GAXEX 1 jaargang 38

Page 1

A look into the consequences of lending money into existence.

Groningen, al eeuwenlang Stad

Over het ontstaan van de groei van Groningen, van de Romeinen tot Bommen Berend.

Hoofdsponsoren:

Cosponsoren:

VESTING Magazine - Jaargang 38 - Editie 1

The fractional reserve banking system, does it have a future?


E M A S Risk is the possibility that an undesirable event will occur

M A NAG I N G F I NA N C I A L RISKS: A NEW G E N E R AT I O N O F AC T UA R I E S

The demand for skilled actuarial professionals is growing. Distinguish yourself as a risk professional with a full actuarial qualification (actuary AG). Gain a comprehensive foothold by becoming your organizations leading authority in finding ways to effectively manage risk. The Executive Master of Actuarial Science (EMAS) program is designed to suit your busy life. Learning goals include practical, on the job application; boosting your career with professional insight through applied learning. Advance your confidence and competence with our unique hands-on approach which will considerably improve your career prospects and enhance your understanding of the disciplines necessary to be an exceptional actuarial.

E X E C U T I V E M A S T E R O F A C T UA R I A L S C I E N C E

Distinguish yourself from other risk professionals 2 NVAO accredited programme (MSc) developed by the Dutch Actuarial Institute (AI) and TIAS School for Business and Society (RVE)

2 A program specifically designed to be the fastest route from bachelors degree to full actuarial qualification

2 Understand how businesses operate, how legislation may have an impact and how financial economics may affect securities

2 A program which offers you all the requisite knowledge, skills and support to succeed in this challenging and exciting field of risk management 2 Give your career impetus by directly applying what you learn within your organization 2 Information: T +31 (0)30 6866150 E info@ag-ai.nl W www.ag-ai.nl More information can be obtained from the websites of the two partner organisations, the Dutch Actuarial Institute (www.ag-ai.nl) and TiasNimbas Business School (www.TiasNimbas.edu).

> B E C O M E PA R T O F T H E B E S T P R O F E S S I O N O F 2 0 1 0 , 2 0 1 1 , 2 0 1 2 , 2 0 1 3 A N D 2 0 1 4 ( E L S E V I E R / S E O )

Actuarieel Instituut 速


Voorwoord

Roerige tijden? Begin oktober kwamen er steeds meer berichten in de krant over epidemieën. We hebben het hier niet over ebola, maar over de internationale epidemie genaamd obesitas. De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid eiste dat de overheid iets zou doen tegen de consumptie van zout, suiker en vet. Er wordt steeds meer gepleit voor het inzetten van nudging, het subtiel sturen van gedrag in een bepaalde richting, door de overheid. De burger zou namelijk vaak ‘te dom’ of ‘te lui’ zijn om de goede beslissingen te maken. De vraag is natuurlijk of de overheid hier een rol in zou moeten spelen, of dat dit een eigen keuze zou moeten zijn. Een zelfde soort vraag zou je je kunnen stellen als het gaat over bijvoorbeeld het donorschap. Op pagina 17 heeft Arthur Molenaar een artikel geschreven het beïnvloeden van consumentengedrag, oftewel nudging. Iedere GAXEX probeert de Magazine Committee voor jullie een interessante mix aan wiskundige en economische artikelen te schrijven. Toch zijn er naast deze wiskundige artikelen ook een heleboel andere onderwerpen welke zeker niet in de GAXEX onbelicht gelaten moeten worden. Ruben te Wierik heeft een

interessant artikel geschreven over de geschiedenis van Groningen. Op deze manier leren we behalve inhoudelijk over onze studie ook nog een heleboel bij over de geschiedenis van onze stad, die toch zeker veel meer te bieden heeft dan de Poelestraat en de Peperstraat. Afgelopen zomer hebben we afscheid moeten nemen van Wies van Eeden en Marieke Vollebregt. Hierdoor is er natuurlijk wel ruimte voor nieuwe commissieleden, en ik wil dan ook graag Casper Thalen en Tim van Schaick feliciteren met hun aanstelling in de Magazine Committee. Zij hebben zich in de korte tijd na hun aanstelling hard ingezet om op tijd een portret, 20 jaar geleden in de GAXEX en een sfeerverslag voor jullie te schrijven. Hun vuurdoop in de GAXEX is te vinden op pagina 23, 43, en 54. Maar ook Wies heeft nog niet volledig afscheid kunnen nemen van de GAXEX en heeft de column uit het buitenland geschreven over haar eerste belevenissen in Finland. De Magazine Committee hoopt dat jullie ook deze keer weer veel plezier uit het lezen van de GAXEX!

Nynke Gerards GAXEX Hoofdredacteur

Jaargang 38 - GAXEX 1

3


February 10

th

NBC Congrescentrum Nieuwegein

Subscriptions open th December 10 on

www.leditbeyourday.nl


The fractional reserve banking system: does it have a future? Most people are aware that the money they deposit at a bank does not sit around idly, but gets loaned out to others. But what most people are not aware of, is that the amount of money being lend out vastly exceeds the amount deposited. Welcome to the world of fractional reserve banking, where banks are able to lend tenfolds the amount of money they actually have in deposits. This article delves into the pros and cons of such a banking system.

6

May I recommend you the steak?

In the last decade the size of online shopping has exploded and with it it's variety of products. Due to this enormous varitie of products the importance for companies to offer a client a selection of possibly interesting additional products is not to be underestimated. Welcome to the world of online recommendation systems!

24 Economische gevolgen van olieprijsschokken

In de wereld van de energieopwekking speelt aardolie een grote rol. Fossiele brandstoffen, waar aardolie onder valt, zijn al jaren de belangrijkste bron van energie. Een explosieve verandering in de prijs van aardolie zal dan ook logischerwijs een effect op de consument van energie hebben, maar wat zijn de precieze effecten op de macro-economie?

12 Kort door de bocht 14 Supersaturday bij vliegtuigmaatschappijen 17 Nudging, een subtiel duwtje in de rug 20 Towers Watson: Toekomstbestendige indexatie en de praktijk van vandaag 23 Portret: Jan Tinbergen 32 Kort door de bocht 34 Groningen, al eeuwenlang Stad 38 Masterscriptie Kasper Groenbroek

28

43 20 jaar geleden in de GAXEX 44 De logica achter vaag taalgebruik 48 Timmie's en Tammie's Puzzelpagina 50 Student in het buitenland: Wies van Eeden in Finland 52 VESTING Pagina 54 Sfeerverslag Introduction Weekend 56 Column VESTING Voorzitter 58 Colofon

Jaargang 38- GAXEX 1

5


COVERSTORY

Tekst: Lasse Vuursteen

The fractional reserve banking system: does it have a future? Most people are aware of the fact that money they deposit at a bank does not sit on the bank’s balance idly, but gets loaned out to people who require such a loan. What most people are not aware of, is that it is not just the money deposited that gets loaned out. The current banking system, under which most of the money in circulation is created out of thin air and backed by only a fraction of the sum being loaned out, is called fractional reserve banking. This system facilitates the interest on our deposited money which we take for granted, but is also heavily criticised, especially in times of financial turmoil like in todays financial crisis. This article will delve into how the system of fractional reserve banking operates. The goldsmiths in the late Middle Ages employed a system similar to what we call fractional reserve banking today. The goldsmiths acted as safekeepers of gold and other metals of value. They gave tokens of ownership to the depositor. The goldsmiths received rent for the valuables that they stored, in exchange for the safety and availability of their goods when demanded. On the demand of a person with such a token of ownership, the goldsmith had to supply the amount of gold or metals requested. Failure to do so was punishable by law. The depositors had faith in the ability of the goldsmith to supply them with their stored goods on request. So much faith, that instead of making their trades using gold and silver, they started to trade with these tokens of ownership. This way, the tokens became a new currency which was favoured because it did not require the hassle of collecting and storing the precious metals. The goldsmiths noticed that they never ran out of reserves of 6

Semester 1.1 - (2014-2015)

gold and metal, as the reserves were never requested all at once. It did not take long before the goldsmiths started to rent out part of their reserves in exchange for rent. The amount available for renting out was not unlimited, as they needed to keep a fraction of their reserves available when a withdrawal was requested. In the process of renting out their reserves, precious metals lent out would end up in the safes of a different goldsmith sooner or later, who would then perform the same trick. This quickly created a complicated web of debtors and creditors and more currency circulating in the economy than the original amount of gold and silver stored in the vaults of the goldsmiths. To give an example, suppose someone trusts one hundred silver coins to a goldsmith who gives one


This is what a gold storage looks like today.

hundred silver coins worth of tokens in return. At this point there is still one hundred silver coins circulating in the economy. The goldsmith then gives a loan of ninety silver coins to a borrower. This borrower spends the ninety silver coins and the receiver stores the coins in the vault of a different goldsmith, who again lends a fraction, say eighty one silver coins, to someone else. At this point, there is one hundred and ninety in tokens and eighty one silver coins in circulation (until these coins are stored at a goldsmith). The system these goldsmiths applied is not very different from the system we use today, except for the fact that currencies are not backed by any natural resource these days. The system is called fractional reserve banking.

The modern day fractional reserve banking In short, fractional reserve banking is the practice where bank deposits are backed by only a fraction of the total deposits. Imagine a system similar to what the goldsmiths employed, but now without any precious metals to back up the value of each token of ownership. This is what the modern day banking system looks like. The paper money (or so called fiat money) we use today derives all of its value from the trust that it can be exchanged for goods or services. Of course one could say the same about gold back in the day, but a major difference between these two is that gold is scarce: one cannot simply make more gold like it is possible to do with fiat money. Every time the central bank prints more money, this money will end up in banks sooner or later. When this happens, due to fractional reserve banking, the amount of money in circulation will increase by an amount which is vastly more of the amount made by the central bank. In

Graph displaying currency issued by the central bank in green versus the white and grey areas displaying the amount “lent into existence” by banks the world of digital banking, money that has been printed often does not leave the central bank’s vaults. Money transfers, deposits and loans are kept track of by digital accounting entries. In creating these accounting entries, the sky is essentially the limit. The bank can lend out as much digital money as regulations allow. The money that is used for transactions consists mostly out of modern day tokens of ownership: digital accounting entries and cheques. It is the reserve requirement that sets the tone for how large this “money multiplication factor” is on money that is printed into existence. In the Netherlands, banks need to hold as little as three percent in their actual reserves. The United States employ similar guidelines, depending on the size of the bank. Some countries, like Australia, have no fractional reserve requirement at all.

Economic effects of fractional reserve banking Within the field of economics, there exist many different paradigms when it comes to fractional reserve banking. Proponents will point at how it is easier to get credit when it is demanded from within the economy. In theory, this should allow money to easily be acquired to those who need it. It has been attributed to help boost conjuncture in many countries. Also, according to macroeconomic theory, fractional reserve banking benefits the economy by providing regulators with powerful tools for influencing the money supply and interest rates. Fractional reserve banking has many opponents though. Many prominent economists, such as Irving Fisher and Milton Friedman hold a variety of arguments against it. The public opinion seems pretty grim as well. A search query on “fractional reserve banking” will result in ▶ Jaargang 38 - GAXEX 1

7


a long list of google search results containing different conspiracy theory videos and articles. These videos make claims ranging from Jewish banker conspiracies to simple “our financial system is a Ponzi scheme� accusations. While fractional reserve banking may have economic benefits, it definitely has its downsides as well. The fact that money that is being created is debt based is a commonly heard argument. In the context of the current financial crisis, a valid argument can also be made about the fragility that fractional reserve banking brings with it as a system.

Instability and bank runs All seems fine in the land of fractional reserve banking until people lose trust in their banks and demand their money back. Since the banks only possess a fraction of this money, they can only repay a fraction of their customers. This can cause a chain reaction within the bank’s customers, who try to retrieve their money as quickly as possible, fearing their bank to go bankrupt. This sudden customer base wide claim for their money is called a bank run. Every financial crisis in recent history has been accompanied by a series of bank runs. The big issue with a bank run is that it creates a vicious cycle in the economy. As more customers feel their deposits are threatened, more deposits will be demanded and more banks will fall or be on the verge of falling. Seeing other banks collapse and seeing the balance sheets of other banks weakening, fear among customers will increase. Banks will stop giving out loans because of their weakened balance sheets and because of the lack of profitable investment opportunities during a financial crisis. This will cause the amount of money in the economy An example of a bank run in the year 1930. A long line of people gathers demanding their deposits.

8

Semester 1.2 - (2013-2014)

to shrink. The central bank is to stop this process by insuring commercial banks. The idea behind this is that the balance sheet of banks will be strengthened when necessary, restoring customer trust. The downside of this insurance of commercial banks is the bad incentives that it creates. First of all, since people are ensured they get their money even if their bank turns out insolvent, there is less incentive to choose a bank that is responsible and demand transparency. Secondly, it will make banks take additional risk, as the bank is not the party that has to pay for the damages when the risks taken turn out bad.

Can the central bank control the money supply when necessary? Fractional reserve banking needs central bankintervention in order for the economy to be stable. This is done by printing more money in a recession or by the sale of government bonds held by the central bank in case the economy is overheating. It is questionable how much control the central bank really has. This has become obvious in our current recession. In theory, the central bank is able to kickstart the economy through creating money during a recession. The newly created money is supposed to heat the economy back up by pushing down interest rates, which should result in more people taking out loans. This increase in loans will provide stimulus to the economy and under fractional reserve banking, will increase the supply of money further. In the fractional reserve banking system, commercial banks have a big say in whether more money is loaned into creation. Banks might not be willing to lend money in

Irving Fisher


Dollar note stating it guarantees the bearer the equivalent amount of gold from the United States Treasury an economy which is in a recession, especially not at low interest rates. This results in an economic stalemate, in which interest rates react indifferent to additional money created by the central bank. This is one of the core issues of the financial crisis we are in today. A similar situation could also occur when the economy is overheating. The central bank would want to shrink the money supply in this case by selling obligations it holds, with the purpose to push up the interest rates. In an overheating economy, demand for money might cause commercial banks to simply take more risks, increasing money supply back to its pre-central bank measures level. Commercial banks do this because the existing (over)confidence in an overheating economy allows them to take these risks. This further increases instability in an overheating economy.

The issue with lending money into existence and debt One of the first to claim the debt based fractional reserve banking system as dysfunctional was a chemist who

went by the name of Frederick Soddy. In four books written between 1921 and 1934, Soddy campaigned for a radical reform of the financial system. According to Soddy, asking interest on the money that gets brought into existence by banks is a system that is doomed to fail. Soddy’s reasoning is as follows: if the money in the economy is brought into existence with debt and interest attached to it, there will never be enough money in the economy to repay the debt plus interest. This kind of thinking still remains popular today, being supported by top tier economists and conspiracy theorists alike. The counter argument builds around the idea that money circulates. If a borrower repays part of the loan to the person extending the loan, this person will spend this money again, making it circulate back to the borrower. The borrower can then use this same money to repay the rest of the outstanding debt. While this simple argumentation seems pretty sound, in practice debt based money has shown to have its issues, with the current financial crisis adding new fuel to the fire. ▜

The gold standard Precious metals (mainly gold and silver) have been used as a currency in many regions of the world for a very long time. The reason for this has nothing to do with some inherent property of these metals that make them valuable outside of their use as currency. The most important properties of for instance gold and silver that make them work as currencies are the scarcity of the two metals and the amount of time it takes them to deteriorate. The system of the goldsmiths evolved into banks, buildings with enormous vaults filled with gold. These banks all printed their own paper notes which served as tokens of ownership for this gold. It did not take long before the ruling powers acknowledged the power these banks had and responded by making the issuing of an activity only the government can partake in. Dollar notes issued by the government of the United States in the early 20th century still clearly show the currency being backed by gold. The note states it guarantees the bearer the equivalent amount of gold from the United States Treasury. Only as recent as the early 20th century countries started to shed currencies backed up with gold reserves. Switzerland most notably, had the requirement that forty percent of all Swiss francs are backed up by gold until as late as March 2000.


Problems start to occur when money stops circulating. If the banker in the previous example decides to save the money that the borrower paid back, the borrower has no other choice than to take an additional loan to repay the interest. In this way, the compounding interest will create a debt which can only grow bigger. Soddy argued that circulation stops when the economy has no growth opportunity. This was seen as inevitable back in the day because the mainstream economic theory dictated economic growth to go hand in hand with fossil fuels, which are bound to exhaust. Whether his prediction will come true or not is a frantically debated topic in economics.

Alternatives to fractional reserve banking Many opponents of fractional reserve banking, most notably the Austrian school of economics, offer full reserve banking as an alternative to its fractional variant. Under full reserve banking policy, banks are only allowed to lend money that it holds in deposits and will not be withdrawn for a period as least as long as the loan extended. Supporters of full reserve banking claim increased stability in the economy due to little possibility for inflation, price bubbles or bank runs. While this system is supposed to be immune to what economists see as undesired phenomena in capitalism, it has a number of drawbacks as well.

10

Semester 1.2 - (2013-2014)

Most notably, it would be a lot harder to get credit. Getting credit under a full reserve banking system would require at least as much “idle money” in reserves as is required to lend. This means that when the economy is growing, the supply of money might actually limit economic growth. Also, this would imply the death of the bank as a medium for storing money and receiving money to do so. The only way banks would be able to provide rent is if the depositor agrees to have his money stay with the bank for a certain amount of time. If you want to store money at a bank and be able to withdraw it at any point in time, you would probably have to pay a fee for having the bank look after your money. Imagine having to pay for using a debit card or online banking. Only those who want to store their money for a long time would make use of a bank. Loans would get very scarce as a result of all this. These scarce loans would have high interest which would render the economy unable to allocate its liquidity efficiently. In other words, money would not flow into the hands of those who need it (investors), like it would under a fractional reserve banking system. While this does not necessarily mean full reserve banking is an inferior alternative to fractional reserve banking, it should be recognised that full reserve banking is a drastic reform of our economy. Another stream of thought wants to completely abolish any reserve requirement. This kind of “no reserve banking” or “free banking” was first introduced by the


Nobel prize winning economist Friederich von Hayek in his paper Denationalization of Money (1977). In this system, banks are allowed to issue their own currency. The stability of this privately issued currency would not depend on precious metals or government money, but on market competition that would lead banks to strive for a balance between depreciation and appreciation of their currencies.

A matter of trust Like with any form of currency or even trade in general, fractional reserve banking is based on the reserve management of the bank. If trust in the currency or bank reserve collapses, we are in severe economic trouble.

In the short run, fractional reserve banking does not seem inherently fraudulent. It facilitates a money system which seems to work in a desirable fashion. In the long run however, this might be a different story. One doomsday scenario would be that the economy is not able to grow and improve productivity at a fast enough rate and gets consumed by the debt burden. In our current crisis, the end of fractional reserve banking is discussed more than ever before. Economist John Maynard Keynes once said: “In the long run, we’re all dead”. The question remains whether this long run is getting close when it comes to fractional reserve banking and if the system just needs some tinkering or a complete reform. ■

Jaargang 38 - GAXEX 1

11


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Casper Thalen

Bier tillen tot een kunst verheven Een beetje student kan met vijf bier tegelijk lopen. De echte vedettes halen de zes. Maar het tillen van bier is door Olivier Strümpfel tot een echte kunst verheven. Hij kan zich inmiddels de trotse titelhouder van het wereldrecord biertillen noemen. Op het Gillemoos festival in Abensberg, Bavaria deed hij de recordpoging. Hij wist hij het voor elkaar te krijgen om zevenentwintig pullen van een liter over een afstand van veertig meter te verplaatsen. Zonder te knoeien, en dat is indrukwekkend. Strümpfel heeft zich maanden op deze prestatie voorbereid. Over het tillen van ruim zestig kilo aan bier zegt hij:”Het is niet meer genoeg om alleen maar te trainen met het tillen van bier. Het is echt nodig je training te ondersteunen met training in de sportschool. Vooral in de winter, als je sowieso al minder bier hoeft te tillen.” Stümpfel loopt al ruim zeventien jaar met bier door de feesttenten van Beieren. Hier is het record ook onstaan vertelt hij. De competitie met mede ober Michael Sturm heeft ze beide tot het uiterste gedreven. Helaas voor Sturm mocht zijn vasthoudtechniek niet voldoende blijken. Hij kwam kletsnat bij de eindstreep aan omdat hij zichzelf volledig met bier overgoot. Gelukkig maar voor Sturm heeft hij nog tot volgend jaar om zich in de sportschool voor te bereiden op zijn revanche.

Semester 1.1 - (2014-2015)

Tekst: Lasse Vuursteen

Amerikaan probeert naar Noord-Korea te zwemmen Zuid-Koreaanse soldaten hebben een Amerikaanse burger die zwemmend de Han rivier wilde oversteken opgepakt. De rivier scheidt Noord van Zuid-Korea en wordt aan beide kanten van de rivier sterk bewaakt door soldaten. Volgens Yonhap, een Zuid-Koreaans media bedrijf, heeft de man aan de autoriteiten verteld dat hij een bezoekje wilde brengen aan de Noord-Koreaanse leider, Kim Jong Un. De man zou Arabische afkomst hebben en rond de dertig jaar oud zijn. Of de man er over in moet zitten dat zijn bezoekje aan de dictator niet is gelukt is maar de vraag. In 1996 zwom een andere Amerikaan, Evan Hunziker, met succes naar de andere kant van de rivier. Hunziker deed dit vanwege een weddenschap met een maat. De beste man werd naakt en dronken aangetroffen aan andere kant van de rivier door de Noord-Koreaanse autoriteiten. Evan Hunziker werd beschuldigd van een poging tot spionage, maar kwam er met drie maanden celstraf van af. Dat is nog een relatief milde straf, waarschijnlijk verkregen door middel van politieke onderhandelingen. Mathew Miller, ook een Amerikaan, had minder geluk. Laatstgenoemde werd tot zes jaar cel veroordeeld voor het verscheuren van zijn toeristen visa voor de Noord-Koreaanse immigratiedienst.


Tekst: Michiel Tammeling

Tekst: Noortje Stolk

Uitvinding van de week

Rijden zonder handen

Wie herinnert ze nog: de naschoolse middagen waarin je zo snel mogelijk naar huis rende om je favoriete tekenfilm te kijken of een balletje te trappen met vrienden uit de straat. Maar goed, first things first, om uitdroging tegen te gaan, en vooral ook omdat cola slecht voor je tanden was, eerst een kop thee. Voeg daar een klef biscuitje aan toe en je hebt het perfecte recept om je kop thee er volledig onder te kliederen. Vervolgens spendeer je het daaropvolgende half uur om met een theelepeltje de rondrijvende stukken biscuit uit je kopje te schepnetten. Een welbekend probleem dat misschien zelfs nu nog onder thee adorerende studenten een veelvoorkomend probleem is. Gelukkig is daar dan Andrew Tinsley, entrepeneur en vader van twee die een oplossing heeft gevonden voor dit eerste wereld probleem.

Wij vrouwen hebben, ik zal het maar eerlijk toegeven, vaak iets meer moeite met autorijden dan mannen. Er wordt dan ook niet voor niets vaak een grap gemaakt als we het over vrouwen en autorijden hebben. Dat je vaak twee handen en voeten nodig hebt om de auto te besturen lijkt dan ook niet meer dan vanzelfsprekend. Een Chinees dacht hier echter anders over…

Het draagt de creatief gevonden naam: Cookie Catcher en zorgt er voor dat je met één simpele handbeweging alle rondrijvende massa uit je vers gezette kop thee kunt vissen. Het is een simpel zakje gemaakt van nylon gaas dat (hopelijk) precies in je kop thee past. Je kunt naar hartelust je biscuits dippen, soppen of onderdompelen zonder dat je je druk hoeft te maken of je thee wel of niet kunt opdrinken zonder te kauwen. Op www.thecookiecatcher.com is meer informatie te vinden waaronder een instructievideo voor de minder ervaren theedompelaars.

Tijdens een politiecontrole op de snelweg tussen de Chinese steden Chongqing en Shanghai probeerde een man te ontsnappen toen hij door de politie werd tegengehouden. De ambtenaren waren in shock toen zij de man het stuur van de auto zagen draaien met zijn rechtervoet. Bij het aanhouden van de man bleek dat hij geen armen had, maar de auto bediende met zijn voeten. Hij gebruikte zijn rechtervoet voor het sturen en met zijn linkervoet bediende hij het gas- en rempedaal. Voor het draaien van de contactsleutel gebruikte de beste man zijn rechtertenen. De ambtenaren waren zo onder de indruk dat ze hem enkel een boete van 60 euro gaven voor het niet hebben van een rijbewijs. De man werd echter wel verzocht om niet meer te rijden. In het dorpje waar de armloze vader van twee kinderen vandaan komt is hij een lokale beroemdheid. Hij zorgt ondanks zijn handicap voor een heel gezin en vervoert de hele buurt, vrienden en zijn kinderen met zijn auto. De man heeft in totaal 160.000 kilometer gereden zonder ongevallen.

Jaargang 38 - GAXEX 1


Tekst: Nynke Gerards

Supersaturday bij vliegtuigmaatschappijen Voor slechts 45 euro vlieg je tegenwoordig met Transavia naar steden als Madrid en Venetië en tijdens de KLM Werelddeal Weken kost een retourtje Istanbul maar 139 euro. Hoe kan het dat deze vliegtickets zo goedkoop zijn? Technisch gezien zou dit namelijk helemaal niet mogelijk kunnen zijn, een vliegtuig gebruikt gemiddeld per persoon één liter kerosine om 32 kilometer af te leggen. Aangezien één liter kerosine in 2008 ongeveer 65 eurocent kostte en de afstand van Amsterdam naar Istanbul ruim 2200 kilometer is, geeft een simpel rekensommetje dat alleen de kerosinekosten van een retourtje al zo’n 90 euro bedragen. Hier komt natuurlijk de afschrijving van vliegtuigen, personeelskosten, de kosten om over een bepaald luchtruim heen te mogen vliegen et cetera overheen. Toch blijven de vliegmaatschappijen deze goedkope vliegtickets aanbieden, dus er zal toch echt wel iets te verdienen zijn aan deze vliegtickets.

Prijsbepaling De prijs van een vliegticket wordt bepaald aan de hand van verschillende factoren. Ten eerste de aankoopdatum. Hoe eerder je een vlucht boekt, hoe goedkoper deze vlucht is. Bij Delta Airlines kan je bijvoorbeeld 332 dagen voor vertrek een vlucht kopen. Iemand die 332 dagen voor vertrek een ticket voor een bepaalde vlucht koopt betaalt minder dan iemand die een dag voor vertrek een ticket voor dezelfde vlucht koopt. Daarnaast is er natuurlijk het verschil in de klasse van het ticket dat je koopt. Dit is heel simpel, een eersteklas kaartje is duurder dan een tweedeklas kaartje. Ten derde is de plaats van bestemming een belangrijke factor in de prijsbepaling van een vliegticket. Bepaalde bestemmingen kosten meer geld dan andere bestemmingen, simpelweg het vraag en aanbodsysteem Daarnaast speelt de vluchtdatum en de tijd van vertrek een rol in het bepalen hoe duur een ticket is. Hierbij geldt dat vluchten in het weekend en in de vakantie vaak 14

Semester 1.1 - (2014-2015)

duurder zijn dan op een doordeweekse dag, en vluchten vroeg in de ochtend goedkoper zijn dan een vlucht die om drie uur in de middag vertrekt. Ook kerosinekosten bepalen grotendeels de prijs van een vliegticket. Kerosine is voor vliegtuigmaatschappijen de op één na grootste uitgave. De grootste uitgaven voor een vliegtuigmaatschappij zijn namelijk de lonen van het personeel. Als laatste is de prijs van de concurrent een factor in het bepalen van de prijs van een vlucht. Je kan niet veel duurder zijn dan de concurrent, want dan verkoop je natuurlijk geen enkel ticket.

Opbrengstmanagement Nu we in grote lijnen weten hoe de prijs van een vliegticket wordt bepaald, kunnen we dieper ingaan op de prijsbepaling. Vliegtickets kunnen goedkoper worden gemaakt door het slim inzetten van de beperkte capaciteit van een vliegtuig. Dit fenomeen, met als doel om zoveel mogelijk geld te verdienen per vlucht, heet opbrengstmanagement, iets waar iedere luchtvaartmaatschappij gebruik van maakt om te kunnen concurreren en winst te maken. In 1997 behaalde American Airlines één miljard dollar aan inkomsten door opbrengstmanagement te implementeren in hun bedrijfsvoering. Opbrengstmanagement kan door vliegtuigmaatschappijen worden toegepast op het moment dat er een vaste capaciteit aan vliegtuigstoelen per vliegtuig beschikbaar is en als men prijsdifferentiatie op de vliegtuigstoelen toepast. Het idee achter prijsdifferentiatie is dat voor late boekers en in bepaalde periodes, zoals het weekend en de vakanties, er hogere prijzen worden gevraagd.


De prijscategoriëen voor late boekers en weekend tickets worden door marketeers opgezet. Zij bepalen hoeveel mensen maximaal zouden willen betalen voor deze duurdere tickets en hoeveel mensen maximaal zouden willen betalen voor een vliegticket dat zo goedkoop is dat ze door de prijs worden overgehaald om een ticket te boeken die ze anders niet zouden boeken (een koopje dat ze niet kunnen laten liggen). De kunst van de wiskundigen hier is om op ieder moment te bepalen wat de prijzen voor de stoelen zijn en hoeveel stoelen er beschikbaar moeten zijn voor deze prijs. Het uiteindelijke doel hierbij is natuurlijk om de opbrengst aan vliegtickets van het vliegtuig te maximaliseren. Dit maximaliseren van de opbrengst van vliegtickets gaat aan de hand van een wiskundig model waarbij we hier de vereenvoudigde versie in beschouwing zullen nemen. In deze vergemakkelijkte versie gaan we ervan uit dat er twee type’s klanten zijn. Type 1; de late boekers, en type 2; de vroegboekers. Type 1 klanten brengen x1 euro op en type 2 klanten brengen x2 euro op, waarbij het logisch is dat x1>x2 omdat type 1 later boekt dan type 2. Nu is het natuurlijk de vraag hoe groot de vraag naar type 1 tickets is. Hierbij noemen we pk de kans dat de vraag naar vliegtuigstoelen voor type 1 klanten k is. We gaan er hier van uit dat de vraag naar tickets niet groter zal zijn dan het aantal vliegtuigstoelen aanwezig in het vliegtuig (Y). Dit geeft: Y

pk = 1

k=0

De vliegtickets die verkocht worden aan type 2 klanten zijn zo goedkoop, dat mensen deze koopjes niet kunnen laten liggen en dus op vakantie gaan terwijl ze dit niet van plan waren te doen. Dit zorgt ervoor dat we zoveel van deze vliegtickets kunnen verkopen als we willen, mits we niet de capaciteit Y van het vliegtuig overschrijden. Maar waar is nu het omkeerpunt waarbij het gunstiger is een type 2 ticket niet te verkopen, maar moet wachten op een

type 1 klant, met het risico dat deze type 1 klant niet gaat komen? Als je al N type 2 tickets hebt verkocht, is het dan een goed idee om het (N+1) -de ticket te verkopen? Als je het ticket verkoopt, heb je immers gegarandeerd x2 aan opbrengsten erbij, maar als je wacht is er de kans dat je x1 aan opbrengsten door type 1 klanten krijgt, maar ook de kans dat deze opbrengst nul is. De kans qN bepaalt of het gunstig is om het (N+1) -de ticket te verkopen. Het volgende voorbeeld schetst een illustratie van wat qN nou precies is: Stel we verdelen het vliegtuig in twee delen. Aan de voorkant van het vliegtuig zitten de type 1 passagiers, en aan de achterkant van het vliegtuig zitten de type 2 passagiers. Op dit moment hebben we N stoelen verkocht en hierdoor zijn er nog Y-N vliegtuigstoelen over. We staan dus op het punt om een stoel te verkopen aan een type 2 passagier. Deze stoel moeten we niet verkopen aan de type 2 passagier, als alle Y-N-2 stoelen verkocht zullen worden aan type 1 passagiers. Dit zou namelijk betekenen dat er wellicht een type 1 passagier is die behoefte heeft aan de stoel die we nu elk moment aan een type 2 passagier staan te verkopen. De vraag naar type 1 stoelen is dan namelijk gelijk aan Y-N of misschien zelfs groter. qN is in dit geval de kans dat Y-N of meer tickets van type 1 vliegtickets verkocht zullen worden. Dit geeft de volgende formule:

qN =

Y

pk

k=Y −N

Als je de (N+1) -de stoel aan een type 1 passagier verkoopt, verwacht je dus qN * x1 aan opbrengst te krijgen. Als je de (N+1) -de stoel aan type 2 klanten verkoopt, krijg je x2 aan opbrengst. Dit zorgt ervoor dat op het moment dat x2>qN*x1 is, je deze vliegtuigstoel aan een type 2 passagier moet verkopen, maar op het moment dat x2<qN*x1 moet je de Y-N stoelen reserveren voor de type 1 passagiers. Dit geeft dat het aantal type 2 stoelen dat je mag verkopen zodat de ▶

Jaargang 38 - GAXEX 1

15


VESTING Opiniepanel winst gemaximaliseerd wordt de grootste N is waarvoor geldt dat qN<x2/x1.

Overbezetting Opbrengstmanagement zoals die hierboven geïllustreerd is zorgt ervoor dat er zoveel mogelijk winst wordt behaald op de verkochte vliegtuigstoelen. Toch is er een tweede manier om nog meer geld uit een vliegtuigstoel te halen, namelijk door vliegtuigstoelen twee keer te verkopen. Dit fenomeen noemen we de overbezetting van een vliegtuig. Waarom doen vliegtuigmaatschappijen dit, en levert dit behalve een slechte naam ook daadwerkelijk extra winst op? Vliegtuigmaatschappijen staan overbezetting van vliegtuigstoelen toe. Dit kan omdat ze een grote dataset aan reizigersgedrag hebben. Hieruit blijkt dat er vaak reizigers zijn die niet komen opdagen op de vlucht waar ze een reservering voor hebben, of dat ze hun vlucht missen omdat ze te lang aan het tax-free shoppen zijn. Ook zijn er nog de reizigers die extra stoelen boeken op andere vluchten of bij andere luchtvaartmaatschappijen om er zeker van te zijn dat ze op hun plaats van bestemming komen. Vliegtuigmaatschappijen selecteren erg precies welke vluchten ze kunnen overboeken. Ze kijken in de geschiedenis van deze vlucht naar de hoeveelheid mensen die niet op komen dagen en proberen het gemiddelde aantal no-shows te overboeken op de vlucht. Dit is wel een risico, want het kan natuurlijk zijn dat er in plaats van de verwachte B no shows er B-A no shows zijn. Op het moment dat sprake is van overbezetting van een vliegtuig, heeft zich achter de schermen het volgende plaatsgevonden. Kort voor vertrek van het vliegtuig, zeg een dag of een paar uur voor vertrek, meldt zich een type 1 klant. Deze klant moet dit vliegtuig halen omdat hij bijvoorbeeld een belangrijke afspraak heeft op de plaats van bestemming, en is ook bereid hier grof geld voor te betalen. We gaan er nu vanuit dat een type 2 klant bereid is om tegen een vergoeding van c euro een andere vlucht te nemen. Op het moment dat c<x1-x2, is iedereen tevreden. De maatschappij krijgt extra winst, de type 1 klant kan zijn belangrijke afspraak halen, en de type 2 reiziger heeft een nog minder uitgegeven dan hij had ingecalculeerd. Het meenemen van overbezetting levert echter wel een nieuwe optimale N op dan de N hierboven bepaald.

16

Semester 1.1 - (2014-2015)

Denk jij dat je vaker zou vliegen als vliegtickets goedkoper zouden zijn? Ja 73% Nee 18%

Weet ik niet

9%

Laten we de berekening hierboven gemaakt herhalen, alleen nu met overbezetting meegenomen. Op het moment dat we de (N+1) -de stoel aan een type 2 passagier verkopen, hebben we een opbrengst van x2 euro’s. Hierbij is er een kans van qN dat deze stoel vlak voor vertrek wordt opgeëist door een type 1 passagier. Deze type 1 passagier betaald x1 euro waarvan we x2 + c terug moeten geven aan de type 2 passagier. Dit geeft dus een opbrengst van x2 + qN(x1-c-x2), terwijl we qN*x1 verdienen als we de stoel niet aan de type 2 passagier verkopen, maar bewaren voor de type 1 passagier. Dit geeft een nieuwe optimale N, namelijk de grootste N waarvoor geldt dat x2 + qN(x1-c-x2)>qN*x1, of anders opgeschreven: qN < x2/(x2+c). Doordat x2 + c < x1 en doordat qN stijgt in N, verkoop je meer tickets op het moment dat je overboeking toestaat. Als je meer wilt weten over opbrengstmanagement binnen vliegtuigmaatschappijen, lees dan het volgende artikel: 'Mathematical programming for network revenue management revisited' van de Boer e.a. (2001). Hierin staat een uitgebreide en meer gecomplimenceerde versie van dit model. ■


Tekst: Arthur Molenaar

Nudging, een subtiel duwtje in de rug In de supermarkt staan A-merken vaak op ooghoogte, terwijl voor de goedkopere huismerken helemaal onderin het schap gegrepen moet worden. Het is algemeen bekend dat supermarkten dat niet voor niets doen; onderzoek suggereert dat de kans groter is dat mensen een A-merk kopen als dit goed zichtbaar op ooghoogte staat. Voor veel mensen zal dit intuïtief klinken, maar dit soort inzichten kan op veel meer manieren worden toegepast. Welkom in de wereld van nudge theory, waarin zich niet alleen bedrijven bevinden, maar ook steeds vaker de overheid. Een nudge laat zich vertalen als een duwtje, een subtiele kracht. En dat is precies wat de supermarkteigenaren proberen te doen. Als de consument wil kan zij nog steeds het goedkopere product kopen — met andere woorden, de keuzevrijheid van de consument verandert niet — maar het wordt nét even makkelijker gemaakt om het duurdere product te kopen. In veel gevallen, zoals met de A-merken, zijn de gevolgen voor de maatschappij niet heel schokkend. Een belangrijk gedeelte van marketing is gestoeld op het feit dat consumenten op deze manier kunnen worden beïnvloed. De mens is geen homo economicus, die beslissingen neemt op puur rationele gronden. Vanuit economisch perspectief wordt de mens mede door irrelevante factoren gedreven. De klassieke economische theorie gaat van exact het tegenovergestelde uit: deze stelt dat een mens enkel

het eigen nut (utility) wil maximaliseren en slechts rationele keuzes maakt met die wens in het achterhoofd. Nudgetheorie is onderdeel van gedragseconomie, een tak van de economie die tracht economische modellen realistischer te maken door middel van onder andere psychologie en neurowetenschappen. De gedragseconomie bestudeert de factoren op basis waarvan mensen beslissingen nemen buiten de puur economische invloeden zoals prijs en nut. Nudges zijn daar een voorbeeld van. Het principe van nudging won in 2008 aan populariteit, bij het verschijnen van het boek Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth, and Happiness van Richard H. Thaler en Cass R. Sunstein, beide wetenschappers aan de Universiteit van Chicago. Sindsdien zijn naast bedrijven ook overheden zich gaan verdiepen in de ▶ Jaargang 38 - GAXEX 1

17


VESTING Opiniepanel theorieën die Thaler en Sunstein benoemen. Het fenomeen nudging werd voor het eerst in detail beschreven. Ook kwamen de auteurs met ideeën voor het vormen van beleid, teneinde de bevolking op een goede en relatief goedkope manier te beïnvloeden.

Orgaandonatie Zo heeft de mens een natuurlijke voorkeur voor de status quo. Dit uit zich bijvoorbeeld in het geval van orgaandonatie. In Nederland ben je in principe geen orgaandonor, tenzij je aangeeft het wel te willen zijn. In België is het precies andersom, daar ben je orgaandonor tenzij je aangeeft dat niet te willen zijn. Het blijkt dat in België veel meer mensen orgaandonor zijn dan in Nederland. Dit komt hoogstwaarschijnlijk door de voorkeur voor het status quo. In zowel Nederland als België heb je mensen die een uitgesproken voorkeur hebben voor donorschap en zullen aan de hand daarvan zich laten in- of uitschrijven als dat nodig is. Er bestaat echter ook een grote groep mensen die het donorschap niet heel veel uitmaakt. Als ze al donor zijn vinden ze dat geen probleem, maar als ze het niet zijn gaan ze zich er niet voor inschrijven. Dit zijn de mensen die in België wél orgaandonor zouden zijn, maar in Nederland niet. Een simpele nudge zou dus zijn om in Nederland de wet te veranderen en over te schakelen op het Belgische systeem. Dit zou waarschijnlijk in één klap vele nieuwe donoren opleveren. Hierover is de afgelopen jaren veel discussie geweest in de politiek, tot nu toe zonder enige wijziging in het beleid. De reden hiervoor is direct het belangrijkste kritiekpunt op nudging: het kan onwenselijk zijn dat de overheid actief probeert het onbewuste gedrag van mensen te veranderen. De onaantastbaarheid van het menselijk lichaam ligt verankerd in onze grondwet. Automatische orgaandonatie zou hier een soort impliciete inbreuk op zijn, zo is de redenering. Het levert weliswaar veel donoren op, maar mensen worden beïnvloed op een manier die volgens velen onetisch is. Dit is de paradox die nudging met zich meebrengt. Zowel voor orgaandonatie als de A-merken in de supermarkt geldt dat de keuzevrijheid van mensen niet in het geding is. Daarnaast is van manipulatie geen sprake, aangezien niet wordt getracht de mening van de consument of burger te veranderen. Het enige wat verandert is de ‘standaardinstelling’. De vraag is of een dergelijke verandering überhaupt onethisch kan zijn. In het licht hiervan heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in september een rapport gepubliceerd over onder andere de voor- en nadelen van nudging, getiteld Met kennis van gedrag beleid maken.

18

Semester 1.1 - (2014-2015)

Vind je dat iedereen standaard orgaandonor moet zijn, met een optie om je ervoor uit te schrijven? Ja 55% Nee 45%

Vanuit overheidsperspectief heeft nudging legio voordelen. Ten eerste zijn nudges vaak veel minder kostbaar dan meer klassieke manieren om mensen te prikkelen om gedrag te veranderen. Vaak gebeurt dit door boetes bij onwenselijk gedrag, en toeslagen, subsidies of kortingen bij wenselijk gedrag. Deze middelen zijn gebaseerd op de gangbare economische principes, maar met name het stimuleren van wenselijk gedrag door middel van subsidies en kortingen kan een grote kostenpost vormen. Nudges daarentegen zijn veel minder duur omdat het vaak om slechts een beleidsverandering gaat zonder dat daar veel kosten aan verbonden zijn. Vanuit financieel oogpunt zijn nudges dus interessant voor de overheid. Daarnaast kan een actieve campagne van de overheid om het gedrag van mensen te veranderen lijken op ‘betutteling’, een woord dat bij de meeste mensen een negatieve ondertoon heeft. Nudges zijn daarentegen meer onbewust en dus is het ook minder duidelijk dat de overheid probeert het gedrag van de burger te veranderen. Nudging heeft dus genoeg voordelen. Aangenomen dat de overheid over het algemeen geneigd is om beleid te voeren in het belang van het volk, heeft nudging ook voor de populatie positieve uitwerkingen. In het voorbeeld van orgaandonatie zullen veel meer mensen die wachten op een donororgaan geholpen kunnen worden. De WRR onderkent deze eigenschappen van nudging als effectieve manier van gedragsbeïnvloeding en concludeert dat de overheid in principe gebruik zou mogen maken van nudges, als aanvulling op meer conventionele sturingstechnieken zoals wetten en financiële prikkels. Zoals al eerder gesteld blijven er echter kritieken bestaan op nudging door de overheid. De WRR vat de kritieken samen in vier grote punten: • • •

De overheid zou zich niet moeten bemoeien met individuele keuzes; De overheid kan niet weten wat de beste keuze is voor een individu; Sturing door middel van nudges leidt tot ‘infantilisering’: er is steeds minder aanleiding om zelf na te denken, want de overheid bepaalt; Nudging is onzichtbare sturing en derhalve manipulatie.


De WRR merkt op dat de eerste drie punten eigenlijk gelden voor iedere vorm van beleid. Als iets wordt verboden door middel van een wet of als iets wordt aangemoedigd of ontmoedigd door financiële prikkels geeft de overheid óók een signaal van voorkeursgedrag, met de eerste drie kritiekpunten tot gevolg.

Ethische kwestie Het vierde punt is een zorgelijker eigenschap van nudging. We hebben al vastgesteld dat manipulatie een wel erg sterke term is voor nudging. Door het ontbreken van actieve pogingen om iemands mening te veranderen en/ of zijn keuzevrijheid te beperken lijkt manipulatie niet aan de orde. Een belangrijker kritiekpunt is echter dat nudging onzichtbaar is; mensen zijn niet op de hoogte van het feit dat ze worden beïnvloed door de overheid. Dit is in principe onwenselijk, aangezien transparantie cruciaal is in een goed functionerende overheid vanuit het oogpunt van de burger. Nudging gaat in veel gevallen uit van het feit dat niet bekend is bij de mensen dat er beïnvloeding plaatsvindt, en in sommige gevallen is het zelfs een vereiste om de nudge te laten ‘werken’. De beste benadering lijkt het beoordelen van de mate van controverse te zijn. In minder controversiële beleidsoverwegingen zoals het aanbieden van gezond voedsel op prominentere plekken dan ongezond voedsel is nudging prima toepasbaar. Niet veel mensen zullen een probleem hebben bij de keuze om gezond voedsel te promoten en er zijn weinig nadelen aan het gebrek aan transparantie in deze situatie. Een ander voorbeeld van een minder controversiële nudge is het aangeven hoeveel energie een huishouden gebruikt ten opzichte van de rest van de wijk. Dat is een zogenaamde ‘sociale nudge’: mensen worden aangespoord om hun energieverbruik te verlagen omdat de rest van de buurt ook minder verbruikt.

opties voor individuën zijn, zodat er geen inbreuk wordt gemaakt op fundamentele mensenrechten. Overigens dient te worden opgemerkt dat veel nudges niet heel zwart-wit zijn; er zijn verschillende gradaties van nudges te bedenken. Zo is het in het geval van orgaandonatie ook mogelijk om minder rigoreuze invloeden te gebruiken, bijvoorbeeld het uitdelen van een donorformulier bij het aanvragen van een rijbewijs of paspoort, zonder ‘standaardoptie’. Op die manier worden mensen gedwongen over donorschap na te denken, maar worden ze niet in een bepaalde richting ‘geduwd’. Deze manier van aanpak lijkt beter in gevallen waar sturing door de overheid onwenselijk is, maar waar het wel van belang kan zijn dat mensen een keuze maken (of die nou positief of negatief is).

Conclusie Nudging kan een zeer effectieve manier zijn om gedrag van burgers te beïnvloeden, zowel door overheid als bedrijven. De effecten van nudging worden intensief bestudeerd door gedragseconomen en psychologen, met veel resultaten tot gevolg. Er bestaan echter duidelijke punten van zorg als het gaat om nudging door de overheid, aangezien het in sommige gevallen om erg persoonlijke overwegingen gaat, waarin overheidsbemoeienis ongewenst is. Eventueel kan worden gekozen voor transparantere of minder sturende nudges, zodat enkele kritiekpunten kunnen worden vermeden. Voor minder controversiële onderwerpen is nudging desalniettemin een makkelijke en goedkope manier om gedragsverandering tot stand te brengen, waar de overheid vrijwel zeker naar zal grijpen als de situatie zich voordoet. ■

Als het om meer delicate kwesties gaat wordt echter de transparantie-eis steeds belangrijker. In het geval van orgaandonatie dienen de overwegingen van de overheid zeer nauwkeurig te worden gecommuniceerd en wat de

Jaargang 38 - GAXEX 1

19


ADVERTORIAL Towers Watson

Tekst: Wichert Hoekert & Stephan van Stalborch

Toekomstbestendige indexatie en de praktijk van vandaag

Pensioenfondsen hebben een aantal sturingsmiddelen om te zorgen dat de dekkingsgraad (waarde beleggingen gedeeld door contante waarde uitkeringen) op peil blijft. Hierbij hebben ze te maken met de wensen van verschillende (soms tegengestelde) belanghebbenden: zo wilt de deelnemer dat het fondsvermogen wordt aangewend voor een zo hoog mogelijk pensioen, en wil de toezichthouder dat er voldoende vermogen in het fonds achterblijft om (toekomstige) tegenvallers te kunnen opvangen. Het vaststellen van een prudent of toekomstbestendig indexatiepercentage dusdanig dat de koopkracht bestendigheid pensioen gewaarborgd blijft. Dit is een vraagstuk dat de pensioensector al jarenlang in zijn greep houdt. In dit artikel zullen wij jullie proberen mee te nemen in deze discussie. Ultimo 2013 moesten de pensioenfondsen die ten tijde van de kredietcrisis eind 2008 in onderdekking (minder dan 100% dekkingsgraad) verkeerden uit dekkingstekort zijn. Fondsen waarbij DNB het herstelplan niet formeel als afgerond beschouwde, zijn genoodzaakt om aanvullende maatregelen te treffen zoals extra stortingen door de werkgever of een korting van opgebouwde pensioenrechten als ‘ultimum remedium’. Mede door een gunstigere rekenrente na invoering van de UFR en betere beleggingsresultaten was het merendeel al eerder uit dekkingstekort en waren enkele fondsen zelfs in staat om pensioenrechten weer te verhogen. In Figuur 1 is te zien dat het indexatiepercentage (grofweg) stijgend is met de dekkingsgraad. Echter is de feitelijk verleende indexatie niet altijd gelijk aan het reglementair vastgestelde percentage (beleidsstaffel). Fondsen die eind vorig jaar een dekkingsgraad hadden

Semester 1.1 - (2014-2015)

bereikt op grond waarvan ze in principe indexatie zouden kunnen verlenen, kwamen voor de vraag te staan of ze zouden handelen conform het oorspronkelijke beleid, of vanuit ervaringen uit het verleden en mogelijk onder druk van DNB en aankomende wetswijzigingen1 wellicht wat prudenter moeten zijn. Het daadwerkelijke indexatiepercentage ligt gemiddeld 16 basispunten lager dan de indexatie die zou zijn toegekend als de beleidsstaffel zou worden gevolgd (zie Tabel 1). Figuur 1 laat zien dat vooral enkele rijkere fondsen het beleidsmatige indexatiepercentage in enkele gevallen naar beneden bijstellen. De deelnemer krijgt momenteel dus in enkele gevallen iets minder indexatie dan beleidsmatig afgesproken was. Of en zo ja met hoeveel het best kan worden afgeweken van het beleidsmatige indexatiepercentage is een lastige afweging voor bestuurders en vergt een evenwichtige belangenafweging tussen jong en oud. Alleen al het duidelijk vastleggen van welke maatregelen een bestuur


Figuur 1 kan nemen in een bepaald economisch scenario zal bijdragen aan een transparanter pensioencontract. Binnen het nieuwe FTK (nFTK, naar verwachting actief per 1 januari 2015) zullen er strengere eisen gesteld gaan worden aan het toekennen van indexatie. Het toekennen van indexatie wordt alleen mogelijk wanneer dit percentage ook in de toekomst kan worden

sen betekenen dat zij met een lager toekomstig beleggingsrendement moeten rekenen, zodat voor eenzelfde indexatiepercentage een hogere dekkingsgraad benodigd zijn. Daarnaast zal ook een aanpassing in bepaling van de rekenrente – de nieuwe UFR-methodiek conform het UFR commissievoorstel van november 2013 - van invloed kunnen zijn op het toekomstbestendig kunnen indexeren.

Allereerst: net als binnen het huidige toetsingskader zal de (voorwaardelijke) indexatie afhangen van de dekkingsgraad. Belangrijke parameters benodigd voor het vaststellen van de dekkingsgraad zijn de rekenrente gebruikt voor het contant maken van de verplichtingen en het verwacht rendement dat mag worden verondersteld op risicovolle beleggingen. Het advies van commissie parameters van 21 maart jongstleden zal voor veel fond-

Ten tweede mogen fondsen onder het nFTK alleen indexatie verlenen voor zover het fonds dit indexatiepercentage naar verwachting levenslang kan toekennen. Oftewel: de toekomstbestendige indexatie wordt ook afhankelijk van de gemiddelde resterende duur van de verplichtingen in het fonds. Voor het toekennen van hetzelfde indexatiepercentage zal een jonger fonds een hogere buffer moeten aanhouden dan een ouder fonds, â–ś Figuur 2

21


Tabel 1 Tabel 2

omdat de pensioenrechten in een jong fonds relatief langer geïndexeerd zullen moeten worden. Dit valt ook terug te zien in figuur 2, waar een oud fonds (duration 10) gegeven een bepaalde dekkingsgraad zichtbaar meer kan indexeren dan een gemiddeld of jong fonds (duration 15 en 20 respectievelijk). Tevens geeft dit figuur samen met Tabel 2 weer hoe de huidige daadwerkelijk toegekende indexatie gegeven de dekkingsgraad zich verhoudt tot een toekomstbestendig indexatiepercentage dat mede afhankelijk is van de leeftijd van het fonds. Wat opvalt is dat de daadwerkelijk toegekende indexatie binnen ons huidige contract houdbaar zou zijn binnen onze inschattingen van toekomstbestendige indexatie binnen het nieuwe toetsingskader. In veel gevallen komt de toegekende indexatie zelfs lager uit dan wat binnen het concept ‘toekomstbestendige indexatie’ toegestaan zou zijn.

er aan buffer voorradig is. Omgekeerd gaat hetzelfde op: ten tijde van lage inflatie zal niet altijd het volledig beschikbare indexatiekapitaal worden ingezet, terwijl dat veelal wel zou kunnen. Ook speelt bij enkele fondsen een rol dat de beleidsmatige indexatiestaffel is vastgesteld ten tijde van een rentetermijnstructuur zonder UFR of driemaandsmiddeling. Fondsen die zich aan het einde van 2013 in de indexatiezone bevonden, zouden zonder UFR (en middeling) in de rentetermijnstructuur resulterend in een hogere technische voorziening minder of zelfs geen indexatie hebben verleend en mogelijk zelfs hebben moeten korten. In dit kader komen de daadwerkelijke indexatiepercentages in een heel ander daglicht te staan. Prudent op basis van de huidige rentetermijnstructuur kan tegelijkertijd een risicovolle toekenning op basis van de zuivere rentetermijnstructuur zijn2.

Dat is waarschijnlijk anders dan velen op voorhand vermoedde, maar ook wel afhankelijk van de toevallige omstandigheden. Dat lichten we hierna toe.

Een indexatie kan in het nieuwe contract dat per 1 januari 2015 zal gaan gelden alleen worden toegekend voor zover er voldoende indexatiekapitaal voorradig is waarmee een fonds de pensioenaanspraken nu en in de toekomst met eenzelfde percentage kan verhogen. Dat kan een verhogingspercentage zijn afhankelijk van een maatstaf (afhankelijk van loongroei of prijsinflatie) of een verhogingspercentage in nominale termen. Hoe dan ook zal de dekkingspositie in relatie tot de rijpheid3 van het fonds een belangrijke pijler worden om te kunnen indexeren. Het afhankelijk maken van pensioenindexatie aan de rijpheid van het fonds is een nieuw ingevoerde en in ons ogen een nuttige karakteristiek van het nieuwe pensioencontract, aangezien het zal resulteren in een evenwichtigere belangenverdeling tussen jong en oud. ■

Binnen het huidige financiële toetsingskader is het beleidsmatige indexatiepercentage afhankelijk van de indexatiebeleidsstaffel en de actuele inflatiecijfers. Het inflatiecijfer ligt momenteel vrij laag (rond 1,6%), wat bijdraagt aan het beeld dat de toegekende indexatie tamelijk prudent is. Ten tijde van hoge inflatie zou de huidige toegekende indexatie aanzienlijk hoger hebben kunnen uitpakken. De indexatie zou dan minder prudent zijn geweest ten opzicht van onze inschatting van toekomstbestendige indexatiepercentages onder het nieuwe FTK. Daarnaast bestaat de kans dat ten tijde van hoge inflatie meer moet worden toegekend dan dat

Per 1 januari 2015 worden de richtlijnen waaraan pensioenfondsen zich moeten houden strenger worden (invoering nFTK) en zullen ook de fiscaal toelaatbare opbouwpercentages (wederom) naar beneden worden bijgesteld. 1

De rentetermijnstructuur die pensoenfondsen mogen gebruiken voor het verdisconteren van de toekomstige uitkeringen ligt door de Ultimate Forward Rate (UFR) hoger dan de zuivere rentetermijnstructuur. De UFR-methodiek is extrapolatietechniek naar een forward rate van 4,2% op de zuivere rentetermijnstructuur vanaf een looptijd van 20 jaar die sinds 2012 ingevoerd is om schommelingen voor lange illiquide looptijden te beperken. 2

3

22 Semester 1.1 - (2014-2015) Rijpheid, oftewel gemiddelde leeftijd van het fonds of duration van het fonds.


Portret:

Jan Tinbergen In deze serie wordt elke GAXEX het leven en werk van een beroemd wiskundige beschreven. Een van de grondleggers van de econometrie komt in deze editie aan bod: Jan Tinbergen. Jan Tinbergen (Den Haag, 12 april 1903 – aldaar, 9 juni 1994) was een wiskundige en econoom die als grondlegger van de econometrie wordt beschouwd. Dit kwam door zijn ontwikkeling van “toegepaste dynamische modellen voor de analyse van economische processen”, waarvoor hij in 1969 samen met de Noor Ragnar Frisch de Nobelprijs voor de economie ontving. Tinbergen was de oudste zoon uit een gezin met drie kinderen. Zijn vader, Dirk Cornelis Tinbergen was docent Nederlands aan een gymnasium. Het was een intellectueel begaafd gezin; Jan en zijn broer Nikolaas ontvingen beide een Nobelprijs, zij het in twee compleet verschillende disciplines. Tinbergen groeide op in Den Haag. Hij studeerde wis- en natuurkunde in Leiden. Armoede die hij in zijn jeugd en als student had gezien, hebben zijn levensinstelling en daarmee zijn politieke standpunten sterk beïnvloed. In zijn studententijd werd hij lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en hij werd actief bij de bond van sociaaldemocratische studentenclubs. Ondanks zijn liefde voor wis en natuurkunde, was hij van mening 'de socialistische beweging met deze vakken niet zeer te kunnen dienen'. Hij besloot dat economie en statistiek wel nuttig zouden zijn voor de socialistische partijen, en legde steeds meer de nadruk op deze disciplines. Tinbergen kwam te werken bij het Centraal Bureau voor de Statistiek op het Bureau Conjunctuuronderzoek. Zijn proefschrift Minimumproblemen in de natuurkunde en de ekonomie (Amsterdam, 1929), waarop hij promoveerde, bleef niet onopgemerkt. In 1930 werd hij privaatdocent aan de universiteit van Amsterdam. In 1933 bood Rotterdam hem een leerstoel aan. Enige tijd later werd hij een van de mede-oprichters van de Econometric Society. Tinbergen en de Noorse econoom Ragnar Frisch vermoedden, dat de macro-economie te beschrijven was met een complex systeem van afhankelijke vergelijkingen die macroeconomische grootheden met elkaar verbindt. Het resulterende onderzoek was in feite een uitgebreidere versie van de al bestaande microeconomische theorie die het verband tussen vraag en aanbod beschrijft zodat deze toepasbaar is op macroeconomisch niveau. Frisch en Tinbergen wilden niet alleen de economie beschrijven, ze wilden een model ontwikkelen waaruit een beleid kon worden onttrokken zodat dit de economie ten goede zou komen. Dit onderzoek zou later bekend komen te staan als macro-econometrie. In 1939 publiceerde Tinbergen een nieuwe econometrische methode en een macro-econometrisch model van de Verenigde Staten. De nieuwe aanpak werd ontvangen met controverse, veel kritiek kwam van vooraanstaande economen John Keynes en Milton Friedman. Zij waren overtuigd dat econometrie niet boven het gezonde verstand kon staan. Tinbergen wist alle kritiek te doorstaan. Uiteindelijk werden zijn methodes geïnstitutionaliseerd en dit leidde tot de oprichting van het centraal planbureau (CPB). Tinbergen werd door zijn naasten omschreven als een bijzonder sober en bescheiden mens. Toen hij in 1967 de Erasmusprijs ontving, beschreef prins Bernhard hem: ‘'Naast zijn diepe sociale bewogenheid die hij overtuigend weet over te dragen, is hij spreekwoordelijk sober. Hij leidt een bijna ascetisch leven, is zuinig op iedere snipper papier en meent dat de wetenschap zich sober moet vertonen, ook tegenover de onderontwikkelde gebieden.” Jaargang 38 - GAXEX 1 23


Tekst: Michiel Tammeling

May I recommend you the steak? Recently, the Chinese e-commerce giant Alibaba went public on the American Stock Exchange, making it the largest Initial Public Offering (IPO) ever in American history. Alibaba has a stunning amount of products from which a potential customer needs to find the product that he or she needs. With almost four million different products in just the shirt department for men you can imagine that there is almost too much to choose from. A branch in technology, which we call recommendation systems, plays a big part in serving the online customer relevant selections of their entire catalogue in order to fullfill the (unknown) needs of the online client. Up until recently only large companies such as Google, Amazon and Netflix used these systems, nowadays every mid-size e-commerce company has one of their own. According to McKinsey, 35 percent of Amazon’s product sales originates from product recommendations while at online streaming giant Netflix this percentage is even higher, 75 percent. With these numbers in mind you can imagine that developing a good recommendation system is essential to today’s large e-commerce businesses. Ten, fifteen years ago when you would purchase an item in a physical store, you would rely on a tip from a friend or an employee who would recommend you an item based on a couple of preferences you shared with them. You would maybe get two or three recommendations from a couple of hundred possible items where nowadays these numbers have grown enormously due to an unlimited “bookshelf” storage space in the online world. Spotify offers around twenty million tracks while

24

Semester 1.1 - (2014-2015)

Netflix has a collection of over forty thousand movies and television series and I won’t even start talking about the number of products Amazon has. You can imagine that the process of making a recommendation with these amounts of products is quite the hassle, that is why these companies use a variety of complex algorithms to offer you the product you didn’t know you wanted. A recommendation system usually has the following structure: there are N customers and M products, from this we can construct an NxM matrix which holds for every customer-item combination the known rating for this combination or an empty unknown entry. The objective is then to make an as good as possible prediction of the ratings we do not already know in order to make recommendations to customers which will lead to more


purchases, or in Netflix’ case, more customer satisfaction when movies are recommended to them which they actually like. There are a couple of approaches to follow to solve this problem which can be subdivided into two categories: content based filtering and collaborative filtering.

Content Based Filtering The name already says it, recommendations are made using the content of items. For example, when talking about movies as products the content used in this system would be the year the movie was issued, a list of actors, the director of the movie and the genre. The users will have a profile which keeps track of the same types of content based on what has been rated by them before. A problem that this method suffers from is the cold start problem. This means that, when a customer enters the system for the first time, he or she will not have given any ratings or shared any preferences yet for the system to give a good recommendation. On the other hand, there is no need for a community within the system since recommendations for a customer are made independently of available information on other users. And second, a new item can be integrated into the system directly since new ratings for this item can be made based on the “characteristics” of the item itself. One drawback again is that content based filtering methods usually do not recommend unexpected new items as the system may over-specialize in the user’s shared preferences. To avoid this problem, collaborative filtering may be used.

Collaborative filtering Collaborative filtering is the more common approach used within recommendation systems and is based on the following idea: users give rating to products, find for a customer A, customers with similar tastes and predict unknown ratings for customer A based on the ratings for those products given by these similar customers. This idea was already suggested years ago and made its rise together with the rise of the internet. The first commercial recommendation system, called Tapestry, was created in 1992 and offered a way to filter newsgroups using collaborative filtering. (Newsgroups are one of the oldest internet communication systems and are comparable to how forums are used today.) This would mean that users could add annotations to documents they had read, users could then set up personal filters which would only retrieve documents which included annotations that matched their preferences. Short after, the GroupLens project was started which had a comparable usage on the internet they used the following calculations to ob-

tain their ratings. Today’s collaborative filtering has been much more challenging as the amount of information and products have exploded. Many methods have been opted to deal with these dimensions and to enhance the filtering process.

User-based collaborative filtering Collaborative filtering itself can again be divided into two different sections, namely neighbourhood methods and latent factor models. We will first take a look at user-based nearest neighbour collaborative filtering. Although the idea of collaborative filtering may sound quite simple, we need to ask ourselves a couple of important questions: How do we measure similarity between a group of users? How many neighbours of our user in question should we consider? And how do we compute a predicted rating for a user-item combination with this information? One similarity measure which has been used in the past by Amazon is called cosine similarity and it measures the cosine of the angle of the two vectors (user A and user B). Another frequently used similarity measure is the Pearson Correlation which is actually the cosine similarity between centered versions of the item and user vectors.

This formula measures the Pearson Correlation between user A and user B for item i. From these similarity scores the most similar K users are selected. The time complexity of these computations is equal to O(1) due to the fact that users have rated only a small fraction of the available products, making the rating matrix very sparse. For a total of M users this equals M*O(1) = O(M). There is also a small amount of users which have actually rated a large part of available products, think of editors or reviewers, they may have rated N items which, due to the small amount of these persons, leads to a time complexity of O(N) which sums up to O(N + M). With these similarity scores the ratings are computed for unrated products

Here you can see that the rating for user u and product i are computed by summing the products of the similarity measures and the known ratings from other users which subsequently is divided by the sum of all similarity measures. Sometimes an extra measure can be ▶

Jaargang 38 - GAXEX 1

25


Stochastic Gradient Descent figure 1 taken to give more weight to ratings for items which have a higher variance since similarity between these items are usually more informative.

Item-based collaborative filtering The item-based method uses similarity between items instead of similarity between users to predict ratings. It follows the idea that for a user A and item B combination, which does not have a rating yet, we find other items which have received ratings comparable to those of item B by other users and has been rated by user A as well. We then use user A’s ratings for these products to make a prediction for the rating of item B. In this case cosine similarity provides a better measure of similarity than Pearson correlation. An advantage of item-based collaborative filtering over user-based is that it is possible to pre-process the item similarities such that the real-time computations are much lighter. This arises from the fact that item similarities tend to be much more steady than user similarities for two reasons: one, the item rating from a user has much less effect on the average item’s rating than a new rating has within a user’s existing collection of ratings due to the large amount of ratings an item receives. The

second is that since the essence of a product does not change over time, once two items have been rated as similar by a group of users, this similarity is not prone to change, whereas users may have changing preferences over time which affect their similarity. After this has been done the ratings for the top K (usually between 20 and 50) most similar items are saved in the matrix, the rating for a user A and item B combination is computed similar to the user-based approach.

Latent factor models: Matrix Factorization Latent factor models try to find underlying relations between users and items and one method to do this is by using matrix factorization. As the name implies, matrix factorization is simply breaking a matrix up in multiple matrices such that, when multiplied, they are (approximately) equal to the original matrix. With this technique we wish to find hidden features underlying our user/item data in order to predict ratings for user/item combinations which have not yet been rated. It is closely related to Singular Value Decomposition (SVD), however, due to the sparseness of the rating matrix, conventional SVD techniques can not be used as SVD is undefined for matrices with missing values.

Stochastic Gradient Descent figure 2

VESTING Opiniepanel Doe jij online wel eens een aankoop die wordt aanbevolen na of tijdens een andere aankoop? Ja 12% Nee 82% Ik koop niks online 6% 26

Semester 1.2 - (2013-2014)


Although collaborative filtering proved to be a method with good recommendation results, the dimensions of the datasets on which they were used were no larger than a couple of tens of thousands. For major online retailers these dimensions already reached into the tens of millions in the early 2000’s and are much larger nowadays. In 2003, a paper released by employees of Amazon.com described a new method of recommendation systems which they called item-to-item collaborative filtering. This new method provided a way to keep its major calculations for the most part offline in order to be able to return good recommendations in real time.

We take the matrix R of size U x N to be the matrix which contains all the ratings, where U is the number of users and N is the number of items. Now, we want to break this matrix up into two matrices. A matrix P of size U x K and a matrix Q of size K x N, where K is predefined and is the number of features we wish to discover. From this we get R =~= P x Q^T = ^R. Now, whenever we want to get a predictive rating for a user/item combination we take the dot product of the vectors corresponding to the combination ^rij = pi^T qj = sum….. The objective is now to minimize the squared error over the difference between the known ratings and their predicted ratings. The difference can then be written as eij = (r_ij - ^r_ij)^2 = (r_ij - sum…)^2. This minimization procedure is evaluated over over the set K which contains all the pairs (u,n) for which a rating is available. In order to avoid overfitting, due to the relatively small amount of data available, a regularization is applied. This means that an additional parameter lambda is added with a weight changing the minimization problem into: (r_ij - sum…)^2 + lambda(||p||^2 + ||q^2|| Minimizing this is usually done using one of the following two methods: stochastic gradient descent or on the other hand, alternating least squares.

Stochastic Gradient Descent Stochastic gradient descent is a simplified version of gradient descent. Gradient descent works by the following idea: we have a loss function J(theta) and a current value of a (set of) parameter(s), in this case our user and item feature vectors. Now in order to decrease the value of the loss function, how should we adjust our parameters? This is done using the gradient of the loss function. As shown in Figure 1, the value of the loss function moves slowly into the direction of the local minimum using the negative of the direction of the gradient.

Netflix Prize On the second of October 2006, online video streaming and dvd rental company Netflix launched a worldwide competition in order to improve their recommendation system by more than 10%. On the eighth of October their working algorithm was already beaten, however it would take up to June 2009 for a team called BellKor's Pragmatic Chaos (made up by the teams BellKor, Pragmatic Theory and BigChaos) to meet the qualifications. According to the rules a thirty day period was given to the other teams to match or beat BellKor’s score. A group of top notch teams worked together under the name: The Ensemble and matched BellKor’s final score. Due to the fact that BellKor handed in their score 24 minutes earlier, they won eventually. A second Netflix competition was cancelled after a lawsuit against Netflix due to claimed privacy issues.

Although gradient descent uses all the known (or training) values in our rating matrix, stochastic gradient descent uses only one randomly chosen rating from the rating matrix in order to save time. Why does using a randomly chosen value work? The hope is that by randomly choosing a rating and performing enough iterations, we will on average equal the expectation if we would have used all the known ratings. In Figure 2 we can see an example of stochastic gradient descent, how it approximates the local minimum and how it optimizes using only one rating.

Alternating Least Squares As p_i and q_j are both unknowns, the minimization problem is not convex. However, this can be solved by fixing one of the unknowns and solving for the other. So first all the p_i’s are fixed and all the q_j’s are computed. Then the q_j’s are fixed and the p_i’s are recomputed. This process is repeated several times until a certain measure of convergence is reached. An advantage of this method is that parallelization is possible since each user’s q_j is computed independently of other users, subsequently the computations can be divided over multiple computers.

Conclusion A small part of the theory behind recommendation systems has been reviewed to get an idea how this technology works. There is much more to develop, extend and improve for recommendation systems and that will probably happen in the coming few years. A next step in this sector may be deep learning which Netflix and Spotify have been researching for at least the past few months. Deep learning is a set of hierarchical layered algorithms in the field of machine learning which learn from each other iteratively. It also has applications in image and speech recognition and Google has a deep learning project running called Google Brain. Keep this term in mind and don’t forget to recommend this article to your friends and family! ■

Jaargang 37 - GAXEX 2

27


Tekst: Tim van Wilsum

Economische gevolgen van olieprijsschokken “De olieprijzen waren dinsdag op weg naar de sterkste daling op kwartaalbasis in meer dan twee jaar. Handelaren in ‘het zwarte goud’ gokken erop dat potentiële productieverstoringen in het Midden-Oosten, in de VS en elders in de wereld worden gecompenseerd. De termijncontracten voor zowel Brentolie als ruwe Amerikaanse olie zijn sinds begin juli met dertien procent gedaald. Enerzijds staat de productie in Irak, de op een na grootste olieproducent binnen de Organization of the Petroleum Exporting Countries (OPEC), onder druk door de bombardementen op doelen van de Islamitische Staat, terwijl de productie in de VS blijft aanzwellen. Dat is een groot verschil met de situatie in 2011 en 2012 toen conflicten in Libië en Iran juist zorgden voor een scherpe stijging van de olieprijzen. Een vat Brentolie werd dinsdagochtend verhandeld voor 97,36 dollar, ruwe Amerikaanse olie kostte 94,71 dollar per vat.” (Telegraaf, 30 september 2014). Olieprijzen fluctueren geregeld en kunnen enorm explosieve groei en afname kennen. Maar wat zijn de macro-economische gevolgen van deze schokken?(Mn Services onderzoeksrapport, dr H. hoek)

De oliemarkt Aardolie is de belangrijkste energiebron in de wereld. De producten die van aardolie gemaakt worden, zoals benzine en diesel, voorzien bijna alle gemotoriseerde voertuigen op de wereld en bevatten veertig procent van de totale energiebehoefte op de wereld. In de Verenigde Staten kan de bevolking genieten van belastingvrije 28

Semester 1.1 - (2014-2015)

aardolieproducten, dit is een van de redenen dat het gebruikelijk is in de Verenigde Staten om in benzine zuipende en daarmee milieuvervuilende auto’s rond te rijden. De reden dat de Amerikaanse bevolking kan genieten van benzine zonder daarover belasting te betalen is dat zij een zelfvoorzienende olieproductie hadden tot de jaren zeventig. Tot 1950 konden de olieproducenten de vraag naar olie aan, maar in de periode tussen 1950 en 1970 verdubbelde de vraag naar olie met tot gevolg dat de destijdse aardoliewinning onvoldoende was. Gedurende lange periode zijn de VS afhankelijk geweest van de OPEC-landen maar recentelijk zijn de VS weer zelfvoorzienend in hun aardoliewinning De prijs van aardolie hangt van een aantal factoren af; marktwerking, zijnde vraag en aanbod, geopolitieke veranderingen en technische factoren. Het aanbod van olie wordt voor een groot deel bepaalt door de OPEC,


Figuur 2: Relatieve olieschokken

Figuur 1: Werkelijke olieprijs, in US Dollars waar onder andere Algerije, Angola, Ecuador, Venezuela en de meeste landen in het Midden-Oosten onder vallen. De OPEC-landen verzorgen veertig procent van de aardolieproductie en bezitten zeventig procent van de wereldoliereserves. Deze landen werken samen als een kartel en kunnen de prijs van olie veranderen door het aanbod te veranderen. De andere landen die aardolie produceren hebben over het algemeen beperkte reserves en zijn vaak afhankelijk van de OPEC-landen. De vraag naar aardolie wordt bepaald door een aantal factoren. Ten eerste is er de macro-economische factor economische groei. In een onderzoek van de International Energy Agency (IEA) blijkt dat de vraag naar olie de afgelopen jaren enorm is gegroeid. Vooral in China en andere opkomende markten is de vraag naar aardolie gestegen. Naast de economische groei speelt ook de vraag uit voorzorg een rol, een voorbeeld hiervan is dat de vraag naar olie stijgt als er dreiging is van extreme weersomstandigheden, inflatie of internationale conflicten. De laatste jaren is de olieafhankelijkheid, de netto invoer van olie ten opzichte van het bruto binnenlands product, in Europa gedaald en in de Verenigde Staten gestegen. Dit komt doordat men in Europa meer is overgestapt op alternatieve energiebronnen, terwijl in Amerika de eigen aardoliereserves zijn afgenomen.

Olieprijsschokken Voordat de macro-economische gevolgen van olieprijsschokken aan bod kunnen komen moet er gedefinieerd worden wat olieprijsschokken zijn. Een definitie van een olieprijsschok is verandering, al dan niet relatief, in de prijs van olie. Olieprijsschokken komen veelal voor gedurende geopolitieke ontwikkelingen in OPEC-landen , zoals oorlogen of andere vormen van sociale onrust. In Figuur 1 is de verandering in de olieprijs te zien tijdens de periode 1950 tot 2010, waar de prijs te zien is in dollars per vat olie. Er valt dus ook duidelijk te zien dat er toenames zijn in prijs ten

tijde van geopolitieke gebeurtenissen. De eerste echte olieprijsschok is tijdens de Jom Kippoeroorlog in 1973, wanneer de Arabische landen een embargo leggen op de westerse landen en de prijs van olie met zeven procent stijgt. In 1990 tijdens de eerste Golfoorlog is ook een toename in de prijs van olie te zien en ook rond 2003, ten tijde van de tweede Amerikaanse inval in het Midden-Oosten, is er een enorme stijging in de olieprijs. De daaropvolgende conflicten in die regio hebben tot gevolg dat er een constante toename is in olieprijs. Doordat de prijs vanaf de jaren zeventig, maar vooral vanaf het tweede millennium, explosief is gestegen vallen olieprijsschokken tijdens de eerdere jaren niet meer op. Dit kan verholpen worden door in plaats van de feitelijke waarde van een vat olie de relatieve verandering (kwartaal-op-kwartaal) weer te geven, in dat geval blijkt de olieprijsschok van de jaren zeventig vele malen groter te zijn dan de rest van de schokken. Tijdens statistische analyses kan dit de resultaten beïnvloeden. Daarom definieert J.D. Hamilton in Oil and the Macroeconomy (2005) de olieprijsvariabele als de producentenprijs van aardolie, gezien het feit dat dit ook de consument aangaat. De nieuwe grafiek valt te zien in Figuur 2, waar nu ook het ‘schokje’ ten tijde van de Suezcrisis in de jaren vijftig te zien is. Als een dergelijke olieprijsschok op deze manier gedefinieerd wordt, dan wordt er geen rekening mee gehouden dat positieve en negatieve schokken verschillende gevolgen hebben. Er moet dus verschil gemaakt worden tussen een negatieve en een positieve schok. Daarnaast wordt in de voorgaande definitie de omvang van een schok buiten beschouwing gelaten. ▶

VESTING Opiniepanel Als de benzineprijs in korte tijd flink stijgt, ga je dan minder met de auto? Ja 21% Nee 37%

Ik rijd nooit in een auto 42% Jaargang 38 - GAXEX 1 29


Tabel 1: uitkomsten regressie van reële groei op olieprijsschokken Een betere definitie geeft Hamilton, die een olieprijsschok neerzet als het niet-negatieve verschil van de huidige olieprijs en de hoogste van de afgelopen drie jaar. Deze definitie kan als volgt worden weergegeven; xt=max{0,xt-max{xt-1,... , xt-12}} waarbij xtde olieprijs op tijdstip t is. Door dit te doen elimineert Hamilton de kans dat een ‘olieprijsschok’ zich voordoet wanneer een enorme stijging vooraf gaat aan een enorme daling.

Economische groei Om terug te komen op de macro-economische gevolgen van olieprijsschokken is ten eerste economische groei een effect op de macro-economie. Om de olieprijsschokken te testen ten opzichte van de economische groei, testen we de schokken op de output gap. De output gap is het relatieve verschil tussen het feitelijke en het potentiële bruto binnenlands product. Hieruit valt af te leiden dat een positieve output een te grote groei van de economie tot gevolg heeft en een negatieve output gap een recessie betekent. Als er wordt gekeken naar Figuur 3, dan lijkt een stijging van de olieprijs een negatieve output gap tot gevolg te hebben. Door middel van een lineaire regressie van de reële economische groei op olieprijsschokken kunnen we het effect van de schokken vaststellen (tabel 1). Het blijkt dat als er geen olieprijsschokken plaatsvinden, er een economische groei van 4,1% is. Uit de test kan worden afgelezen dat een olieprijsschok een negatief effect heeft op de economische groei. Gemiddeld is er een daling van 1,1% na een olieprijsschok.

Tabel 2: Uitkomsten regressie van reële groei op olieprijsschokken, data vanaf 1980 Het monetaire beleid van een land of overkoepelende organisatie houdt in dat de centrale bank de eigen munt stabiel probeert te houden. Als er bij de test rekening wordt gehouden met de verandering in het monetaire beleid (getest naar 1980), dan komen er geen significante veranderingen ten opzichte van de vorige test voor (tabel 2). De economische situatie op het moment van een olieprijsschok is ook van invloed op een test, vandaar dat een positieve- of negatieve output van belang is als we testen op de invloed van olieprijsschokken op de economische groei. Daarom kan de de test onderverdeeld worden in twee testen waar bij de ene kijkt naar de gevolgen van een positieve output gap en de andere naar de gevolgen van een negatieve output gap (tabel 3). De uitkomst is dat een olieprijsschok een groter negatief effect heeft op de economische groei als er sprake is van een recessie. Deze uitkomst is echter niet statistisch significant.

Inflatie Een tweede macro-economisch gevolg van een olieprijsschok zou het effect op inflatie kunnen zijn. Er zit echter een verschil tussen inflatie en kerninflatie. Kerninflatie is meer gefocust op de ontwikkeling van de olieprijs over langere tijd en laat producten die schokgevoelig zijn, zoals energie en voedsel, buiten beschouwing. Om effecten van de olieprijsschokken op beide inflaties in te schatten, verdelen we de variabele van olieprijsschokken op in een deel dat voorkomt ten tijde van een negatieve output gap en een deel dat voorkomt tijdens een positieve output gap. (tabel 4) Uit

Tabel 3: Uitkomsten regressie van reële groei op olieprijsschokken, gesplitste steekproef

30

Semester 1.1 - (2014-2015)


Tabel 4: Geschatte invloed van olieprijsschokken op inflatie

de schatting, getest vanaf het nieuwe monetaire beleid, volgt dat een olieprijsschok geen grotere verandering van de inflatie tot gevolg heeft ten opzichte van de gemiddelde invloed van de olieprijs.

Rente Het laatste gevolg van de olieprijsschokken is de invloed op de rente. De rente kan worden onderverdeeld in beleidsrente en marktrente. De beleidsrente wordt bepaald door de Taylor rule, die berust op het principe dat de centrale bank de rente kan verhogen wanneer er inflatie dreigt of de economie oververhit raakt en de rente kan verlagen wanneer er een recessie dreigt. Deze Taylor rule is echter in sommige situaties tegenstrijdig. Zo kunnen bepaalde organisaties die inflatiedoelstellingen hebben, andere keuzes maken met het bepalen van rente, dan organisaties die ook economische groeidoelstellingen hebben. Dit heeft tot gevolg dat een olieprijsschok verschillende gevolgen kan hebben op de beleidsrente. Als de inflatie dreigt te stijgen zou de beleidsrente omhoog gaan, terwijl als er recessie dreigt de rente omlaag kan worden gezet om de economie te stimuleren, wat in tegenspraak is met de Taylor rule. De marktrente gaat omhoog als er inflatie is, omdat investeerders in aandelen gaan investeren in plaats van in producten als aardolie. De marktrente kan echter omlaag gaan als er onzekerheid in de economie is, of als men risico’s wil vermijden, dit heeft namelijk tot gevolg dat er een ‘flight to quality’ plaatsvind richting aardolie.

Als we de gevolgen van olieprijsschokken schatten, blijkt uit Tabel 5 dat de beleidsrente, zoals verwacht, niet beïnvloed wordt door de schokken, maar wel door de kerninflatie en de economische situatie op dat moment. De marktrente daarentegen wordt negatief beïnvloed door olieprijsschokken, zowel in tijden van economische oververhitting als in tijden van recessie.

Conclusie De prijs van aardolie wordt voornamelijk bepaald door de OPEC-landen. De prijs van olie is niet constant en in sommige gevallen kunnen er olieprijsschokken voorkomen. Deze olieprijsschokken worden gedefinieerd als het niet-negatieve verschil tussen de huidige olieprijs en de hoogste van de afgelopen drie jaar. Na verschillende testen kunnen we concluderen dat een olieprijsschok wel degelijk invloed heeft op de macroeconomie. Er kan gesteld worden dat een schok in de olieprijs in alle gevallen een negatieve invloed heeft op de economische groei. Het kan zonder statistische significantie, maar met een sterk vermoeden, ook gesteld worden dat tijdens een recessie een olieprijsschok een nog grotere negatieve invloed heeft op de economische groei. Naast de invloed op de economische groei, hebben olieprijsschokken ook een negatieve invloed op de marktrente. Er kan dus geconcludeerd worden dat het voorkomen van olieprijsschokken een negatief effect hebben op de macro-economie. is. ■

Tabel 5: Geschatte Taylor rules voor korte en lange rente

Jaargang 38 - GAXEX 1

31


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Nynke Gerards

Tekst: Ruben te Wierik

Levens redden dankzij bh

Feestje geven? Niet opruimen!

De dames onder ons hoeven nooit meer bang te zijn voor een hartaanval. Er is namelijk een nieuwe bh clip, de Life Tip, die waarschuwt voor hartaanvallen en op deze manier levens kan redden.

Is het weer een pleuriszooi in je huis na je verjaardag? Heeft clubavond of een teamborrel je kamer veranderd in een totale ravage? Een nieuw bedrijf in Amsterdam gaat de feestruimtes grondig schoonmaken tegen een vast bedrag per kamer.

Deze handige gadget is een clip die je aan je bh kan vastmaken. De clip waarschuwt je automatisch op het moment dat je een hartaanval hebt. Deze hele handige clip kan je vastmaken aan je bh boven het hart en houdt constant de prestaties van je hart bij. Op het moment dat je hartslag onregelmatig wordt slaat de clip alarm via de gekoppelde smartphone van de drager. Dit zorgt ervoor dat hulpdiensten snel aanwezig kunnen zijn. Naast het waarschuwen bij hartaanvallen heeft deze clip nog een aantal extra handigheidjes. Zo kan de clip ook alarm slaan op het moment dat vrouwen met aggressie te maken krijgen en de clip op dit moment een onregelmatige hartslag waarneemt. Je krijgt dan ook een melding op je telefoon dat je in gevaar bent. De vraag natuurlijk is of je deze conclusie niet zelf had kunnen trekken.

Semester 1.1 - (2014-2015)

Het bedrijf, toepasselijk Frisse Kater genaamd, brengt voor het begint schoon te maken echter eerst ontbijt op bed in de vorm van een sapje en een tosti. Daarna worden alle ruimtes waarin gefeest is schoongemaakt. Helaas voor de studenten worden echt smerige zaken zoals hardnekkige schimmel of kots om begrijpelijke redenen overgeslagen. Frisse Kater is opgericht door Tugrul Cirakoglu, een managementstudent die na het afronden van zijn studie geen baan kon vinden. In een interview in Het Parool, zei hij: “Al in de eerste paar dagen kreeg ik gore verzoeken. (...) Verschrikt dacht ik; oh mijn god, waar ben ik in vredesnaam aan begonnen?� Het lijkt een kwestie van tijd voor een soortgelijk bedrijfje in Groningen succesvol opgericht wordt. Al blijft het een raadsel wie er zo gek is om zich te wagen aan het opruimen en schoonmaken van een huis waar de avond voordien een kudde studenten doorheen is geraasd.


Tekst: Tim van Schaick

Asfalt, vloeibaar of niet? Regelmatig komt er een onderzoek naar buiten wat de kranten haalt doordat het ons allemaal een wenkbrauw doet fronsen. Maar eens in de zoveel tijd komt er nieuws uit de wetenschappelijke wereld waar je mond toch een stukje van openvalt. In april was het weer zover. Het gaat om een experiment waarbij een vloeistof met een viscositeit (lees: stroperigheid) die 230 biljoen keer groter is dan die van water, door een trechter drupt. Het experiment is nu 84 jaar bezig. Gelukkig voor de betreffende wetenschappers is er eindelijk weer resultaat: in april is er voor de eerste keer in 14 jaar een druppel gevallen! Het is de negende druppel sinds de start van het experiment. De stof die ó zo langzaam uit de trechter drupt is bitumen, een zwarte, ogenschijnlijk kristallen stof die we in de volksmond kennen als asfalt. Het blijkt dus dat asfalt vloeibaar is! Toch is het experiment lang niet zo lachwekkend als dat het op het eerste gezicht lijkt. Het experiment toont namelijk dat stoffen die een vaste stof lijken dat niet altijd zijn. De bedenkers van het experiment zijn dan ook beloond met de Ig Nobelprijs, een parodie op de Nobelprijs voor onderzoek waar men eerst om moet lachen, maar wat vervolgens aanzet tot denken. Behalve deze onderscheiding is het experiment opgenomen in het Guinness Book of Records als het langstlopende laboratorium experiment ooit.

Tekst: Tim van Wilsum

IS in auto De afgelopen maanden is de Islamitische Staat van Irak en Syrië (ISIS), nu beter bekend als IS, veel in het nieuws geweest met verscheidene gruwelijke onthoofdingen en andere propagandafilmpjes voor hun doeleinden. Er is dus ook in de laatste maanden angst ontstaan voor eventuele aanslagen in de westerse wereld. De autoriteiten zijn alleen niet overtuigd dat deze terroristen zich verschuilen in auto’s bij middelbare scholen. Lisa Carol Roche, een 41-jarige vrouw uit de Verenigde Staten, werd opgepakt voor het inbreken in auto’s. De politie betrapte haar terwijl ze onder meer zonnebrillen uit een auto jatte bij de East Central High School in Mississippi. Toen de politie haar vroeg waar ze mee bezig was, beweerde de bijzondere verschijning dat ze op zoek was naar IS-terroristen. Ze kon alleen de politie niet overtuigen dat deze vermeende terroristen zich in een auto verstopten. De vrouw die momenteel vast zit, was eerder al gearresteerd voor roekeloos rijgedrag, fraude en verduistering. Als Lisa Carol Roche wordt veroordeeld en de rechter haar de maximale straf geeft zal ze vijf jaar de gevangenis moeten en een boete 10.000 dollar moeten betalen. Het is nog onduidelijk of de vrouw wordt verhoord over haar bronnen aangaande de terroristische dreiging.

Jaargang 38 - GAXEX 1


COVERSTORY

Tekst: Ruben te Wierik

Groningen, al eeuwenlang Stad Groningen, de stad waar wij ons dagelijks naar colleges slepen, waar wij feesten en waar we in het Noorderplantsoen van het mooie weer genieten. Soms lijkt het alsof de stad nooit verandert: je gaat naar dezelfde supermarkt, collegezalen en kroeg; er zijn elk jaar dezelfde geweldige festivals; en je fiets wordt nog altijd om de haverklap gestolen. Toch is dat niet helemaal zo, het beste voorbeeld van verandering in de stad is de nieuwe Oostwand van de Grote Markt. Daarachter worden een ondergrondse parkeergarage, het Groninger Forum en de Nieuwe Markt gebouwd. Ook op het Zernike is er de afgelopen paar jaar veel veranderd: het paviljoen staat er pas sinds 2011, de onderste twee verdiepingen van het Duisenberggebouw waren tot 2009 nog net zo saai en grijs als de andere zeven verdiepingen en de VESTING Kamer was tot de zomer van 2010 nog weggedrukt in een twaalf jaar oude ‘tijdelijke’ unit op de plek waar zich nu de grote fietsenstalling tussen het rekencentrum en de huidige VESTING Kamer bevindt. Nu weet iedereen ook wel dat een stad niet elke week verandert, maar de vraag rijst hoeveel de gemiddelde student weet van Groningen. Zou jij antwoord kunnen geven op de volgende vragen? Hoe is Groningen ontstaan? Waar komt Bommen Berend vandaan? En hoe verging het de stad in de Tweede Wereldoorlog?

34

Semester 1.1 - (2014-2015)

Lang, lang geleden De eerste bewoners van het gebied dat we nu de provincie Groningen noemen, bewoonden het gebied een paar duizend jaar voor Christus. Van vaste bewoning in dorpen en steden was echter geen sprake. Pas later, een paar eeuwen voor Christus kwam daar verandering in. Door de stijgende zeespiegel werden de Germaanse stammen genoodzaakt hun huizen te bouwen op heuvels om ze zo te beschermen tegen de zee. Deze wierden (in Friesland: terpen) zijn nog steeds terug te vinden in de omgeving van Groningen. Als je bij Zernike de stad uitfietst, ben je al snel toerist in eigen provincie in schitterende wierdedorpjes als Dorkwerd, Oostum en Feerwerd. Terug naar de geschiedenis: vlak voor Christus breidt keizer Augustus de grenzen van het Romeinse Rijk uit van de Rijn naar de Elbe. De Friese bewoners van het gebied dat nu Noord-Nederland is, worden onderworpen en moeten belasting betalen in de vorm van koeienhuiden en slavinnen. Na de Slag bij het Teutobergerwoud, waarin drie volledige Romeinse legioenen door Germaanse stammen in de pan werden gehakt, trokken


de Romeinen zich weer terug achter de Rijn. Al met al heersten de Romeinen ongeveer een halve eeuw over het gebied ten noorden van de Rijn.

Middeleeuwen Gedurende de eeuwen die volgen blijven de verschillende wierden in Noord-Nederland bewoond door de Friezen. In de achtste eeuw ontkomen deze Friezen niet aan de tomeloze expansiedrift van de Franken. In de eeuwen die daarop volgen, wordt de bevolking gekerstend en worden de eerste houten kerken gebouwd. Reeds rond 800 werd een houten Sint-Maartenskerk gebouwd. Deze kerk werd ruim een eeuw later vervangen door een eerste stenen exemplaar, die een verre voorloper is van de huidige Martinikerk. Rond deze kerk ontstond een groeiende Saksische nederzetting, die gunstig was gelegen aan de enige verbindingsweg tussen de Friese nederzettingen en Drenthe. In 1040 wordt de stad Groningen voor het eerst op schrift vermeld onder de naam ‘Villa Cruoninga’. In een brief schenkt keizer Hendrik III van het Heilige Roomse Rijk een niet nader omschreven ‘hof’ in de stad aan het bisdom Utrecht.

Wanneer het grote rijk der Franken uit elkaar valt, komt het Heilige Roomse Rijk op. Dit rijk strekt zich uit van de Lage Landen tot Pruisen en van Sleeswijk-Holstein tot Noord-Italië en wordt gekenmerkt door graafschappen, bisdommen en stadstaten wiens grenzen van tijd tot tijd veranderen door troonsopvolgingen, huwelijken en oorlogen. In dit wereldbeeld ontwikkelde Groningen zich meer en meer tot handelsstad. Munten uit de stad zijn later teruggevonden in Engeland en op verschillende plekken langs de Oostzee. Hoewel het onder gezag stond van de bisschop van Utrecht, trok de stad zich daar gaandeweg minder van aan. Zo bouwden de stadjers in de dertiende eeuw, tegen de wil van de bisschop in, een omwalling om de stad. Rond diezelfde tijd worden de oudst bewaard gebleven panden gebouwd. Een van deze panden is het uit 1250 stammende Calmershuis aan de Oude Boteringestraat 24, waar nu de Open Universiteit gevestigd is. Omdat de bisschop van Utrecht steeds minder te vertellen had over Groningen, begon de macht van de stad te groeien. Het gebruikte haar positie om met een verdeel-en-heersstrategie de omgeving te beïnvloeden. Op die manier hielp de stad de ▶

Groningse heilige Ongeveer in de tiende eeuw bracht de katholiek Walfridus het christendom naar Bedum. Hij zorgde daarnaast ook voor het opzetten van een rechtssysteem en een verbetering van de dijken. Volgens de overlevering liep hij elke dag op en neer naar Groningen om de mis bij te wonen. Hij zou samen met zijn zoon zijn vermoord tijdens een inval van Vikingen. De legende wil dat bij zijn graf verschillende wonderen plaatsgevonden zouden hebben. Dit leidde tot zijn heiligverklaring en Bedum werd gedurende een paar eeuwen een bedevaartsoord. Jaargang 37 - GAXEX 2 35


De oudst bekende plattegrond van ‘Groeninghen’ werd gemaakt door Jacob van Deventer omstreeks 1565. Het stratenplan is sindsdien niet tot nauwelijks veranderd.

Grote Friese Oorlog (1413-1422) te beëindigen met de Vrede van Groningen. Hierdoor vergrootte de stad haar invloedssfeer en op het hoogtepunt bestreek de invloedssfeer van de stadstaat Groningen ongeveer de huidige provincies Friesland en Groningen.

Oorlog Groningen koos bij het uitbreken van de opstand voor de kant van de Spanjaarden, maar werd in 1594 na een belegering alsnog gedwongen zich aan te sluiten bij de Republiek. De zestiende eeuw brengt grote voorspoed voor Nederland. Na het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 is er ongekende economische groei, het hoogtepunt van de Gouden Eeuw. Vanaf het rampjaar 1672 zwakt deze groei wat af. Ook Groningen ontkomt niet aan de malaise in 1672. De Hollandse Oorlog breekt uit en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden wordt aangevallen door Frankrijk, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen. Bernhard von Galen, bisschop van Münster, meent aanspraak te hebben op Stad en Ommeland, aangezien dit gebied tot 1559 onderdeel uitmaakte van het bisdom Münster. Op 21 juli sloegen de troepen van de bisschop het beleg op voor de stad en begonnen ze met het kanonneren. Dit leidde tot aanzienlijke schade in het zuiden van de stad en hierom kreeg bisschop Von Galen de bijnaam Bommen Berend. De Groningers hadden mede door het zeer nauwkeurige kanon “de Grote Griet” echter een kordate verdediging. Onder leiding van Carl von Rabenhaupt weten de verdedigers een slag te winnen tegen Keulse troepen bij Garrelsweer en tegen Von Galen bij Noordhorn. Hierdoor zag de bisschop op 28 augustus zich genoodzaakt het beleg op te heffen en zich terug te 36

Semester 1.1 - (2014-2015)

Miguel Rodríguez Orejuela De oude oostwand van de Grote markt gaat in de avonduren van 15 april 1945 in vlammen op. De brand ontstaat in de apotheek (links) op nummer 25 en bereikt snel het Scholtenshuis alwaar een munitieontploffing zorgt voor een enorme ravage

trekken. Daarom wordt in Groningen sindsdien elk jaar op 28 augustus het Gronings Ontzet (beter bekend als Bommen Berend) gevierd. De positie van de stad als machtigste van de provincie eindigt bij de start van de Franse tijd. Pas dan verliest het haar zelfstandigheid aan een centraal geleide regering. In 1795 begint de Bataafse Revolutie: Nederlandse patriotten grijpen de macht met behulp van Franse troepen en roepen de Bataafse Republiek uit. Deze republiek zou niets meer worden dan een vazalstaat van Frankrijk. Nadat Napoleon in 1804 aan de macht komt in Frankrijk, besluit hij in 1806 van Nederland een koninkrijk te maken en zijn broer Lodewijk Napoleon Bonaparte uit te roepen als koning. Vier jaar later is Napoleon hier toch niet tevreden over en annexeert Nederland. De Franse overheersing van Nederland duurt tot 1814, wanneer Napoleon troonsafstand doet en in ballingschap gaat op Elba. Gedurende deze jaren worden veel veranderingen doorgevoerd in het bestuur van Nederland die de macht van Groningen enorm verminderen. Het grondgebied wordt ingericht in provincies en gemeentes, met een centrale overheid die het geheel leidt.

De stad groeit Ten tijde van de industriële revolutie begon de stad te groeien en werd in haar groei beperkt door de muren, wallen en fortificaties die de stad moesten behoeden tegen aanvallers. De Frans-Duitse Oorlog van 18701871 maakte echter duidelijk dat de veranderende militaire technieken en tactieken zulke verdediginswerken overbodig maakte. Dit leidde een paar jaar later tot de Vestingwet, die een nieuwe nationale verdedigingslinie regelde en verder bepaalde dat een aantal steden hun


vestingwerken mochten ontmantelen. Naast onder andere Den Bosch, Nijmegen en Deventer, gold dit ook voor Groningen. De grachten in het noordwesten van de stad werden vervangen door vijvers en de wallen werden het park dat nu bekend is als het Noorderplantsoen. De stad had nu ruimte voor nieuwe bebouwing en al snel werd de stad uitgebreid langs de Hereweg en bij de Oosterpoort. Later volgden ook de Oranjewijk en de noordelijkere wijken. Groningen merkte, net als de rest van het neutrale Nederland, weinig van de Eerste Wereldoorlog. Wel waren zo’n vijftienhonderd Engelse krijgsgevangenen in de stad gestationeerd. Zij waren in de beginfase van de oorlog op Belgisch grondgebied afgesneden door de oprukkende Duitsers en besloten de grens naar Nederland over te steken, opdat ze niet in Duits krijgsgevangenschap zouden belanden. Deze Britten werden opgevangen in barakkenkamp achter de Van Mesdagkliniek (de huidige tbs-kliniek), vlak bij het DUO-gebouw. Na de oorlog gingen de meeste krijgsgevangenen terug naar Groot-Brittannië. De Tweede Wereldoorlog liet diepe sporen na in Groningen. De stad verloor ongeveer 3300 van haar burgers, onder wie het overgrote deel van de Joodse gemeenschap. De nazi’s riepen in augustus 1942 de eerste groep Joden op voor de werkkampen en deze deportaties gingen door tot april 1943. Slechts een klein deel van de Joden dook onder. Wel werd een deel van de Joodse kinderen behoed voor deportatie door een studentencomité.

De Duitse bezetter claimde het prominente en statige Scholtenshuis aan de Grote Markt en maakte het tot hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst. Honderden verzetsstrijders werden hier gevangengenomen en gemarteld. Een naoorlogs onderzoek wees uit dat zeker 473 mensen vermoord zijn door de beulen van de Sicherheitsdienst. Tijdens de bevrijding van Groningen wilden de laatste Duitse soldaten van de Wehrmacht alsmede een aantal Nederlandse en Belgische SS’ers zich niet zonder slag of stoot overgeven. Dit leidde tot verwoede gevechten in de stad, waarbij ongeveer honderd burgers de dood vonden en met name de noord- en oostwand van de Grote Markt in puin lagen. De verwoestingen rondom de Grote Markt kwamen doordat de verdedigers lang standhielden in en om het Scholtenshuis. Het Scholtenshuis werd verwoest en brandde tot de grond af. De grond bleef lang onbebouwd tot Vindicat er in 1954 haar, onlangs weer gesloopte, Mutua Fides bouwde. Na een snelle wederopbouw van de stad na de oorlog, gaat de groei van de stad onverminderd door. Dorpen als Helpman, Hoogkerk en Noorddijk worden opgeslokt en nieuwe wijken als Corpus den Hoorn, de Wijert, Paddepoel en Beijum werden in rap tempo uit de grond gestampt en de stad groeit uit tot de mooie stad die ze nu is. ■

De universiteit In 1614 wordt de Rijksuniversiteit Groningen opgericht. Groningen is na Leiden en Franeker de derde stad in Nederland met een universiteit. De universiteit begint met ongeveer honderd studenten per jaar verdeeld over vier faculteiten: Godsgeleerdheid, Rechten, Geneeskunde en Filosofie. De universiteit ontkomt in tegenstelling tot veel andere universiteiten aan sluiting in de Franse tijd. In 1872 wordt Aletta Jacobs toegelaten als de eerste vrouwelijke student in Nederland. Een paar jaar later wordt de onderzoekstak opgericht en er wordt voor het eerst onderwezen in het Nederlands in plaats van het tot dan toe gangbare Latijn. In 1906 brandde het toenmalige Academiegebouw volledig af, waarna het huidige is gebouwd. In 1925 telt de universiteit voor het eerst meer dan duizend studenten. Na de Tweede Wereldoorlog neemt het aantal studenten drastisch toe. Er wordt besloten tot de bouw van het Harmoniegebouw, Jaargang de Universiteitsbibliotheek het 37 - GAXEX 2 en37 Zernikecomplex. Tegenwoordig kent de universiteit dertigduizend studenten verdeeld over tien faculteiten.


MASTER THESIS

Tekst: Kasper Groenbroek

A Decision Support Model for Condition-Based Maintenance of Multi-Component Systems Most companies today depend on various equipment to create their products. This dependence grows stronger with the ever-increasing level of automation. The use of machines rather than human labour has many advantages including faster and more accurate production, but it also introduces a cost in the form of maintenance. For the process industries, where a machine breakdown typically results in a complete stop of production, a good maintenance strategy is vital. Periods of unavailability are likely to cause a decrease in sales and customer satisfaction, reducing a company’s competitive advantage. In his dissertation, Bengtsson (2007) states that maintenance costs range from at least 15 percent up to as much as 70 percent of the total yearly production cost. He also mentions several studies indicating that production equipment utilization is quite low and that a large part of downtime is spent on maintenance actions. It is clear that much can be gained from implementing a good maintenance policy. The CAMPI project is a collaboration of several companies, partly aiming to study the pros and cons of condition-based maintenance when applied in the process industries. ORTEC’s share in the project includes the research presented here. A schematic overview of maintenance strategies is shown in figure 1. Failure-based maintenance simply replaces a component after a failure has occurred. With periodic replacement, preventive maintenance is performed at fixed intervals. In case of failure, the component will be replaced but the preventive actions are not rescheduled. Age-based maintenance performs preventive actions after a given component age, so that when failure occurs and a component is replaced, the preventive actions are rescheduled. Condition-based maintenance is the most advanced strategy. A component is replaced after a failure and preventive actions are scheduled based on measurable conditions that predict future failures. Although there is much literature on condition-based maintenance, Hong, Zhou, Zhang, and Ye (2014) state that 38

Semester 1.1 - (2014-2015)

most research focuses on systems with a single component. Analysis of multi-component systems is complicated by the presence of dependence between components. Economic dependence implies that is preferable to cluster maintenance actions together, thereby sharing set-up costs and downtime. Stochastic dependence describes the way in which damage to one component may propagate to another. Our aim is to construct a model that can assist its user in deciding on a suitable maintenance policy for a given multi-component system. Both types of dependence are accounted for in an intuitive and realistic fashion. In the full thesis we explain in detail how to derive a deterioration process, modelling the way in which components accumulate damage over time. Based on this process the strategies from Figure 1 are simulated. This allows us to estimate annual costs and reliability of different maintenance policies. Finally, we show how the parameters of a policy can be optimized to yield minimal expected costs using a differential evolution heuristic. In the remainder of this short text however, we only introduce the deterioration process and discuss some of the main results.

Deterioration The deteriorating system under consideration can often be divided in a number of components, connected either in series, parallel, or some combination thereof. In this thesis the focus lies on series systems, however our model is easily adjusted to allow for other system types. Gamma processes have been used successfully to model the deterioration of a wide variety of objects, see for example Van Noortwijk (2009) and Edirisinghe, Setunge,


In the full thesis we explain in detail how to derive a deterioration process, modelling the way in which components accumulate damage over Maintenance time. Based on this process the strategies from Figure 1 are simulated. This allows us to estimate annual costs and reliability of different maintenance policies. Finally, we show how the parameters of a policy can be optimized to yield minimal Reactive or unplanned Proactive or planned expected costs using a differential evolution heuristic. In the remainder of this short text however, we only introduce the deterioration process and discuss some of the main results. Preventive maintenance Predictive maintenance Corrective maintenance - Periodic replacement - Condition-based - Failed-based - Age-based 2 Deterioration

Figure 1: Overview of maintenance strategies based Olde Keizer (2012). conditions. Alsoondamage to one component might propagate to anothe The deteriorating system under consideration can often be divided in a number of fore it is reasonable to expect that their deterioration processes are d components, connected either in series, parallel, or some combination thereof. In Toreasonable introduce tostochastic dependence however, we need the concept o Zhang a system N comexpect that their deterioration this thesisand the focus lies(2011). on seriesConsider systems, however our with modeld is∈ easily adjusted conditions. Also damage to one component might propagateprocesses to another. Therefunctions. fore it is reasonable expect that their deterioration processes are dependent. to allow for other system types. Gamma processes are defined in ponents. Although are dependent. To introduce stochastic dependence ho- to another. The conditions. Alsotodamage to one component might propagate To introduce stochastic dependence however, we need the concept dof copula Definition 2.1. A d-dimensional function C : [0, 1] → [0, 1] a copu fore it is reasonable to expect that their deterioration processes areisdepende continuous time, we use a discrete time approximation wever, we need the concept of copula functions. Gamma processes have been used successfully to model the deterioration of a wide functions. To ifintroduce stochastic distribution dependence however, we need the concept of copm only it is a cumulative function with continuous uniform to implement stochastic dependence between compod variety of objects, see for example Van Noortwijk (2009) and Edirisinghe, Setunge, Definition 2.1. A d-dimensional function C : [0, 1] → [0, 1] is a copula if and

functions.

only if it is a cumulative distribution function with continuous uniform marginals. {X˜ i(k)}k∈N a univariate stochastic process d ∈ N components. Although Gamma The and Zhangnents. (2011).Let Consider a systembewith usefulness of copula functions becomes cleard from the following th Definition A functions d-dimensional 1] →theorem. [0, 1] is a copula if a processes modelling are defined the in continuous time, we use a discrete time approximation The usefulness of2.1. copula becomes function clear fromC the: [0, following deterioration of the i’th component, Theorem 2.2 (Sklar’s theorem). Let F be a joint distribution func ˜ only if it is a cumulative distribution function with continuous uniform margin to implement stochastic dependence between components. Let { X (k)} be a i k∈N disregarding the deterioration of all other components. Theorem 2.2 (Sklar’s theorem). Let F be a joint distribution function dwith d marginals F , ..., F . Then there exists a copula C : [0, 1] [0, 1] such → 1 d marginals F , ..., F . Then there exists a copula C : [0, 1] [0, 1] such that, for → univariateWe stochastic process modelling the deterioration of the i’th component, 1 d The usefulness of copula functions becomes clear from the following theorem have all x xd xind [−∞, ∞], ∞], all x11, ,...,..., in [−∞, disregarding the deterioration of all other components. We have

Theorem 2.2 (Sklar’s theorem). Let F be a joint distribution function w F (x , ..., x2 ) = C(F1 (x1 ), ..., Fd (xd )) (1) marginals F1 , ..., Fd .1 Then a copula C : [0, 1]d → [0, 1] such that, F (x1there , ..., xexists 2 ) = C(F1 (x1 ), ..., Fd (xd )) ∞], then C is unique; otherwise C is uniquely are[−∞, continuous, 1 , ..., xd in thexmarginals ˜ i (k) = ∆Xi ∼ ∆Fi (xi ) ∼ Γ(αi ∆t, βi ) for all k = 0, 1, 2, ..., Ifall ˜ i (k + 1) − X 2. X determined on Range(F1 ) × ... × Range(Fd ). Conversely, if C is a copula and IfF ,the marginals are continuous, then C is unique; otherwise C is then the in 1 ..., Fd are univariate distribution F (x1 , ...,functions, x2 ) = C(F ..., Fd (xFd defined )) 1 (x 1 ),function ˜ (k)} 3. {X has independent increments,

˜ i (0) = 0, 1. X

i

determined on Range(F 1 ) × ... × d ). Conversely, if C is a co (1) is a joint distribution with marginals F1 ,Range(F ..., Fd .

k∈N

..., Fmarginals arepresented univariate distribution functions, then the function F d dfirst the are proven continuous, then CIntuitively, is (1959). unique; otherwise C is uniqu first presented and inproven Sklar (1959). Sklar’s theorem Note that the random variable ∆Xi , modelling the jump in component i’s dete-FIt1IfIt,was was and in Sklar Intuishows that any joint distribution can be seendas collection of marginal is a joint distribution with , ..., F . Range(F × ... ×marginals Range(F ).Fa1Conversely, if C is a copula a determined on d 1 ) function rioration between two subsequent periods, and its distribution function ∆Fi (xi )(1) tively, Sklar’s theorem any joint distribution distributions joined together byshows a copulathat function. The copula only F defined F1 , ..., Fd are univariate distribution functions, then function the function have beenNote defined Under stochastically independent the can dependence structure. Itdescribes was first presented and proven in Sklar (1959). Intuitively, Sklar’s thatimplicitly. the random variable ∆Xi, modelling thecomponents, jump function be seen as a collection of marginal (1) is a joint distribution with marginals F1 , ..., Fd . distrithe extension to a multivariate deterioration process is straightforward. This shows ˜ function thatjoined any joint distribution bedefined seen as as a collection of A butions d-dimensional deterioration process, {X(k)} , can can nowThe be in component i’s deterioration between two subsequent together by a copula function. copula k∈N It was first presented and proven ina Sklar (1959). Intuitively, Sklar’s theor assumption is very often made in practice, however its validity is questionable.distributions joined together by copula function. The copula func ˜ 1. X(0) =only (0, ...,describes 0) periods, and its distribution function ∆Fi(xi) have been function the dependence structure. shows that any joint distribution function can be seen as a collection of margi The components in a system operate, and might be fabricated, under similar describes the dependence structure. defined implicitly. Under stochastically independent components, the extension to a multivariate deteriora2 tion process is straightforward. This assumption is very often made in practice, however its validity is questionable. The components in a system operate, and might be fabricated, under similar conditions. Also damage to one component might propagate to another. Therefore it is

1. the X(0) = (0, ..., 0) With C-vine copula, Aas, Czado, Frigessi, and Bakken (2009) introduce ˜way to a flexible dimensional copulas from a combination of 1. ˜X(0) = construct (0, ..., ˜ 0)higher 2. X(k + 1) − X(k) ∼ Cwe fordetails, all k = 0, 1, 2, . θ (∆F 1 ), ..., d (x bivariate copula functions. Again refer1 (x to the full ∆F thesis ford )) more ˜ ˜ 2. X(k + 1)to− estimate X(k) ∼ and Cθ (∆F ∆Fd (x all k = 0, 1, 2, ... including on how simulate the...,above defined deterioration 1 (x1 ), d )) for ˜ 3. {X(k)} k∈N has time-wise independent increments process. ˜ 3. {X(k)} k∈N has time-wise independent increments

The the four parts Figured2= shows sample paths for afor system two components. For caseofwith 2, many choices theofbivariate copula functio Their vary onlyfor in the copula function.copula We have For bivariate the casedeterioration with d = 2,processes many choices bivariate function C ex With the C-vine copula, Aas, Czado, Frigessi, and Bakken (2009) i used the the independence, Gaussian, Clayton and Gumbel copulas. The sample With C-vine copula, Aas, Czado, Frigessi, and Bakken (2009) introdu Figure 2: Sample paths of componentapaths deterioration under various copulas. flexible to construct higher copulas from a combi of the way first component (solid lines) are dimensional equal across all quadrants, but a flexible way to construct higher dimensional copulas from a combination the sample paths of thefunctions. second component (dotted lines) depend on the chosen bivariate copula Again we refer to the full thesis for bivariate Again refer to the how full closely thesisthe for more mor deta copula. The copula example functions. shows that the choicewe of copula affects including on how to estimate and simulate the above defined dete including processes on how follow to estimate deterioration each other.and simulate the above defined deteriorat I Ga process. process.

5

Thefour fourparts parts of of Figure paths for afor system of twoofcompone The Figure22shows showssample sample paths a system two com Their bivariate deterioration processes vary only in copula function. We ha Their bivariate deterioration processes vary only in copula function. used the independence, Gaussian, Clayton and Gumbel copulas. The used the independence, Gaussian, Clayton and Gumbel copulas. sam Th 3 paths of the first component (solid lines) are equal across all quadrants, b paths of the first component (solid lines) are equal across all quadr the sample paths of the second component (dotted lines) depend on the cho the sample paths of the second (dotted on tht copula. The example shows thatcomponent the choice of copula lines) affectsdepend how closely copula. The example thatother. the choice of copula affects how cl deterioration processes shows follow each deterioration processes follow each other.

4 3 2 1

Deterioration

˜ + 1) − X(k) ˜ 2. X(k ∼ Ctogether ..., ∆F all k = 0, 1,The 2, ... copula function o θ (∆F1 (x1 ),by d (xd )) for distributions joined a copula function. ˜ ˜ the has dependence structure. A deterioration process, time-wise independent increments 3. d-dimensional {X(k)} k∈N A describes d-dimensional deterioration process, {X(k)} , can now be defined k∈N can now be defined as ˜ For the case with d = 2, many choices for the bivariate copula function C exist. A d-dimensional deterioration process, {X(k)}k∈N , can now be defined as ˜

0 Cl

5

Gu

3

3

4 3 2 1

Jaargang 38 - GAXEX 1

0 0

5

10

15

0

Period

5

10

15

39


For the case with d = 2, many choices for the bivariate copula function C exist. With the C-vine copula, Aas, Czado, Frigessi, and Bakken (2009) introduce a flexible way to construct higher dimensional copulas from a combination of bivariate copula functions. Again we refer to the full thesis for more details, including on how to estimate and simulate the above defined deterioration process.

component however, system operation must be paused. Costs arise from downtime and maintenance actions, where the latter is split into component-specific repair costs and a set-up cost that is shared across all components. The costs do not vary with time, but we distinguish between corrective and preventive maintenance actions. Often, in practice, corrective repairs are significantly more expensive and time-consuming. Further, we assume that after performing maintenance, a component is good-as-new.

The four parts of Figure 2 shows sample paths for a system of two components. Their bivariate deterioration processes vary only in copula function. We have used the independence, Gaussian, Clayton and Gumbel copulas. The sample paths of the first component (solid lines) are equal across all quadrants, but the sample paths of the second component (dotted lines) depend on the chosen copula. The example shows that the choice of copula affects how closely the deterioration processes follow each other.

The failure-based policy utilizes only corrective actions. The periodic replacement, age-based and condition-based policies introduce preventive maintenance actions. Their use is twofold: First, since a repair is scheduled before the system breaks down, downtime costs may not have to be incurred during the lead time. Second, the decrease in unplanned downtime translates into an increase in system reliability. In the condition-based and periodic replacement policies, costs can be reduced further by grouping together maintenance actions on different components, thereby sharing lead time and set-up costs. For a system with 3 deteriorating components, Figure 3 shows an example of the condition-based, age-based, periodic replacement and failure-based strategies, simulated for 200 periods. Running a simulation for instance up to 100 years yields valuable information such as a sample of annual costs, and proportions of uptime, planned and unplanned downtime. The periodic replacement and age-based strategies can be configured with component-specific replacement intervals or ages. Similarly, the condition-based strategy uses preventive and opportunistic levels that control the balance between delaying

Strategy simulation Based on the deterioration process defined above, we can develop a framework in which various maintenance strategies can be analyzed. A component is considered broken down when its level of deterioration has reached 100. To repair a component, maintenance actions need to be scheduled. The time between scheduling and actually performing a repair is called the lead time. This time is used to ensure that spare parts are in stock and to assemble and send a crew. The system may continue functioning between scheduling and performing maintenance, as long as it isn’t broken. While repairing a

Figure 3: Examples of condition-based, age-based, periodic replace and failure-based strategies for a system with components 1 (red), 2 (green) and 3 (blue).

Examples of maintenance strategies condition−based

100 75 50 25 0 100

age−based

75

25 0 100

periodic replace

deterioration

50

75 50 25 0 100

failure−based

75 50

40

Semester 1.1 - (2014-2015) 25 0 0

50

100

period

150

200


Condition−based maintenance on system of identical components 0.04 0.03 In

0.02 0.01 0.00 0.04 0.03

Probability

Cl

0.02 0.01 0.00 0.04 0.03

Ga

0.02 0.01 0.00 0.04 0.03

Gu

0.02 0.01 0.00 300

350

400

Annual costs

450

500

Copula

In Cl Ga Gu 0

0.25

0.5

Proportion

0.75

1

Figure 4: Top: Annual cost distributions. The dashed lines give sample averages. Bottom: Proportions of uptime (green), planned downtime (blue) and unplanned downtime (red), for the condition-based strategy on a system of 3 identical components.

maintenance actions as long as possible and groupingthem together. In the full thesis we explain how these parameters can be optimized using a differential evolution heuristic. For now, let’s turn our attention to a system of three identical components and 5the condition-based strategy. Under different dependence structures modelled by indendence, Clayton, Gaussian and Gumbel copulas, we have optimized the parameters of the condition-based strategy. Then we estimated corresponding distribution of annual costs and proportions of uptime, planned and unplanned downtime. The results are plotted in figure 4. We see that accounting for interaction within component deterioration pays off. Comparing the case of independent components to the Gumbel dependence structure, we find that annual costs are on average 11.1 percent lower under the latter. Also note the increase in reliability. The figure motivates the use of such a complex deterioration process.

A naive maintenance decision-maker might adopt an age-based policy aiming to replace each component just before reaching its expected lifetime. Consider a system with 3 heterogeneous components. It may seem intuitive to set the ages at which maintenance will be scheduled equal to the expected component lifetimes minus the lead time duration in periods. To investigate the effect of optimization, we ran simulations with this naive age-based strategy and an optimized version where the age parameters were chosen after using the differential evolution heuristic. The result is visualized in figure 5. Switching from the naive age-based strategy to the optimized variant decreases expected costs by 14.8 percent. The naive policy compares unfavourably with the optimized policy in terms of reliability as well. â–ś

Jaargang 38 - GAXEX 1

41


Costs and reliability of optimal and naive age−based strategies 1

0.03

0.75

Proportion

Probability

0.04

0.02

0.5

0.01

0.25

0.00

0 600

700

Annual costs

800

900

optimal naive

Strategy

Figure 5: Left: Annual cost distributions of optimized (blue) and naive (red) age-based policies. The dashed lines give sample averages. Right: Proportions of uptime (green), planned downtime (blue) and unplanned downtime (red).

Conclusion The goal of the thesis is to develop a maintenance decision support model. In this short text, we tried to explain why maintenance is an important field of study. Then we introduced a sophisticated multivariate deterioration process, allowing for stochastic dependence between components. Finally we showed how to use it as a basis for a framework in which various maintenance strategies can be compared. The results clearly show that interaction

in component deterioration and maintenance strategy optimization can have a huge effect on annual costs and reliability of the system in question. ■

References Aas, K., C. Czado, A. Frigessi, and H. Bakken (2009). Pair-copula constructions of multiple dependence. Insurance: Mathematics and Economics 44, 182–198. Bengtsson, M. (2007). On condition based maintenance and its implementation in industrial settings. Doctoral thesis, M¨alardalen University Press Dissertations, ISSN 1651-4238; 48. Castanier, B., A. Grall, and C. B´erenguer (2005). A condition-based maintenance policy with non-periodic inspection for a two-unit series system. Reliability Engineering and System Safety 87, 109–120. Edirisinghe, R., S. Setunge, and G. Zhang (2011). Application of gamma process for deterioration prediction of buildings from discrete condition data. Technical Report 12, Institute of Applied Statistics. Hong, H.P., W. Zhou, S. Zhang, and W. Ye (2014). Optimal condition-based maintenance decisions for systems with dependent stochastic degradation of components. Reliability Engineering and System Safety 121, 276–288. Olde Keizer, M. (2012). A condition-based maintenance policy for a continuously deteriorating multi-unit system with aperiodic inspections. Master’s Thesis. Savage, S.L. (2009). The Flaw of Averages: Why We Underestimate Risk in the Face of Uncertainty (First ed.). Wiley. Sklar, A. (1959). Fonctions de r´epartition `a n dimensions e leurs marges. Publications de l’Institut de Statistique de l’Universit´e de Paris 8, 229–231. Staffell, I. and R. Green (2014). How does wind farm performance decline with age? Renewable Energy 66, 775–786. Van Noortwijk, J.M. (2009). A survey of the application of gamma processes in maintenance. Reliability Engineering and System Safety 94, 2–21. 42 Semester 1.1 - (2014-2015) Zhang, J. and A.C. Sanderson (2009). JADE: Adaptive differential evolution with optional external archive. IEEE Transactions on Evolutionary Computation 13 (5), 945–958.


20 jaar geleden in de GAXEX

Even voorstellen Er werd mij te stellen. aangenomen. wat in mijn

gevraagd om het nieuwe bestuur van VESTING voor Natuurlijk heb ik deze uitdaging met beide handen Maar eerst zal ik d.m.v. enkele kreten omschrijven ogen de VESTING probeert te zijn.

DE VESTING….

De faculteits(onder)vereniging van Groningen. Heeft oergezellige borrels. Rots in de branding van het zo hectische studentenleven. Overbrugt de kloof tussen theorie en praktijk. Is afhankelijk van actieve leden. WSN 243 Wordt soms verlaten om te kijken hoe men econometrie toepast in de andere delen van het land (excursies) Om deze rots in de branding te blijven zijn er elk jaar weer mensen nodig die de VESTING(kamer) willen bemannen om van daaruit de bovenstaande kreten te verwezenlijken. Dit jaar zijn dat geworden: Wilko Sierksma; voorzitter. Het is moeilijk te omschrijven wat hij nu precies doet, wel heeft hij het er erg druk mee. Verder krijgt hij met die mooie kop van ‘m veel gedaan.

Mark Ebben; penningmeester. Past in ieder geval goed op zijn eigen centen. Ook verzorgt hij de boekenverkoop met die aantrekkelijke korting. Steffen Koenderink; evenementen commissaris. Heeft het zo verschrikkelijk druk met de VESTING-activiteiten. (het zijn er ook zovéél) dat ik niet de kans kreeg om hem te vragen hoe hij in dit stuk zou willen. Inmiddels heeft hij ook zijn broertje meegesleurd in het VESTING-gebeuren. Fokje Kootstra; excursies, lezingen en fora commissaris. Zij is de enige vrouw in het VESTING-bestuur. Dit maakt haar tevens de machtigste vrouw in het VESTING-bestuur. Zij staat aan het hoofd van de commissie van de VESTING en probeert tegelijkertijd de mannencultuur te doorbreken.

Michel Klaster; commissaris Case Study Dag. Houdt erg van tennis, surfen, skiën etc. Oftewel een erg sportieve jongen. Verder organiseert hij met zijn commissie het grote evenement van de VESTING dit jaar: de CSD. Groepjes studenten zullen dan aan de slag gaan met de diverse cases. Jon Vogelzang: secretaris. Tja dat ben ik.

Deze mensen zullen samen met nog meer actieve leden borg staan voor: gezelligheid, het op een praktische manier tegen je studie aankijken, excursies, zekerheid in donkere dagen voor kerst, fora en lezingen, sporttoernooien etc. Verder staan wij open voor spontane ideeën van leden en zullen wij dit altijd in overweging nemen. Wat er van al dit moois voorlopig terecht zal komen, kun je zien op de VESTING ACTIVITEITEN AGENDA elders in de GAXEX. Namens de VESTING Jon Vogelzang

Jaargang 18 - GAXEX 1

43


Tekst: Noortje Stolk

De logica achter vaag taalgebruik

In ons kleine kikkerlandje verandert de spelling van onze taal ongeveer om de minuut. Daarnaast zijn wij een land met een taal waarin veel uitspraken en gezegden voorkomen. Hoewel het vaak een vaag gezegde is, begrijpen de meeste mensen altijd wat je bedoelt. Als ik echter zeg “Pietje is lang”, hoeft dit niet te betekenen dat jij Pietje ook lang vindt. Misschien hebben wij allebei wel een andere opvatting over het begrip “lang zijn”. Er staat namelijk nergens gedefinieerd wat we precies verstaan onder lang. Is 180 centimeter lang voor een persoon of is 190 centimeter lang voor een persoon? Er bestaat al jaren een discussie over de logica binnen vaag taalgebruik. Hoe halen wij betekenis uit vage opmerkingen of gezegden van onze medemens? Semantiek vs. pragmatiek Er zijn twee verschillende manieren waarop wij betekenis uit taal halen. De semantiek, letterlijk betekenisleer, is een manier waarbij je de zin letterlijk interpreteert. Denk bijvoorbeeld aan de betekenis van de woorden in het woordenboek. De pragmatiek is de manier waarbij je let op de achterliggende communicatieve waarde van een zin. Denk bijvoorbeeld aan de zin: “Kun jij mij dat boek aangeven?” Als je kijkt naar de semantiek dan 44

Semester 1.1 - (2014-2015)

vraag je of iemand fysiek in staat is om het boek aan te geven. De pragmatiek vraagt echter niet of je in staat bent om het boek aan te geven, want het ziet dat als iets vanzelfsprekends, maar insinueert dat je het boek wil hebben. De pragmatiek borduurt dus eigenlijk voort op de semantiek. Waar de letterlijke betekenis van het woord ons af en toe in de steek laat, neemt de pragmatiek het over.


Als je er over nadenkt maken we veel gebruik van pragmatiek in ons taalgebruik. Vooral als we gebruik maken van bijvoegelijke naamwoorden, zoals het voorbeeld hierboven over lengte. Bij werkwoorden wordt er ook veel gebruik gemaakt van vaag taalgebruik. Als je bijvoorbeeld heel hard gerend hebt naar de trein en dit vertelt aan jouw vrienden, weten zij niet je exacte snelheid. Misschien vonden zij het meer joggen dan hard rennen, echter iedereen begrijpt wel wat je bedoelt. Daarnaast zijn er nog duizenden voorbeelden die je kan bedenken wanneer we niet alleen kijken naar de letterlijke betekenis. Wat wel opmerkelijk is, is dat we vaak gebruik maken van grotere maten als we iets groots bedoelen. Je geeft bijvoorbeeld nooit de lengte van een mens in milimeters aan. Hoewel we dus vaak gebruik maken van vaag taalgebruik, maken we het onszelf niet onnodig moeilijk. Al jaren vragen Nederlandse taaldeskundigen zich af hoe wij de vage uitdrukkingen in onze taal interpreteren. Maken we hierbij gebruik van de semantiek of de pragmatiek? Onlangs is er een artikel in het vakblad Journal of Philosophical Logic verschenen, waarin Robert van Rooij beschrijft hoe we vaag taalgebruik interpreteren. In dit artikel genaamd: Pragmatic interpretations of vague expressions: strongest meaning and nonmonotonic consequence geeft van Rooij samen met collega’s zijn theorie over de logica binnen vaag taalgebruik weer. Door middel van verschillende situaties met proefpersonen rekenden zij met behulp van formules de reactie uit. Van Rooij en zijn collega’s beweren dat wij zogenaamde “borderline contradictions”, zoals hierboven beschreven, pragmatisch interpreteren. In 2012 hebben is dit al eer-

der door Van Ooij en zijn collega’s in een paper beschreven, echter is dit in 2013 weer ontkracht en zouden we vaag taalgebruik semantisch interpreteren. Aan de hand van deze paper wil van Ooij bewijzen dat we wel degelijk pragmatisch interpreteren. Hierbij maken ze gebruik van een pragmatic strongest meaning hypothesis met daarnaast een semantische methode en een algemene regel voor pragmatische interpretatie. Daardoor kan deze vorm van interpretatie nog steeds gezien worden als een pragmatische aanpak. De pragmatische interpretatie is gebaseerd op een semantische systeem waarbij er drie waardes aan een zin kunnen worden gegeven. Een zin kan geinterpreteerd worden op drie verschillende manieren: strict, klassiek en tolerant. Om goed te kunnen vergelijken wordt de klassieke vorm weggelaten. Daarnaast is het mogelijk om een zin op drie verschillende manieren van waarheid te interpreteren, namelijk waar, niet waar en vaag. Waarbij ze respectivelijk de waardes 1, 0 en ½ hebben. Dit wordt aan de hand van Kleene’s truth tables gedaan. Hieronder vind je de formules waar gebruik van wordt gemaakt.

Truth tabels Aan de hand van deze formules wordt de conclusie getrokken dat hun eerdere bevindingen in en andere paper inderdaad niet correct waren. Door middel van het opnieuw formuleren van hun pragmatische methode worden de zinnen gerangschikt op basis van welke waarheidswaarde ze hebben. Zoals hierboven genoemd ligt deze waarde tussen de 0<½<1. ▶


Language in Interaction Language in Interaction is een consortium bestaande uit vijftig onderzoekers, waarvan Robert van Rooij er één is, afkomstig van acht universiteiten en één onderzoeksinstituut. Alle wetenschappers zijn experts op het gebied van het menselijke taalsysteem. Hun doelstelling is het verklaren en begrijpen van de balans tussen algemeenheid en veranderlijkheid op alle relevante niveau’s van het taalsysteem en de interaction met verschillende cognitieve systemen, zoals geheugen, actie en cognitieve controle. Language in interacton is een samenwerking van de Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht, Universiteit van Maastricht, Universiteit Twente, Universiteit van Tilburg, Erasmus Universiteit Rotterdam en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek.

Aan de hand van deze waardes wordt de pragmatische interpretatie regel opnieuw gevormd. Door deze regel is het mogelijk om elke zin op de juiste manier te interpreteren. Als een zin een waarheidswaarde heeft van ½, waarbij eigenlijk gezegd wordt dat de zin waar en niet waar is, wordt er vanuit gegaan dat wat de spreker zegt bindend is. Als de spreker bijvoorbeeld niet zegt dat het niet waar is, wordt er vanuit gegaan dat dit niet het geval is anders had de spreker het wel gezegd, dus de zin is waar. Door middel van dit model, zijn we dus in staat om vaag taalgebruik goed te analyseren en aan elke zin de juiste betekenis te geven. Of we hier in het dagelijks leven veel gebruik van maken, vraag ik me af. Meestal is het namelijk zo dat we niet zoveel nadenken over wat de ander nou bedoeld. Onbewust zijn we heel goed in het begrijpen van elkaar.

Uitspraak van Rooij over resultaten van zijn onderzoek “Als we de betekenis van alles wat we zeggen en bedoelen in strikte semantische regeltjes moeten stoppen, dan heb je een heel uitgebreide en lastige semantiek nodig om elkaars uitspraken te duiden. Ik denk juist dat ons brein is geëvolueerd om zo efficiënt mogelijk te communiceren. Dat het een simpele set aan semantische regels gebruikt, en daar veel pragmatiek over heen gooit. Dat is veel mooier: zo kunnen we met weinig regels en wat relevante rationele overwegingen toch veel vaagheden begrijpen.” ■


Keynote speaker:

Prof. Marcel Canoy -

Economist, scientist, publicist Inspiring speaker, columnist at ‘Het Financieele Dagblad’ Author of the book ‘De Triple-A econoom’

Program of the day 08:30 09:00 10:00 12:15 13:00 14:15 15:00 17:15

-

09:00 10:00 12:15 13:00 14:15 15:00 17:15 18:15

Reception Opening Cases Business presentations (Business) lunch Business presentations Cases Social

Participating companies

Sponsor

in cooperation with

Jaargang 38 - GAXEX 1

47


Timmies en Tammies

Magische dubbele zeshoek Vul de getallen zo in dat de som van elke van de drie diagonalen en de som van de twee zeshoeken gelijk is aan 39. Je mag enkel de getallen van 1 tot en met 13 eenmalig gebruiken.

Raadsel 1 Wat is het volgende getal in de serie: 1 11 21 1211 111221 312211

Raadsel 2 Er zitten 1600 mensen aan een tafel, de eerste vermoordt de tweede waarna nummer drie de vierde vermoordt en nummer 5 de nummer 6. Aan het einde begint het rijtje weer opnieuw zodat de nummer 1 nu nummer 3 vermoordt. Welke van de 1600 mensen blijft als enige over aan het einde?

48

Semester 1.1 - (2014-2015)


Puzzelpagina

Skyscraper Puzzle Beeld voor elk vak in het raster een wolkenkrabber in van een x aantal verdiepingen hoog. Van een wolkenkrabber is het al bekend namelijk drie verdiepingen. In elke rij en elke kolom moet een wolkenkrabber voorkomen van ĂŠĂŠn tot zes verdiepingen. Elk nummer buiten het raster geeft aan hoeveel wolkenkrabbers er vanuit dat punt naar beneden, naar boven of naar rechts te zien zijn. Voorbeeld: Er staat aan de rechter zijkant het getal vier. Vul dan in die rij van links naar rechts het volgende in: 6 5 3 4 1 2. Zo zijn de wolkenkrabbers van 1 en 3 hoog uit het zicht omdat die van respectievelijk 2 en 4 verdiepingen hoog ervoor staan.

Stuur je antwoorden op naar bedrijfscontacten@devesting.nl en maak kans op een leuke prijs! Jaargang 38 - GAXEX 1

49


Tekst: Wies van Eeden

Erasmus opiskelija Suomessa!

Op het moment van schrijven loopt september op zijn einde, wat betekent dat de herfst is begonnen en ik inmiddels al een ruime maand inwoner ben van het Finse Vaasa! Eind augustus vertrok ik naar het land van de duizend meren, het land waar de Kerstman zijn nederige stulpje schijnt te hebben en het land waar ik tot het nieuwe kalenderjaar op exchange zal zijn. Na vier jaar student te zijn geweest in de mooiste studentenstad van Nederland, wilde ik graag ervaren hoe het is om te leven in een ander land. Ik ben van mening dat het Erasmusprogramma hiervoor de perfecte mogelijkheid biedt en om die reden besloot ik me driekwart jaar geleden aan te melden. Mijn voorkeur lag bij een Scandinavisch land, omdat ik altijd al graag naar Scandinavië af wilde reizen en ik denk dat het als Nederlandse mogelijk is om echt mee te draaien in de Scandinavische cultuur. Zodoende kwam ik bij het Finse Vaasa terecht.

Finland en Vaasa Vaasa is een van de meest Zweedse steden van Finland, gelegen halverwege het land aan de westkust. De stad staat bekend als de zonnigste stad van Finland, maar door de ligging aan de kust is de ijskoude wind minstens net zo aanwezig. De stad is officieel tweetalig; men spreekt hier zowel Fins als Zweeds. De laatstgenoemde taal red je hier in het dagelijks leven en zorgt ervoor dat je daadwerkelijk weet wat je gaat kopen voor het afrekenen in de supermarkt. De Finse taal behoort tot de 50

Semester 1.1 - (2014-2015)

Fineogrische taalfamilie, waartoe verder alleen Ests en het Hongaars behoren. Zoals de titel (Erasmus opiskelija Suomessa betekent Erasmusstudent in Finland) al doet vermoeden, lijkt de taal absoluut niet op de andere Europese talen. Finnen noemen het Fins ‘hun eigen geheimtaal’. De taal kent geen lidwoorden, maakt geen onderscheid tussen hij en zij en kent ellenlange woorden, alleen al omdat ze onder andere al hun voorzetsels achter het woord plakken. Finland is in oppervlakte negen keer zo groot als Nederland, maar qua bevolking drie keer zo klein. Waar men in Nederland bomen plant om een stad groen te houden, moet men in Finland bomen kappen om steden te kunnen bouwen. Finland heeft weinig oude en grote steden, maar is erg rijk aan natuur; veelal bossen en meren. Het Finse onderwijs is gratis en wordt door velen gezien als een van de beste ter wereld. Verder is Finland het land van Nokia en het eerste land ter wereld dat haar inwoners het recht op een internetverbinding geeft. Finland is niet bepaald een voetballand, maar houdt zich meer bezig met ijshockey.


De Finse prijzen doen ook niet onder voor de Scandinavische verwachtingen. Voor een biertje in een club of kroeg betaal je vier tot zes euro en alle vormen van alcohol zijn in de supermarkten ook zeer prijzig. Ook de prijzen voor voedsel liggen hoog: voor 1,30 euro heb je een komkommer en voor 23 cent een tomaat. Het weer hier maakt al je All you need is love-dromen waar: de herfst werd ingeluid met temperaturen rond de 4 graden en de eerste hagel- en natte sneeuwbuien hebben hun intrede al gedaan.

Studeren in Nederland Het bovenstaande is zeer typerend voor Finland, maar zou je met enkel reizen door Finland of het lezen van een reisgids over Finland ook al snel ontdekken. Gedurende de afgelopen maand als exchange student in Finland heb ik ontdekt dat Finnen op het eerste gezicht heel stil zijn, maar uiterst vriendelijk en behulpzaam zijn. Nog meer dan in Groningen kent iedereen in Vaasa en op de universiteit elkaar. Zowel de universiteit, als de studentenunie en ESN organiseren veel activiteiten, feesten en reizen door heel Finland, Skandinavië, Rusland en de Baltische staten. Ze doen er alles aan om exchange

Een van de vele archipels in Finland

studenten ‘het echte Finland’ te doen ervaren en hun exchange zo geslaagd mogelijk te laten zijn. Om de hoge prijzen te ontwijken, serveert de universiteit ‘s middags goedkope warme maaltijden, waar bijna elke student gebruik van maakt en veel Finse studenten hebben zichzelf meester gemaakt in het zelf brouwen van (sterke) drank. Tot nu toe bestaat mijn exchange uit een verzameling reisjes binnen Finland, veel mensen ontmoeten, gezellige feestjes met zowel Finse studenten als andere exchange studenten en natuurlijk studeren. Hoewel studeren zeker niet het belangrijkste is tijdens een exchange, moeten er wel punten gehaald worden en speelt een redelijk deel van het sociale leven zich af op de universiteit. Ikzelf hoef slechts vijf ECTS te halen om mijn bachelor af te ronden, maar volg daarnaast nog een aantal vakken op het gebied van cultuur, programmeren, data processing en Finse taal. Met drie andere exchange studenten woon ik een een ruim appartement met sauna. Ik heb nog drie maanden voor de boeg bestaande uit nog meer reizen naar onder meer Lapland, Rusland en Zweden, en nog veel meer gezelligheid! Ik ben ook erg benieuwd naar de Finse herfst en winter die me te wachten staan! ■

SitSit party: een van de typisch Finse feestjes

Jaargang 38 - GAXEX 1

51


Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met hun aanstelling: Lustrum Committee: Pim Blom (Voorzitter), Kiki Boonen (Penningmeester/secretaris), Jord Schepel (Bedrijfscontacten I), Noortje Stolk (Bedrijfscontacten II & PR), Sjanne van Oeveren (Activiteitencoรถrdinator) Activity Committee: Britt van Veen (Voorzitter), Lara van Steen (Algemeen lid), Eveline Liefkens (Algemeen lid), Sylvia Cheng (Algemeen lid), Marc Achterbosch (Algemeen lid), Max Drese (Algemeen lid) Sports Committee: Mart van Ochten (Voorzitter), Babette Rosman (Algemeen lid), Rosa Brouwers (Algemeen lid), Ellemarijn de Geit (Algemeen lid), Wouter Nientker (Algemeen lid), Floris van Ommen (Algemeen lid) Daarnaast zijn de de ICT Committee, de Multimedia Committee en de Magazine Committee aangevuld met de volgende leden: ICT Committee: Mark van der Broek (Algemeen lid) Multimedia Committee: Boris Verwoerd (Algemeen lid) Magazine Committee: Casper Thalen (Algemeen lid), Tim van Schaick (Algemeen lid) Wij wensen hen heel veel succes en plezier!

Activiteiten Agenda 11 november AC Activity and VESTING Social 20 november

Career Experience

24-27 november

Expedition Strategy

02 december Board activity and announcement new VESTING Chariman

52

Semester 1.1 - (2014-2015)

09 december

Christmas ball

15 december

Actuarial Game


Nieuwe albums op de VESTING Website 29-31 augustus

Introduction Weekend

09 september

Pubquiz and VESTING Social

18 september

LEVT

22 september

Masterteam borrel

30 september

Alumni Symposium

09 oktober

SC Activity: Trefbal

Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met het behalen van hun bul: 25-06-2014

Ashik Anwar Ali What is in the shopping chart of pensioners? An analysis on the consumption behavior of Dutch pensioners and the implications for the indexation of pensions.

02-07-2014 Dennis Prak On the Handling of Forecast Uncertainty in Inventory Models 25-08-2014 Gijs Gritter The Impact of the Matching Adjustment 27-08-2014 Claudia Zunnebeld Crew Insurance - A quantitative analysis to construct premiums for various insurance products 12-09-2014 Kasper Groenbroek A Decision Support Model for Condition-Based Maintenance of Multi- Component Systems

VESTING Bestuur 2014-2015 Tessa van de Werve

Voorzitter

Chris Wijnbergen

Vicevoorzitter en penningmeester

Ruben Peeperkorn

Secretaris

Sander Cremers

Intern coรถrdinator

Nynke Gerards Coรถrdinator bedrijfscontacten

Jaargang 38 - GAXEX 1

53


Tekst: Casper Thalen

Sfeerverslag Introduction Weekend Het wasvrijdagochtend. Enigszins fris, maar wel droog. Bij het Peerd van Ome Loeks stonden drie studenten omringd door tientallen tassen. Met de aankomst van meer toekomstige studenten werd deze stapel steeds groter. Voor de Burger King nam de drukte toe. Het verzamelen was begonnen. Bij aankomst werden de studenten in groepen ingedeeld. Aangezien het thema van het kamp dit jaar ‘trip around the world’ was waren die groepen genoemd naar landen. Met mentoren keurig in thema werden de eerste contacten gelegd. Toen iedereen aanwezig was konden we vertrekken. Op naar onze trip around the world, op naar Epe! Eenmaal aangekomen op de kampeerboerderij werd nader kennis met elkaar gemaakt. Iedereen mocht wat over zichzelf vertellen en daarna werden er verschillende namenspellen gespeeld. Zoals krantjemep, wat er bij de ene groep wat harder aan toe ging dan de ander. Daarnaast werden er vlaggen gemaakt die in de boerderij werden opgehangen. Na deze eerste activiteit was het ijs binnen de groepjes gebroken. Om ook het ijs te breken tussen mensen die niet in dezelfde groep waren ingedeeld werd er Gotcha! gespeeld. Van iedereen op het kamp was een kaartje met zijn of haar naam en een bepaald woord. Aan het eind van de eerste activiteit werden deze kaartjes uitgedeeld en de spelregels waren heel simpel. Je moest de persoon op jouw kaartje het bijbehorende woord laten zeggen. Zodra je dat voor elkaar had riep je Gotcha! en moesten zij hun kaartje aan jou geven. De persoon die aan het einde van het kamp de meeste briefjes had bemachtigd won. Na de eerste activiteit was er tijd voor eigen invulling. Er ontstonden potjes voetbal, kaartspelletjes en de eerste 54

Semester 1.1 - (2014-2015)

mensen gingen op jacht naar hun Gotcha! doelwitten. Om vijf uur ging de bierkraan open. Bij de AXENT Fifty Cent Shop kon bier, wijn en fris gehaald worden. Terwijl iedereen gezellig met elkaar aan het kletsen was mochten de landen om beurten verzamelen. Dan was het tijd voor de spooktocht. Door middel van glowsticks was er een route uitgezet waarlangs alle landen om beurten de stuipen op het lijf gejaagd werd. Het was een gezellige avond met veel dobbelstenen, lawaai binnen en marshmallows rond de vuurkorf buiten. Erg veel geslapen werd er niet. De volgende ochtend werd iedereen wakker gemaakt door de Introduction Weekend Committee. Tijd voor ochtendgymnastiek. Iedereen verzamelde bij het veld. De eerste koffie werd geschonken en de eerste beweging kwam erin. Toen iedereen helemaal wakker was werd het ontbijt opgediend. De activiteiten van zaterdag werden afgetrapt door drie verschillende praatjes. De voorzitster van het bestuur Tessa gaf een inleidend praatje over VESTING zelf. De voorzitters van de commissies kregen de kans hun eigen commissie te promoten en professor Van der Vlerk beantwoordde samen met programmacoördinator Heijnen en oud-VESTING voorzitter Jurjen Boog vragen over de inhoud van de studie EOR. Intussen was er redelijk wat rumoer ontstaan. Het gerucht ging rond dat er buikgeschoven zou worden. Er was niet voor niets van te voren aangegeven dat zwem-


kleren meegenomen moesten worden. Toen iedereen alle praatjes bijgewoond had werd de lunch op tafel gezet. De onrust over het zogenaamde buikschuiven nam toe. Mensen hadden er duidelijk zin in. Na de lunch stond er een heel scala aan activiteiten klaar op het veld. Niet alleen was er een buikschuifbaan. Ook flessenvoetbal, touwtrekken, een renbaan met elastiek en levend tafelvoetbal. Geduldig sloot iedereen bij zijn of haar groepje aan terwijl ze allemaal afwachtten tot ze naar hun favoriete onderdeel mochten gaan. Na de derde activiteitenwissel begon het te regenen. De activiteiten werden afgeblazen en iedereen verzamelde in de grote zaal. Zo hier en daar hoorde je mensen balen dat ze niet aan het buikschuiven waren toe gekomen. Maar dat werd al snel vergeten toen het avondeten werd opgediend. ‘s Avonds was het tijd voor de bonte avond. Elke groep mocht een spel, opvoering of activiteit verzinnen om de rest gedurende een kwartier mee te vermaken. Dit was een groot succes met spelletjes, wedstrijden en uitdagingen. Er kwam van alles voorbij: welke jongen is het mooiste meisje, het introductiekamp-ABC, Nadat de landen allemaal geweest waren was het tijd voor het bestuur om de IWC aan te pakken. Alle leden van het IWC werden op een rij op stoelen gezet. De eerste kreeg een glowstick in de hand en moest vragen over VESTING, algemene kennis en haar commisiegenoten beantwoorden tot ze een vraag goed had. Dan mocht het stokje worden doorgegeven. Aan het begin was een timer gezet, zodra deze af ging mocht de persoon met het stokje uit een lijst met 8 opdrachten er een zelf uitkiezen en een uitdelen. Sommige leken vervelend, sommigen leken prettig. Maar schijn bedriegt, ze waren allemaal naar. Nadat alle acht de opdrachten waren uitgevoerd - en Cody de rest van de avond in Heidipakje doorbracht als Coby - was het tijd voor de commissie om het bestuur

aan te pakken. Dit bestond uit de meest bijzondere vorm van een voedselgevecht ooit. Er werd namelijk niet met eten gegooid. Er werd eten bereid zonder handen. Tompoezen met slagroom, broodjes hagelslag en geklutste eieren. Om de misstap van het voorgaande jaar te voorkomen was er extra bier gehaald. Veel mensen waren nog kapot van de avond ervoor. Op een enkeling na die een keurig dutje op het gras naast het toiletblok gedaan had. Desalniettemin was het een gezellige avond met veel gelach, ik-heb-nog-nooit, scotch en het uit volle borst meezingen met Mainstreet. Langzaam maar zeker droop iedereen af richting zijn of haar bed. De volgende ochtend waren er nog twee activiteiten. Een speurtocht en de veiling. Voor de speurtocht kregen alle landen vijf spreekwoorden die onderweg in foto’s moesten worden uitgebeeld. Daarnaast waren er onderweg zeven vragen opgehangen waar de antwoorden van opgeschreven moesten worden. Aan het eind van de speurtocht moesten de groepen aan de hand van bepaalde letters in de antwoorden tot het woord ‘keiweek’ komen. Voordat we in de bus terug naar huis gingen werd er eerst nog een veiling gehouden. Alle onaangebroken artikelen werden geveild. Broden, chocopasta, potten pindakaas en flessen wijn, alles moest weg. Van sommigen zat de tas bij aankomst al helemaal vol. Anderen hebben op de laatste dag goed boodschappen gedaan. De winnaar van Gotcha! was Lara, met een indrukwekkende elf slachtoffers had zij terecht gewonnen. Met de busreis terug kwam een einde aan het weekend. Even uitpuffen en bijslapen. Voor enkelen hield het weekend hier op. Anderen gingen nog naar Napoli voor het algemene afsluitdiner. Hier werd goed getafeld en een goede bodem gelegd voor de voor velen eerste officieuze VESTING borrel. Het was een mooi weekend. ■ Jaargang 38 - GAXEX 1

55


Column VESTING Voorzitter

Een half jaar onderweg: time flies! Op het moment dat ik deze column schrijf, hebben mijn vingers de afgelopen weken al de nodige type-uurtjes gehad. Lag ik anderhalve maand geleden nog in Turkije zonnestraaltjes op te vangen, inmiddels heb ik het strand alweer een aantal weken verruild voor de VESTING Kamer. Met de Halfjaarlijkse Algemene Ledenvergadering in het vooruitzicht, was het alweer tijd om de stukken te schrijven met daarin de vooruitgang van onze beleidspunten en onze plannen voor aankomend halfjaar. Doordat de HALV betekent dat je halverwege het bestuursjaar bent, is dit een goed moment om eens terug te blikken op het afgelopen halfjaar. Buiten VESTING om heeft er natuurlijk het een en ander plaatsgevonden. Ik schreef er twee GAXICES geleden al even over: 2014 is, met onder andere de Olympische Spelen en het WK voetbal, hét jaar voor sportliefhebbers! Wat ik toen nog niet zag aankomen, is dat 2014 nu al voor Nederland het meest succesvolle sportjaar ooit is. Zo zat ik op 7 september aan de buis gekluisterd om springruiter Jeroen Dubbeldam de allereerste Nederlandse wereldkampioen ooit te zien worden. Daarnaast werden de Nederlandse hockeyvrouwen wereldkampioen, en pakte Marianne Vos voor maar liefst de zevende keer de gouden medaille tijdens de wereldkampioenschappen veldrijden. Tenslotte is het uiteraard niemand ontgaan dat in Sotsji zowel de mannen (5000 meter) en vrouwen (1500 meter) het erepodium volledig oranje hebben laten kleuren. De Winterspelen in Sotsji werden helaas ook omringd door veel controverse: de Russische president Vladimir Poetin tekende op 30 juni 2013 de anti-homowet. Dit leidde tot veel weerstand en protesten in de westerse landen. Daarnaast roept de naam Poetin uiteraard meteen de conflicten met Oekraïne en de Russische be-

56

Semester 1.1 - (2014-2015)

moeienissen in dat land op. Na het neerstorten van het toestel van Malaysia Airlines en het annexeren van de Krim hebben westerse landen sancties tegen Rusland ingevoerd. Poetins antwoord: een boycot op landbouwproducten, waaronder die uit Nederland. Helaas mag ook de uitbraak van het ebolavirus niet in de terugblik op het afgelopen jaar ontbreken: Met ongeveer drieduizend overledenen ten gevolg is het te hopen dat de epidemie in West-Afrika binnen afzienbare tijd onder controle te brengen is. Dit waren enkele hoogte- maar ook dieptepunten in het nieuws die niemand zullen zijn ontgaan, maar ook binnen VESTING zijn er de nodige ontwikkelingen geweest. Een van de hoogtepunten van het afgelopen jaar is uiteraard het International Programme naar maar liefst twee bestemmingen: Madrid en Lissabon. Twintig topstudenten hebben hier bedrijven, maar ook een universiteit en de ambassade bezocht, en daarnaast was er ook een uitgebreid cultureel programma. Ook mag de Landelijke Econometristendag niet in dit rijtje ontbreken. Ditmaal had VESTING de eer om een commissie te vormen die deze dag weer tot een enorm succes heeft gemaakt. In totaal konden vierhonderd econometriestudenten gedurende deze dag interessante lezingen bijwonen en cases van bedrijven maken. De dag werd afgesloten met een uitgebreid diner en een zeer gezellig feest. Verder heeft ook de Conference plaatsgevonden in april, waar honderd studenten lezingen en cases binnen het thema ‘Big Data’ hebben bijgewoond en de geslaagde dag konden afsluiten met een heerlijk diner. Op informeel vlak heeft VESTING ook zeker niet stilgezeten! Als hoogtepunt van afgelopen academisch jaar geldt misschien wel de Batavierenrace. Met een drieëntwintigste notering voor het eerste team van VESTING


onder ruim driehonderd deelenemende teams, mogen de lopers zeker trots zijn op hun prestatie! Dat Groningse econometriestudenten sportief onderlegd zijn, blijkt ook uit de eerste plaats in de recreatieve poule tijdens het Landelijke Econometristen Voetbal Toernooi. Daarnaast heeft het VESTING Bestuur een bierproeverij in Amsterdam georganiseerd speciaal voor de VESTING Alumni, welke ook erg geslaagd was. De start van het academisch jaar 2014-2015 mag niet in dit overzicht ontbreken! September is altijd een drukke, maar vooral ook gezellige maand voor onze vereniging: VESTING mag een hele hoop nieuwe leden verwelkomen en daar horen uiteraard ook verschillende activiteiten bij. Zo heeft de Introduction Weekend Committee zich een half jaar lang ingezet om dit jaar wederom een geslaagd kamp neer te zetten. Met de nodige buikglijbanen, levend tafelvoetbal en andere spelletjes hebben de nieuwe eerstejaars elkaar al goed leren kennen. Daarnaast heeft het VESTING Bestuur een pubquiz georganiseerd, waar negentig eerste- en ouderejaars op af kwamen, en vond ook de eerstejaarsactiviteit plaats, waar alle eerstejaars onder het genot van een drankje konden bowlen, poolen en darten. Al met al een zeer geslaagd begin van het academisch jaar! Gelukkig staan er nog een hoop activiteiten op ons te wachten. Zo is het VESTING Bestuur op het moment van schrijven druk bezig met de laatste voorbereidingen voor het Alumni Symposium, waar afgestudeerde econometristen terugkomen naar Groningen om de leden te

vertellen over alles ná het afstuderen. Speciaal voor alle eerstejaars studenten wordt in oktober de Case Study Day georganiseerd: een dag waarop je in de drie verschillende afstudeerrichtingen cases gaat maken, zodat je al vroeg in je bachelor de praktische kant van je studie kunt zien. Daarnaast is de International Programme Committee 2015 al ruim een half jaar druk bezig met de internationale reis, waarvan de bestemming tijdens de borrel in november bekend gemaakt zal worden. In november zal tevens de Career Experience plaatsvinden; een dag die, zoals de naam al aangeeft, in het teken zal staan van jouw carrièremogelijkheden. Nu zijn wij niet alleen bezig met dingen die nog in ons bestuursjaar zullen vallen, maar ook al met dingen die pas later plaatsvinden. In de vorige GAXEX schreef ik al even over het 400-jarige bestaan van de Rijksuniversiteit Groningen, oftewel, het 80e lustrum. Samen met Chris, Ruben, Sander en Nynke vorm ik het 25e VESTING Bestuur, en zoals ‘25e’ al aangeeft, zit er ook voor VESTING een lustrum aan te komen! Hoewel de 25e verjaardag van VESTING pas in het academisch jaar 2015-2016 wordt gevierd, is er nu al een enthousiaste commissie samengesteld die druk bezig is met de voorbereidingen van de Lustrumweek. Kortom, we hebben ontzettend veel mooie activiteiten om naar uit te kijken, en ik hoop jullie dan ook allemaal terug te zien bij deze activiteiten! ■

Tessa van de Werve VESTING Voorzitter

Jaargang 38 - GAXEX 1

57


Colofon / Adverteerders Hoofd- en eindredactie Nynke Gerards Redactie Arthur Molenaar Noortje Stolk Michiel Tammeling Lasse Vuursteen Casper Thalen Tim van Schaick Nynke Gerards Ruben te Wierik Tim van Wilsum Lay-out Nynke Gerards

2

Actuarieel Instituut

4

LOES/LED

20-22

Towers Watson

60

Towers Watson

Ontwerp lay-out Fred Heijnen Melinda Jagersma Bram de Jonge Arne Wolters Acquisitie Nynke Gerards Redactieadres VESTING Magazine Commissie Postbus 800 9700 AV Groningen Tel: (050) 363 70 62 E-mail: gaxex@devesting.nl Oplage 600 Druk Flyeralarm Bronnen op navraag beschikbaar bij de redactie

VESTING is affiliated with the Economics and Business student Faculty association

58

Semester 1.1 - (2014-2015)


VESTING Shop

VESTING Herenbroek: 15,50 VESTING Trui: 17,-

VESTING Damesbroek: 15,50

VESTING Paraplu: 4,50

VESTING Zonnebril: 5,VESTING Wintersportset: 12,50


Hi, I’m

Sarah

I work at Towers Watson, and today I did something extraordinary.

yourimagination. You’ve nearly completed your degree, and you’re ready for what’s next: a job that will inspire you, make you think and put your skills to the best use. But don’t you really want more than that? Go beyond your expectations at Towers Watson.

QR Code goes here

If you join us, you’ll often be challenged to do something extraordinary. From the start, you’ll team with senior associates to learn on the job and interact with clients on projects that help improve their business. And along the way, you’ll be in charge of your own career, working with your manager to decide what’s next and how to get there. Sound good? Then plan to Go Beyond at Towers Watson.

Towers Watson. A global company with a singular focus on our clients.

Benefits Risk and Financial Services Talent and Rewards Exchange Solutions towerswatson.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.