3 Leerboek
La méthode qui donne du sens à l’apprentissage du néerlandais LM1 !
3 Leerboek Marise Vanderwalle Aubert Verdonck Patricia Bellis
ISBN 978-90-306-8925-6 581139
9 789030 689256
vanin.be
A2+/B1–
RIT 3
RIT 3
Gezondheid – Actualiteit – Solidariteit
Zelforiëntatie
Je drukt je uit en communiceert over… – welzijn en gezondheid – gezondheidsklachten
Je geeft je mening over… – hulp en vrijwilligerswerk – gedeelde taken – actualiteit
Taalfuncties – hulp aanbieden, aanvaarden of weigeren – een uitnodiging afwijzen
Grammaticale hulpmiddelen dubbele infinitief toen / als vvt
Lexicale hulpmiddelen lichaam – gezondheid – noodtoestanden – ongevallen – rampen – taken –vrijwilligerswerk
Eindtaak T
F
À la fin de cette étape, – tu feras une présentation orale d’une association qui fait du volontariat. – tu raconteras comment organiser un séjour de survie, durant lequel chacun assurera certaines tâches. 67
RIT 3 1. Fris je geheugen op Lichaamsdelen Noem zoveel lichaamsdelen mogelijk.
Luister en controleer. CD 1 > 44
Oefb p. 94
Gezondheidsklachten Noem de volgende gezondheidsklachten. Vergelijk met je buur en vul aan! Wat is er aan de hand?
1
2
3
4 O
pp
TOETS 68
RIT 3 5
6
7
8
Ik voel me niet lekker. Ik / Mijn . 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Oefb pp. 94-96
CD 1 > 45-46
Luister en controleer. TOETS 69
RIT 3 2. Tijdritjes Werk per twee. Wat kun je doen om anderen te helpen? 4 minuten
• • • • •
in de klas in de refter thuis in de buurt op het openbaar vervoer (bus, trein)
In de bus kun je ...
de kast opruimen plaats vrijmaken voor oudere mensen het licht uitdoen
het raam dichtdoen
bladen uitdelen het bord schoonvegen
de vuilniszakken buitenzetten
de tafel afruimen
papieren in de vuilnisbak gooien
de klas poetsen
je kamer opruimen
Oefb
O
p. 97
TOETS 70
p
RIT 3 3. Klasbarometer
CD 1 > 47
Antwoord met ja of nee op de volgende vragen. Is je antwoord positief, steek dan je vinger op. Hoeveel klasgenoten antwoorden met ja?
vrijwilliger = iemand die een ander gratis helpt
zich vervelen = niet weten wat te doen
1. Help jij je ouders thuis? 2. Help jij je klasgenoten als ze afwezig zijn? 3. Werk je mee aan de voorbereiding van het klassenfeest, het schoolfeest ...? 4. Heb je dit jaar het bord al schoongeveegd? 5. Heb je dit jaar de klas al gepoetst? 6. Zou je graag vrijwilliger worden? 7. Heeft iemand je onlangs geholpen? 8. Ken je mensen die vrijwilligers zijn? 9. Verveel jij je soms? 10. Vind je dat je veel vrije tijd hebt?
Oefb p. 98
71
RIT 3 5. Spreken Werk samen met een klasgenoot. Kies rol A of rol B. Kijk alleen naar de gekleurde vakjes in jouw kolom. Stel vragen of beantwoord ze. Controleer en verbeter wat je klasgenoot zegt. Wissel dan de rollen om.
CD 1 > 54
A demande/dit…
B dit/demande…
si B a déjà fait du volontariat.
A Heb je al vrijwilligerswerk gedaan?
B Ik niet, maar mijn zus wel.
que non, mais que sa sœur en a fait.
où elle a aidé.
A Waar heeft ze geholpen?
B In het rusthuis in onze buurt.
que c’était dans la maison de repos du quartier.
ce qu’elle a dû faire.
A Wat heeft ze moeten doen?
B Ze heeft bejaarden op het internet helpen surfen en Skype leren gebruiken.
qu’elle a aidé les personnes âgées à surfer sur Internet et à utiliser Skype.
son appréciation sur l’activité.
A Wat vond ze van die activiteit?
B Ze vond het tof. Ze heeft andere mensen leren qu’elle a trouvé ça chouette. Elle a appris à kennen. connaître d’autres personnes. ce qu’elle a trouvé difficile.
A Wat vond ze moeilijk?
B Ze heeft vaak dingen moeten herhalen.
qu’elle a souvent dû répéter.
si B aimerait aussi faire ce type d’activité.
A Zou je dat ook willen doen?
B Ik ben niet geduldig genoeg.
qu’il n’est pas assez patient.
Praat met je buur over vrijwilligersactiviteiten. Heb je geen idee? Gebruik dan de volgende sleutelwoorden. buren helpen • hond uitlaten (2 keer per dag) • boodschappen doen • grappige/gevaarlijke hond • achter de hond lopen • bang voor honden TOETS 72
op het buur tfeest • tafels dekken, afruimen, schoonmaken • vermoeiend, weinig vrije tijd • vlug werken • liever aan het feest deelnemen
O
p
RIT 3 Re
s ique ég
Open taak
ces stra our t ss
Exp
re Choisis une situation dans laquelle tu demandes/proposes e ssio n or al de l’aide. Utilise des mots-clés pour préparer ta prise de parole. Laisse un message sur la boîte vocale d’un(e) ami(e) ou lance un appel vidéo.
1 Tu cherches un moyen de transport pour te rendre au camp. Tu as beaucoup de bagage. 2 La veille d’une interrogation, tu constates que tu ne comprends pas les exercices de math. 3 Tu as besoin d’aide pour préparer un anniversaire surprise, notamment pour faire les courses. 4 Tu seras absent(e) pendant quelques jours à l’école. Tu demandes de l’aide pour tenir tes documents à jour, te mettre en ordre...
Grammaticaflits – vtt: dubbele infinitief Les 15 verbes suivants*, lorsqu’ils sont suivis d’un infinitif, forment le vtt avec hebben ou zijn + 2 infinitifs. kunnen moeten mogen willen
horen voelen zien
gaan komen
doen laten
blijven durven helpen leren
*= les verbes qui sont suivis d’un infinitif sans ‘te’. Wat heb
je
moeten doen
Ik
heb
veel mensen
leren
Ik
heb
mijn buurvrouw helpen afwassen
. J’ai aidé ma voisine à faire la vaisselle.
We
zijn
bij vrienden
blijven slapen
. Nous sommes restés dormir chez des amis.
Ze
is
naar de film
gaan
kijken
Hij
heeft je niet
horen
aankomen . Il ne t’a pas entendu arriver.
kennen
? Qu’est-ce que tu as dû faire ? . J’ai appris à connaître beaucoup de gens.
. Ma sœur est allée voir le film.
Le choix de l’auxiliaire hebben ou zijn dépend généralement du 1er infinitif. Oefb p. 102
73
RIT 3 6. Een uitnodiging afwijzen – Lezen en schrijven Lees het bericht en beantwoord de vragen.
Dag Carolien, Het spijt me zeer, maar ik kan niet naar je feestje komen omdat ik met mijn voet in het gips zit. Ik was aan het skaten en ik ben gevallen. Eerst had ik geen pijn, maar na een uur was mijn voet gezwollen. Toen mijn vriend dat zag, belde hij de 112. In het ziekenhuis maakten ze een röntgenfoto en zagen ze dat mijn voet gebroken was. Ik mag momenteel nog niet met krukken lopen. Ik wens je een gelukkige verjaardag en veel plezier op het feest. Ik zal wel de foto’s online bekijken. Misschien kun je volgende week bij mij op bezoek komen. Ik heb iets voor jou! Saluutjes Kristof
Schrijf een mail om een van de volgende uitnodigingen af te wijzen.
Hallo, Ik speel in een toneelstuk op school. Het eerste optreden is op zaterdagavond. Het vindt plaats in de feestzaal van de school. Ik heb een kaartje voor jou. Kom je? Hoe laat spreken we af? Luna
Hallo, Volgende week woensdag heb ik een openbare auditie op de muziekschool. Zou je naar mij willen komen luisteren? Ik zou het heel fijn vinden. Ik mag vier mensen uitnodigen. Geef een seintje als je kunt komen. Gaston
Oefb
Hallo, Onze volgende hockeywedstrijd is op zaterdag. De wedstrijd begint om 4 uur. De andere ploeg is heel sterk. We hebben steun nodig! Kom je voor onze ploeg supporteren? We rekenen op jou. Tot zaterdag! Fiona
p. 105
74
RIT 3 7. Woorden in beweging 2 WANNEER is dat nodig?
1 WIE kun je helpen?
3 WAAROM doe je dat?
Mensen helpen
5 WIE kan dat doen?
4 HOE doe je dat?
Voor elke tak van deze mindmap heb je een aantal tekeningen. Zoek samen met je buur de woorden die bij de tekeningen passen. Je kunt naar de definities van de woorden met een luisteren. CD 1 > 60-63
1. Wie kun je helpen?
a
b
c
d
e
f
g
h
75
RIT 3 2. Wanneer is dat nodig? Bij natuurrampen
a
b
c
d
e
f
g
Bij andere rampen h
i
a
b
c
Bij een ongeluk
3. Waarom doe je dat?
d
e
O pp.
76
RIT 3 4. Hoe doe je dat?
a
b
c
d
e
f
g
h
b
c
d
5. Wie kan dat doen?
a
e
f
g
h
i
j
Oefb pp. 106-109
TOETS 77
RIT 3 9. Een korte spreekbeurt houden
FL
Kies een van de volgende organisaties. Bezoek hun website. Gebruik de mindmap om er een korte mondelinge presentatie van te maken. Teken je eigen mindmap en maak minstens 10 zinnen. 1
2
Amnesty International 6
3
Artsen Zonder Grenzen 7
Cliniclowns 11
21
22
Unicef
78
Handicap International
Licht en Liefde
Vredeseilanden
B-Fast
Brailleliga 13
17
5
9
Damiaanactie
Greenpeace
Leraars zonder Grenzen
Awel 8
12
16
4
10
De Kindertelefoon 14
Rode Kruis 18
Make-A-Wish 23
Wereld Natuur Fonds (WWF)
Broederlijk Delen
Dokters van de Wereld 15
Kies Kleur tegen Pesten 19
Kinderrechten 20
Oranje (jeugdbeweging) 24
Zinloos Geweld
Oxfam 25
Naar keuze
O
p
RIT 3 FLIP
1 WIE kun je helpen?
• kinderen • oudere mensen • slachtoffers • gewonden • gehandicapten • zieken • gevangenen • vluchtelingen
2 WANNEER is dat nodig?
Bij natuurrampen • tijdens overstromingen • na een aardbeving • na een storm Bij een ongeluk • treinongeluk • auto-ongeval • vliegtuigramp Bij andere rampen • bij milieurampen • bij aanslagen • tijdens de oorlog
3 WAAROM doe je dat?
• om de mensen te verzorgen • om naar de slachtoffers te zoeken • om nieuwe huizen te bouwen • om de natuur te beschermen • om mensen te redden • om slachtoffers te troosten
Mensen helpen
5 WIE kan dat doen?
Oefb
• artsen • verpleegkundigen • soldaten (het leger) • ingenieurs • architecten • piloten • vrijwilligers • duikers • brandweerlieden • helpers
4 HOE doe je dat?
• geld inzamelen • voedsel en kleren geven • dokters (artsen) naar het buitenland sturen • materiaal geven • geneesmiddelen sturen • verpleegkundigen sturen • stranden kuisen
p. 111
79
Begeleid Zelfstandig Lezen
ces stra our t ss
s ique ég
Re
RIT 3
L i re
Stel je klasgenoten 8 vragen over de inhoud van deze artikeltjes. Wat? Wie?
Hoe?
Waar?
Wanneer? Hoeveel?
1
2
Gisteren gebeurde er een ongeluk met een vissersboot zo'n 110 kilometer voor de Libische kust. De zee was kalm, maar er zaten 600 vluchtelingen aan boord, te veel voor de kleine vissersboot. Het ongeluk gebeurde toen veel mensen zich tegelijk naar één kant van de boot verplaatsten. Een van de schepen die dichtbij waren, was de Dignity 1 van Artsen Zonder Grenzen (AZG). Hun team kon onmiddellijk 94 mensen redden, onder wie 17 vrouwen en een 5-jarige jongen. Er zijn 200 slachtoffers. Op zaterdag 25 april, net voor 12 uur, was er in Nepal een zware aardbeving met een kracht van 7.8 op de schaal van Richter. Er zijn veel slachtoffers. AZG heeft artsen en verpleegkundigen naar de regio gestuurd met materiaal en geneesmiddelen om de gewonden te verzorgen. Elke dag komen er veel mensen naar het ziekenhuis. AZG heeft ook rijst en zeer voedzame koekjes uitgedeeld.
80
O
p
RIT 3 3
In de Ardennen heeft er vorige nacht een grote overstroming plaatsgevonden. De brandweer is snel ter plaatse gekomen om de bewoners te helpen. Ze hebben veel mensen kunnen redden, zelfs enkele oudere mensen uit een rusthuis. Gelukkig zijn er geen slachtoffers gevallen. Veel bewoners hebben hun huis moeten verlaten. Ze hebben een veilige plaats kunnen vinden in de lokale sporthal. Daar kregen ze van het Rode Kruis voedsel, warme drank, droge kleren en dekens. Ze hopen nu snel terug naar huis te kunnen gaan.
4
Deze eeuw zijn er al veel natuurrampen gebeurd zoals tsunami’s, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en overstromingen. Ze zijn meestal geen direct gevolg van een menselijke actie, maar vinden hun oorzaak in de natuur zelf. Het aantal slachtoffers is meestal heel hoog. Het is vaak moeilijk voor organisaties en hulpdiensten om slachtoffers te helpen omdat het gevaarlijk is.
Oefb p. 112
81
RIT 3 Grammaticaflits – toen – als Subordonnées introduites par als ou toen ALS Proposition subordonnée Als je hulp nodig
Proposition principale , moet je
hebt
Als er een auto-ongeluk gebeurt Als je vrijwilliger
op iemand
kunnen rekenen.
, komt de politie ter plaatse.
wil worden , moet je
een brevet EHBO hebben.
Als correspond au français ‘si’ ou ‘quand’, selon le contexte. Le verbe conjugué se place à la fin de la subordonnée. Si la subordonnée précède la principale, il y a une inversion dans la principale. Dans ce cas, une virgule sépare les deux propositions. TOEN Proposition subordonnée Toen de man Toen ik
de eerste stap op de maan tien jaar oud
zette
, was
mijn moeder nog niet geboren.
was
, begon
ik
piano te spelen.
uitbarstte , vluchtte iedereen
Toen de vulkaan Toen ik
Proposition principale
in het eerste jaar zat
, vond
het dorp uit. Nederlands makkelijk.
ik
Toen correspond au français ‘quand / lorsque’ … pour une action exprimée à l’ovt. (imparfait). Toen implique l’utilisation d’un temps passé. Lorsqu’il s’agit de l’ovt, il y a simultanéité entre les actions exprimées dans les deux propositions. Le verbe conjugué se place à la fin de la subordonnée. Si la subordonnée précède la principale, il y a une inversion dans la principale.
1. Werk samen met een klasgenoot. Kies kolom A of B. Kijk alleen naar de gekleurde vakjes in jouw kolom. Verbind de zinnen met ‘toen’. Je klasgenoot controleert en verbetert wat je zegt. Je doet hetzelfde voor hem/haar. Wissel dan de rollen om. Als je alleen oefent, dan gebruik je je transparant. A
Oefb p. 113
B
1. Ik zat op de basisschool. Ik had meer vrienden en vriendinnen dan nu. Toen ik klaar was om te vertrekken, hoorde ik de telefoon.
Toen ik op de basisschool zat, had ik meer vrienden en vriendinnen dan nu. 2. Ik was klaar om te vertrekken. Ik hoorde de telefoon.
3. Vader kwam thuis. Ik was al weg.
Toen vader thuiskwam, was ik al weg.
Toen ik in het tweede jaar zat, moest ik altijd heel vroeg naar bed. 5. We waren met vakantie in Spanje. We mochten elke avond uitgaan. Toen ik mijn eigen slaapkamer had, mocht ik mijn lievelingsmuziek keihard zetten.
4. Ik zat in het tweede jaar. Ik moest altijd heel vroeg naar bed. Toen we met vakantie in Spanje waren, mochten we elke avond uitgaan. 6. Ik had mijn eigen slaapkamer. Ik mocht mijn lievelingsmuziek keihard zetten.
7. Mijn vader rookte nog. Hij was vaak ziek.
Toen mijn vader nog rookte, was hij vaak ziek.
82
O
p
RIT 3 Grammaticaflits – vvt (plus-que-parfait) vvt (voltooid verleden tijd = plus-que-parfait) Phrase à l’ovt
De bus was te laat.
Phrase au vvt Sujet
Auxiliaire hebben Compléments ou zijn à l'imparfait
Hij
had
een ongeluk
gehad.
had
mijn les niet
gestudeerd. begonnen.
Ik kreeg een slecht rapport. Ik
Participe passé
Ik kwam te laat in de bioscoop aan.
De film was
al
Ik moest nablijven.
Ik
mijn huiswerk te laat ingediend.
had
– Le vvt (plus-que-parfait) permet d’exprimer une antériorité par rapport à une action passée (ovt). – Le plus-que-parfait se forme à l’aide de l’auxiliaire hebben / zijn à l’ovt (imparfait) et du participe passé.
Ik had mijn huiswerk gemaakt. Ik was laat naar bed gegaan.
J’avais fait mon devoir. J’étais allé(e) au lit tard.
– L’action la plus récente (celle qui est venue après) est exprimée par un ovt (onvoltooid verleden tijd). Le bus était en retard. De bus was te laat. – L’action la plus ancienne (celle qui s’est produite en premier lieu) est exprimée par un vvt (voltooid verleden tijd = plus-que-parfait). Il avait eu un accident. Hij had een ongeluk gehad. Ces temps sont utiles quand on raconte des choses qui se sont produites, telles un accident, une visite surprise… En général, il y a un lien entre les deux actions. Il peut s’agir d’un rapport de cause (le bus était en retard, parce qu’il avait eu un accident) ou de conséquence (J’étais en retard au cinéma… du coup le film avait commencé). Observe les autres exemples du tableau et commente le rapport entre les deux actions. Oefb p. 114
83
RIT 3 Begeleid Zelfstandig Lezen
© Belgaimage
FLITSHERINNERINGEN
zich herinneren = nog weten, niet vergeten zijn Ik herinner het me. = Ik weet het nog. Ik ben het niet vergeten.
de herinnering = iets wat je je herinnert
overlijden (overleedoverleden) = doodgaan
Anekdote
Vraag eens aan je ouders waar ze waren of wat ze deden op 11 september 2001 bij de aanslagen in New York. Je kunt ook vragen wat ze deden toen ze in 1997 hoorden dat Prinses Diana in een auto-ongeluk overleed. Aan je grootouders kun je vragen waar ze waren toen er op 21 juli 1969 een man de eerste stap op de maan zette of toen president Kennedy op 22 november 1963 in Dallas doodgeschoten* werd. Ze herinneren zich zeker precies waar ze waren en wat ze deden. Maar vraag hun wat ze de dag of de week ervoor of erna deden, dat weten ze niet meer. Hoe komt dat? De psychologen Roger Brown en James Kulik noemen dat 'flitsherinneringen'. Een emotioneel evenement wordt door onze hersenen onthouden met een enorme flits. We memoriseren automatisch waar we ons bevinden en met wie we waren. Zo herinneren we ons bijvoorbeeld het moment en de plaats van de eerste kennismaking met een vriend(in), onze 18de verjaardag, een ongeluk op de fiets. Andere gewone feiten onthouden we niet.
Anekdote
Op 21 juli 1969 was mijn moeder op een kampeerterrein aan zee. Ze had een zwart-wit-tv in de tent en ze keek samen met de buren naar de livereportage op de maan. Ze weet nog dat ze die dag voor de eerste keer een uitstap met de boot naar Engeland had gemaakt en dat ze die nacht geen oog heeft dichtgedaan. *doodschieten = abattre (avec une arme à feu)
© Belgaimage 2016
Probeer de volgende vragen eens aan je ouders en grootouders te stellen. – Wat was je aan het doen toen je hoorde van de aanslagen in New York op 11 september 2001? – Wat was je aan het doen toen je hoorde dat Prinses Diana in Parijs in een auto-ongeluk was overleden?
Maak ook je eigen vragen. Vertel dan in het Nederlands aan de klas welke antwoorden je kreeg. Misschien hebben ze nog andere flitsherinneringen. Welke? Keuzeactiviteit 84
Re
ces stra our t ss
s ique ég
=
RIT 3 10. Lezen – Het Rode Kruis L i re
Lors d’un séjour chez ton copain ou ta copine en Flandre, tu découvres qu’il/ elle est volontaire à la Croix-Rouge. Tu aimerais en savoir plus avant de participer avec lui/elle à une action organisée durant le week-end. Tu lis les dépliants pour mieux connaître la Croix-Rouge. Tu peux aussi lire le texte sur l’historique de cette organisation à la p. 87.
Ken je het Rode Kruis? In Vlaanderen zijn er vrijwilligers die klaarstaan om anderen te helpen, en dit in hun vrije tijd en helemaal gratis. Niet alleen in Vlaanderen werken ongeveer 14.000 vrijwilligers. In meer dan 175 landen over de hele wereld staan dagelijks Rode Kruismensen klaar om anderen te helpen, wie je ook bent of waar je ook woont. Want het Rode Kruis kijkt niet naar huidskleur, godsdienst of nationaliteit, maar helpt alle mensen die hulp nodig hebben. Het Rode Kruis kiest ook nooit partij en zegt dus niet wie goed of slecht is. Daarom mogen de mensen van het Rode Kruis overal komen om mensen te helpen, ook in oorlogsgebied. Andere activiteiten Bij voetbalwedstrijden, zomerfestivals, wandeltochten … heeft het Rode Kruis hulpposten. De vrijwilligers staan klaar met medisch materieel, tenten en ziekenwagens. Ook bij rampen helpen de vrijwilligers van het Rode Kruis: bij treinongevallen, overstromingen, branden … Het Rode Kruis denkt ook aan mensen die niet gewond zijn. De vrijwilligers zoeken samen met de burgemeester naar een veilig lokaal, bijvoorbeeld een school, waar de mensen mogen verblijven. Het Rode Kruis zorgt dan voor genoeg eten, drank en warme kleren. Het Rode Kruis geeft niet alleen eerste hulp. Het leent ook materiaal uit zoals rolstoelen, krukken, bedden … Bloedinzamelingen Zonder bloed kun je niet leven, zo simpel is dat. Drie mensen op de 100 geven enkele keren per jaar wat van hun bloed weg. Toch hebben 70 mensen op de 100 ooit in hun leven bloed nodig: bij een verkeersongeval, bij een operatie of bij de geboorte van een baby.
TOETS 85
RIT 3 Wie mag bloed geven? Pas als je 18 bent, mag je bloed geven. Je geeft dan een zakje bloed per keer. Je moet wel helemaal gezond zijn, want je kunt ziektes in je bloed dragen. Daarom moet je een formulier over jezelf en je gezondheid invullen voor je bloed geeft. Het Rode Kruis heeft een speciale dienst die het bloed grondig analyseert voor anderen het krijgen. Kruis de juiste oplossingen aan. Bloed geven kan bij het Rode Kruis: als je 18 jaar bent. als je gezond bent. als je er geld voor vraagt. als je het vrijwillig en gratis doet. als je 16 jaar bent. ook als je ziek bent.
Jeugd Rode Kruis Specialiteit van het Jeugd Rode Kruis is omgaan met kinderen en jongeren. In meer dan 100 Vlaamse gemeenten komen jonge mensen samen om te helpen, spelenderwijs te leren en natuurlijk ook plezier te maken. Jeugd Rode Kruis werkt rond de vijf Rode Kruisthema’s: Bloed: bloed geven mag pas vanaf 18 jaar, maar bij Jeugd Rode Kruis ontdek je op jonge leeftijd hoe het is om donor te worden. Eerste hulp: van schaafwondjes verzorgen tot reanimeren. Vanaf 6 jaar kan je bij ons terecht. Hulpverlening: leren helpen kan bij Jeugd Rode Kruis van kindsbeen af. Internationale werking: Jeugd Rode Kruis kijkt – samen met jou – over de grenzen heen. Sociale werking: Jeugd Rode Kruis helpt mensen die het minder gemakkelijk hebben in de maatschappij. Eerste hulp Een wond verzorgen, de 112 bellen of zelf hartmassage toepassen, je kunt het allemaal leren bij het Jeugd Rode Kruis. Tijdens de cursussen leer je al doende eerste hulp te bieden. Ben je tussen 10 en 12 jaar, dan kun je de cursus ‘Het Helpertje’ volgen. Voor 13- tot 15-jarigen is er ‘De Junior-Helper’, waar iets moeilijkere technieken op het programma staan. Na een geslaagde proef krijg je zelfs een brevet. Activiteiten … Mensen helpen en plezier maken gaan hand in hand bij het Rode Kruis. Daarom staan er voor de jongeren leuke projecten op het programma: – een zoektocht waarin je de rol van een vluchteling speelt; – een draagberrie leren gebruiken; – geld inzamelen voor een goed doel; – bejaarden een bezoek brengen; – op stadsfeesten verdwaalde kinderen opvangen; – samen met gehandicapten een uitstap maken. Oefb p. 119 Oefb p. 120
86
RIT 3 Begeleid Zelfstandig Lezen Geschiedenis van het Rode Kruis Op 24 juni 1859 was Henri Dunant getuige van een afgrijselijk schouwspel: meer dan 40 000 gewonden bleven onverzorgd achter op het slagveld van Solferino na de bloedige veldslag tussen Fransen en Italianen. Hij mobiliseerde de bevolking van de dorpen om de gewonde soldaten te helpen. 'Tutti fratelli' (allen broeders) was zijn slogan. Dunant schreef een boek Un Souvenir de Solférino over wat hij in Solferino had gezien. Er ontstond brede interesse om gewonde soldaten te helpen met een neutrale, internationale hulporganisatie van alle nationaliteiten. Op 9 februari 1863 was er in Genève een ontmoeting tussen vijf mannen: de schatrijke koopman Jean-Henri Dunant, generaal Guillaume Henri Dufour, advocaat Gustave Moynier en de dokters Théodore Maunoir en Louis Aspia. Het doel van hun reünie was het stichten van een ‘Internationaal Hulpcomité voor Gewonden’. Dunant stuurde een circulaire naar alle Europese staatshoofden, reisde veel, sprak op congressen en nodigde afgevaardigden uit om in Genève een conferentie te houden en een hulpcomité op te richten. Die conferentie werd op 26 oktober 1863 gehouden in aanwezigheid van afgevaardigden van zestien staten. Tijdens de manifestatie werden verschillende resoluties aangenomen: het helpen van gewonde soldaten door vrijwilligers, het dragen van een witte armband met een rood kruis en het respecteren van de vrijwilligers, als strikt neutraal. Een overeenkomst met tien artikelen werd ondertekend. Hierin werd o.a. uitdrukkelijk gesteld dat alle gewonden van om het even welke nationaliteit moesten worden verzorgd en dat men als internationaal embleem het RODE KRUIS op een wit veld koos, het tegengestelde dus van de nationale Zwitserse vlag. Door dit symbool te kiezen wenste men ook Zwitserland te eren en te danken voor zijn inspanningen om een humanistisch idee te realiseren. De moslimlanden kozen al in 1876 als embleem niet het rode kruis, maar de halve maan als embleem.
En te basant uniquement sur le texte, raconte en français l’origine de la Croix-Rouge. Complète tes informations en utilisant le dictionnaire. Limite ta recherche à 7 mots bien choisis.
87
RIT 3 11. Spreektraining 1. Vraag je buur welk beroep hij zou willen uitoefenen en waarom. Ik zou graag … willen worden, omdat …
2. Welke gevaarlijke beroepen ken je? Wat doen die mensen?
3. Vertel over een ongelukje en hoe het gebeurd is. Toen ik …
4. Geef drie redenen om (geen) vrijwilliger te worden.
Ik wil vrijwilliger worden, omdat ... / want ... / om ... te ..
Ik wil geen vrijwilliger worden, omdat ... / want ... / om ... te ...
5. Interview je leerkracht over vrijwilligerswerk. Vraag hem/haar welk beroep hij/ze graag zou willen uitoefenen als hij/ze geen leerkracht was.
TOETS 88
Keuzeactiviteit
RIT 3 Overzicht Ressources lexicales Om hulp vragen
Demander de l’aide
Help! Kom vlug!
À l’aide ! Viens vite !
Ik heb hulp nodig.
J'ai besoin d'aide.
Help me eens even.
Aide-moi, s'il te plaît.
Kun je me helpen?
Peux-tu m’aider ?
Wil je ons helpen?
Veux-tu nous aider ?
Wil je een handje helpen?
Veux-tu nous donner un coup de main ?
Positief reageren op vraag naar hulp
Réagir positivement à une demande d’aide
Zeker
Bien sûr
Dadelijk
Tout de suite
Met plezier
Avec plaisir
Geen probleem!
Pas de problème !
Dat doe ik!
Je m'en occupe !
Graag
Volontiers
Negatief reageren op vraag naar hulp
Réagir négativement à une demande d’aide
Sorry, maar ik heb geen tijd.
Désolé(e), mais je n'ai pas le temps.
Dat vraag je beter aan iemand anders.
Tu ferais mieux de poser la question à quelqu'un d'autre.
Hulp aanbieden
Offrir de l’aide
Kan ik je helpen?
Puis-je t’aider ?
Wat kan ik voor je doen?
Que puis-je faire pour toi ?
Hulp aanvaarden
Accepter de l’aide
Ja, graag.
Oui, volontiers.
O, hartelijk dank.
Merci beaucoup.
Dat is heel vriendelijk van je.
C’est très sympa de ta part.
Dat is heel aardig van je.
C’est très gentil de ta part.
89
RIT 3 Hulp weigeren
Refuser de l’aide
Nee, dank je. Dat is niet nodig.
Non, merci. Ce n’est pas nécessaire.
Het zal wel lukken.
J’y arriverai. (Littéralement : ça réussira.)
Dat kan ik wel alleen.
J’y arriverai. Je peux faire cela seul(e).
Ik heb geen hulp nodig.
Je n’ai pas besoin d’aide.
Een uitnodiging afwijzen
Refuser une invitation
Het spijt me, maar ik kan niet komen.
Je suis désolé(e), mais je ne peux pas venir.
Jammer genoeg kan ik niet komen.
Malheureusement, je ne peux pas venir.
Op zaterdag ben ik niet vrij.
Samedi, je ne suis pas libre.
Vrijdag heb ik al een andere activiteit.
Vendredi, j’ai déjà une autre activité.
Rampen – Noodtoestanden
Catastrophes – Situation d’urgences
de natuurramp(en)
la catastrophe naturelle
de overstroming(en)
l’inondation
de aardbeving
le tremblement de terre
het auto-ongeval (ongevallen)
l’accident de voiture
de lekke band
la crevaison
de storm
la tempête
het treinongeluk
l’accident de train
de vliegtuigramp
la catastrophe aérienne
de milieuramp (het milieu)
la catastrophe environnementale (l’environnement)
de aanslag(en)
l’attentat
de oorlog(en)
la guerre
overlijden (overleed-overleden) = doodgaan
décéder, mourir
doodschieten
abattre avec une arme à feu
gewond raken
être blessé
Wie wordt geholpen?
Qui est aidé ?
het kind (de kinderen)
l’enfant
de afwezige(n)
l’absent
de blinde(n)
l’aveugle
de vluchteling(en)
le réfugié
de gevangene
le prisonnier
de bejaarde(n)/de oudere mensen
les personnes âgées
de zieke(n)
le malade
90
RIT 3 het slachtoffer (de slachtoffers)
la victime
de gewonde(n)
le blessé
de buurvrouw/de buurman
la voisine / le voisin
de gehandicapte(n)/de persoon met een beperking
le handicapé / la personne qui a un handicap
De helpers
Ceux qui aident
de vrijwilliger(s)/de vrijwilligster(s)
le volontaire / le bénévole
de poetsvrouw
la femme d’ouvrage
het lid (de leden) van een vereniging
le membre d’une association
de arts(en)
le médecin
de verpleegkundigen
l’infirmier
de soldaat (soldaten)
le soldat
de ingenieur(s)
l’ingénieur
de architect(en)
l’architecte
de piloot (piloten)
le pilote
de duiker(s)
le plongeur
de brandweerman, -vrouw (brandweerlui)
le pompier
de redder
le sauveteur
Wat kun je doen? Hulp verlenen
Que peut-on faire ? – Fournir de l’aide
gewonden verzorgen
soigner les blessés
slachtoffers zoeken
chercher les victimes
nieuwe huizen bouwen
construire de nouvelles maisons
slachtoffers troosten
consoler les victimes
de natuur beschermen
protéger la nature
mensen redden
sauver des gens
geld inzamelen
collecter de l’argent
kleren of materiaal geven
donner des vêtements ou du matériel
voedsel geven
donner de la nourriture
dokters (artsen) naar het buitenland sturen
envoyer des médecins à l’étranger
geneesmiddelen sturen
envoyer des médicaments
stranden kuisen/schoonmaken
nettoyer les plages
verpleegkundigen sturen
envoyer des infirmiers
91
RIT 3 een wond verzorgen
soigner une blessure
voor het goede doel werken
travailler pour la bonne cause
bloed geven
donner du sang
bejaarden een bezoek brengen
rendre visite aux personnes âgées
verdwaalde kinderen opvangen
accueillir les enfants égarés
samen met gehandicapten een uitstap maken
faire une excursion avec des handicapés
Op school helpen
Aider à l’école
papieren in de vuilnisbak gooien
jeter les papiers à la poubelle
bij het schoolfeest helpen
aider à la fête de l’école
de tafel in de refter afruimen
ranger la table au réfectoire
het bord schoonvegen
effacer le tableau
bladen uitdelen
distribuer des feuilles
bladen ophalen
reprendre des feuilles
de kast opruimen
ranger l’armoire
de klas poetsen
nettoyer la classe
het licht uitdoen
éteindre la lumière
het raam dichtdoen
fermer la fenêtre
aan de voorbereiding van het schoolfeest meedoen
participer à la préparation de la fête de l’école
Thuis of in de buurt helpen
Aider à la maison ou dans le quartier
afwassen
faire la vaisselle
boodschappen doen
faire les courses
kamer opruimen
ranger la chambre
het gras maaien
tondre l’herbe
glas naar het containerpark brengen
porter les verres au parc à conteneurs
bij het buurtfeest helpen
aider à la fête du quartier
mensen begroeten
dire bonjour aux gens
de vuilniszakken buitenzetten
sortir les poubelles
bij het huishouden helpen
aider dans les tâches ménagères
In het openbaar vervoer
Dans les transports en commun
plaats vrijmaken voor oudere mensen
libérer ta place pour les personnes plus âgées
92
RIT 3 Allerlei
Divers
de wereld
le monde
de grens (zonder grenzen)
la frontière (sans frontières)
het recht(en)
le droit
de vrede
la paix
het geweld
la violence
zinloos (zinloos geweld)
qui n’a pas de sens (la violence gratuite)
het licht
la lumière
de liefde
l’amour
delen
partager
broederlijk
fraternellement
Lichaamsdelen het hoofd het voorhoofd de hals de borst de buik het middel de heupen de nek de schouder de rug het achterste/de bips/ de billen het hart de hersenen het been de dij de knie de enkel de hiel de voet de teen de arm de elleboog de pols de hand de vinger de nagel
Parties du corps la tête le front le cou la poitrine le ventre la taille les hanches la nuque l’épaule le dos le derrière, le postérieur le coeur le cerveau la jambe la cuisse le genou la cheville le talon le pied l’orteil le bras le coude le poignet la main le doigt l’ongle
Lichaamsdelen de duim het haar het oog de wenkbrauw de neus de kin de keel de mond de tand de lip
Parties du corps le pouce les cheveux l’œil le sourcil le nez le menton la gorge la bouche la dent la lèvre
de tong
la langue
de wang de kaak het oor Gezondheidsklachten de koorts de hoofdpijn ik heb keelpijn mijn neus is verstopt mijn neus loopt hoesten ik ben misselijk ik ben verkouden ik ben duizelig overgeven hinken
la joue la mâchoire l’oreille Troubles de santé la fièvre le mal de tête j’ai mal à la gorge mon nez est bouché mon nez coule tousser j’ai la nausée j’ai un refroidissement j’ai la tête qui tourne vomir boiter
93
RIT 3 Onregelmatige werkwoorden Infinitief
Ovt sg
Ovt pl
Vd
Vertaling
afslaan
sloeg af
sloegen af
afgeslagen
tourner
afwassen
waste af
wasten af
afgewassen
faire la vaisselle
beginnen
begon
begonnen
begonnen (z)
commencer
breken
brak
braken
gebroken
briser, casser
deelnemen
nam deel
namen deel
deelgenomen
participer
denken
dacht
dachten
gedacht
penser
doen
deed
deden
gedaan
faire
doodschieten
schoot dood
schoten dood
doodgeschoten
geven
gaf
gaven
gegeven
abattre (avec arme à feu) donner
helpen
hielp
hielpen
geholpen
aider
kiezen
koos
kozen
gekozen
choisir
kijken
keek
keken
gekeken
regarder
krijgen
kreeg
kregen
gekregen
recevoir
liggen
lag
lagen
gelegen (z)
lopen
liep
liepen
gelopen (z) (h)
se trouver, être couché courir
onthouden
onthield
onthielden
onthouden
retenir
opstaan
stond op
stonden op
opgestaan (z)
se lever
opvangen
ving op
vingen op
opgevangen
accueillir
overlijden
overleed
overleden
overleden (z)
décéder
oversteken
stak over
staken over
traverser
plaatsvinden
vond plaats
vonden plaats
overgestoken (z) (h) plaatsgevonden
slapen
sliep
sliepen
geslapen
treffen
trof
troffen
getroffen
uitdoen
deed uit
deden uit
uitgedaan
frapper, toucher – rencontrer éteindre – enlever
uitlaten
liet uit
lieten uit
uitgelaten
sortir (le chien)
uitlezen
las uit
lazen uit
uitgelezen
lire jusqu’au bout
vallen
viel
vielen
gevallen (z)
tomber
verkopen
verkocht
verkochten
verkocht
vendre
verlaten
verliet
verlieten
verlaten
quitter
vertrekken
vertrok
vertrokken
vertrokken (z)
partir
94
avoir lieu, se passer dormir
RIT 3 worden
werd
werden
geworden (z)
devenir
zien
zag
zagen
gezien
voir
zoeken
zocht
zochten
gezocht
chercher
zwellen
zwol
zwollen
gezwollen (z)
enfler
Werkwoorden met voorzetsels beginnen met
Begin de zin met de volgende woorden.
Commence la phrase avec les mots suivants. Il a percuté un arbre avec sa voiture.
botsen tegen helpen bij
Hij is met zijn wagen tegen een boom gebotst. Ik help niet graag bij het huishouden.
meedoen aan
Heeft ze aan de wedstrijd meegedaan?
Je n’aide pas volontiers aux tâches ménagères. A-t-elle participé à la compétition ?
meewerken aan omgaan met
Werk je mee aan de voorbereiding van het feest? Hij kan goed met kinderen omgaan.
Collabores-tu à la préparation de la fête ? Il s’entend bien avec les enfants.
rekenen op
We rekenen op jou.
Nous comptons sur toi.
sturen naar
Ils ont envoyé de l’aide à l’étranger.
vragen om
Ze hebben hulp naar het buitenland gestuurd. Deze mensen vragen om hulp.
zoeken naar
De redders zoeken naar de slachtoffers.
zorgen voor
Zorg eerst voor de veiligheid van het slachtoffer.
Ces personnes demandent de l’aide. Les sauveteurs cherchent les victimes. Veille d’abord à la sécurité de la victime.
Uitdrukkingen met voorzetsels Dat is aardig van jou.
C’est gentil de ta part.
Hij is van de trap gevallen.
Il est tombé de l’escalier.
Wat staat er op het programma?
Qu’y a-t-il au programme ?
Ze gaat bij bejaarden op bezoek.
Elle va en visite chez des personnes âgées.
Ze hebben geld ingezameld voor het goede doel. Ils ont collecté de l’argent pour la bonne cause. Ze helpen graag mensen in nood.
Ils aident volontiers les gens dans le besoin.
95
RIT 3