lang opblijven (na 23 uur naar bed gaan)
uitslapen
RIT 3
4. Hoe laat sta je op en hoe laat ga je naar bed? CD 1 > 63
p. 122
1. Je school doet mee aan een uitwisselingsproject. Je gaat een paar dagen in Vlaanderen logeren. Je stelt vragen over de dagindeling van je vriend/vriendin. Volgend trimester komt hij/ze bij jou. Je moet die vragen ook zelf kunnen beantwoorden. Vraag je klasgenoten hoe laat ze opstaan en naar bed gaan. Reageer op hun antwoorden.
Hoe laat sta je op?
Ik sta om kwart over zes op.
Dat is vroeg! En hoe laat ga je naar bed?
Ik ga om halfelf naar bed.
Zo laat? Dat vind ik tof!
Communicatiesleutels Zo laat? Zo vroeg? Dat vind ik laat! Dat valt nog mee! Dat vind ik te vroeg!
p. 124 Zb Het uur
halfzeven
kwart voor zeven
zeven uur
kwart over zeven
53
RIT 3 2. Speel de rol van een jongen of een meisje. Je buur moet raden wie je bent. Amelia
Rosaline
Louis
Sebbe
Dimitri
6.45 uur
6.30 uur
6.45 uur
7.15 uur
6.30 uur
9.30 uur
9 uur
9.30 uur
10.15 uur
10 uur
opstaan
naar bed gaan
3. Vertel hoe laat die jongeren opstaan en naar bed gaan.
staat om
op en
om
naar bed.
gaat
4. Kijk naar de kaarten en geef informatie over drie klasgenoten. De anderen raden over wie het gaat.
p. 155
54
RIT 3
5. Wat eet je als ontbijt? Wat eet je op school? 1. Je klas doet mee aan een uitwisselingsproject. Bram, een Vlaamse leerling, logeert bij jou. Je stelt hem vragen over zijn eetgewoontes. CD 1 > 70
p. 129
Wat eet je graag als ontbijt? 's morgens: het ontbijt
Wat eet je graag als middagmaal?
om 10 uur: 's middags: het tussendoortje het middagmaal
Wat eet je graag 's avonds? om 16 uur: het vieruurtje
's avonds: het avondmaal
2. Over drie maanden gaat je klas naar Vlaanderen. Dan moet je ook deze vragen kunnen beantwoorden. Kies wat je graag eet en wat je graag drinkt. Ik eet graag
en ik drink graag
.
3. Verbind de woorden met de foto’s. A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
1 boterhammen met kaas 2 broodjes met ham 3 koekjes 4 groentesoep
5 pasta met tomatensaus 6 chocoladebroodjes
7 jam 8 frieten
9 eieren 10 worst
11 een stuk fruit
55
RIT 3 A
B
C
D
E
F
G
H
1 2 3 4 5 6 7 8
chocolademelk limonade thee water melk cola vruchtensap koffie
3. Stel de vragen aan je buur. Beantwoord ze ook zelf! CD 1 > 71
Ontbijt je elke morgen? Wat eet je als ontbijt? Wat eet je ’s middags op school? Eet je een warme maaltijd op school? Wat neem je mee naar school? Hoe laat eet je ’s avonds? Wat is je lievelingsgerecht?
4. Lees de volgende teksten. Zoek op welke vragen deze jongeren antwoorden. ’s Morgens heb ik geen honger. Ik ontbijt bijna nooit. Ik drink een glas water, maar ik eet niets. Mijn moeder is niet blij. Ze vindt dat niet gezond! Ik neem boterhammen mee naar school. Rond 10 uur heb ik honger. Ik eet soms een boterham tijdens de pauze.
p. 130
’s Morgens eet ik cornflakes met melk. ’s Middags eet ik een warme maaltijd op school. Bij het eten krijgen we een drankje:: vruchtensap of water. Mijn school doet mee aan het project ‘Fruit op school’. Elke woensdag eet ik een stuk fruit op school (appel, pruim, peer, banaan, mandarijntje). Ik neem een broodtrommel mee naar school. Ik maak zelf mijn lunchpakket klaar. Ik neem meestal boterhammen met beleg (choco, kaas, ham of salami). Op school eet ik een stuk fruit. Mijn moeder komt laat thuis. Mijn vader maakt het eten klaar. We eten rond 20.00 u. STUDIETIP
56
Je choisis dans les textes, les phrases qui me permettent de répondre personnellement aux questions et je les adapte.
RIT 3
6. Wat doe je elke dag? 1. Hoe ziet een gewone schooldag eruit bij je pennenvriend/pennenvriendin? Verbind de activiteiten met de tekeningen.
p. 131
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
O
je schooltas klaarmaken je kamer opruimen opstaan de tafel dekken op je vriendin wachten je bed opmaken een douche nemen de bus nemen
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
je tanden poetsen ontbijten je aankleden vertrekken terugkomen je huiswerk maken de tafel afruimen
2. Lees en luister! CD 1 > 73
Elke dag sta ik om 7 uur op. Ik neem vlug een douche en dan ga ik naar de keuken. Ik dek de tafel en ik ontbijt. Daarna ruim ik de tafel niet af want mijn zus moet ook nog eten. Tien minuten later poets ik mijn tanden in de badkamer. Ik maak mijn bed meestal niet op. Ik maak mijn schooltas klaar. Dan wacht ik op mijn vriendin. We nemen samen de bus naar school.
57
RIT 3 3. En jij, wat doe je elke morgen?
AGENDA
58
opstaan
ontbijten
lunchpakket klaarmaken
boekentas controleren
naar de badkamer gaan
vertrekken
schoolbegin
boterhammen eten
voetballen op de speelplaats
lessen beginnen
speeltijd
naar de studie gaan
naar huis teruggaan
een warme maaltijd eten
een halfuur chatten of spelen op de computer
huiswerk maken of lessen leren
schooltas klaarmaken
douchen
naar je kamer gaan
naar bed gaan
RIT 3 4. Luister naar je cd. Kijk naar de foto’s op p.58. Beschrijf dan de dag van een meisje of van een jongen. Gebruik de volgende zinnen. CD 1 > 74
om
op.
Daarna
naar de
Om 7.15 u.
.
Om kwart over vijf
Om 7.30 u. lunchpakket
zijn/haar
Rond 18 uur
.
10 minuten later
zijn/haar
Om kwart voor acht om
naar de
om
.
Om zeven uur
of
.
zijn/haar zijn/haar
Daarna
.
zijn/haar
schooltas
Tijdens de middagpauze zijn/haar .
.
.
of .
naar
Na het avondmaal mag
.
.
De school
.
.
Rond kwart over acht neemt Rond 12.30 u. Om 13 uur
op de de lessen.
Om 16.05 u. heeft
.
een
.
Om halfnegen kamer. .
om
naar zijn/haar
naar bed.
STUDIETIP
Je dis d’abord le texte mentalement sans rien écrire. J’écoute la correction et je corrige mentalement mes erreurs. Ensuite, je décris ma journée à partir de mon horaire !
59
RIT 3
7. Gesprek 1. Luister en lees. Een gewone ochtend bij Luna. Zo ziet haar ochtend eruit …
CD 1 > 78
8.00 u.: De wekker loopt af. Ik slaap verder …
pp. 136141
8.30 u.: Mijn moeder roept mij.
STUDIETIP
Observe le dessin de la p. 61 et fais des hypothèses sur ce que tu vas entendre. Écoute la conversation en regardant le dessin.
Ik slaap, ik slaap heel diep … 8.45 u.: Ik droom … 9.00 u.: Mijn moeder komt mijn kamer binnen. Ze ziet er niet blij uit! (Ik zie haar niet, maar ik weet het.) Sta op! Het ontbijt is klaar! Ik doe mijn kussen op mijn hoofd en ik slaap verder! 9.15 u.: Mijn moeder komt voor de tweede keer. Ze ziet er nu blij uit. Ik hoor het aan haar stem! “Er is post voor jou!” “Post voor mij? Mijn gsm ligt bij mij … Even checken. Geen bericht!” “Geen sms’je of mailtje! Een echte enveloppe, van papier … Die ligt op de tafel.” “Van wie?” “Weet ik niet! Kom maar vlug uit je bed!” Bingo! Ik ben nu klaarwakker en ik zit in de keuken. Mijn moeder toont een enveloppe. “Voor Luna”, staat erop. “Eerst ontbijten, je aankleden en daarna je tanden poetsen. En dan pas krijg je je brief!” “Komaan, mama! Doe niet zo dom!”
60
RIT 3
2. Zoek de antwoorden op in de tekst. 1. Hoe laat loopt de wekker af? 2. Hoe laat roept haar moeder voor de eerste keer? 3. Waar is Luna om kwart voor negen? 4. Waarom staat ze niet op? 5. Hoe laat komt haar moeder voor de eerste keer haar kamer binnen? 6. Hoe laat komt haar moeder voor de tweede keer haar kamer binnen? 7. Waarom staat ze eindelijk op? 8. Wat heeft haar moeder voor Luna?
3. Vertel de ochtend van Luna.
61
RIT 3 4. Je hebt mijn slaapkamer gezien … En bij jou? Wat staat er op je nachtkastje en wat ligt er bij je bed? CD 1 > 79
C G
B A
J F E L
D
I K
M
H
1. je gsm 2. je mp3-speler 3. je computer 4. je wekker 5. je favoriete snoepjes 6. een lievelingsboek 7. je map en je bladen 8. je knuffel 9. een foto van Matthijs 10. een lamp 11. kussens 12. een kaart van Matthijs 13. je vuile sokken
62
RIT 3 5. Heb je soms een ochtendhumeur? ’s Morgens ben ik meestal … CD 1 > 80
zenuwachtig slechtgehumeurd
prikkelbaar
goedgehumeurd
blij
fit rustig
uitgeslapen
klaarwakker boos
moe
Hoeveel slaap heb je nodig? 6 uur en ik ben een zombie 7 uur en ik ben wakker 8 uur en ik ben klaarwakker 9 uur en ik ben uitgeslapen 10 uur en ik ben in topvorm 11 uur en ik word weer moe 12 uur en ik ben een zombie (vrij naar MAKS)
63
RIT 3
8. Leesronde Ressou
1. Lees de tekst en maak het identiteitsfiche op van Sharon. 2. Beschrijf haar dagelijkse activiteiten. 3. Beschrijf haar eetgewoontes.
rces str atégiq ues Lire
Een dag uit het leven van een topsporter, Sharon van Rouwendaal Sharon is in Nederland geboren. Ze woont nu al meer dan 12 jaar in Frankrijk. Ze is topzwemster en heeft een bronzen medaille gewonnen. Mijn wekker loopt af om 6.30 uur. Ik begin de dag met een kop thee (met melk en suiker) en een kommetje cruesli met fruit en yoghurt. Ik vul mijn drinkbus (bidon) met sportdrank en water voor de training. Als ik klaar ben, fiets ik rond 7 uur naar het zwembad. Daar kleed ik me om en doe ik een lange jas over mijn badpak aan. Buiten doe ik mijn warming-up met mijn elastiek. Ik doe een aantal oefeningen om mijn schouders op te warmen. Ik heb een lange jas aan, want het is nogal koud in de ochtend; we trainen het hele jaar buiten. Rond 7.30 uur trek ik mijn heerlijk warme jas uit en spring ik samen met het hele team het water in. De trainer zegt ons wat we moeten doen: hoe hard we moeten zwemmen, welke afstanden we moeten zwemmen en met welke slagen. De training duurt zo’n 2,5 uur en we zwemmen tussen de 7,5 km en 9 km. Na de training kleed ik me om en ga ik meestal nog tussen de 30 en 45 minuten stretchen. Ondertussen eet ik nog even mijn banaan, want ik heb meestal honger.
© ANP, Belgaimage, 2014
64
RIT 3 Op woensdag en vrijdag heb ik om 10.45 uur een afspraak bij de chiropractor. Zij checkt of alles in orde is met mijn schouders en mijn nek. Na mijn afspraak bij de chiropractor ga ik naar huis om te koken. Zoals alle Fransen eet ik ’s middags een warme maaltijd. Het is beter dan boterhammen. Ik eet veel groenten met rijst of pasta. Bij de rijst doe ik geen saus, bij de pasta doe ik meestal een rode saus. Ik eet veel kipfilet en eieren. Zo krijg ik genoeg eiwitten (proteïnen) binnen. Om voldoende ijzer te hebben eet ik af en toe een biefstukje, en twee keer per week vis. Als tussendoortje neem ik meestal yoghurt en een stuk fruit. Overdag drink ik heel veel water en bij het eten neem ik meestal een glaasje melk. Ik vind dat lekker. Meestal slaap ik van 12.00 uur tot 14.00 uur. Ik heb 40 minuten nodig om in slaap te vallen. Soms lukt het slapen helemaal niet, soms lukt het direct en slaap ik twee uur lang. Na mijn middagdutje ga ik weer eten. Deze keer eet ik twee à drie boterhammen met jam en een kiwi. Ik maak ook nog twee boterhammen voor tijdens of na de zwemtraining. Op maandag en vrijdag heb ik om 14.45 uur krachttraining en op donderdag hebben we op hetzelfde uur hardlooptraining. Tussen 15.30 uur en 16.00 uur beginnen we aan de middagzwemtraining. Die duurt ongeveer 2,5 uur. Eenmaal thuis maak ik weer eten klaar. Het voorgerecht is elke avond sla met tomaat, avocado en mozzarella. Daarna moet ik afwassen en opruimen! Dat is nooit leuk als je moe bent, maar het moet. ’s Avonds kijk ik meestal wat tv, stretch ik nog een beetje en bel ik met mijn ouders en vriend. Ze zijn allemaal in Nederland. Rond 21.30 uur gaat het licht uit. De dag daarna loopt de wekker weer af en sta ik met plezier op. Alles begint opnieuw.
p. 143
© ANP, Belgaimage, 2014
65
RIT 3
9. Luisterronde Hier zijn de antwoorden op een enquête over leefgewoontes. Luister naar de interviews. Kloppen de volgende antwoorden met wat de jongeren vertellen? Verbeter mondeling wat niet klopt. Dries
Lea
Tijdens de week Opstaan
7.45 u.
6.30 u.
Ontbijt
nee
nee
Hoe laat?
-
7 uur
Wat?
niets
Brood, kaas, fruitsap, yoghurt
Vertrekuur naar school
8.20 u.
7.30 u.
Schoolbegin
8.25 u.
8.20 u.
Middagmaal
12.05 u.
11.55 u.
Studie
Tot 18 u.
Tot 17.15 u.
Na schooltijd
Zwemtraining (2 keer per week)
Volleybaltraining drie keer per week. Tv-kijken: elke avond.
Bedtijd
Meestal rond 22 uur soms later
Rond 21.30 u.
Opstaan
Lekker lang slapen
9.00 u.
Ontbijt – wat?
niets
Chocoladebroodjes of cornflakes
Bedtijd
Meestal rond 22 uur soms later
In het weekend
GEZONDE TIP
66
Gezond om te weten: tieners hebben tien uur slaap nodig! Slaap je fit!
RIT 3
10. Overzicht Ressources grammaticales Verbes à particule séparable opstaan
Ze
staat
elke dag om zeven uur
op.
klaarmaken
Wie
maakt
vandaag het eten
klaar?
opruimen
Ik
ruim
soms mijn kamer
op.
afruimen
Hij
ruimt
nooit de tafel
af.
uitnodigen
We
nodigen
onze vrienden
uit.
uitslapen
Hij
slaapt
elke zaterdag
uit.
terugkomen
Ik
kom
om zes uur
terug.
Mogen en moeten ik, je, u, hij, ze, het
mag
moet
we, jullie, ze
mogen
moeten
Ik
mag
elke week naar de bioscoop
gaan.
Ze moet
vandaag de tafel
dekken.
Ze moeten
om zeven uur
opstaan.
Ja-neevragen Doe
je
graag aan sport?
Mag
ik
je een paar vragen
stellen?
Sta
je
ook om zeven uur
op?
Moet
je
ook om zeven uur
opstaan?
dat?
Vragen met vraagwoorden Hoe
schrijf
je
Hoe oud
ben
je?
Hoeveel talen
spreek
je?
In welke klas
zit
je?
67
RIT 3 Welke taal
spreek
je
thuis?
Wat
ligt
er
bij je bed?
Waar
woon
je?
Wanneer
ben
je
Wie
is
dat?
Hoe laat
sta
je
op?
Waarom
staat
ze
niet op?
jarig?
Ressources lexicales
Vragen over dagelijkse activiteiten
Doe je graag aan sport?
Fais-tu volontiers du sport ? Aimes-tu faire du sport ?
Heb je soms een ochtendhumeur?
Es-tu parfois de mauvaise humeur le matin ?
Ontbijt je elke morgen?
Déjeunes-tu chaque matin ?
Mag ik je een paar vragen stellen?
Puis-je te poser quelques questions ?
Mag je elke dag online spelen?
Peux-tu jouer en ligne chaque jour ?
Mag je elke week naar de bioscoop gaan? Peux-tu aller au cinéma chaque semaine ?
68
Hoe laat eet je ’s avonds?
À quelle heure manges-tu le soir ?
Hoe laat ga je naar bed?
À quelle heure vas-tu au lit ?
Hoe laat sta je op?
À quelle heure te lèves-tu ?
Hoeveel slaap heb je nodig?
De combien d’heures de sommeil as-tu besoin ?
Wat doe je elke dag?
Que fais-tu chaque jour ?
Wat doe je graag?
Qu’aimes-tu faire ?
Wat eet je graag als middagmaal?
Qu’aimes-tu manger à midi ?
Wat is je lievelingsgerecht?
Quel est ton plat préféré ?
Wat ligt er bij je bed?
Qu’y a-t-il près de ton lit ?
Wat neem je mee naar school?
Qu’emportes-tu à l’école ?
Wat staat er op je nachtkastje?
Qu’y a-t-il sur ta table de nuit ?
Wat zijn je hobby’s?
Quels sont tes hobbys ?
RIT 3 Preposities (voorzetsels) Ik houd een enquête over hobby’s.
Je fais une enquête sur les hobbys.
Je spreekt met Elien.
Tu parles avec Eline. Ici Eline (au téléphone).
Ik doe graag aan atletiek.
J’aime faire de l’athlétisme.
Ik mag een keer per maand naar de bioscoop gaan.
Je peux aller au cinéma une fois par mois.
Ik ga vaak bij vrienden logeren.
Je vais souvent loger chez des amis.
Kom je mee naar de stad?
M’accompagnes-tu en ville ?
Je stelt vragen over de hobby’s.
Tu poses des questions sur les hobbys.
Over drie maanden gaat je klas naar Vlaanderen.
Dans trois mois, ta classe va en Flandre.
Ik eet ’s middags op school.
Je mange à l’école le midi.
Ik eet een stuk fruit tijdens de pauze.
Je mange un fruit pendant la pause.
Bij het eten krijgen we water.
Nous recevons de l’eau au repas.
Ze eet boterhammen met kaas.
Elle mange des tartines au fromage.
We wachten op de bus.
Nous attendons le bus.
Ik ga twee keer per week naar de studie.
Je vais deux fois par semaine à l’étude.
Ze spelen op de computer.
Ils (elles) jouent sur l’ordinateur.
Er is post voor jou.
Il y a du courrier pour toi.
De enveloppe ligt op de tafel.
L’enveloppe se trouve sur la table.
Na het avondmaal mag ik tv-kijken.
Je peux regarder la tv après le souper.
Om halfnegen begint de school.
L’école commence à 8h30.
Het is kwart over tien.
Il est 10h15.
Om kwart voor zes eten we.
Nous mangeons à 5h45.
Tijdsbepalingen altijd
toujours
meestal
la plupart du temps
vaak
souvent
soms
parfois
69
RIT 3 af en toe
de temps en temps
bijna nooit
presque jamais
nooit
jamais
elke dag
tous les jours
elke morgen
chaque matin
elk weekend
chaque week-end
een keer per week
une fois par semaine
een keer per maand
une fois par mois
’s morgens
le matin
’s middags
l’après-midi
’s avonds
le soir
over twee weken
dans deux semaines
om twee uur
à deux heures
voor de maaltijd
avant le repas
na het eten
après le repas
tijdens de pauze
pendant la pause
daarna
ensuite
dan
alors
tien minuten later
dix minutes plus tard
Je kunt vragen stellen en beantwoorden over: • het uur • de dagindeling • wat je mag of niet mag doen • je slaapgewoontes • je eetgewoontes. Je kunt: • een enquête in je klas houden • je ochtendhumeur beschrijven • een formulier opstellen.
70