GAXEX 2 jaargang 38

Page 1

Revisiting the wisdom of the crowd in the context of the stock market.

Dictatuur voor dummy's

Hoe komen dictators aan de macht en wat kunnen we ertegen doen?

Hoofdsponsoren:

Cosponsoren:

VESTING Magazine - Jaargang 38 - Editie 2

Outsmarting the Masses


Heb jij een scriptie voor de opleiding Actuariële Wetenschappen of een vergelijkbare kwantitatieve opleiding geschreven? Dan kun je in aanmerking komen voor de Johan de Witt prijs!

Johan de Witt scriptieprijs 2015 ✒ Eén prijs ter waarde van € 5.000. ✒ Jouw scriptie dient te bestaan uit een theoretische benadering en/of uit empirisch onderzoek en moet een reële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het actuariële werkterrein.

✒ Bij de beoordeling van de inzendingen worden tenminste de volgende criteria in acht genomen: wetenschappelijk gehalte, relevantie en stilistische kwaliteit.

✒ De scriptie mag maximaal 50 pagina’s beslaan -exclusief bijlagen– en dient voorzien te zijn van een aparte samenvatting welke maximaal twee pagina’s (A4) bevat.

✒ Deadline voor inleveren is vrijdag 27 maart 2015.

Deelnemers Studenten van het Actuarieel Instituut, studenten Bachelor of Science of Master of Science in Actuariële Wetenschappen of aanpalende disciplines (Econometrie, Bedrijfswiskunde), studenten HBO en niet-leden werkzaam in het actuariële werkveld. Deelnemen aan de Johan de Witt prijs 2015? Ga voor meer informatie naar www.ag-ai.nl (AG-Johan de Witt prijs). Heb je vragen, stuur deze dan naar johandewittprijs@ag-ai.nl.


Voorwoord

The end is near De jaarwisseling is altijd het moment dat de ‘lijstjes’ weer komen en om terug te blikken op het afgelopen jaar. De Top 2000 is weer op de radio geweest, het NOS Jaaroverzicht heeft alle belangrijke hoogtepunten van het nieuws uitgelicht en de kersttoespraak van de koning om ons allen fijne kerstdagen toe te wensen. 2014 was een jaar met veel verdrietige moment zoals de vliegramp met de MH17, Kris Kremers en Lisanne Froon die niet meer thuiskwamen en IS-strijders die oprukken in het MiddenOosten. Maar 2014 was ook het jaar waarin Nederland revanche nam op Spanje door met 5-1 te winnen tijdens het WK, Nederland de nucleaire top organiseerde in Den Haag en Epke Zonderland goud behaalde op het wereldkampioenschap turnen in Nanning, China. In 2015 aangekomen, met een volle buik van de kerstdagen en de kater van oud en nieuw nog vers in het achterhoofd, is het jaartal dat je op je tentamens schrijft niet het enige dat is veranderd met de jaarwisseling. Dit is namelijk ook het moment dat er binnen VESTING weer een heleboel reuring in de tent is. Het kandidaatsbestuur van VESTING is begin januari gepresenteerd en de tweede sollicitatieronde voor de commissies is ook weer

geopend. Daarnaast is ook de GAXEX weer uitgebreid. Want met het wisselen van het VESTING Bestuur, dat er in maart weer aankomt, wisselt ook automatisch het voorzitterschap van de Magazine Commissie. Ik wil dan ook veel succes en plezier wensen aan mijn opvolger Jorrit Visser. Ik wil ook graag de Magazine Commissie bedanken voor het afgelopen jaar. Zonder de inzet van deze groep was er niet ieder blok een goed gevulde en veelzijdige GAXEX geweest. Zo heeft Arthur Molenaar in deze GAXEX een artikel geschreven over hoe men een dictator zou kunnen worden. Casper Thalen licht aan jullie alle voordelen, maar ook nadelen toe van het invoeren van een basisinkomen. Daarnaast staat er een interview met dr. Kramer in deze GAXEX, gehouden door Lasse Vuursteen en Noortje Stolk. Ik wens jullie allemaal veel leesplezier en natuurlijk veel geluk in dit nieuwe jaar.

Nynke Gerards GAXEX Hoofdredacteur

Jaargang 38 - GAXEX 2

3


Launch your career at Deloitte Deloitte really is the prime place to start your career. Simply because we offer you a host of opportunities to jump start your career. Almost from the word go you will get to deal with interesting clients, challenging projects and inspiring colleagues. Financials and economists and ICT people and technicians alike have an abundance of opportunities and options to grow fast within Deloitte. Are you curious about your options? Check werkenbijdeloitte.nl

Š 2014 Deloitte The Netherlands


Dictatuur voor dummy's Veel mensen zien zichzelf wel als dictator van Nederland opereren. Eindelijk zou er dan goed beleid worden gevoerd waar iedereen beter van wordt. Tegelijkertijd zien we dat dictators in andere landen lak hebben aan het volk. Waarom is dat eigenlijk zo? Volg de handleiding in deze GAXEX en voor je het weet ben jij het die op het pluche van het paleis zit.

6 The Business Model of Free Online Giants

But how do they make money? In the last decade an overwhelming amount of free online services in all sorts and shapes have emerged on the web. Many of which make tremendous profits. This gives rise to a series of questions. To start with, how do all these online Giants survive if they do not charge their users?

11 Zombie Apocalypses and Ebola

A global outbreak of a deadly disease is one scenario which might possibly threaten human existence. With the recent spreading of ebola we have seen that even a well contained disease can cause many casualties. How can we apply mathematics to model an outbreak of such a disease?

14 Kort door de bocht 21 De extase van xtc 24 Waar blijft de videoscheidsrechter? 29 Portret: Alan Turing 30 Kort door de bocht

16

43 Voorstelrondje: Bestuur 2015-2016 46 Column uit het Buitenland: Quebec 48 Timmie's en Tammie's puzzelpagina 49 Gratis geld, voor iedereen

32 Outsmarting the Masses

52 VESTING Pagina

35 20 jaar geleden in de GAXEX

54 Career Experience 2014

36 Interview met Marc Kramer

56 Column VESTING Voorzitter

40 The all seeing eye: Facebook voorspelt je relatie

58 Colofon Jaargang 38- GAXEX 2

5


COVERSTORY

Tekst: Arthur Molenaar

Dictatuur voor dummy’s “Was ik maar dictator van Nederland, dan zou alles beter zijn.” Veel mensen zien een autocratie met zichzelf aan het roer wel zitten. Dan zouden er tenminste weloverwogen beslissingen worden genomen die in het belang van het hele land zijn in plaats van de achterkamertjespolitiek die nu in Den Haag plaatsvindt, zo is de redenatie. Nu is Nederland helaas voor potentiële dictators een van de meest ongeschikte plaatsen ter wereld om een autocratie te beginnen. Omdat de grondslagen van onze constitutionele monarchie dusdanig diep in de samenleving verankerd zitten, is het een behoorlijke kluif om hier de macht te grijpen op een onconventionele manier. Elders in de wereld is het echter anders gesteld met de gouvernementele organisatie van landen, waardoor een staatsgreep zo gepleegd is. Voor je het weet ben jij het die op het pluche van het presidentieel paleis zit, met een heel volk aan je voeten. Maar hoe bereik je dat, en vooral, hoe blijf je aan de macht? Voor deze doe-het-zelf-dictators hebben Bruce Bueno de Mesquita en Alastair Smith, beiden politicoloog aan New York University, een handige leidraad geschreven. In The Dictator’s Handbook doen ze uit de doeken hoe dictators de macht grijpen en vervolgens lange tijd, soms decennia, aan de macht blijven. Hun belangrijkste aanname is dat dictators, en leiders van een land in het algemeen, één belangrijk doel hebben: aan de macht blijven. Daarnaast proberen leiders zichzelf zo welvarend mogelijk te maken, binnen de eerder gestelde randvoorwaarde dat ze wel aan de macht moeten blijven. De ondertitel van het boek is veelzeggend: Why bad behavior is almost always good politics. 6

Semester 1.2 - (2014-2015)

Drie groepen mensen In een relatief ongestructureerde staat, zoals flink wat Afrikaanse, Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen, is het relatief gemakkelijk om aan de macht te komen. Naast de leider zijn er in ieder land een aantal “belangrijke mensen”. Hierbij kun je denken aan de legerleiders, of hooggeplaatsten in de maatschappij zoals stamhoofden. Het is cruciaal dat deze mensen jou steunen, want zij kunnen jouw hele dictatuur ontwrichten. Dit is tevens de manier om aan de macht te komen: beloof deze sleutelfiguren meer geld en privileges onder jouw bewind dan ze onder de huidige leider hebben. Als deze mensen


eieren voor hun geld kiezen zal het leger zich tegen de huidige leider keren en jou installeren als president, koning, of welke titel je ook maar prefereert. Let wel: je opereert uitsluitend op het hoogste niveau; het volk wordt niets gevraagd. Dat is ook niet zo gek, want het volk is over het algemeen niet erg te spreken over een dictator. Maar zoals bij veel dingen is het makkelijker om dictator te worden dan dictator te blijven. Waarom zou iemand anders niet exact dezelfde truc gebruiken om jou af te zetten? De eerste groep hebben we nu vastgesteld: de ‘belangrijke mensen’. Het is handig deze groep zo klein mogelijk te houden, zodat je maar weinig mensen geld en privileges hoeft te geven. Dit zijn dus de mensen die in hun eentje jouw leiderschap kunnen ondermijnen. Zorg dat zij zich bijna president voelen in al hun weelde. Maar voor je het weet stijgt het die cruciale vrienden van je naar de bol en zien zij een plaats op de hoogste troon voor zichzelf ook wel zitten. Dat moet je natuurlijk niet hebben – jij bent immers niet van plan op korte termijn te vertrekken – dus moet je onder die groep belangrijke mensen een tweede groep hebben: personen die de cruciale groep zouden kunnen vervangen. Deze groep mensen moet zo groot mogelijk zijn. Op die manier kun je de legerleider voorhouden dat zijn (of haar, maar meestal zijn) loyaliteit erg gewaardeerd en ook beloond wordt, maar dat hij ieder moment kan worden vervangen door een andere trouwe aanhanger van jouw bewind. Met andere woorden, of hij het maar uit zijn hoofd wil laten om bommetjes onder jouw leiderschap te leggen. Deze tweede groep is dus ook belangrijk, maar op een andere manier: zij vormen je troefkaarten die je in handen hebt tegen je écht belangrijke vrienden, om ze een beetje in toom te houden. Zonder vervangbaarheid gaan je machtige vrienden er zonder pardon met de volledige macht vandoor en loop jij een grote kans het er niet levend van af te brengen. Houd de tweede groep dus ook goed in de gaten en vervang de belangrijke personen door deze bankzitters waar nodig om de loyaliteit op peil te houden. De derde groep is verreweg de grootste: dit is het gewone volk. Helaas voor deze groep heeft het volk in een autocratie niet veel te vertellen, omdat alles wordt bepaald door de leider en zijn machtigste vriendjes. De belangrijkste taak van het volk is om hard te werken en vooral veel belasting af te dragen, waarmee jij, de leider, de steekpenningen aan je cruciale vrienden kan betalen. Wat er daarna nog overblijft kan je natuurlijk naar eigen believen uitgeven aan privéjets, dure feestjes, reisjes naar bevriende staatshoofden, enzovoort. In een

autocratie zijn de mogelijkheden voor de leider eigenlijk eindeloos. Maar let op! Dat wil niet zeggen dat je het volk helemaal kunt laten uithongeren. Uitgemergelde mensen kunnen immers niet hard werken en dat levert veel te weinig geld op. Als de belastinginkomsten tegenvallen kan het wel eens heel snel gedaan zijn met je macht, want bij legerleiders gaat liefde over het algemeen door de bankrekening en de gereserveerde rijstroken. Het is dus belangrijk dat je het volk net goed genoeg behandelt zodat ze aan het werk kunnen blijven, maar aan zaken als sociale zekerheid en onderwijs hoef je niet veel te spenderen. Geef dat geld vooral aan je stamhoofden en generaals, voordat ze zich dingen in hun hoofd halen. En vergeet vooral je eigen verlanglijstje niet. Er zijn, samengevat, dus drie soorten mensen in een autocratie: • De cruciale vrienden: deze legerleiders, stamhoofden, burgemeesters van belangrijke steden etc. móét je tevreden houden, anders zullen ze iemand anders steunen of grijpen ze zelf de macht. Hoe kleiner deze groep is, hoe beter. • De bankzitters: deze mindere goden hebben op dit moment geen rol van betekenis in jouw dictatuur, maar kunnen met een vingerknip benoemd worden tot hoogste legerbaas. Dit maakt deze tweede groep erg trouwe aanhangers, want hun wordt gouden bergen beloofd door jou, maar hebben niet de illusie dat ze zélf de macht kunnen grijpen. Hoe groter deze groep is, hoe beter. • Het volk: de huilende derde. Prioriteit nummer één is dat het volk net voldoende eten en zorg krijgt om een respectabel leven lang hard te kunnen werken. Dat levert het meeste belasting op, wat ook meteen de hoofdfunctie van het volk is. Er moet tenslotte iemand werken voor de leuke feestjes die jij geeft.

Oil is a king’s best friend Het is dus niet zo dat een dictator niets om de tevedenheid van het volk geeft. Sterker nog, een dictator is juist erg gebaat bij een volk dat niet loopt te morren en gewoon iedere dag naar zijn werk gaat. Dat was ook duidelijk in landen zoals Egypte, waar autocratisch leider Hosni Moebarak lange tijd aan de macht was. Onder zijn bewind dat decennia duurde had het volk het helemaal niet heel slecht. Sommige Egyptenaren verlangen zelfs terug naar de tijd dat hij aan de macht was. Het enige wat het volk structureel niet had, was inspraak, maar voor de rest was het helemaal niet heel erg afzien. Moebarak had door dat je het volk best iets kunt ▶ Jaargang 38 - GAXEX 2

7


GAXEX Opiniepanel Voor deze editie van de GAXEX hebben we het Opiniepanel gevraagd wat ze als eerste zouden veranderen als ze dictator van Nederland zouden zijn. Een selectie uit de antwoorden: Opvallend is dat meerdere panelleden het volkslied willen veranderen. Hierbij zijn ook suggesties gedaan voor een waardig vervanger, waaronder “Stop die trein” van Erik van Klinken. Ook kan het koningshuis op minder geld rekenen. In plaats daarvan gaat er meer geld naar zorg, onderwijs en andere sociale voorzieningen. Waarschijnlijk is dat nodig om het geopperde 24/7 piekuur te kunnen verantwoorden. Er zijn ook innovatieve ideeën, zoals het invoeren van een basisinkomen, het vormen van een zakenkabinet, en een systeem dat de hoogte van boetes laat afhangen van inkomen. Maar misschien is het beste idee nog wel: “Het land weer veranderen in een democratie."

gunnen, als je daar een stabiele samenleving en economie voor terugkrijgt. Maar er zijn natuurlijk ook legio voorbeelden van dictaturen waar de leider schijnbaar niets geeft of gaf om het welzijn van het volk. Hoe zit dat? Geld moet toch ergens vandaan komen? Het antwoord: natuurlijke hulpbronnen. Vaak olie (Midden-Oosten), diamanten (West-Afrika), of beide. In landen waar waardevolle grondstoffen voorhanden zijn, ziet de toekomst voor de bevolking die onder een dictatuur gebukt gaat er grimmig uit. Het heeft totaal geen inspraak en de leider is niet van het volk afhankelijk om inkomsten te genereren. Het volk is in die landen eigenlijk een soort ballast voor de regering, zeker omdat het personeel dat in de raffinaderijen en dergelijke werkt, vaak uit andere landen wordt ingevlogen. Dit alles om het volk zo weinig mogelijk macht te geven. Een bijkomend voordeel voor een dictator die het volk laat uithongeren is dat een volk in de malaise kan rekenen op veel internationale sympathie. Het komt regelmatig voor dat er in andere landen geld wordt ingezameld om mensen in dit soort gebieden te helpen, maar aangezien de leider alle geldstromen binnen het land controleert, is het vrij simpel om dat geld naar zijn eigen bankrekening over te maken. Eigenlijk is het dus een win-win-situatie: de leider zelf heeft geen omkijken naar het volk, en het geld dat andere landen inzamelen voor zijn volk kan ook rechtstreeks naar de staatskas. Voor het volk is het dus niet zozeer een probleem dat er een dictator aan de macht is, maar de combinatie van een autocratie en veel olie in het land is funest voor de man op de straat. Oil is a king’s best friend.

Boardroom = Zimbabwe Tot nu toe is dit verhaal nog een beetje een ver-vanmijn-bed-show voor de meeste mensen in Nederland. Wij hebben immers een solide democratie, evenals de meeste landen om ons heen. Europa telt eigenlijk nog maar één echte autocratie: Wit-Rusland. Daarnaast neigt

8

Semester 1.2 - (2014-2015)

Rusland in zekere zin een beetje richting een autocratie onder leiding van Vladimir Poetin, maar dat staat in ieder geval niet in verhouding tot de échte dictaturen in andere werelddelen. Deze informatie lijkt dus niet heel relevant voor ons, tenzij je een reis naar Zimbabwe gepland hebt staan. Maar zijn dictaturen werkelijk zo ver weg? Het blijkt dat veel grote bedrijven bijna exact hetzelfde zijn ingedeeld als een dictatuur. Ga maar na: de CEO is de Grote Leider die zo lang mogelijk aan de macht wil blijven van zijn eigen kleine dictatuurtje. De raad van commissarissen en eventueel grootaandeelhouders vormen groep 1, de cruciale vrienden; het lot van de CEO ligt in hun handen. De grotere managementlaag vormt groep 2, de groep van bankzitters. Zij vormen de hete adem in de nek van de echt belangrijke vrienden, maar hebben op dit moment nauwelijks invloed. En dan is daar groep 3, de groep van de gewone werknemer. Deze kilometervreters brengen tachtig uur per week op hun kantoor of onderweg door, voor een (in vergelijking met de CEO) vaak schamel loon. Om de gewone man tevreden te houden houdt de CEO hem koest met een lease-auto en om de zoveel tijd een nieuwe telefoon. Tevens zorgt hij dat er leuke uitjes worden georganiseerd zodat de werknemer het gevoel krijgt dat hij gewaardeerd wordt. Het geld en de bijbehorende macht stroomt echter richting de top. Dictaturen zijn dus dichterbij dan we misschien op het eerste gezicht denken. Er hoeft ook helemaal niet heel veel mis te zijn met een dictatuur; de meeste werknemers bij een groot bedrijf zijn best tevreden, net als veel burgers van het Egypte onder Moebarak of het volk van Tunesië onder dictator Ben Ali. Houd echter wel in het achterhoofd dat slechts de hoogste posities in deze organisaties substantiële macht hebben. Het welzijn van de onderste, zeg, 99 procent van de maatschappij hangt af van de belangen van de bovenste één procent.

Autocratie vs. democratie Gelukkig maar, denkt de Nederlandse lezer, dat wij in een democratie leven. Want hier is de regering afhankelijk


van de wil van het volk. Wij hebben immers eens in de maximaal vier jaar verkiezingen, waar iedere inwoner van 18 jaar of ouder kan stemmen op wie hij of zij wil. Wij kiezen vervolgens een volksvertegenwoordiging die de wetten maakt waar de regering zich aan moet houden. Hier is de macht niet in handen van een klein groepje wrede leiders dat zich niets aantrekt van het volk. Helaas. Hier in Europa roepen we maar al te graag dat we het hier allemaal staatkundig gezien maar goed voor elkaar hebben. Zelfs de Verenigde Staten wordt als een ongeregelde bende gezien, waar het parlement en de regering continu met elkaar in de clinch liggen. Maar laten we nu eens kritisch naar onze eigen staatsinrichting kijken. Laat er geen twijfel over bestaan: we hebben het hier een stuk beter dan in de eerder genoemde dictaturen. Maar wel beschouwd zijn onze leiders ook een soort dictators. Het enige, en cruciale verschil, is dat de drie groepen mensen in Nederland radicaal anders zijn ingedeeld. We verplaatsen ons even in de schoenen van onze huidige premier Mark Rutte. Het ‘probleem’ voor de premier in een democratie is dat er regelmatig verkiezingen zijn. Dat kan onhandig zijn, want als het volk ontevreden is met het beleid gooit het met hetzelfde gemak de regering er weer uit. Voor de Nederlandse regering zit dus eigenlijk de helft van Nederland in de eerste, cruciale groep. Zonder de steun van de helft van het volk heeft een regering nauwelijks kans van slagen. Nu is het lastig om miljoenen mensen om te kopen, dus is het in het belang van Rutte en zijn regering om het volk in het algemeen tevreden te houden. Zeker de mensen die sowieso al geneigd zijn VVD te stemmen zijn voor Rutte belangrijk; het is kostbaar om die trouwe stemmers te verliezen. Groep 2 zijn de zwevende kiezers die nu nog niet op een regeringspartij stemmen, maar dat wel overwegen. Deze mensen kan Rutte proberen te paaien met leuke extraatjes, zodat hij een wat grotere marge heeft tijdens de verkiezingen. Voor Rutte is deze groep minder belangrijk dan de cruciale groep van VVD’ers, maar belangrijk genoeg om niet helemaal te negeren; het zijn vaak de zwevende kiezers die bepalen wie de grootste wordt. Groep 3 bestaat voor Rutte uit mensen die geen VVD (of eventueel PvdA) stemmen en ook nooit zullen stemmen, al gaat hij op zijn kop staan. Deze mensen zijn voor Rutte vrijwel nutteloos. Hoeveel moeite hij ook doet voor deze mensen, er is eigenlijk nauwelijks iets te winnen. Dit zijn in de praktijk de mensen die heel rechts of heel links

stemmen. Als dat het geval is, dan hebben de meeste politici je niet heel veel te bieden. Eigenlijk verschillen de politici in Nederland dus niet eens zo heel erg veel van de wrede dictators in verre landen, maar worden zij tegengewerkt door het systeem. Met name omdat de eerste groep van cruciale aanhangers zó groot is dat er niet tegen om te kopen valt, kiest de Nederlandse politicus eieren voor zijn geld en maakt het dan voor iedereen maar wat beter, zodat zijn positie stabiel blijft. Eerste en Tweede Kamerleden, met ieder een eigen agenda vanuit een eigen bevolkingsgroep, schermen continu met de regering en dreigen een motie van wantrouwen in te dienen als het kabinet niet voldoet aan de eisen van het volk. Hierdoor is de potentieel dictatoriale leider van ons land gedwongen te luisteren naar die enorme groep van cruciale kiezers en blijft er weinig geld over om uit te geven aan die uitspattingen waar dictators ongelimiteerd aan kunnen deelnemen.

Wat te doen? De vraag die overblijft is: wat kunnen we het beste doen om die autocratieën die we nu hebben in de goede richting te duwen? Voor een antwoord hierop kunnen we het beste kijken naar een praktijkvoorbeeld van een succesverhaal: Ghana. In de tweede helft van de twintigste eeuw, nadat Ghana onafhankelijk werd, greep het leger onder leiding van J.J. Rawlings in 1979 de macht. In eerste instantie was het land een stereotype dictatuur: het leger had de macht en het volk had eigenlijk niets in te brengen. Helaas voor Rawlings had Ghana niet veel natuurlijke hulpbronnen, dus was hij afhankelijk van het volk voor zijn inkomen. Terwijl omstandigheden verslechterden kreeg Rawlings door dat er iets moest gebeuren om een volksopstand te voorkomen. Tevens raakte het geld langzaam op, waardoor hij zijn greep op de cruciale groep dreigde te verliezen. Omdat hij vanuit het buitenland niet hoefde te rekenen op geld besloot hij als laatste redmiddel het volk meer macht te geven en de economie te liberaliseren, in de hoop dat men weer aan het werk zou gaan. De economie verbeteren is lang niet altijd in het voordeel van een dictator, maar Rawlings kon niet anders: er moest brood op de plank komen. Als gevolg van deze hervormingen veranderde Ghana stapje voor stapje in een democratie: zijn economische beleid zorgde voor meer productiviteit, maar een nadelige bijwerking (voor hem) was dat het ook het volk de gelegenheid bood om tegen hem te protesteren. Naarmate de tijd en de ontwikkelingen vorderden stelde hij zelfs een maximumtermijn voor het presidentschap in, waardoor Rawlings in 2000 gedwongen moest aftreden. Ghana ▶

Jaargang 38 - GAXEX 2

9


J.J. Rawlings, de democratiseerde. was intussen één van de stabielste landen van Afrika geworden en wordt regelmatig door het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank aangehaald als voorbeeld dat het dus echt kan, in korte tijd van een dictatuur naar een democratie. Maar wat was de reden nou daadwerkelijk? Rawlings’ belangrijkste reden om het land te verbeteren was het gebrek aan geld; omdat het buitenland weigerde Ghana’s rekeningen te betalen moest het wel van binnenuit komen. Voor veel dictaturen is het onontkoombaar dat het land eerst door een periode van enorme malaise moet gaan, alvorens de weg naar boven kan worden gevonden. Als het immers niet erg slecht gaat met een land, waarom zou de dictator dan zijn macht opgeven? Het wordt pas problematisch als er zó weinig geld is dat zelfs het leger niet meer betaald kan worden. Eén ding is duidelijk: het was niet het geval dat Rawlings graag wilde dat het land een democratie werd. Hij moest wel, want het was de dood of de gladiolen. In de voormalige Sovjet-Unie gebeurde in de jaren 90 van de vorige eeuw iets soortgelijks; het land zat dusdanig dicht bij de afgrond dat er wel iets móést gebeuren.

10

Semester 1.2 - (2014-2015)

dictator

die

Ghana

noodgedwongen

Conclusie Zo moeilijk lijkt het dus niet om dictator te worden en te blijven. Sterker nog, in veel landen en een grote groep internationale bedrijven is in feite een dictator aan de macht. Zo’n autocratische leider hoeft echter lang niet altijd een wrede barbaar te zijn. Het enige echte probleem aan een dictatuur is dat de massa heel weinig in te brengen heeft en weinig inbreng is eigenlijk nooit positief voor de betreffende groep. Een democratie lijkt op het eerste gezicht eerlijker politici te hebben, maar in feite zijn het niet de politici die eerlijker zijn. Het systeem weerhoudt een democratisch leider ervan om het volk al te slecht te behandelen, omdat hij dan grote kans heeft dat hij moet aftreden. Het slechtste af zijn de mensen in een dictatuur die ook nog veel natuurlijke hulpbronnen bezit, waardoor het volk eigenlijk geen echte functie meer heeft. Voor de dictaturen die nu nog bestaan in de wereld is er hoop: er zijn gevallen bekend van autocratieën die in korte tijd democratisch zijn geworden, maar dat is bijna nooit bij de gratie van de leider. Veel vaker zijn het de omstandigheden die de dictator ertoe dwingen het volk meer macht te geven en dus het land te liberaliseren. Zo is het tenslotte in ons land vroeger ook gegaan. ■


Tekst: Tim van Schaick

The Business Model of Free Online Giants The present-day internet is characterized by the huge supply of free services, which has never been larger. Do you want to listen to music for free? Spotify is there for you. Unlimited online storage? Comes free with a Microsoft Office package. Navigation? Google Maps. Those are just a small pick out of the huge variety of free online services. It makes us wonder why those services are free. How does Google make a profit by supplying in-depth satellite pictures of the entire world and providing them for free? This article will shed light on the business models of various huge free online services, and, perhaps more important, it will explore the shared ideology behind this new type of business. In order to go into detail about how companies such as Google bring about business, we first want to refresh our knowledge of subjects related to this topic. The most important notion which stands at the foundation of this article is the business model. Although there is no wide consensus on what exactly a business model is, we will go with the explanation given by Osterwalder et al. (2005): “ A business model describes the rationale of how an organization creates, delivers, and captures value, in economic, social, cultural or other contexts.” The component of the business model that is the most relevant to this article is the revenue model, which describes how value is created in terms of revenue. A classical revenue model is the production model in which one party produces and sells a product to a second party and thereby creates revenue. Similarly, the licensing model is a model in which a business owns content and its copyright sells licenses to other parties. The advertising model describes a business that provides a (free or non-free) product to consumers together with

advertisements from a third party, which in turn pay a sum to the business. It turns out that the majority of the free online service providers use a derivation of this model.

How does Google go about business? In an attempt to explain the business model that many online giants use, we will take Google as an example and go through its activities. Google offers a search engine, maps (Google Maps), operating systems (Android, Chrome OS), video sharing (YouTube), translation tools (Google Translate) and much more, all for free. Figure 1 shows that 97 percent of Google’s revenue are generated by AdSense or Adwords, Google’s advertising programs. Over the past three years, Google has spent a total of 17.3 billion dollars on other companies, many of which have become free services. Figure 2 shows that Google invests tremendous amounts in R&D (research and development), this research and development also results in the development of free online services. At first glance, this may seem odd in comparison to income statements, as a tremendous part of Google’s investments go to the free online services, and not in the departments that immediately create revenue. What is the reason behind this? First we note that ▶ Jaargang 38 - GAXEX 2

11


GAXEX Panel How much money will Google gain if you click on an add after you searched insurance? - $3 58%

- $17

33%

-$54

9%

Figure 1

each of the free services have in common that consumers save either time or money by using those services instead of the (commercial) alternatives. Google Maps offers a more convenient way of navigating than before. Google Translate offers more convenient translating. Google Documents provides a free alternative for Microsoft’s lucrative Office business. Similar arguments hold for most other Google services. Each of them are services people embrace gracefully as they save time, money or both. We note that Google has embedded its search engine in each of its services. Hereby, Google has created an online environment of interlaced services that is likely to supply everybody with all basic computerizing needs. Moreover, in the occasion that Google cannot provide a particular service, it will guide you towards it, with its embedded search engine. This means that we either use a Google service, or we let Google decide where we choose our non-Google activities. We let Google administer our every move on the web. This dominance is where Google’s strength lies. As a result of this dominance, the only search engine we use is Google’s. On top of that, the advertisements become increasingly efficient, since Google is able to gather more information about us.

How do the others do it? We have established that Google has created a free platform and gains revenues by directing users to these commercial companies’ websites. Does a similar revenue model hold for other free platforms? It turns out that this is often true to a certain extent. We will go through some free digital platforms. Social media platforms such as Twitter and Facebook are similar to Google in the sense that they too create a platform that suffices in a great range of users’ needs,

12

Semester 1.2 - (2014-2015)

albeit with a focus on the users’ social needs. Those social platforms deliver specific information for efficient advertising. Firefox, the third largest web browser with 450 million users worldwide, is a free and open-source browsing program produced by the Mozilla foundation. Firefox presents itself as an independent web browser, that is, one without advertisements. So how does Firefox make money? It turns out that 98 percent of Firefox’s revenue comes from Google. Google pays Mozilla for a prominent place in the web browser such that Google can extend its prominent position in users’ internet experience. The Mozilla foundation and Google are similar in the sense that both sell a place in their platform to a third party. Then there is the class of software giants that effectively combines the advertisement model with a second type of revenue model. Spotify is a music streaming service with both a free and a premium option. The free service is the same as the premium service, except that users are forced to listen to advertisements. This creates the revenues. The premium alternative is sustained by a monthly fee. As a result, Spotify participates in two markets. Lastly, some organizations that create free platforms sustain themselves solely on their philanthropic ideals. The online encyclopedia Wikipedia and the operating system Ubuntu are examples of such platforms. Note that such platforms are generally created by non-profit organizations.

Information versus Attention The present-day digital world is dominated by a few big players: Microsoft, Google, Apple. Google stands out in the sense that they, in contrast to Microsoft and Apple, supply information for free, and sells your attention to


a third party. For Google, your attention is the product, whereas for Apple and Microsoft, information, in the shape of software, is the product. These contrary revenue models were early described in 2006 in an article on the Sydney Morning Newspaper: “We are not even a decade into the digital millennium and already the battle lines have been drawn. Two camps have emerged, each with widely divergent views on the nature of information, who owns it and how it should be distributed. The forces are at this stage evenly matched, and it is not apparent from the day-to-day squabbling which side will emerge victorious. But one side must, because their views are diametrically opposed and can't coexist in the long term.” Greame Philipson, the author of this passage, was early to spot the contours of what has become an immense fight between the two camps. Where Google is the grandest player on the free information side, Apple is the largest player on the information sales side and Microsoft, with Bing, tries to get the best of both worlds. The author also asserts that a winner will emerge. Luckily, that stage has not been reached. However, in the recent years, the fight between Apple and Google has flared up higher than ever before. Both parties try to gain dominant positions in the market for operating systems, apps, music, books, et cetera. Remarkably, the views of these largest players diametrically oppose each other and both parties appear to hang on to their stances firmly. Apple CEO Tim Cook spoke on the matter:

“Our business model is very straightforward: We sell great products. We don’t build a profile based on your email content or web browsing habits to sell to advertisers. We don’t “monetize” the information you store on your iPhone or in iCloud. And we don’t read your email or your messages to get information to market to you. Our software and services are designed to make our devices better. Plain and simple.” In a New York Times interview, Google CEO Larry Page was asked about the privacy concerns that its business brought forth and replied that the usefulness of the products will change the way people feel about them. Clearly, both sides are aware of the downside of the free products, but take a different stance towards it.

Conclusion We have shown in what way large online services have gained their position in our daily digital activities without charging us and what innovative strategies are used to maintain this position. Additionally, we are dealing with a market for digital services dominated by players with severely opposing views on how products should be financed. Both sides have settled themselves in our lives and it remains unclear whether one model will come out on top, or, if perhaps Microsoft’s opt for the middle road will come out on top. Only time will tell if free online services will remain. ■

Figure 2

13


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Arthur Molenaar

Sms’je namens mama: 89.000 euro boete Muziekfestival Parklife in Engeland moet een boete van bijna 89.000 euro betalen vanwege een sms'je. Het festival stuurde bezoekers een sms met als afzender 'mama'. Bezoekers van het festival kregen een sms'je met de tekst: "Sommige van de Parklife afterparties zijn al uitverkocht. Als je gaat, zorg er dan wel voor dat je voor het ontbijt weer thuis bent. xxx" Lang niet iedereen kon het ongebruikelijke reclamebericht waarderen. Een meisje wiens moeder drie jaar geleden overleden is, barstte in tranen uit toen ze dacht dat ze een sms'je van haar moeder had gekregen, meldt de BBC. Het meisje heeft een brief naar Parklife gestuurd. Ze zette een foto van de brief op Twitter en kreeg veel reacties. In totaal kwamen er 76 klachten binnen bij The Information Commissioner’s Office, een organisatie die zich hard maakt voor privacybescherming. Zij hebben de zaak onderzocht en besloten dat het festival 70.000 pond (bijna 89.000 euro) boete moet betalen. Het festival heeft de regels overtreden door de klanten een sms'je te sturen zonder duidelijk te maken wie de afzender was. Parklife liet weten dat de organisatie op een leuke manier met haar publiek wilde communiceren. Ze beseft nu dat dit niet voor iedereen gepast was.

Semester 1.2 - (2014-2015)

Tekst: Nynke Gerards

Putring Een modelabel hoopt op de fans van Vladimir Poetin met de verkoop van ringen en kleding die het gezicht van de Russische president dragen. Het in Moskou gevestigde merk heet Putinversteher - een Duits woord voor een Poetin sympathisant - en het eerste product van het merk is een zilveren ring met daarop het hoofd van de president. Ontwerper Gleb Krainik zegt dat hij wil dat het merk populair wordt buiten Rusland, en dat de Duitse naam is gekozen om de mensen in dialoog te laten gaan. "Het laat ze een nieuw perspectief en een zekere ideologie zien," zegt hij. Krainik ziet de modeindustrie als onderdeel van een wereldwijde "informatieoorlog ', waarin Rusland en vooral Poetin vaak in een kwaad daglicht wordt geplaatst. "Het doel is om het de wereld gemakkelijker te maken om Rusland te begrijpen," aldus Krainik. In eerste instantie zijn er honderd zilveren ringen gemaakt, welke allemaal zijn verkocht. Een van de ringen siert nu de kant van Sergei Maksimov, die zegt dat de heer Poetin zijn grote voorbeeld is en dat hij de ring dag en nacht draagt. "Ik zou graag net als Vladimir Poetin zijn," zegt hij. "Ik bewonder hem als persoon, hij is erg mannelijk en sterk."


Tekst: Noortje Stolk

Tekst: Lasse Vuursteen

Buitenechtelijke baby Beyoncé

Een affaire van een miljard

Wie wel eens naar de vrouwenzender TLC kijkt, kent ongetwijfeld het programma Toddlers and Tiaras, waarin jonge kinderen gevolgd worden door een cameraploeg op hun weg naar en tijdens de missverkiezing. Dat jonge kinderen al zo vroeg aan een missverkiezing meedoen is in Nederland vrij ongewoon, in Engeland is het echter heel normaal dat jonge, opgedirkte meisjes strijden om wie het mooiste is.

Oliegigant Harold Hamm is door een Oklahoma County rechter opgedragen bijna een miljard dollar aan zijn exvrouw Sue Ann Hamm te betalen. Van dit bedrag, wat overigens de grootste schikking in een echtscheiding ooit is, moet 322,7 miljoen binnen een jaar betaald zijn. Het precieze bedrag wat de CEO van Continental Resources zijn ex verschuldigd is bedraagt 995,5 miljoen.

Zo is laatst de één, bijna tweejarige Bobbi Boyden ontdekt. Na slechts vijf maanden oud kon Bobbi al lopen en werd toen direct in dure jurkjes gehesen. Aangezien een baby van zes maanden nog weinig haar heeft, werden verschillende haarstukjes aangemeten. Met haar act op Beyonce’s topper “Single Ladies” danst ze met haar anderhalf jaar de sterren van de hemel. Nogal een aparte keus voor een meisje van die leeftijd, daardoor is er ook veel kritiek. Dit houdt de moeder van Bobbi echter niet tegen: “Ze houdt van aandacht als ze op het podium staat. Ze is zeker een diva. Ik moet haar zelfs tegenhouden. Als we muziek opzetten, begint Bobbi meteen te wiebelen. Ze keek naar de videoclip van ‘Single ladies’ en begon meteen met het kopiëren van haar moves. Ik zie haar genieten en dat is het belangrijkst voor mij.” Bobbi is dan ook omgedoopt tot Baby Beyoncé en heeft al verschillende prijzen op haar naam.

Dit is niet de eerste echtscheiding van meneer Hamm. In 1987 scheidde hij van zijn eerste vrouw, waarmee hij drie kinderen had. Toen hij een jaar later met Sue trouwde, had hij geen huwelijksvoorwaarden getekend. Uit dit huwelijk kwamen twee dochters voort. Sue diende in 2013 haar verzoek voor een echtscheiding in bij de rechter. De reden was dat Harold een affaire had. Mevrouw Hamm bekleedde een belangrijke functie binnen het bedrijf van haar man en nam na het verzoek voor een scheiding ontslag. Het door Harold Ham gestarte oliebedrijf Continental Resources was destijds minder dan vijftig miljoen waard. Zesentwintig jaar later is het bedrijf uitgegroeid tot een gigant met een beurswaarde van twintig miljard. Harold Hamm kan het geld dan ook wel missen: zijn totale vermogen wordt geschat op veertien miljard.

Jaargang 38 - GAXEX 2


Tekst: Michiel Tammeling

Zombie Apocalypses and Ebola Like every other animal on this planet, we humans are looking to survive. In today’s life there are few threats to us, especially in parts of the world not exposed to natural disasters, still we find time to worry about things such as forgetting your mobile phone charger on vacation or the fact that your Wi-Fi does not reach into your backyard. There are a couple of scenarios which could actually threaten human existence, there has been much speculation in science and particularly in the realm of B-movies about such apocalyptic events. These include meteorites crashing into our planet, extreme climate change and possibly the most relevant of them all: a deadly disease outbreak. You may have seen movies such as Outbreak, Twelve Monkeys or I Am Legend, have played games as Pandemic where you need to spread a biological virus in order to wipe-out the entire human population or seen a documentary about the horrifying Black Death. So you will probably already have a good idea of how these pandemics arise and evolve into a deadly killer. Although we are able to identify epidemics and pandemics much faster due to our scientific progression, we are getting more interconnected as people are travelling from one part of the world to another every single day. Right now, especially in Western Africa, the ebola virus has risen and has shown to be tough to beat due to its infectiousness and in particular due to an absence of organization. In this article we will take a small peek at how diseases spread and how they are modelled. But first, let’s start with an overview of some viruses and bacteria which have been haunting us throughout human history and which resulted in a high number of casualties.

16

Semester 1.2 - (2014-2015)

History of diseases HIV/AIDS This is a well known illness which starts out with a person getting infected by the HIV (Human Immunodeficiency Virus) through sexual intercourse, contaminated needles, blood transfusions or from mother to child. It is actually a fairly young disease which has probably been transferred from other primates to humans somewhere halfway through the 20th century. Research indicated that HIV originates from West Central Africa as a close counterpart of HIV called SIV has been found in African primates. As of 2012, AIDS is estimated to have caused over 36 million deaths worldwide. The Plague The plague, or Black Death outbreak in the Middle Ages was one of the most devastating throughout human history, killing 75 up to 200 million people. The disease was


The Triumph of Death by Pieter Bruegel

transmitted by fleas, which lived off rats and other rodents and originated from Eastern Asia. These probably travelled along the Silk Road and spreaded to harbors in the south of Europe.The disease reduced the human population in Europe by 30 to 60 percent and the world population by 15 to 40 percent. Spanish Flu A more recent deadly pandemic has been the Spanish flu in 1918, which killed around 50 to 100 million people caused by the H1N1 virus, which started again in 2009. Back then it was called the “swine flu”, or as we know it in the Netherlands, the “Mexican flu”, killing between 200.000 and 400.000 people. The Spanish flu had the strange characteristic that in contrast to other diseases it killed predominantly healthy young people as opposed to (already sick) elderly people and children. This has been ascribed to World War I where, opposed to normal civilian life where people with the mild strain keep on living and spreading the disease while the severely sick stay as home, in the trenches the extremely sick were transferred by crowded trains to crowded field hospitals while the soldiers with the mild strain stayed in the trenches. The Spanish flu originates from Kansas, USA. The name Spanish Flu comes from the fact that during wartime newspapers were stressed to report mildly on the spreading of this disease in Germany, France and the UK. This was however not the case in Spain, which made it look as if Spain was hit particularly hard.

Ebola Ebola causes internal as well as external bleedings and death is usually caused due to a low blood pressure as a consequence of fluid loss. Spreading of the virus is caused through contact with all body fluids from infected primates and can also be transmitted via semen from recovered patients eight weeks after their recovery. The disease can still spread when body fluids are located on surfaces such as clothing for several hours. The current Ebola outbreak is the largest one up to now and since the 1970s when the first outbreak occurred, there have been around thirty outbreaks. Diseases such as these have led to many casualties, but we have managed to reduce the numbers by applying knowledge about disease spreading in combination with new medicine and vaccines.

Why do we need mathematical modelling? Before we get into the mathematical modelling itself, it is important to have some background information about why it is actually done and how it is used in practice. First of all, diseases have caused more deaths through time than natural disasters and wars together. Solely smallpox (not chickenpox) have already caused hundreds of millions of deaths, over half a billion only in the 20th century, more than three times the number of casualties ▶

Jaargang 38 - GAXEX 2

17


Epidemic, endemic, pandemic? When a disease occurs or the number of people infected by a disease increases disproportionately, you hear the words pandemic and epidemic a lot of times. What is exactly the difference between these two words and another less heard word, endemic? All three are concerned with the relative occurrence of a disease in a country or part of the world. When a disease is endemic, it means that for that particular part, the disease is present at a constant level over a long period of time, such as malaria in Africa. An epidemic refers to a higher than normal increase of infected people for a short period or moment in time in a city, region or country. A pandemic is used for an epidemic which spreads out to multiple countries, continents or the whole world.

wars have caused in that period. Fortunately, due to an extensive vaccination project by the WHO (World Health Organisation) in the 1960s and 70s, this disease has almost been eliminated. The vaccine for smallpox can be attributed to Edward Jenner who, although vaccination with milder versions of diseases was already applied, introduced vaccination with cowpox after a tip from a local farmer’s girl at the end of the 18th century. Cowpox provided immunity against other types of pox and did not pose any threat to humans. The term vaccination is therefore derived from the latin word for cow or vaca. As we would like to protect ourselves from these kind of diseases we want to know the following things: how fast does the disease spread, how does it spread, how and where do we need vaccination? Of course it is important to know whether a disease confers immunization, that is, when someone has contracted a particular disease, will he or she be immune to it afterwards? Mathematical models can give us insights into the answers to these problems.

First Mathematical models of disease spreading The first one to mathematically model the spreading of diseases is considered to be Ronald Ross. An Indian-born British doctor who discovered and proved that malaria was spread by mosquitos. He constructed a fairly simple model consisting of two differential equations which described the changes in the infected human population as well as the mosquito population. His model was called the SIS model and consisted of solely infected and susceptible persons, where the susceptible persons are people open to infection. The name SIS stands for these two groups of people: Susceptible -> Infected -> Susceptible. This model is used for diseases in which immunization is not possible, such as malaria.

Here, β is the transmission coefficient and ν is the reco18

Semester 1.2 - (2014-2015)

very rate. This type of growth is called logistic growth and the model reduces to the following first order differential equation, due to the fact that in this closed population model, S + I = 1, or the whole population is contained within these two groups.

When β > nu the infected and susceptible populations asymptotically converge:

Resulting in an endemic disease. However, when Beta is smaller than or equal to nu the extinction equilibrium becomes stable and dies out. The ratio of β and nu is called the basic reproduction number, a number which is very important in epidemiology and will be discussed in the next part.

The most important number As the title already suggests, the following number is thought to be the most important number in epidemiology and is called R-nought or R0. It is also called the basic reproduction number (not rate!) and simply said, it gives the average number of secondary infections due to one single infected person. It is normally calculated as follows:

R0 ≈ τ * c * d Here, tau indicates the transmissibility of the disease or (infection / contact) so how much contacts are needed for an infection. c represents the average rate of contact between susceptibles and infected, (contact / time) and lastly the d represents the duration of infectiousness or (time / infection). This all probably seems a pretty simplified version of reality and indeed it is. One may think for example of different types of infected persons, or even animals which have different infection rates. To deal with this compli-


Above you can see the R-nought values for several well known diseases

cation we will use some Mathematics I & II knowledge. We take two types of infected entities, let’s say beavers and humans. We then form the beautifully named “next generation matrix” G in which the gijth element is the expected number of secondary infections of type i due to an infected type j. We will compute R0 from the spectral radius of G, which is the dominant eigenvalue of G, which we all knew of course!

who are not infected, the I stands for infected, persons who have contracted the disease and are able to spread it, and the R stands for removals or recovered, indicating cured or dead persons. An important assumption of this model is that there is a closed population, that is, no immigration or emigration is possible as well as any deaths or births. Next to that we assume that the population is well mixed or, everyone gets in contact with the same fraction of every category of people.

We take the following matrix

The eigenvalues of G are then given by

Here T = a + d which is the trace of the matrix and D = ad - bc which is the determinant of G. These techniques are used when the disease at hand is for instance a sexually transmittable disease in a completely heterosexual population. In that case a and d are equal to zero and R0 equals √bc. It is believed that when R-nought is below 1 the epidemic will eventually die out and if it is larger than 1 it will result in an epidemic. But R-nought is not inherent to a disease in the sense that it can be lowered through various measures as quarantine and vaccination. As vaccinating is quite expensive, policy makers use epidemic models to calculate the necessary percentage of a population that needs to be vaccinated in order for the infection to be exterminated. This is also called herd immunity.

Introducing the models Now, we will look at one of the simplest, but still a very practical model frequently used in the world of epidemic modeling. This model is the SIR model, or slight variations of this model. As with the SIS model, SIR is an acronym where its letters stand for certain compartments into which the total population is divided. The S again stands for the group of susceptibles, or people

I will introduce the model further using a recently published paper called: Bayesian Analysis of Epidemics - Zombies, Influenza, and other Diseases. This paper models a zombie outbreak using two SIR models and afterwards relates the results to more credible scenarios such as an outbreak of influenza. The difference between the two models is the fact that in one model “cured” zombies could return to being zombie again, while the other model does not have this option. We will review the latter one. The authors of the paper are said to have actually put countless hours of research into this subject by watching tons of movies and the The Walking Dead series in order to create a model as realistic as can get. Note that in this case we have again a closed population N which does not allow any births or natural deaths. We have four equations in our model which describe the inand outflow of the different compartments;

Here, the I has been replaced by the Z, referring to the zombies, the β represents the infection rate and equals τ · c as explained in the section about R-nought, the α represents the rate of removal (which normally is the cure rate but in this case it is the killing rate of the zombies). Normally the term αSZ would simply equal αZ where α is the inverse of the duration of the infection or d, that is, when infected persons are normally infected for 12 days, the recovery rate is equal to 1 divided by 12. The E (Exposed) ) compartment is the infected but not symptomatic part of the population. ▶ Jaargang 38 - GAXEX 2

19


GAXEX Panel Do you think there will be a disease or virus the next hundred years which will affect a large part of the world population?

Which diseases you think are the most contagious? ( Right is more infectious than left).

No,

17%

Measles, HIV/AIDS, SARS, Polio, Ebola

25%

Yes, less than 1%

17%

HIV/AIDS, Polio, Ebola, Measles, SARS

25%

Yes, between 1% and 5%

25%

Polio, HIV/AIDS, Measles, Ebola, SARS

17%

Yes, between 5% and 10%

8%

Ebola, HIV/AIDS, SARS, Polio, Measles

33%

Yes, more than 10%

17%

Yes, it's already there, it's called Justin Bieber

17%

From these equations we see that the non-infected Susceptibles move to the Exposed compartment at a rate of -βSZ which is the infection rate times the number of zombies times the number of susceptibles. CE simply represents the rate at which the exposed move automatically to the zombie compartment and αS is the rate at which susceptibles chop of zombie heads times the current number of zombies. In the paper the zombie populations were approximated based on the video material they had. They make two assumptions, the first one being that the zombies grow unrestricted (α < β) and the second that the initial susceptible population is large enough to not be significantly affected or (S ~ constant ≡ S 0), subsequently the population dynamics of the zombies can be approximated as exponential. This gives us Z’ = (βS 0)Z which has the solution Z ~ Z 0 e BS0t. Then S0 is estimated from the observed amount of zombies at different points in time in the two movies. Subsequently the parameters are estimated using Markov Chain Monte Carlo simulation which result in the best fit simulation of the susceptible and zombie populations together with the posterior probability distributions on the right.

These techniques have also been used to analyze real world data. In this case Google Trend data on influenza. Let’s hope that in the near future we only need epidemiological models in order to monitor low levels of infections and will not be eaten alive by zombies or stack bodies on large piles in abandoned hospitals. ■

20

Semester 1.2 - (2014-2015)


Tekst: Tim van Wilsum

Extase van XTC ‘Het Trimbos instituut waarschuwt dat xtc-pillen de laatste jaren gemiddeld steeds sterker zijn geworden. Waar er eerder ongeveer 80 milligram van de werkzame stof MDMA in de pillen zat, bevat een pil tegenwoordig gemiddeld 120 milligram MDMA. Het Trimbos instituut waarschuwt voor de hoge doseringen in de pillen, omdat het makkelijker is te veel te slikken en het gevaar voor overdoses groter is geworden. Bij een overdosis ecstasy ervaren de gebruikers onder meer oververhitting, acute psychotische verschijnselen en hartritmestoornissen’, aldus het Algemeen Dagblad op 6 mei van vorig jaar. Ondanks dat de meeste jongeren en studenten de gevaren vaak wel kennen, blijft er een groei in vraag naar sterkere xtc-pillen. De vraag rest: Waarom blijft de vraag naar nog sterkere xtc groeien? XTC Xtc, de meeste studenten hebben op zijn minst wel eens van de naam gehoord. XTC, of ecstasy, is een partydrug, maar de officiële benaming van deze drugs is 3,4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA). Tegenwoordig worden echter stoffen die op MDMA lijken, zoals MDEA of MBDB, ook als ecstasy verkocht. Doordat er de laatste jaren een verhoogde concentratie van MDMA in ecstasypillen zit, maar ook omdat er stoffen als 4-methylamfetamine (4-MA) en paramethoxymethylamfetamine (PMMA) in de pillen is aangetroffen, worden de ecstasypillen direct in verband gebracht met fatale incidenten in het uitgaansleven. Het is echter niet meer mogelijk om op festivals pillen op bijvoorbeeld PMMA te testen. Tot 2002 was het toegestaan om op festivals en feesten ecstasypillen te laten testen, maar het eerste kabinet-Balkenende heeft dit verboden, omdat dit een ‘pseudo-gedoogbeleid’ zou zijn.

Ecstasy heeft een stimulerende en entactogene werking. Dat wil zeggen dat gebruikers van xtc een vrolijk en saamhorigheidsgevoel krijgen. Neurologisch gezien stimuleert MDMA een extra afgifte van serotonine in de hersenen. Daarnaast zorg het ervoor dat de heropname van serotonine in de zenuwuiteinden tijdelijk wordt tegengehouden. Dit alles heeft tot gevolg dat de hoeveelheid serotonine in de hersenen wordt verhoogd. Omdat serotonine voor het blije gevoel zorgt in het lichaam, krijgt men bij het gebruik van ecstasy een vrolijk gevoel. In mindere mate heeft xtc invloed op het dopamine niveau in je lichaam, een andere stof die zorgt voor het geluksgevoel in het lichaam. Ongeveer zeven procent van de MDMA die je binnen krijgt bij het gebruik van xtc wordt omgezet in MDA. Dit is een stof die een hallucinerende werking heeft, waardoor je van ecstasy ook kan gaan hallucineren. Deze werkingen maakt dat xtc door bepaalde mensen wordt gebruikt als een club- of festivaldrug. ▶

Jaargang 38 - GAXEX 2

21


GAXEX Opiniepanel Wat vind je van XTC?

Leuk

48%

Stom 29%

Wel geinig

24%

Opkomst XTC Om te begrijpen hoe xtc zijn intrede deed in het Nederlandse uitgaansleven moeten we een stuk terug in de tijd. Het begin van de jaren tachtig staat over het algemeen bekend als een donkere tijd, in ieder geval voor de jongeren. Het waren jaren van recessie en van donkere punkmuziek, zoals de muziek die de band The Cure maakte. Er waren groepen punkers die tegenwoordig nog steeds bekend staan om hun felgekleurde hanenkammen en vreemde accessoires. In de tweede helft van de jaren tachtig deed zich, eerst in Amerika en daarna in Engeland, een nieuw muziekgenre voor: Acid House. Deze muziek ging over het algemeen gepaard met urenlang raven en harddrugsgebruik en met name xtc ging goed gepaard met de nieuwe stijl van feesten en dansen. De Amsterdamse club RoXY wordt vaak gezien als de eerste house- en technoclub van Nederland, echter hoe hard mede-oprichter Eddy de Clercq in het begin ook probeerde om house te laten aarden in de Amsterdamse uitgaansgelegenheid, aanslaan wilde de nieuwe muziek nog niet echt. Op een gegeven moment was het zelfs zo erg dat de club bijna failliet ging, maar in 1988 kreeg Eddy echter hulp uit onverwachte hoek. Twee Engelse dj’s kwamen naar Nederland en organiseerden een aantal kleine housefeesten, die bezocht werden door vele Engelsen die de zee overstaken om te feesten in Nederland. Dit is ook de zomer dat het Nederlands Elftal het Europees Kampioenschap won en de sombere sfeer wat opklaart. In Engeland breekt de Summer of Love aan met verschillende housefeesten en RoXY organiseert het eerste Nederlandse housefeest, Discohippies on Acid. Volgens oud-directeur van RoXY, Hans Kuipers, gaat Nederland in die nazomer helemaal om, house en daarmee de xtc-drugs worden immens populair. Een mooi voorbeeld daarvan is het door Maz 22

Semester 1.2 - (2014-2015)

Weston georganiseerde illegale feest London comes to Amsterdam. Het feest was bedoeld voor rond de tweehonderd man, maar werd uiteindelijk bezocht door een kleine tweeduizend clubbers en ravers. Met het intreden van Acid House begon ook de vraag naar xtc explosief te groeien. De eerste Nederlandse producent van xtc was Robert ‘de Professor’, hij begon met het produceren van ecstasy iets nadat het zijn intrede had gedaan in de Engelse scene, zo rond 1987. Zijn eerste productie mislukte, de suiker die hij gebruikte bleef plakken in de drukmachine. Naar eigen zeggen is hij toen naar een snoepfabriek gegaan om te kijken hoe ze daar stoepkrijtjes en salmiaktabletjes drukten. Daar heeft hij het juiste poeder gekocht om zijn eerste xtc-pillen mee te drukken. In de tijd dat ‘de Professor’ zijn pillen begon te drukken was de stof MDMA nog niet illegaal, want pas op 22 november 1988 is MDMA op de opiumlijst opgenomen. Hoewel de stof daarna illegaal was, remde dit de vraag naar ecstasy natuurlijk niet. De vraag bleef zo juist erg stijgen in binnen- en buitenland dat Nederland, vanaf het eind van de jaren tachtig tot vlak voor kort, de grootste producent en exporteur van de wereld was. Nederland werd daarom ook wel gekscherend het Colombia van de xtc genoemd.

XTC onder jongeren Dat jongeren en studenten er wat andere gewoontes op nahouden dan de rest van de Nederlandse bevolking is algemeen bekend. Studenten en jongeren drinken meer, gaan naar andere soorten feesten en experimenteren over het algemeen meer. Het Trimbos-instituut brengt elk jaar een jaaroverzicht uit, de Nationale Drugs Monitor(NDM), die de bevolking informeert over het drugsgebruik in Nederland. In november van 2014 bracht het Trimbos-instituut de NDM 13/14 uit, waaruit bleek dat ecstasy nog steeds de belangrijkste uitgaansdrugs is naast alcohol. Meer


dan de helft van de jongeren (55%) gaf aan dat zij het afgelopen jaar xtc had gebruikt, iets minder dan een derde van de jongeren had dit minder dan een maand geleden nog gedaan. Dit is een flinke toename ten opzichte van 2008, toen iets meer dan een vijfde van de jongeren (21%) ecstasy had gebruikt in het jaar dat daaraan vooraf ging. Volgens ambulancepersoneel in Nederland bleek dat er hogere doseringen MDMA aanwezig waren in de pillen, gezien de wegdraaiende ogen van feestgangers en de zich als zombie verplaatsende groepjes jongeren op evenemententereinen. Dit bleek eveneens uit de Nationale Drugs Monitor waar vermeld werd dat, hoewel de gemiddelde hoeveelheid pillen die gebruikt werd op een avond gedaald was van 1,6 in 2008 naar 1,3 in 2013, de gemiddelde hoeveelheid actieve stof die de gebruiker binnenkreeg, steeg van 148 mg naar 192 mg. Het onderzoek van het Trimbos-instituut vermeldde ook dat de meeste jongeren en studenten festivals nog steeds de meest geschikte plek vonden om een pilletje te gebruiken. Van de ondervraagde drugsgebruikers gaf 93% aan dat zij op een festival wel pillen gebruikten, 35% zei dat ze ecstasy ook in clubs en discotheken gebruikten en 27% gaf aan dat ze het ook thuis gebruikten om te relaxen. In het begin van 2014 werd de Global Drugs Survey 2014 gepubliceerd. Dit is een onderzoek waaraan zeventien landen in de wereld meedoen en waarin drugsgerelateerde zaken aan het licht worden gebracht. In Nederland wordt dit onderzoek uitgevoerd door het Centrum Verslavingsonderzoek (CVO), met als mediapartner onder andere BNN. Een kanttekening bij dit onderzoek is wel dat verschillende landen andere soorten mediapartners hebben. Zo is BNN veel meer op jongeren gericht dan bijvoorbeeld de Morgen, een Belgische ochtendkrant. Desalniettemin geeft het onderzoek een goede weerspiegeling van het drugsgebruik onder jongeren in de leeftijdscategorie twintig tot dertig jaar. Zo blijkt uit het onderzoek dat twee keer zoveel Nederlandse jongeren ecstasy gebruiken dan gemiddeld over de wereld. Van de Nederlandse jongeren gebruikt meer dan 50% ecstasy, terwijl van jongeren uit andere landen gemiddeld 23% het afgelopen jaar wel eens xtc heeft gebruikt. De reden hiervoor kan gezocht worden in het feit dat we erg dicht bij de productie van xtc zitten, waardoor er makkelijk aangekomen kan worden. Iedereen heeft tegenwoordig wel een broer, zus, kennis of neef die xtc gebruikt en in sommige dorpen is het zelfs makkelijker om aan xtc te komen dan aan cannabis.

Zoals in de NDM 13/14 valt te lezen, is de dosering van xtc de laatste jaren gestegen. Dit komt doordat een nieuwe generatie festival gangers een enorme vraag heeft naar sterkere ecstasypillen. De jongeren willen strak staan en hard gaan op xtc, terwijl dat de oorspronkelijke bedoeling van MDMA niet is en xtc daar de juiste drug ook niet voor is. Doordat de pillen sterker zijn en de jongeren ze met gemak en zonder zorgen innemen is ook het aantal medische ongevallen die te maken hebben met xtc gegroeid. Volgens het NDM zou in 2009 7% van de mensen die zich bij EHBO-posten melden ecstasy hebben gebruikt, terwijl dit in 2013 22% was. Volgens IC-arts Erik Jan van Lieshout is het aantal ambulanceritten die te maken hadden met ecstasy verdubbeld, van zevenhonderdvijftig in 2013 naar vijftienhonderd in 2014.

Waarom een stijgende vraag De afgelopen jaren is de vraag naar en het gebruik van ecstasypillen weer gegroeid. De pillen worden ook zuiverder, dat wil zeggen dat de hoeveelheid actieve stof (MDMA) toeneemt waardoor de pillen sterker worden. Volgens Ton Nabben, drugsonderzoeker aan het Bonger Instituut, zien we wat betreft partydrugs zoals ecstasy een golfbeweging. In het begin van de jaren negentig was er een enorme groei in de vraag naar ecstasy, terwijl in de eerste jaren van de 21ste eeuw de vraag juist nihil was en de laatste jaren is er weer een toename. Er zijn verschillende redenen waarom ecstasy weer in de mode raakt ondanks dat er informatie beschikbaar is dat xtc erg schadelijk en soms zelfs dodelijk kan zijn. Ten eerste is er in deze golf van ecstasygebruik een breder publiek aangesproken, waar het in de jaren negentig nog voor ravers gebruikelijk was is de drugs nu meer mainstream geworden. Veel studenten hebben tegenwoordig een druk leven, ze hebben een zware studiedruk door het BSA en sommigen bouwen ook al aan hun carrière. Voor hen is een pilletje in het weekend dé oplossing om na een zware week toch met energie en plezier een feestje mee te maken. Tevens kan het nieuwschierigheid zijn naar de bijzondere werking van xtc. Naast de veelgehoorde redenen dat jongeren er blij en open van worden en de kater minder erg is, gaat het tegenwoordig niet meer om de muziek zoals in de jaren negentig, maar meer om de gelijkgestemdheid. Volgens Ton Nabben is het tegenwoordig een soort sociaal bindmiddel geworden en hij zou het geen wonder noemen als ecstasy de nieuwe cannabis wordt. Anders gezegd maakt ecstasy zijn rentree omdat de normalisering ervan toetreedt en dit kan misschien wel eens de belangrijkste reden zijn waarom jongeren desondanks alle gevaren toch een pilletje blijven gebruiken. ■

Jaargang 38 - GAXEX 2

23


Tekst: Ruben te Wierik

Waar blijft die videoscheidsrechter? Je zult maar scheidsrechter zijn. Zelden doe je iets goed, iedereen heeft een mening over je en hele stadions kennen het beroep van je moeder. En dat terwijl iedereen weet dat een wedstrijd fluiten absoluut geen gemakkelijke opgave is. Hoe is het gesteld met de vaderlandse arbitrage? En is het wel mogelijk om de scheidsrechterlijke foutenlast te verminderen? Onderzoek Een veelgehoorde klacht is dat scheidsrechters bij moeilijke beslissingen altijd het voordeel zouden geven aan de grotere clubs. Om na te gaan of dit vooroordeel klopt, kijken we naar het onderzoek onder leiding van journalist Thijs Zonneveld dat de afgelopen vier jaar werd gepubliceerd in De Pers, NRC Handelsblad en het AD. Zonneveld deed zijn onderzoek vlak voor de ontknoping van het seizoen 2010-2011. Op dat moment, vlak voor de beslissende speelronde, stond FC Twente op 71 punten terwijl Ajax er één minder had. De beslissing zou vallen in speelronde 34 in de wedstrijd Ajax-FC Twente, waarbij FC Twente genoeg zou hebben aan een gelijkspel om kampioen te worden. Terug naar het onderzoek. Zonneveld onderzocht samen met Fokko Ebbens alle 65 tot dan toe door Ajax en FC Twente gespeelde wedstrijden op arbitrale dwalingen. Daarvoor beperkten ze dit door alleen de sleutelmomenten (doelpunten, strafschopmomenten, rode kaarten) te beoordelen met behulp van herhalingen vanuit verschillende cameraposities. In totaal beoordeelden ze 32 beslissingen van scheidsrechters als verkeerd. Hiervan waren er 15 mede bepalend voor de uitkomst van de wedstrijd. Hieronder vielen onder andere de niet bestrafte beet van Luis Suárez in het sleutelbeen van Otman Bakkal (Ajax-PSV) en de onterechte rode kaart voor Vurnon Anita in Ajax’ uitwedstrijd tegen Excelsior.

24

Semester 1.2 - (2014-2015)

Om het gevolg van de foute beslissing te meten werd met behulp van historische data een schatting gemaakt van het te verwachten puntenaantal voor Ajax en FC Twente indien de leidsman wél de correcte beslissing had genomen. Een simpel voorbeeld om dit te illustreren: Jan Wegereef gaf in de 27e minuut bij een 0-0 stand een onterechte rode kaart aan Anita wegens een tackle op Excelsior-speler Guyon Fernandez. Mede door deze, later door de aanklager geseponeerde, rode kaart eindigde de wedstrijd in een 2-2 gelijkspel. Wat was de uitkomst van deze wedstrijd geweest indien Wegereef de juiste beslissing had genomen? De kans dat Excelsior zou winnen op het moment dat het in de 27e minuut 0-0 staat werd aan de hand van historische data geschat op 15 procent. Op diezelfde manier werd geconcludeerd dat de kans op een gelijkspel of een overwinning van Ajax respectievelijk 35 en 50 procent was. Een simpele rekensom leert dat het verwachte aantal punten voor Ajax bij een goede beslissing van Wegereef 1,85 was geweest. Zonneveld concludeerde dus dat Ajax hier voor 0,85 punten werd benadeeld. Na het optellen en aftrekken van de punten waarvoor Ajax en FC Twente werden benadeeld en bevoordeeld kwam Zonneveld tot de conclusie dat Ajax en FC Twente na de 33e speelronde op respectievelijk 70,2 en 70,1 punten hadden moeten staan. Dit betekende dat FC Twente mede dankzij arbitrale fouten het voordeel had dat het aan een gelijkspel genoeg had om kampioen te worden. Het mocht voor de Twentenaren niet zo zijn, het ging in de ArenA met 3-1 ten onder.


Anita krijgt van scheidsrechter Wegereef onterecht rood.

Gevolgen Zonneveld besloot de volgende seizoenen zijn onderzoek te herhalen en uit te breiden. In 2012 onderzocht hij alle wedstrijden van de zes clubs die het hoogst eindigden in de Eredivisie. “In 66 van de 174 wedstrijden (37,9 procent) maakte de scheidsrechter één of meer cruciale fouten bij het wel of niet toekennen van een doelpunt of een rode kaart. Zo zagen scheidsrechters in de wedstrijden van de zes topclubs in totaal 30 strafschoppen over het hoofd, hadden ze 18 keer rood moeten geven, keurden ze 22 doelpunten onterecht goed en 13 goals onterecht af.” In 41 van die wedstrijden (23,56 procent) waren die fouten ook mede van invloed op de uitkomst van de wedstrijd. Ajax kreeg één punt minder door de scheids. Feyenoord kreeg 3,81 punten te weinig en sc Heerenveen zelfs 4,35 punten. AZ kreeg 1,69 punt te veel, PSV kreeg 2,79 punten meer dan het eigenlijk recht op had en FC Twente kreeg zelfs 4,85 punten te veel. In de eindstand had dit tot gevolg gehad dat nummer vijf van de ranglijst, sc Heerenveen, zonder scheidsrechterlijke fouten derde was geworden en dat PSV en AZ daarvoor een plekje hadden moeten afstaan. In 2013 beperkte Zonneveld zich tot de vier clubs die het hoogst eindigden op de ranglijst. In de 124 onderzochte wedstrijden vonden Zonneveld en Ebbens dat er in liefst 52 wedstrijden (41,94 procent) in totaal 74 fouten werden gemaakt bij cruciale spelsituaties. “Zo zagen scheidsrechters in wedstrijden van de vier topclubs in totaal 25 strafschoppen over het hoofd, ontsnapten 15 spelers aan een rode kaart, keurden ze 15 doelpunten onterecht goed en 10 goals onterecht af.” Van al deze foute beslissingen waren er 26 (20,97 procent) ook mede van belang voor de wedstrijduitkomst.

Supporters van Willem II uiten hun frustratie nadat scheidsrechter Kevin Blom een week eerder voor de tweede keer dat seizoen een onterechte rode kaart gaf aan Willem II-verdediger Arjan Swinkels.

Wederom had Ajax meer punten moeten hebben dan ze kregen: dit seizoen werden ze voor liefst 6,63 punten benadeeld. PSV, Feyenoord en Vitesse hadden meer geluk. Zij kregen respectievelijk 2,22, 4,31 en 8,35 punten te veel van de arbiters. Voor de eindstand had dit geen veranderingen gebracht in de top-3. Vitesse had echter best een paar plekken lager kunnen eindigen indien de scheidsrechters foutloos waren geweest. Ook het afgelopen seizoen was de Eredivisie weer toneel voor een foutenfestival van de leidsmannen. Zonneveld, ditmaal met hulp van Tim Niemandsverdriet, onderzocht wederom alle wedstrijden van de zes hoogst geëindigde Eredivisieclubs. “In totaal maakten de arbitrale kwartetten 84 foute beslissingen rond doelpunten en rode kaarten in de 174 wedstrijden van de zes topclubs. Die 84 fouten werden gemaakt in 59 wedstrijden (33,9 procent, red.). (...) In 48 van de 174 wedstrijden (29,6%) hadden foute beslissingen van de scheids een directe invloed op winst, verlies of gelijkspel.” Net als de eerdere seizoenen heeft Ajax te weinig punten gekregen. Ditmaal gingen ze voor 2,25 punten het schip in. Runner-up Feyenoord kreeg maar liefst 3,25 punten te veel. Vooral in eigen huis werden de Rotterdammers bevoordeeld. PSV kreeg 1,85 punten te veel. sc Heerenveen had zelfs helemaal niets te klagen: zij kregen liefst 4,84 punten te veel. Vitesse, nummer zes van de eindstand, werd wel benadeeld en had 2,46 punten meer verdiend. Uiteindelijk hadden al deze fouten niet enorme verschillen teweeggebracht in de eindstand. Alleen Vitesse zou van de zesde plaats geklommen zijn naar de vierde ten koste van PSV en sc Heerenveen. ▶

Jaargang 38 - GAXEX 2

25


GAXEX Opiniepanel Bevoordelen volgens jou voetbalscheidsrechters de grotere clubs structureel?

Ja

18%

Nee 23%

Weet ik niet

59%

Fransman Thierry Henry (12) maakt hands vlak voor hij de winnende assist geeft in de verlenging van de play-off voor het WK 2010. De Ieren worden bijkans gek van woede, maar mogen niet naar Zuid-Afrika.

Calimero? Dit onderzoek is te klein om harde conclusies te trekken, al spreken sommige gemiddeldes boekdelen. Zo blijkt dat in bijna een kwart van alle wedstrijden de uitkomst van de wedstrijd (thuiswinst, uitwinst of gelijkspel) mede bepaald wordt door een foute beslissing van de arbitrage. Maar dan blijft de vraag staan of het vooroordeel waar is dat scheidsrechters vaker fouten maken in het voordeel van de topclubs. In plaats van te kijken naar hoe vaak fouten worden gemaakt, kijken we naar de impact van die fouten. Als we Ajax, PSV en Feyenoord definiëren als topclubs en we kijken naar de drie seizoenen waarin alle wedstrijden van deze clubs werden onderzocht, dan vinden we dat elk van deze clubs gemiddeld 0,0811 punt per seizoen voordeel hebben van de scheidsrechter ten opzichte van de overige vijftien clubs. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat deze andere ploegen gemiddeld 0,0054 punten per seizoen verliezen. Door de grote standaarddeviatie (3,70) van de observaties, kunnen we dus niet concluderen dat het vooroordeel waar is. Wat verder opvalt is dat Ajax in alle vier de onderzochte seizoenen te weinig en PSV in alle drie seizoenen te veel punten heeft gekregen. Er is natuurlijk van alles aan te merken op dit onderzoek. Zo is slechts een select deel van de wedstrijden uit één competitie onder de loep genomen. Er is niet gecontroleerd voor zaken als thuisvoordeel of vorm en er wordt niet expliciet uitgelegd hoe ze bij de kansen komen voor de resultaten als de arbitrage niet in de fout was gegaan. Verder wordt beweerd dat Zonneveld supporter van Ajax is. Dat dit onderzoek de academische standaard niet haalt, is ook niet zo erg: Zonneveld is journalist en publiceert zijn resultaten in een dagblad. Zijn resultaten kunnen slechts gebruikt worden als indicatie van het

26

Semester 1.2 - (2014-2015)

resultaat en mogelijk een aanmoediging zijn voor een beter opgezet en grondiger onderzoek.

Kan het beter? Dat de uitkomst van een kwart van alle wedstrijden wordt beïnvloed door foutieve beslissingen van de scheidsrechter, is een alarmerende conclusie en dat deel zou drastisch verminderd moeten worden. Veel mensen binnen en buiten het voetbal realiseren zich dit en komen met verschillende alternatieven. Op dit moment wordt vanuit de wereldvoetbalbond FIFA geëxperimenteerd met vijfde en zesde officials en doellijntechnologie. Het idee voor de vijfde en zesde official is simpel: zet een extra paar ogen op de rand van het strafschopgebied en er worden betere beslissingen gemaakt over strafschoppen. Ook zou er een preventieve werking van deze officials uitgaan: spelers zouden geneigd zijn minder kleine overtredingen te begaan bij corners en vrije trappen. Doellijntechnologie werd tijdens het WK 2014 reeds gebruikt om te bepalen of de bal al dan niet de doellijn had gepasseerd. In de wedstrijd FrankrijkHonduras bewees het systeem direct zijn waarde: in een anders zeer lastig te beoordelen moment concludeerde het dat de bal de doellijn passeerde. Valladares, de keeper van Honduras die met zijn gegrabbel schuldig was aan de goal, kon protesteren tot hij een ons woog; de goal voor Frankrijk werd toegekend. Allemaal leuk en aardig en het helpt een klein aantal foutieve beslissingen te voorkomen, maar het blijft een druppel op de gloeiende plaat. Het gros van de foute beslissingen gaan over wel of niet toegekende strafschoppen, rode kaarten en buitenspelsituaties. Van voorgenoemde maatregelen helpen alleen de vijfde en zesde official hierbij, al maken zij ook fouten bij het


nemen van split-second beslissingen. De oplossing die veel andere sporten voor dit probleem hebben gevonden, is de invoering van een videoscheidsrechter. Deze wordt in een beperkt aantal gevallen gevraagd om zijn oordeel te vellen over een cruciale spelsituatie. Hierbij kan hij gebruik maken van allerhande videobeelden. Herhaling na herhaling, vertraagd, ingezoomd en wat al niet nodig is om de juiste beslissing te nemen. Tegenstanders vinden vaak de vertraging die beslissingen van videoscheidsrechters met zich meebrengen een groot nadeel. Het haalt het tempo uit het spel en de charme van de discussie weg, zo is de redenatie. Toch hebben sporten als rugby en hockey deze argumenten aan de kant geschoven en de videoscheidsrechter ingevoerd. Wat zijn bij hen de regels en wat is de ervaring in de twee sporten die het meest met voetbal gemeen hebben?

Rugby en hockey In het rugby is het niet mogelijk voor de spelende partijen om de hulp van de videoscheidsrechter in te roepen. Alleen de scheidsrechter zelf kan dit doen. Dit gebeurt eigenlijk alleen bij situaties waarin het voor de scheidsrechter onduidelijk is of hij wel of niet een try moet toekennen. Ook bij grote internationale hockeytoernooien kunnen de arbiters altijd hulp inroepen van de videoscheidsrechter als ze een situatie niet goed hebben kunnen beoordelen. Daarnaast kunnen beide teams dit zelf ook doen. Zolang ze gelijk krijgen van de videoscheidsrechter, behouden ze het recht om hier een beroep op te doen. Hebben ze het eenmaal mis, dan

vervalt het recht op een aanvraag. Beide sporten hebben met voetbal gemeen dat een deel van de regels op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden. Bovendien is het soms, zelfs na het nauwkeurig bestuderen van de beelden, niet duidelijk genoeg te zien of de scheidsrechter het bij het juiste eind had. Is dit laatste het geval, dan is in beide sporten de oorspronkelijke beslissing van de veldscheidsrechter geldig. In het hockey verliest een team dan ook het recht op een aanvraag. Het eerste probleem is in het hockey opgelost door videoscheidsrechters niet te laten oordelen over gevallen die op meerdere manieren te interpreteren zijn. Dit is in het voetbal misschien lastiger, aangezien er veel fysiek contact is bij duels om de bal, waarbij het aan de interpretatie van de scheidsrechter is om te oordelen of iets wel of niet volgens de regels is. Een ander probleem dat het hockey ervaart door de invoering van de videoscheidsrechter, is de snel geboren gewoonte van ploegen die vlak voor het eind van een spannende wedstrijd voorstaan om middels een opzettelijk foutieve aanvraag het spel te vertragen en zo bijvoorbeeld een counter onschadelijk te maken. Voor dit laatste is moeilijk een oplossing te vinden, al hebben de hockeyers door het grote succes van de videoscheidsrechter zich al snel neergelegd bij dit kleine nadeel. Het dient natuurlijk voorkomen te worden dat het spel te lang stilligt, omdat teams om de haverklap een beroep doen op de videoscheidsrechter vanwege allerlei pietluttigheden. Daarom lijkt het verstandig om, net als in hockey, beide voetbalteams het recht van het aanvragen te ontnemen na één foutieve aanvraag. Dit zou verder beperkt kunnen worden door alleen aanvragen te honoreren die betrekking hebben op ▶

In de laatste seconde van de Nieuw-Zeelandse topper Crusaders-Highlanders denkt Highlanders-wing Patrick Osborne de winnende try te maken. Videoscheidsrechter Vinny Munro oordeelt echter dat de bal de zijlijn en de tryline tegelijk raakt en keurt de try af

Jaargang 37 - GAXEX 2

27


de legitimiteit van al dan niet toegekende doelpunten, strafschoppen en kaarten. Hierdoor wordt het aantal momenten dat het spel stilligt minimaal gehouden, terwijl de reguliere arbitrage maximaal wordt ondersteund in het verminderen van foutieve beslissingen.

Waar blijft de hulp? Het conservatieve bolwerk dat de nietszeggende naam International Football Association Board (IFAB) draagt, houdt voorlopig de ontwikkelingen tegen. De FIFA heeft binnen de IFAB vijftig procent stemrecht. De andere vijftig procent is verdeeld over de voetbalbonden van Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland. De IFAB heeft vooralsnog altijd de argumenten van de tegenstanders van technologische hulpmiddelen zwaarder laten wegen. Wat voor de FIFA een van de belangrijkste argumenten is, is dat door beperkte financiële mogelijkheden deze hulpmiddelen niet over de hele wereld gebruikt kunnen worden. Toch lijkt er langzaam maar zeker een kentering in het gedachtegoed van de IFAB plaats te vinden. In het begin van het seizoen 2013-2014 is de KNVB gestart met het tweejarige pilotproject ‘Arbitrage 2.0’. Hiermee onderzoekt de KNVB verschillende aanpassingen van de

huidige arbitrage in de Eredivisie. Hierbij experimenteren ze onder andere met doellijntechnologie en vijfde en zesde arbiters. Daarnaast hebben ze toestemming van de IFAB om op kleine schaal te experimenteren met de videoscheidsrechter. Dit betekent in de praktijk dat de KNVB naar een beperkt aantal wedstrijden een extra scheidsrechter stuurt. Deze neemt plaats in een afgesloten ruimte, dus zonder communicatie met de echte scheidsrechter, met livebeelden van verschillende camera’s op meerdere schermen. Hierdoor willen ze onderzoeken hoe goed en snel het oordeel van een videoscheidsrechter kan zijn en wat de toegevoegde waarde is voor de arbitrage. Nu het project ruim een jaar onderweg is, worden de eerste resultaten bekend. De scheidsrechters zijn over het algemeen positief over de ontwikkeling. De KNVB maakte een leuk filmpje waarin aan de hand van livebeelden duidelijk wordt hoe het systeem werkt, deze is te vinden op tinyurl.com/videoscheidsrechter. De eerste kleine stap richting de door vele supporters vurig gewenste invoering van een videoscheidsrechter is dus genomen, al zal er nog heel wat water door de Rijn stromen eer er bij elke Eredivisiewedstrijd een videoscheidsrechter aanwezig is die het aantal cruciale arbitrale dwalingen drastisch omlaag helpt. ■

GAXEX Opiniepanel Welke veranderingen zou jij in de Eredivisie graag zien om arbitrale dwalingen te voorkomen? (meerdere antwoorden mogelijk)

Invoeren videoscheidsrechter zoals bij hockey c.q. rugby

75%

Invoeren vijfde/zesde official op de achterlijn

0%

Invoeren doellijntechnologie 58%

De kosten van eventuele veranderingen wegen niet op tegen de voordelen en scheidsrechterlijke fouten horen nu eenmaal bij het spelletje. 8%

Andere mogelijkheden

28

Semester 1.2 - (2014-2015)

13%


Portret: Alan Turing

In deze serie wordt elke GAXEX het leven en werk van een beroemd wiskundige beschreven. Ditmaal komt één van de pioniers in de theoretische informatica en de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie aan bod: Alan Turing (1912–1954). Turing werd op 23 juni 1912 geboren in de Londense wijk Paddington. Tijdens zijn vroege jeugd had zijn vader dienstplicht in het toen nog Britse India, waardoor Turings ouders vaak van huis waren. Zij wilden dat hij in Engeland zou opgroeien en niet overzee, dus verbleef hij bij een gastgezin in Hastings wanneer zijn ouders er niet waren. Op school liep Turing tegen problemen op. Hij was al op jonge leeftijd zeer geïnteresseerd in wis- en natuurkunde, maar de school waar hij op zat vond de geesteswetenschappen eigenlijk belangrijker. Hierdoor stond hij niet te boek als een goede leerling. Hij bleef zich echter ontwikkelen op wiskundig gebied. Op zijn vijftiende loste hij al geavanceerde wiskundige problemen op zonder dat hij ooit enige vorm van calculus had gehad op school. Turing studeerde wiskunde aan King’s College in Cambridge. Op zijn 22e werd hij daar aangenomen als staflid nadat hij in zijn scriptie de centrale limietstelling (central limit theorem) bewees, onafhankelijk van het bewijs dat Jarl Waldemar Lindeberg twaalf jaar eerder voor deze stelling had geleverd. In 1936 publiceerde Turing een baanbrekend artikel, waarin hij bewees dat alle problemen die te formuleren zijn als een algoritme opgelost kunnen worden. Hij introduceerde hiervoor hypothetische apparaten, genaamd Turing-machines, die qua functie en werking wel te vergelijken zijn met hedendaagse computerprocessoren. Dit artikel staat bekend als de eerste keer dat het principe van een computer geconcretiseerd werd. Tot op de dag van vandaag zijn Turing-machines onderwerp van onderzoek in de informatica. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werkte Turing bij de Government Code & Cypher School (GC&CS), het instituut dat probeerde codes van de Duitsers te ontcijferen. Turing focuste op het kraken van de Enigma, de beroemde Duitse coderingsmachine. Het lukte hem uiteindelijk om de Enigma te kraken, wat leidde tot de ontwikkeling van de “bombe”, een apparaat wat de Engelsen hielp bij het ontcijferen van die codes. Hij schreef over deze ontwikkelingen twee papers, die vanwege gevoelige informatie niet publiek werden gemaakt door de GC&CS en de daaruit voorkomende inlichtingendienst GCHQ. Pas in april 2012, vlak voor de honderdste geboortedag van Turing, zijn de papers openbaar gemaakt. Volgens een wiskundige die bij GCHQ werkt geeft het feit dat de papers zeventig jaar lang geheim zijn gehouden aan hoe vitaal de inhoud was voor Britse inlichtingendiensten. In januari 1952, op zijn 39e, begon Turing een relatie met Arnold Murray, die op dat moment 19 was. In die tijd werden homoseksuele handelingen in Engeland gezien als een misdrijf, dus toen de relatie van Turing aan het licht kwam werden hij en zijn partner opgepakt voor onzedelijke handelingen. Uiteindelijk werd hij veroordeeld, waarbij hij kon kiezen tussen celstraf en een voorwaardelijke straf waarbij hij hormoonbehandelingen zou moeten ondergaan om zijn libido te verlagen. Hij koos voor het laatste, wat ervoor zou zorgen dat hij impotent werd en er borstvorming (gynaecomastie) plaatsvond. Op 8 juni 1954 werd Alan Turing dood gevonden door zijn huishoudelijke hulp. De autopsie wees uit dat hij is overleden aan cyaJaargang GAXEX 29 nidevergiftiging, vermoedelijk door zelfmoord, hoewel ook andere theorieën de ronde doen. Hij werd3841- jaar oud.1


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Tim van Wilsum

Tekst: Michiel Tammeling

Don't Jerk and Drive

Ergste baan ooit?

We kennen allemaal wel de reclames over veilig rijden. ‘De BOB panikeert niet, wanneer hij blauwe lichtjes ziet’ en andere variaties op ‘Drink niet als je gaat rijden’ of ‘Tijdens het rijden bellen we niet’, zijn niet weg te denken uit het hedendaagse verkeersveiligheidbeleid.

Waar wij econometristen het met beroepen als actuaris, trader of consultant niet bijster slecht hebben, lopen er ook mensen rond op deze aardbol die het minder hebben getroffen. Iedereen heeft wel eens op tv of internet een film of documentaire voorbij zien komen waarin met heel veel bombarie een oud casino of verlaten fabriek met behulp van een flinke dosis explosieven met de grond gelijk wordt gemaakt. Het lijkt de beste oplossing om van ongewenste bouwwerken af te komen, maar toch wordt niet overal deze methode toegepast.

In Amerika is er een dergelijke advertentie van de televisie weggehaald. De slogan ‘Don’t Jerk and Drive’ heeft een dubbele betekenis die neer komt op zowel ‘Trek niet wild aan het stuur tijdens het rijden’, als ‘Trek je niet af tijdens het rijden’. Volgens Trevor Jones, die secretaris is van het ministerie van Openbare Veiligheid, had de slogan een serieuze ondertoon, maar zorgde ervoor dat deze grap door mensen niet serieus genomen werd. Volgens de critici, waaronder lid van het Huis van Afgevaardigden in Zuid-Dakota Mike Verchio ook valt, is de grap smakeloos. Bureau Verkeersveiligheid reageerde daarop met het bericht dat de dubbele betekenis met voorbedachten rade in de slogan was verwerkt om de aandacht te trekken. Wanneer er ijzel op de weg ligt en de auto begint te glijden, dan is het niet verstandig om hard aan het wiel te trekken omdat dit alleen maar meer chaos creëert. “Daarbij houdt niemand van rijdende rukkers”.

Semester 1.2 - (2014-2015)

Vanwege de hoge kosten voor onder andere explosieven, vergunningen en verzekeringen is er in China een bedrijf dat mensen met een kleinere portemonnee en minder drukke agenda een andere optie biedt. De baas van de firma, Chung Lei huurt mensen in die steen voor steen (delen van) gebouwen afbreekt met slechts een grote hamer. Hij zegt dat hij op deze manier voor zeer scherpe tarieven zijn diensten aan kan bieden en dat zijn business “booming” is. Op dit moment omvat een van de projecten het neerhalen van 45 meter hoge bakstenen schoorstenen. Dit mentaal uitdagende klusje zal worden uitgevoerd door één enkele werknemer die hier ongeveer elke dag van de week een maand lang bezig zal zijn. Ondanks dat men wel een iets leukere invulling van de dag zou kunnen bedenken dan achteloos dag in dag uit op een schoorsteen in te lopen slaan, zijn er dus toch mensen te vinden voor dit werk. Onthoud dus, mocht econometrie je niet goed af gaan, er is altijd werk te vinden!


Tekst: Tim van Schaick

Internet vergroot kloof Hogeropgeleiden gebruiken internet vaak om hun maatschappelijke positie te verbeteren. Lageropgeleiden daarentegen, zien het internet als middel van entertainment met toepassingen als Facebook en Youtube. "Maar daar kom je niet zo veel verder mee in de maatschappij'', aldus hoogleraar communicatiewetenschap Jan Van Dijk van de Universiteit Twente (UT). Van Dijk onderzocht ongelijkheden op het internet en beschreef deze in zijn artikel ‘Increasing inequalities in what we do online’. Enige resultaten en interpretaties uit dit onderzoek zijn hier gegeven. Terwijl lageropgeleiden het internet gebruikt voor Facebook, om te gamen of als marktplaats, neemt de hogeropgeleide plaats in kennisnetwerken, leest ze veel (vak) nieuws en volgt ze online opleidingen en cursussen. Dit alles leidt ertoe dat de hogeropgeleide meer informatie tot zich krijgt op cultureel, politiek en economisch gebied. Hierdoor verbetert de hoogopgeleide niet alleen haar maatschappelijke positie, ook de al aanwezige kloof tussen hoger- en lageropgeleiden in de maatschappij wordt vergroot. Men dacht altijd dat, wanneer iedereen over internet zou beschikken, de kloof in de maatschappij kleiner zou worden door de vrije informatievoorziening. Deze gedachte gaat dus niet op.

Tekst: Casper Thalen

Artist's Shit Wat kunst is en wat niet is soms lastig te zeggen. Er zijn geen harde criteria en kunst is per definitie subjectief. Veel kunstliefhebbers en -critici zijn het er echter wel over eens dat gerespecteerd kunstenaars op grote schaal dingen doen die anderen niet kunnen. Om hen het tegendeel te bewijzen kwam Piero Manzoni met een bijzonder kunstwerk. Negentig dagen lang blikte hij precies dertig gram van zijn eigen uitwerpselen in. Deze werden genummerd, gesigneerd en voorzien met een etiket met een beschrijving van de inhoud in vier talen: Merda d'Artista, Merde d'Artiste, Artist's Shit, Künstlerscheisse. Zoveel jaar na zijn dood is het kunstwerk nog steeds wereldberoemd. In 2002 betaalde de Tate Gallery in Londen nog 35.900 euro voor een van de blikken. En dan is de grote vraag wat Manzoni nou eigenlijk heeft aangetoond. Zijn kunstenaars opgehemelde mensen van vlees en bloed, waarvan zelfs hun poep goud waard is? Of zijn het inderdaad zeldzame genieën die buiten de kaders denken en zelfs in hun eigen ontlasting nog een kunstwerk herkennen?

Van Dijk oppert dat, om de ongelijkheid op het internet te bestrijden, mensen onderwezen moeten worden in het gebruik van internet, ook mensen die niet op school zitten. Van Dijk en de andere onderzoekers richten zich de komende jaren op onderzoek dat helpt met het formuleren van beleid om deze zorgwekkende trend tegen te gaan. Jaargang 38 - GAXEX 2


COVERSTORY

Tekst: Lasse Vuursteen

Outsmarting the masses

Situations in the stock market in which wisdom of the crowd fails In the second edition of volume 37 of the GAXEX, Arthur Molenaar wrote an article about the wisdom of the crowd. The article presented the notion that in a lot of situations, the mean of the estimates of a group of people reflects reality very accurately, often even more accurately than the best guess among the individuals. Financial bubbles and the existence of investors that consistently beat market returns imply that the crowd can be wrong in a stock market setting. Why does this happen? And can situations in which the crowd will make mistakes be anticipated? The phenomenon of wisdom of the crowd is applicable to a wide variety of settings. Ask a group of people the weight of an ox, the number of candies in a jar, what the result of a sports match will be or who will win an election and the crowd seems to have a very accurate answer in most cases.

1970, states that at any given time, prices fully reflect all available information on a particular stock and/or market. According to EMH, no investor has an advantage in predicting a return on a stock price. In other words, an investor beating the market does not do this based on skill but on luck.

On the stock market, millions of people voice their opinion on the value of different securities every day. At first glance, this seems like a setting where the wisdom of the crowd could be in full effect. One would expect the stock market to be incredibly efficient at determining the price of an asset. The idea that the wisdom of the crowd is applicable to the stock market is supported by the fact that individual expert investors have difficulty beating the yearly return of the stock market as a whole (or big indices for that matter).

Although the EMH is still wildly debated in academic circles, the fact that financial bubbles occur and that there exist investors that beat the market consistently, serves as enough evidence for most that the stock market is not entirely efficient. In situations where this market inefficiency occurs, the crowd seems to miss the wisdom it appears to have in other cases. The question remains what separates the situations where the crowd fails from the ones where the crowd wins.

A theory based around the idea of the wisdom of the crowd being at work at financial markets is that of the efficient market hypothesis. The efficient market hypothesis (EMH), championed by Eugene Fama in 32

Semester 1.2 - (2014-2015)

In his book “The Wisdom of Crowds”, author James Surowiecki describes the crowd as a group who can act collectively to make decisions or solve problems. The crowd is “smart” under the conditions that it is diverse and the individuals that make up the crowd need to act


independently. Diverse means that the crowd exists of different kinds of individuals that have differing opinions and information they act on, so that they all bring different expertise to the table. An independent crowd is a crowd where the individuals are not concerned with the choices that other individuals in the crowd will make. According to Surowiecki, a crowd is specifically likely to make poor decisions if a majority of the crowd is biased in the same direction. This directed bias can come to rise in a crowd that is very homogeneous, or when diverse opinions are not being voiced if they go against a certain way of thought. Also, if there is something at stake for the individuals in the crowd this can influence their capability to make the right decision. If the outcome of the vote casting process directly impacts the individual, the vote cast by the individual is potentially not as objective. When answering the question why markets are inefficient, the most popular way is to blame human emotion. Greed and fear would cause investors to buy and sell at wrong moment, or make choices on other irrational bases, such as buying a stock because your grandfather used to work at a certain company. While this answer might seem intuitive, it holds some important implications. Suppose a stock price is on a rapid decline and this decline is seen as caused by emotions of fear. If it is fear that is driving the stock price down, it implies that the investors selling out of fear are not acting independently. They are each trying to anticipate the actions of the others, with the consequence being selling because the others are selling. This creates a directed bias amongst the crowd which tends to spiral out of control. It is thus lack of independence in the actions of investors that causes this failure in the crowd’s judgement. The issue of diversity is at play in the field of investing as well, according to a study performed at Colombia and MIT by Evan Apfelbaum et al. In the study, participants with a financial background were placed in two groups,

one ethnically diverse and one ethnically homogeneous. The groups were asked to price stocks with the goal to make as much money as possible. The ethnically diverse group significantly outperformed the control group, doing a better job at pricing assets 58 percent of the time. Besides human irrationality, there is an often overlooked factor that drives market inefficiencies. This factor lies on the crossroad of crowd independence and diversity and has to do with the information that the decisions of individuals in the crowd are based on. The EMH is based on the assumption that a stock’s price reflects all available information about the stock. This would imply that the entire crowd has access to all available information and uses all this information appropriately. In reality, this is often not the case. In the information age, we are dealing with an abundance of financial information. Obtaining it is not the problem, choosing which information to use is. Since each individual agent in the crowd has limited time, they only process and use a fraction of the total information. If the majority of the agents in a crowd use the same or similar information, but this information is only a segment of the total available information, it causes certain opinions to be overrepresented, which undermines the condition of diversity in the crowd. Some information might be more accessible than other information. This is likely to happen for a number of reasons. Sources that share information that is relevant to the stock market, such as a financial newspaper, only benefits from sharing information that a large enough group of people will read and understand, thus possibly neglecting relevant information that “does not sell”. The independence of the crowd also gets affected by bias in information that gets shared. Many investors do not merely interpret information about a company themselves, but also look for the advice of investment gurus, opinionated pieces or seek advice from peer investors. When investors share information with other ▶ Jaargang 38 - GAXEX 2

33


investors, they are likely to undermine the independence of the crowd. After an investor has made a certain action or when a guru has shared a certain opinion, they will benefit from convincing others to do the same. This dynamic gets enforced by the mechanism driving stock prices. Ideally, investors would want to have information which other investors do not have access to (or, before other investors have it). With this information, one could see how the current asset price would be affected if this information was available, and act accordingly. Obtaining such information proves to be very difficult. A different approach is to to figure out which information is probably overrepresented and which information is most likely to be underrepresented. If one expects the market to adjust to the underrepresented information, one can anticipate in which way it will adjust and move accordingly. The idea that such a strategy could be effective is supported by the fact that there are a number of studies that show that trading against popular analyst recommendations actually yields higher returns than following the analyst’s advice would. In case an investor can afford to go long and wait for a very long time until the market adjusts, this should not be much of a problem. This so called contrarian value investing is slightly different from the traditional approach.

In the traditional approach, one looks at what one thinks should be the value of a stock and then checks if the crowd agrees. If this is not the case, the asset should be bought or sold accordingly. If one looks from the perspective of information under- or overrepresentation, the approach is in the opposite order. First, one searches for an asset in which one expects a bias in the information that is represented in the price. Then, after determining in what way the bias affects the price, the asset is traded accordingly. When trading on short term, anticipating the timing in which the crowd will adjust a potential current bias becomes a bottleneck for if trades should be made according to an information bias. In some cases in the short term, it can be better to trade with the trend even though you do not believe in it. In the end, a trading decision can only be profitable when you hold a different opinion than the crowd and the crowd adjusts accordingly. Therefore, it is of utmost importance that one has a clear idea of why the market is wrong. In case you have no idea why the market is mistaken, it might very well be that you are the one who is biased. As they say in the poker movie Rounders: “If you do not know who is the sucker at the table, it is probably you.” ■

GAXEX Panel At the time of writing the price of a barrel of crude oil is $56.52. What do you expect the price to be at the 31st of January?

The mean of the guestimates of the GAXEX Panel is: $56,87.

And how much will it cost a year from now? 34

Semester 1.2 - (2014-2015)

The mean of the guestimates of the GAXEX Panel is:$65,64.


20 jaar geleden in de GAXEX

Help Hilkhuysen verhuizen!

Na een zetje in de rug door twee oude rotten in de redactie van de GAXEX, werden wij, de twee nieuwbakken redactieleden in het diepe gestort: een interview. En zo mochten wij onze, ogenschijnlijke koele maar toch kritische ondervragingstechnieken uitproberen op niemand minder dan de goeroe van de eerste- en tweedejaars economiestudenten. Dat was, is en blijft natuurlijk meneer Hilkhuysen, bij zijn discipelen beter bekend als Peter.

Onder het genot van een plastic bekertje koffie, een uitgeschakelde telefoon en een goede pijp vernamen wij van Peter wat voor een goede en gelukkige jeugd hij heeft mogen doormaken in dat toch wel kille Den Haag. Cultuur werd hem daar met de paplepel ingegoten, een streng katholieke instelling heerste in huis. Deze streng katholieke instelling komt hem bij tijd en wijle nog wel goed van pas, hij toont zich dan weer erg bijbelvast. Na zijn jeugd begon hij aan de Nederlandse economische Hogeschool in Rotterdam (nu bekend als het Erasmus) aan zijn studie economie, waar hij rond 1972 afstudeerde. Na een tijdje voor het Nederlands Vervoer Instituut te hebben gewerkt, werd het tijd voor iets anders: het Buro Weg- en Watervervoer. Docht het westen werd hem te klein en te vol: hij wou zo snel mogelijk weg, Groningen of Maastricht behoorden tot de mogelijkheden en omdat Groningen zeer adequaat reageerde en hem binnen een week wou hebben, viel zijn keuze op Groningen. Terwijl hij twee jaar lang data verzamelde voor zijn empirisch onderzoek, waarvoor hij zelf computermodellen ontwierp, zette de faculteit hem voor het blok: help de student in nood en verdien daarmee een hogere alternatieve “rang” of blijf zitten waar je zit en verroer je niet. Het besluit om drie maanden voor het afronden van zijn onderzoek hiermee te stoppen, werd mede voor hem genomen door zijn persoonlijke tandarts, deze had hem aan de tand gevoeld over de praktijken waarmee onze Peter zich eigenlijk bezig hield. We schetsen nu even de oude situatie; in die tijd bij een instroom van zes á zevenhonderd economie studenten per jaar lag er na een trimester nog wel één student op schema. Zo ging dus Peter, drie jaar terug, met zijn koffertje en zijn pijp op pad, met als doel het verbeteren van de resultaten. In deze strijd stond hij niet alleen. Hij kwam, zag en overwint nog steeds, vorig jaar was het rendement als 30% tegen 4% in het jaar daarvoor. Dit jaar mikt hij op 40%, daarop wil hij nog wel een fles whiskey verwedden. Alhoewel hij vooral onder het programma van economie zijn signatuur heeft voorzien, zijn zijn invloeden bij econometrie ook duidelijk merkbaar. Zo wil hij volgend jaar een wiskunde boek in plaats van losse stencils en heeft hij voor ons lagere boekenprijzen bedongen. Eind januari hoopt hij het onderzoek voor zijn proefschrift weer op te pakken en dit rond juni af te ronden. Op nog kortere termijn zal hij de zwammenbuurt (Korrewegwijk) verlaten, om in de kerstvakantie een groter huis in de Proffesorenbuurt te betrekken. Het nieuwe huis moet echter nog geschrobd, gekrabd, geverfd, gedweild etc. etc. worden. Dus help Hilkhuysen verhuizen!!! Namens VESTING Jon Vogelzang

Jaargang 18 - GAXEX 2

35


Tekst: Lasse Vuursteen & Noortje Stolk

Interview met Marc Kramer

Als je op de universiteit rondvraagt op het gebied van Finance komt al gauw de naam van Marc Kramer naar boven. Meneer Kramer is al enige tijd werkzaam aan de RUG en heeft in 2012 de titel PhD behaald. Hiervoor was hij werkzaam als private banker bij de Rabobank. Naast zijn onderzoek aan de universiteit geeft hij onder andere het propedeusevak “Finance for EOR” en daarnaast vakken voor Economics and Business Economics studenten en vakken in de master Finance. Menig student aan de economische faculteit kent meneer Kramer en daarom een interview met hem in deze GAXEX. Bent u van plan de stap naar hoogleraar te maken? Om hoogleraar te worden moet je in ieder geval zijn gepromoveerd, dus in dit opzicht zou het kunnen. Hier moet je ook heel veel publicaties voor hebben en dat is nog niet het geval. Het is de vraag of dit er ooit van komt (lacht). Deze ambitie heb ik niet echt. Ik vind het onderwijs geven eigenlijk het leukst om te doen. Ik vind het fantastisch om college te geven en interactie te hebben met de studenten. Hier word je geen hoogleraar mee. Hoogleraar word je alleen door heel goed onderzoek te doen en veel toppublicaties genereren. Mocht ik deze ambitie krijgen moet ik mijn werk iets anders gaan inrichten. Momenteel liggen mijn ambities precies andersom: ik vind onderzoek leuk, maar mijn passie ligt echt bij het onderwijzen van studenten. Hoe was u zelf als student? Ik was eigenlijk een vrij luie student. Ik ging weinig naar colleges toe. Aan de andere kant was ik wel weer 36

Semester 1.2 - (2014-2015)

ambitieus, ik wou hoge cijfers halen. Dit deed ik dus zo veel mogelijk zelf, een bezoekje aan een college deed ik alleen als het verplicht was. Achteraf gezien heb ik hier wel een beetje spijt van. Ik heb het gevoel dat ik toch wat heb gemist. Als ik kijk hoe sommige collega’s hun colleges voorbereiden denk ik dat je in college veel op te steken valt wat je niet zomaar uit je boeken haalt. Hoe is de opkomst bij uw colleges? Er is een heel groot verschil eerstejaars en masterstudenten: in de master komt iedereen bijna altijd, in de bachelor en vooral in het eerste jaar is dat heel anders. Als er vierhonderd leerlingen zijn ingeschreven in het eerste jaar, komen er soms maar vijftig. econometriestudenten zijn hierin overigens een uitzondering, die zijn gemiddeld genomen gemotiveerder dan de doorsnee economiestudent. Bij Finance voor EOR is vrijwel elk jaar iedereen aanwezig.


"We hebben toen allebei ontslag genomen, al onze spullen verkocht en zijn de wereld rond gaan reizen. Een heel goede keuze achteraf. Het was iets wat we allebei niet hadden willen missen".

Digitale colleges zijn in opkomst, denkt dat u dat dit een goede ontwikkeling is, met het oog op de student die zoveel mogelijk zelfstandig wil doen? Ik vind het wel een positieve ontwikkeling dat er online colleges beschikbaar worden gesteld. Zo heeft Robert Shiller een hele reeks finance colleges online gezet. Nou is het niet per sé de beste docent, maar je krijgt de stof wel uitgelegd door een Nobelprijswinnaar. Dit kan voor een student heel leuk en leerzaam zijn, kan ik me voorstellen. Heeft u zelf ambities om iets met online colleges te gaan doen? Een heel digitaal college heeft als nadeel dat als iemand iets wil weten over een specifiek onderwerp, dat hij of zij het hele college door moet gaan. In zo’n film van twee uur kun je natuurlijk wel een beetje zoeken, maar je weet niet van tevoren wat er allemaal behandeld wordt en of wat jij precies wil weten er ook in zit. Ik heb al een tijdje het idee om korte videoclips te maken en deze online te zetten. Elke clip behandelt een kernconcept in vijf á tien minuten en elk vak bevat rond de dertig filmpjes als toevoeging en herhaling van de stof in de colleges. Zo kunnen studenten een stuk wat ze niet snappen of in college hebben gemist nog een keer terug kijken. Ik ken het gevoel zelf wel dat ik in een seminar twee uur naar iemand zit te luisteren en dan van het laatste gedeelte niet alles meer mee krijg. Er komt minder binnen naarmate je langer luistert, soms begin ik na een half uur al zin te krijgen in het moment dat de koffie binnenkomt. Dit heeft iedereen natuurlijk. Ik denk daarom ook dat korte filmpjes een goede aanvulling zijn op het standaard college van twee uur lang.

wereldreis was ik ontzettend gemotiveerd om onderzoek te doen, maar er waren ook zeker heel taaie stukken in het onderzoek doen zelf die me wat minder bevielen. Zo zit je sommige dagen alleen maar achter de computer regressies te draaien. Dit vind ik eigenlijk best saai. Waar ging uw dissertatie over? Ik heb gekeken of het aantoonbaar is dat het advies van een beleggingsadviseur waarde heeft. Deze vraag is geïnspireerd door mijn voormalig werk als beleggingsadviseur. Wat was uw conclusie? De adviseur heeft wel waarde, maar je moet het ook niet overdrijven. Wat de adviseur over het algemeen goed doet is dat ze zorgen voor een goede spreiding in de beleggingsportefeuille van de klant. Hier helpt de adviseur de klant mee, maar tegelijkertijd is dit ook waar de adviseur het meeste aan verdient. Zolang de belangen van de klant en adviseur parallel lopen gaat het goed, maar zodra dit niet het geval is, maakt de adviseur misbruik. Zo verdient een adviseur aan transacties door middel van transactiekosten. Hierdoor kan het zijn dat een adviseur geneigd is om advies te geven wat meer transacties oplevert. Dit is slecht voor klant.

Iets soortgelijks is ook te zien bij banken waar het zakenbankieren belangrijk is. Een analist die voor een dergelijke bank werkt geeft niet altijd een objectief oordeel. Als jouw collega net met een fusie bezig is van Unilever en jij komt met verkoopadvies voor Unilever aanzetten, dan gaat het je een korte carrière opleveren. De adviezen moet je dus met een korreltje zout nemen.

Hoe heeft het promotieproces er voor u uitgezien? Ik heb mijn proefschrift in zeven jaar geschreven, naast mijn werk op de universiteit als voltijdsdocent. Het heeft iets langer geduurd dan gepland. Het was leuk om te doen, maar had zo ook wisselende momenten. Na mijn

U bent na vijf jaar werken bij de Rabobank gestopt om een wereldreis te maken. Wat heeft u hiertoe bewogen? Ik en mijn vrouw hebben allebei na onze studie vijf jaar keihard gewerkt en waren het op het ▶ Jaargang 38 - GAXEX 2

37


gegeven moment een beetje zat. Ik vond het werk bij de Rabobank een beetje saai worden. Het was me eigenlijk iets te commercieel. Toen ik er oorspronkelijk ging werken had ik het idee dat het een heel gemoedelijke bank was, maar dit viel tegen. Het draait vooral om heel veel geld verdienen. Elke ochtend kwam mijn baas binnen met het lijstje van wat we gister hadden verdiend. Dit was de prikkel voor de werknemers. Dat vond ik niet echt leuk. De reis heb ik altijd al willen maken en het kon toen nog, omdat we nog geen kinderen hadden. We hebben toen allebei ontslag genomen, al onze spullen verkocht en zijn de wereld rond gaan reizen. Een heel goede keuze achteraf. Het was iets wat we allebei niet hadden willen missen.

Merkt u dan ook tijdens college dat er onderwerpen zijn waar de studenten meer moeite mee hebben?

Hoe bent u tot het besluit gekomen om het onderwijs in te gaan?

Is dat ook het grootste verschil tussen economiestudenten en econometriestudenten, dat de econometriestudent meer van abstracte dingen houdt?

Dat weet ik eigenlijk niet. Ik merk wel heel snel in een groep dat de aandacht verslapt, mensen gaan wegkijken en je ziet afwezige blikken in de ogen van studenten. Vooral als je veel met vergelijkingen en modellen gaat werken. Dit is voor jullie econometristen misschien anders, maar de gewone economen hebben vaak liever een leuk verhaal en een combinatie met de praktijk. Dit probeer ik in college ook heel vaak. Ik haal artikelen uit de Wall Street Journal of de Financial Times, dan zeg ik dit staat er vandaag in de krant en dit heeft te maken met wat wij nu behandelen. Daardoor pak je de aandacht.

Dit idee is op reis ontstaan. Ik gaf bij de Rabobank al veel trainingen aan klanten en vond dit eigenlijk het allerleukste. Het onderwijs heeft er altijd al wel een beetje ingezeten denk ik. Al dacht ik vroeger daar misschien wel een anders over. Er waren wel eens medestudenten die bewust kozen om les te gaan geven en daar moest ik altijd een beetje om lachen. Ik dacht dan van: je wordt toch geen leraar man, je moet iets doen met je studie. Ook vond ik presenteren vroeger vreselijk. Daar sliep ik een week niet van op de middelbare school. Toen ik wat verder was in mijn leven ontdekte ik dat het toch eigenlijk wel echt mijn ding is.

Ik denk het wel ja. Econometriestudenten hebben minder dat hun aandacht verslapt bij het zien van veel vergelijkingen en modellen. Zij denken veel abstracter, modelmatig en kwantitatiever. Bij hoorcollege merk je dat de economie student “wegzapt� zodra er veel slides komen met formules en modellen. Bij werkcolleges is dit veel minder, want je kan het uitwerken en al pratend door dingen heen gaan. De bedrijfseconomen vinden het boek ook heel leuk, waarbij econometristen meer van de slides studeren.

Na uw reis bent u weer naar Groningen gegaan. Wat heeft u tot deze keuze bewogen?

U heeft eerst in de wereld van de Rabobank, waar u finance heeft toegepast gewerkt. Nu zit u meer in de theoretische wereld van de finance. Vindt u dat daar een groot verschil tussen zit?

Ik kom uit Amsterdam oorspronkelijk, maar heb het gevoel dat mijn roots toch echt in Groningen liggen. Ik heb hier als student met heel veel plezier gestudeerd. Wat ook meespeelde is dat ik wou promoveren en hiervoor is een hoogleraar nodig die je promotor wordt. In Groningen had ik natuurlijk al connecties op de universiteit.

Hoe heeft u het presenteren en college geven onder de knie gekregen? Ja dat is gewoon een kwestie van heel veel doen. De eerste keer dat je college moet geven heb je het wel even benauwd, als ik heel eerlijk ben is het heel eng, maar toch iedereen voelt spanning als je presenteert. Uiteindelijk, na honderd keer, ga je wel fluitend naar een college. Dat kon ik me vroeger echt niet voorstellen, dat je voor een collegezaal met vierhonderd studenten rustig college staat te geven. Nu beleef ik er zelfs lol aan.

38

Semester 1.2 - (2014-2015)

Ik was bij de Rabobank private banker, ik had te maken met particuliere klanten, dus geen professionele beleggers en dan zie je inderdaad een hele grote discrepantie. Als private banker bouwden wij portefeuilles en het verschil hoe klanten tegen dingen aankijken en hoe de theorie tegen dingen aankijkt. Dat is het grootste verschil dat er bestaat. Klanten willen gewoon aandelen in een bedrijf waar hun opa nog gewerkt heeft, in de theorie is dat geen parameter, de opa-dummy bijvoorbeeld. Daar zit een heel groot verschil in. Als je echter kijkt naar de mensen die beleggingsfondsen samenstellen, waar je ook mee te maken hebt, de mensen waar je fondsen van koopt, die mensen gebruiken wel weer de dingen die ze je hier hebben aangeleerd. Dus je hebt als private banker met heel veel verschillende partijen te maken. Je hebt echter toch het meeste contact met gewone retailklanten, die zijn over het algemeen niet zo deskundig. Het is dus heel moeilijk om de theoretische bagage die je hebt over te dragen. Men wil geen goed gespreide portefeuille, want daar heeft men geen affiniteit mee. Ik geef ook


het master vak “Behavioural Finance”, waar men naar de psychologie achter financiële besliskunde weergeeft. Dat beschrijft juist heel goed hoe mensen denken, dat staat een beetje haaks op de meer klassiek theoretische dingen die we op de universiteit leren. Denkt u dat de universitaire kant van de finance qua kennis eerder voor zou lopen op de bank wereld of is dat eerder andersom? Veel mensen die bij een bank werken hebben gestudeerd dus zij hebben ook de theorie geleerd. De vraag is of de theorie wel altijd toepasbaar is. Mensen moeten een bepaalde manier van denken leren en dat zijn vaak normatieve modellen in finance die we gebruiken. Die zijn misschien niet altijd toepasbaar. Dat is niet de manier waarop mensen denken en het is heel aanname gedreven. Die aannames kloppen misschien niet altijd. Daarom is, om terug te komen op het vak “Behavioural Finance”, nu enorm in opkomst om te kijken naar de psychologische kant van finance. Het is begonnen in de jaren tachtig, maar het is echt in een stroomversnelling nu. Men ziet wel in nu dat de heel theoretische modellen normatief misschien wel kloppen, maar beschrijvend soms volledig de plank misslaan. Dan is het interessant om te weten waarom de praktijk, het gedrag van mensen, er zo anders uitziet dan in onze modellen. Dat is puur het terrein van “Behavioural Finance”. Mensen zijn mensen en die hebben cognitieve beperkingen en discipline problemen. Je kan wel zeggen dat ze moeten gaan sparen, maar als het lekker weer is en de Grote Markt is gezellig, dan gaan ze niet sparen. Daarom is het een belangrijk wetenschapsdomein. Wat doet u naast uw werk? Ik heb een gezin, met drie jonge kinderen. Dat is heel erg druk, dus daar gaat heel veel tijd aan op. Qua sport ben ik een hardloper, ik was aan het trainen voor de marathon, maar helaas kreeg ik een hernia zeven weken geleden. Dus dat heb ik even gelaten voor wat het is. Zodra het weer mag van de dokter ga ik het weer oppakken. Hardlopen kun je in je eentje doen, je kop is lekker leeg. Ik sta op zondag vaak om zes uur op en dan ga ik van zes tot acht hardlopen en dan ben ik de hele dag zo opgewekt. Ik heb de marathon van Rotterdam gelopen, toen ik daar bijna kruipend over de finish kwam dacht ik: Dit ga ik nooit meer doen. Dat ebt weer weg. Het is zeker niet mijn lievelingsafstand maar ik hou ervan om dingen te bereiken en na een marathon kun je echt tegen je zelf zeggen dat je iets hebt bereikt. De halve marathon vind ik een heel fijne afstand, die heb ik al heel vaak gelopen en eigenlijk kom ik altijd fluitend over de finish. Dan kun je ook nog fietsend naar huis. Ik heb de halve marathon in 1 uur en 40 minuten gelopen als snelste tijd. Voor de

marathon moet je heel veel trainen, ik heb toen een keer 35 km gelopen, maar eigenlijk moet je veel meer van die afstanden lopen. Dan ben je uren onderweg en het thuisfront waardeert niet altijd dat je zo lang weg bent op zondag bijvoorbeeld. Hardlopen zelf vind ik wel heel erg leuk, dat is eigenlijk mijn passie buiten mijn werk. Heeft u nog een goede tip voor mensen die de financewereld in willen? De eerste tip die in me opkomt is: volg het vak Behavioural Finance, dat is een vak wat een hele andere insteek heeft dan andere vakken in de financemaster. In het algemeen zou ik het iedereen aanraden om in het buitenland te gaan studeren of een stage te lopen, zeker als je nog jong bent. Zo’n jaar in het buitenland is iets wat je nooit meer vergeet. Als je gelijk na je vwo gaat studeren en dan gelijk na je master gaat werken, dat vind ik eigenlijk wel een “waste”. Je kan naar mijn mening beter internationale ervaring opdoen als student. Iets meer dan alleen studeren en werken, dat kan je hele leven nog. Ervaart u ook dat de kansen nu veel kleiner zijn om op reis te gaan, aangezien u een gezin heeft en een baan hier? Het verruimt je blik enorm, zo’n reis. Ik zou absoluut spijt hebben gehad als ik niet was geweest. Er zijn ook zeker voornemens om met het hele gezin op vakantie te gaan. Ons eerste plan is om zes weken naar ZuidAfrika te gaan met de kinderen. Dit is een soort opstart om de kinderen te laten wennen om lang in een vliegtuig te zitten en hoe het is om te leven uit een backpack. Dat geef je je kinderen dan ook mee en dat lijkt me geweldig om te doen. Het is zeker niet onmogelijk om in deze levensfase te reizen. ■

Jaargang 38 - GAXEX 2

39


Tekst: Noortje Stolk

The all seeing eye: Facebook voorspelt je relatie In een wereld waarin tegenwoordig alles online wordt geplaatst en wordt vastgelegd, hebben we vaak te maken met big data. In veel bedrijven en vooral bij social media wordt alles wat je doet vastgelegd. Via Facebook krijg je suggesties over wie je misschien kent en welke pagina’s je leuk vindt. Facebook registreert welke pagina’s je bekijkt, met wie je veel chat en ook andere social media slaan deze informatie op. Zo krijg je vaak van Twitter e-mails over welke mensen misschien interessant zijn om te volgen en op Spotify wordt de reclame aangepast aan de muziek die je luistert. Aan de hand van de dingen die jij op internet doet of in de sociale media worden veel dingen voorspeld. Is het daardoor ook mogelijk voor sociale media om uit jouw gegevens jouw huidige partner te herkennen? En is het ook mogelijk om te voorspellen wanneer je een relatie krijgt? Laten we eerst focussen op een relatie op zich. Wat verwachten we van mensen in een relatie? Vaak verwachten we dat mensen die een relatie hebben veel met elkaar gemeen hebben. Je zou dan ook voorspellen dat ze veel gemeenschappelijke vrienden hebben, dezelfde muziek leuk vinden en dat ze dezelfde pagina’s “liken”.

mensen, die aangegeven hebben op Facebook dat ze een relatie hebben. Zoals eerder genoemd, zou je verwachten van mensen die een relatie hebben dat ze veel gemeenschappelijke vrienden hebben. De onderzoekers van Facebook in samenwerking met de Cornell University hebben echter een algoritme ontwikkeld waarin dit niet het geval is.

Onderzoekers van Facebook hebben in samenwerking met de Cornell University onderzoek gedaan naar het voorspellen van relaties tussen mensen op Facebook. Ze hebben hiervoor gekeken naar data van 1,3 miljoen

Allereerst wordt er een netwerk ontwikkeld, waarin de sterkte van de relatie de lengte tussen de punten aangeeft. Hoe dichter een punt in het netwerk bij jou staat, hoe hechter de vriendschap. Hierbij wordt er

40

Semester 1.2 - (2014-2015)


Afbeelding 1

gekeken naar hoeveel gemeenschappelijke vrienden je hebt en hoeveel gemeenschappelijke pagina’s er zijn “geliket”. Zoals eerder genoemd, wordt er vanuit gegaan dat wanneer je veel gemeenschappelijke interesses hebt, de relatie stabieler is. Er wordt echter niet alleen gekeken naar hoeveel gemeenschappelijke vrienden het stel heeft, maar ook naar de clusters gemeenschappelijke vrienden. In afbeelding 1 zie je een netwerk van hoe mijn vrienden aan mij gelinkt zijn en met elkaar. Bij het analyseren van een dergelijk netwerk wordt er vooral gekeken naar de vorm en de spreiding van het vriendennetwerk. Als we focussen op onze verwachting zou het dus zo zijn dat de persoon die het dichtst bij mij staat, het meest waarschijnlijk mijn partner zou zijn. De persoon die het dichtst bij je staat indiceert echter de hoeveelheid gemeenschappelijke interesses. Vaak geeft een grote hoeveelheid gemeenschappelijke interesse aan dat je slechts vrienden bent. We kunnen hieruit dus concluderen dat je niet moet focussen op de gemeenschappelijke interesses tussen personen, maar de link die ze tussen verschillende clustergroepen vormen. Het algoritme, dat werd ontwikkeld door de onderzoekers van Facebook en de Cornwell Universiteit, zegt daarom dat er meer naar verschillende groepen clusters gekeken moet worden die door twee personen aan elkaar gelinkt worden. Dit is logisch, want als je een relatie hebt, heb je vaak verschillende vriendengroepen die jullie samen aan elkaar linken, behalve wanneer je getrouwd bent. Afbeelding 2 dient ter illustratie. Welk persoon verwacht je dat de partner is? In dit netwerk, sta “jij” in het midden. De twee gebonden clusters van vrienden rechtsboven en rechtsonder zijn bijvoorbeeld jouw vrienden van de universiteit en jouw collega’s. Linksonder zie je een blauwe stip die, volgens

Afbeelding 2

de voorspellingen, je partner zou zijn. Deze stip staat niet heel dichtst bij jouw vrienden, maar heeft wel veel links met jouw vrienden. Wat volgens het algoritme je partner symboliseert.

Einde van je relatie? Als het echter fout wordt voorspeld; stel je bent al in een relatie en deze test geeft aan dat de persoon in kwestie niet de hoogste score met betrekking tot de centraliteit in je leven heeft, dan heeft de relatie ook meer kans om te stranden. Deze aanname is gebaseerd op een ander onderzoek, waarin de onderzoekers het volgende zeggen: “In ons onderzoek hebben we ontdekt dat wanneer de recursieve spreiding niet de correcte partner identificeert, het koppel significant meer geneigd is om uit elkaar te gaan binnen zestig dagen. Dit effect is te zien in elke leeftijdscategorie en is met name van toepassing op relaties die ongeveer een jaar oud zijn; hier is de kans op een transitie is ongeveer vijftig procent groter dan wanneer de recursieve spreiding niet de partner herkent.” Waarbij de recursieve spreiding het algoritme is wat de onderzoekers hebben gemodelleerd.

Begin van je relatie? Behalve dat Facebook je partner kan voorspellen, kan Facebook ook het begin van je relatie voorspellen. Vaak als twee personen een relatie hebben, verandert hun relatiestatus van “vrijgezel” naar “in een relatie”. Hoewel niet iedereen dit meteen doet, is het wel te voorspellen wanneer mensen een relatie hebben. Facebook heeft interactie tussen personen in een relatie geanalyseerd, zowel voor als tijdens de relatie. Ze hebben hierbij een groep personen geanalyseerd die hun relatiestatus op Facebook heeft veranderd van “vrijgezel” naar “in een relatie” en daar ook een datum aan heeft verbonden. ▶

Jaargang 38 - GAXEX 2

41


Mocht je geinteresseerd zijn in wie volgens Facebook centraal in jouw leven zijn, kijk op de site: http://dataclysm.org/relationshiptest. Hier kun je jouw Facebookpagina linken aan het algoritme, er wordt dan een netwerk voor je gemaakt plus een lijst van je vrienden op volgorde van een score. Hoe hoger de score, de centraler deze persoon is in je leven. Althans, volgens de connecties die je hebt op Facebook. Mocht Facebook het fout voorspellen, hou dan altijd in je achterhoofd: opposites attract!

Aan het begin van de relatie worden er alleen maar wat berichten gestuurd en de profielen worden bezocht. Daarna volgen de tags in berichten en sturen ze berichten op elkaars tijdlijn. In afbeelding 3 kun je het aantal tijdlijnberichten zien die worden uitgewisseld tussen de personen. In de honderd dagen voor het begin van de relatie, neemt het aantal berichten op elkaars tijdlijn tussen het toekomstige stel geleidelijk toe. Als de relatie eenmaal is begonnen, nemen deze berichten langzaam af. Op de twaalfde dag voordat de relatie begint is er een piek met 1.67 berichten per dag. Het dieptepunt is als de relatie al 85 dagen bezig is, met een score van 1.53 berichten per dag. Waarschijnlijk is het stel meer bij elkaar en vindt de interactie tussen de twee personnen meer “offline” dan online plaats. Uiteindelijk is dit natuurlijk allemaal relatief en blijven wij ondanks ons gedrag op Facebook gewoon mensen. In one leven wordt er toch vaker in “real-life” gedatet, dan dat er op Facebook veel berichten worden geplaatst. Hoewel Facebook een groot deel van ons leven heeft overgenomen, blijft het toch altijd een ding om je crush toe te voegen op Facebook, laat staan aan te spreken. Daarom zullen, naar mijn mening, de onderzoekers van Facebook het vaker fout dan goed voorspellen. Meestal zit je al in een relatie voordat je elkaar veel spreekt via social media. Het blijft echter leuk om te zien wie er volgens de statistieken centraal in jouw leven staat! ■

GAXEX Opiniepanel Hoeveel facebook vrienden heb je?

200-300

14%

301-400

33%

401-500

14%

501-600

24%

601-700 701-800

42

Semester 1.2 - (2014-2015)

0% 10%

800 + 5%


Kandidaatsbestuur 2015-2016 voorstelrondje

Jeroen Westerbeek Blijham, wie kent het niet, is waar ik vandaan kom. Voor hen die topografisch minder sterk zijn: dit dorpje ligt in Noordoost-Groningen. In de nabijgelegen gebieden (Winschoten/Stadskanaal) heb ik mijn VWO jaren mogen doorbrengen. Tussen de 5e en 6e klas besloot ik een jaar naar Amerika te gaan. In Pinetop-Lakeside, een klein dorpje gelegen in “The White Mountains of Arizona”, heb ik een jaar het Amerikaanse high schoolleven tussen de cheerleaders en football players mogen meemaken. De stereotypes zijn waar én leuk. Wat een ervaring!

Toen werd het tijd om te studeren, wat anders en waar beter dan EOR in Groningen? Tijdens mijn tijd in Groningen heb ik het geluk gehad om samen met twee andere jongens WoodWatch op te richten. Een eigen merk en bedrijf beginnen geeft een enorme kick en is enorm leerzaam; we werken er dan ook nog steeds hard aan om WoodWatch op de kaart te blijven zetten. Nu is er een nieuwe periode voor mij aangebroken: een jaar aan het roer van VESTING staan. Een geweldige nieuwe uitdaging die ik met een fantastisch bestuur aan mag gaan. Ik kijk er naar uit alle leden te zien bij de ALV, en anders uiteraard op de VK!

Jaargang 38 - GAXEX 2


Jorrit Visser

Lise Boxum

Op het moment dat ik dit verhaaltje aan het schrijven ben, is het nog geen week geleden dat ik in spanning op de bank zat met mijn telefoon in de hand. Maandag 5 januari zou de uitslag van de sollicitatieronde voor het VESTING Bestuur 2015-2016 bekend worden gemaakt aan de sollicitanten. Op het moment dat mijn telefoon ging, veerde ik op en ik was blij verrast met de mededeling van Jeroen: ik mocht de secretaris van het VESTING Kandidaatsbestuur 2015-2016 zijn!

Ik heb de eer om me hier aan jullie voor te mogen stellen als de kandidaats-intern coรถrdinator van het VESTING Bestuur 2015-2016! Voor ik door ga over mijn enthousiasme om met mijn taken te beginnen, zal ik jullie eerst wat meer over mijzelf vertellen.

Mijn naam is Jorrit Visser en ik ben 20 jaar. Ik ben geboren in Heerenveen en opgegroeid in De Knipe, een dorpje vlakbij Heerenveen. Na de middelbare school was het voor mij snel duidelijk dat ik econometrie wilde studeren in Groningen. In mijn vrije tijd houd ik ervan om te sporten. Ik voetbal en speel in het tweede elftal van mijn vereniging. Verder zou je me kunnen tegenkomen in het Noorderplantsoen als ik aan het hardlopen ben. Voor VESTING heb ik als secretaris/penningmeester de afgelopen Career Experience georganiseerd. Ik kijk er erg naar uit om het komende jaar met Jeroen, Pim, Lise en Lidewey het bestuur van VESTING te mogen vormen en ik denk dat we er een ontzettend mooi jaar van gaan maken. Ik hoop dat ik jullie vaak mag begroeten op de VESTING Kamer en bij de VESTING Activiteiten!

Semester 1.2 - (2014-2015)

Als 21-jarige, erg sportieve en echte Groningse voel ik me vaak nog een toerist in eigen stad. Noem een straatnaam en ik zal het niet kunnen vinden. Ik ben geboren en getogen in deze mooie stad, en had na mijn middelbare school nog niet de behoefte om te vertrekken. Tijdens mijn 2,5 jaar als VESTING Lid heb ik al kennis gemaakt met verschillende commissies. Eerst in de VIC (VESTING Introduction Committee, nu IWC) als penningmeester, toen in de Freshmen Symposium Committee als voorzitter en momenteel ben ik nog voorzitter van de Conference Committee. Daar komt nu dus als laatste het VESTING Bestuur 2015-2016 bij. Ik heb ontzettend veel zin in het komende jaar, en zal jullie hopelijk en waarschijnlijk nog veel zien gedurende het jaar!


Pim Blom

Lidewey van der Wal

Komend jaar is het de bedoeling dat ik de mooiste functie over ga nemen van Chris Wijnbergen. Ik heb het dan natuurlijk over penningmeester in het VESTING Bestuur 2015-2016.

Maandag 5 januari zat ik vol spanning met mijn huisgenootje op de bank, wachtend op een telefoontje van Jeroen. Ik heb goed nieuws te horen gekregen: ik word aangesteld als coördinator bedrijfscontacten in het VESTING Kandidaatsbestuur! De fles wijn gaat open en ik kon niet wachten om het de volgende dag ook aan de leden op de VESTING Borrel te mogen vertellen.

Mijn naam is Pim Blom, ik ben 20 jaar en zit in mijn tweede jaar Econometrics and Operations Research. Na zes maanden door Zuid-Amerika te hebben gereisd na mijn eindexamen ben ik in september 2013 naar Groningen gekomen. Ik ben een enorm liefhebber van ‘adrenaline rushes’ zoals duiken, bungeejumpen, parasailen etc. Het is dan ook niet geheel verrassend dat bovenaan mijn bucketlist ‘cagediven’ met witte haaien staat. Die jongen is voor niks bang denken jullie nu misschien? Niets is minder waar; een afbeelding van een clown en mijn grootste nachtmerrie wordt werkelijkheid. In het dagelijks leven luister ik verder veel naar muziek, probeer ik een paar keer per week te hardlopen (met de nadruk op ‘probeer’) en houd van het drinken van een biertje (of meer). Tenslotte hoop ik iedereen veel bij de AXENT Fifty Cent Shop te zien, want niet alleen valt dit onder mijn takenpakket, maar vooral is dit een nog betere gelegenheid om mij te leren kennen!

Ik zal me even voorstellen. Ik ben Lidewey van der Wal, 22 jaar, geboren en getogen in Groningen. Na het VWO heb ik een jaartje in het zonnige Californië gestudeerd en daarna ben ik aan Econometrie begonnen. Ik ben meteen actief geworden bij VESTING in de Sports Committee. Vervolgens ben ik mentor geweest en heb ik me ingezet als voorzitter van de Career Experience Committee. In mijn vrijetijd speel ik graag piano en sport ik veel. Al met al kijk ik er ontzettend naar uit om me dit bestuursjaar samen met Jeroen, Jorrit, Pim en Lise in te zetten voor VESTING en er een fantastisch jaar van te maken! Verder hoop ik jullie nog vaak te zien in de VESTING Kamer en bij alle VESTING Activiteiten.

Jaargang 38 - GAXEX 2


Tekst: Bert ter Bogt

Montreal is supercool

Montreal. Toen ik hier kwam was het elke dag dertig graden. Het motto van de feestvierende nieuwe eerstejaars van McGill, beach day everyday, kon dan ook niet overtroffen worden. Nu zou je het iemand kunnen vergeven als hij denkt op de Noordpool te zijn na tien minuten buiten te zijn geweest. Sneeuw, ijs, wind, kou, alles erop en eraan. Het weer van Montreal is exemplarisch voor de stad zelf, bruisend in de zomer, grauw in de winter. Toch, na vele jaren Groningen, waar alles altijd een beetje hetzelfde is, bevalt mij dat wel. Hoe ben ik hier eigenlijk terechtgekomen, in de UB van McGill, mijn verhaal typend nadat ik net een tentamen heb gemaakt? Iets meer dan een jaar geleden, november 2013, ging ik dan eindelijk concreet op zoek naar informatie voor een uitwisseling. Het idee had me altijd al aangetrokken, maar na een presentatie van de exchange office van de faculteit te hebben bijgewoond, realiseerde ik me dat het nu tijd was om te beginnen. Ik had geen idee waar ik heen wilde, Australië, Engeland, Parijs. Ik pakte het lijstje erbij en toen was het een kwestie van afstrepen. Saaie stad? Nee. College in het Spaans? Wordt hem niet. Slechte universiteit? Liever niet. Al snel kwam ik bij de (Engelstalige) McGill universiteit in Montreal uit, en hoe meer ik erover las, hoe aantrekkelijker het leek. Snel een taaltoets gedaan, een referentie geregeld, een motivatiebrief geschreven. Eind januari kreeg ik het goede nieuws: van de RUG mocht ik gaan. Ik was er nog niet, want McGill heeft zelf ook nog een toelatingsprocedure. In juni was dat eindelijk ook geregeld en wist ik het echt zeker: ik kon een halfjaar aan McGill studeren. Behalve het boeken van een ticket en het aanvragen van de Marco Polo-beurs had ik weinig voorbereid, maar dat was geen probleem. Na een week in een hostel te 46

Semester 1.2 - (2014-2015)

hebben gebivakkeerd, vond ik een mooie kamer in een appartement in downtown Montreal. Wat introductieactiviteiten later had ik vrienden in een grote nieuwe stad en kon het avontuur echt beginnen. In Groningen had ik het al van mensen gehoord die op uitwisseling waren geweest, maar het is echt waar: in de paar maanden die je weg bent, zie je meer dan in een jaar in Nederland. Elk weekend reisjes en feestjes, van maandag tot donderdag college, het is zo gek nog niet. Toronto, New York en Boston zijn allemaal goed met de bus te bereizen. Een andere uit de categorie cliché maar waar is dat je mensen van over de hele wereld tegenkomt. McGill is al erg internationaal, en als internationale student kom je dan ook nog vooral die groep tegen. Dat is leerzaam, en als ik eens op reis ga, kan dat ook nog goed van pas komen. Montreal is een fantastische stad. Voor degenen die het niet weten, het ligt in Quebec, Franstalig Canada, en ze spreken hier dan ook in eerste instantie Frans. Gelukkig is vrijwel iedereen tweetalig, en hoewel de stereotiepe Québécois weinig opheeft met Engelstaligen, vindt niemand het een probleem om Engels te spreken zodra ze horen dat je geen Amerikaan bent. Doordat de mensen in Quebec zo Frans proberen te zijn, en er natuurlijk


ook sterke Amerikaanse invloeden zijn, is Montreal een unieke mix van Europa en Noord-Amerika. Op een McGill-huisfeest is het net de VS, met rode bekers, beerpong en fraternities, een paar straten verderop, buiten de McGill-ghetto, de wijk rond de campus waar de meeste studenten wonen, is hier weinig meer van te merken. Verder is Montreal een relaxte stad, tot mijn verbazing wordt er hier op straat zonder problemen wiet gerookt, fietsen is hip en de sneeuw, tja, daar wen je wel aan. Van te voren was ik benieuwd of studeren aan McGill moeilijker zou zijn dan in Groningen. Internationaal en zeker in Noord-Amerika staat McGill erg goed aangeschreven. Nou, ik kan jullie vertellen, zo gek is econometrie in Groningen nog niet. Ondanks het toch best wel aanwezige superioriteitsgevoel en flinke geklaag over hun studielast van de studenten hier, is het mij erg meegevallen. Als je econometrie in Groningen aankunt, kun je zonder zorgen een halfjaar McGill aan en hoef je zeker niet alleen maar in de bibliotheek te zitten. Misschien heeft het er mee te maken dat econometrie hier niet als bachelor bestaat en dat ik nu vakken van andere faculteiten volg, maar ik hoor hetzelfde van andere uitwisselingsstudenten. In ieder geval, ik zou me niet te veel zorgen maken over de studie als je naar McGill wilt, of welke andere universiteit waar de RUG een overeenkomst mee heeft. Houd er wel rekening mee dat een uitwisseling als econometriestudent je vrijwel zeker een halfjaar kost. Je wordt geacht voor al je vakken uit het eerste semester van jaar drie een vervanger te vinden, knap als je een universiteit vindt waar ze precies die vakken op het goede moment aanbieden. Zelf vond ik het geen probleem,

een half jaartje later af te studeren, dus ik heb er bewust voor gekozen. Ik zie het als een verrijking van mijn studie, dat is me wel een half jaar waard, en dan heb ik het nog niet over alle andere voordelen. Nu de datum van mijn vlucht richting Nederland snel dichterbij komt, en ik hier het semester afrond met de tentamens, begin ik Montreal al een beetje te missen. Dat is jammer, maar niet erg. Ik heb ervan genoten. Toch, na hier een paar maanden te zijn geweest, ben ik wel bang dat Groningen wat saai gaat zijn. Gelukkig dat VESTING er nog is. Als je nog twijfelt over een uitwisseling, dan kan ik je alleen maar aanbevelen het te doen. Natuurlijk, je moet er wat voor overhebben, maar uiteindelijk betaalt het zich dubbel en dwars terug. De combinatie van studie en reizen is toch wel uniek, en ik denk niet dat er een betere manier is om zo snel een ander land, een nieuwe cultuur en een hele nieuwe groep mensen te leren kennen. Ondertussen ga ik nog een paar dagen mijn best doen voor de laatste tentamens, en genieten van mijn laatste weken in Montreal. Wanneer ik weer terug ben in Groningen, kan ik terugkijken op een geslaagde periode. Van beach day tot -25, ik heb veel beleefd hier en geen spijt gehad. â–

Jaargang 38 - GAXEX 2

47


Timmie en Tammies Puzzelpagina

0-11-2014

www.brainbashers.com/skyscraperprint.asp?date=1120&size=5&diff=1

BrainBashers Easy 5 x 5 Skyscraper Puzzle - November 20

Skyscraper Puzzel Alleen de cijfers 1 t/m 5 mogen gebruikt worden in dit spel waarbij in elke rij evenals elke kolom elk cijfer slechts één keer mag voorkomen. Elk getal stelt een wolkenkrabber voor van het aantal verdiepingen gelijk aan het bijbehorende cijfer. Langs de zijkanten van het speelveld staan cijfers die aangeven hoeveel wolkenkrabbers te zien moeten zijn vanaf dat punt. Voorbeeld: bij de cijferreeks 2, 4, 1, 5, 3 zijn vanaf de linkerkant 3 wolkenkrabbers te zien: 2, 4, 5 en vanaf de rechterkant 2 wolkenkrabbers: 3 en 5.

Puzzle © Kevin Stone MaakSkyscraper de volgende cijferreeks af Printed from BrainBashers [www.brainbashers.com] 2+3=8,

3+7= 27, 4+5=32, 5+8=60, 6+7=72, 7+8=??

Kansrekening vraag Een man heeft vier sokken in zijn lade liggen die wit of zwart kunnen zijn. Hij pakt twee sokken uit zijn lade, de kans dat hij een wit paar pakt is ½. Wat is de kans dat hij een zwart paar te pakken heeft?

Stuur je antwoorden op naar secretaris@devesting.nl en maak kans op een leuke prijs! De winnar van de puzzelpagina uit GAXEX 1 is Jelmer Wielema. Hij kan zijn prijs ophalen in de VESTING Kamer. Antwoorden GAXEX 1

Raadsel 1: 13112221 Raadsel 2: 1153

Magische dubbele zeshoek:

48

Semester 1.2 - (2014-2015)

Skyscraper Puzzle: 1,5,6,3,4,2 2,4,1,6,5,3 5,6,3,1,2,4 6,1,2,4,3,5 3,2,4,5,1,6 4,3,5,2,6,1


Tekst: Casper Thalen

Gratis geld, voor iedereen Om aandacht te vragen voor het basisinkomen hebben voorstanders in oktober 2013 een vrachtwagenlading van acht miljoen stuivers voor het parlementsgebouw in Bern gelost. Hun doel: een referendum afdwingen. Gratis geld voor iedereen, dat klinkt te mooi om waar te zijn. Maar hoe haalbaar is het eigenlijk? Is het oude economische systeem wel houdbaar in een wereld waarin toenemende technologische ontwikkeling een steeds belangrijkere rol gaat spelen? In augustus 2014 presenteerde IBM met trots zijn DARPA SyNAPSE chip. Dit is een computerchip geïnspireerd door het menselijk brein. Door de architectuur van traditionele computers zijn deze chips wonderen in het uitvoeren van berekeningen en het opslaan van informatie. Ze zijn daarentegen wel gelimiteerd in hun vermogen tot creativiteit en het daadwerkelijk interpreteren van informatie. Om de vergelijking met het menselijke brein te trekken, waar het analytische vermogen in de linkeren de creativiteit in de rechterhersenhelft zit, hebben computers op dit moment alleen een linkerhersenhelft.

door de vraag: “Waar hebben computers ons nog voor nodig?’’

Hier moet de nieuwe chip een einde aan maken. IBM heeft een nieuwe architectuur ontwikkeld waar synapsen - zoals ook in het brein te vinden - worden nagebootst. Deze synapsen kunnen onderling verbindingen leggen. De nieuwe structuur opent vele deuren die tot op heden gesloten waren. Denk hierbij aan emoties en creatieve vaardigheden zoals schilderen, taalbeheersing, het leveren van bewijzen en het voeren van discussies.

Aan de andere kant schuilt hier ook een gevaar. Want als technologie alles beter kan dan de mens zelf, van het ontwikkelen van nieuwe technologieën tot het onderhouden van machines, wat blijft er dan voor ons over op de arbeidsmarkt? Het antwoord is niks. Een computer voorzien van een lichaam is relatief simpel. Er hoeft immers alleen maar een robot gebouwd te worden. Hierdoor zullen computers en hun mechanische lichamen elke denkbare vorm van arbeid overnemen. Laag geschoold werk, maar ook denkwerk van hoger opgeleiden.

Het doel van IBM is om met deze nieuwe chip computers te voorzien van een spreekwoordelijke rechterhersenhelft. Door beide chips met elkaar te integreren in één machine stelt het computers in staat om de functies van journalisten, scheidsrechters of uiteindelijk zelfs econometristen over te nemen. De vraag: “Waar kunnen computers ons bij helpen?” wordt geleidelijk vervangen

Op zich is dit een fascinerende ontwikkeling. De mogelijkheden zijn eindeloos. Het vermogen om informatie te interpreteren zal leiden tot enorme sprongen in bijvoorbeeld de wiskunde. Bewijzen voor ingewikkelde stellingen die tot heden niet opgelost zijn kunnen als sudokus worden gegenereerd. Tientallen jaren onderzoek kan door netwerken van computers in verwaarloosbare tijd worden gedaan.

De enige manier die overblijft om geld te verdienen is het bezitten van machines die het werk voor je doen. In plaats van het leiden van een organisatie van mensen die betaald worden om een bedrijf overeind te houden. ▶ Jaargang 38 - GAXEX 2

49


Een gevolg zal zijn dat de werkloosheid zal toenemen tot iedereen die niet in het bezit is van zelf denkende machines. Een belangrijke functie van bedrijven is dat zij geld verdelen over de mensen. Door het uitbetalen van salaris blijft geld stromen. Doordat er veel mensen zijn die een inkomen genieten, hebben bedrijven grote potentiële afzetmarkten om hun producten aan te verkopen. Iemand die veel over dit onderwerp schrijft is historicus en publicist Rutger Bregman. Op 23 februari 2014 is een Tegenlicht-aflevering aan hem gewijd: De noodzaak van de utopie. Hier heeft hij het ook over het basisinkomen. Hij haalt een onderzoek aan van de universiteit van Oxford: “47 procent van de Amerikaanse banen lopen een ernstig risico te worden geautomatiseerd in de komende twintig jaar (…) In de eerste plaats betekent dat dat we ergens deze eeuw af moeten van het idee dat je moet werken voor je geld.” Hoe moeten mensen aan geld komen als het niet meer via arbeid te verdienen is? Je kunt niet van iedereen ter wereld verwachten dat ze het geld hebben om de machines te kopen die het geld voor ze gaat verdienen. Sterker nog, je kunt van geen enkele particulier verwachten dat ze kunnen concurreren met het kapitaal van multinationals. Een van de oplossingen die steeds meer draagkracht wint, is het basisinkomen.

Het basisinkomen In het kort is het basisinkomen een onvoorwaardelijk inkomen voor iedereen. Een soort AOW zonder minimumleeftijd. Het is een onconventioneel systeem wat altijd veel weerstand te verduren heeft gehad. Ideeën als “gratis geld maakt mensen lui” zorgen ervoor dat mensen maar in beperkte mate openstaan voor het systeem. In de afgelopen decennia zijn er de nodige experimenten met het basisinkomen gedaan, meestal om het effect te 50

Semester 1.2 - (2014-2015)

onderzoeken op het minder welvarende deel van de maatschappij. In het Canadeese dorp Dauphin is in de jaren zeventig een experiment geweest dat zes jaar draaide. Het “MINCOME programme” werkte als volgt: alle gezinnen kregen de toezegging dat ze volledig onvoorwaardelijk, zonder vervelende vragen, hun inkomen aangevuld kregen tot een bepaald minimum. Elke maand werd gekeken wat er binnengekomen was, en waar nodig werd het aangevuld tot het minimum. Na zes jaar is het experiment stop gezet vanwege verloren interesse van de politiek. Twintig jaar later heeft econoom Evelyn Forget de resultaten van het experiment geanalyseerd. Wat bleek? Er waren maar twee groepen mensen die minder gingen werken. Getrouwde vrouwen gingen langer met zwangerschapsverlof en brachten hun gewerkte uren terug zodat ze meer voor hun kinderen konden zorgen. Daarnaast waren het vooral de mannelijke adolescenten die minder werkten. Het overgrote deel van hen greep het minimuminkomen aan om terug de schoolbanken in te gaan en alsnog door te leren. Een van de meest zichtbare effecten was de afname van de kosten in de zorg. De ziekenhuisopnamen onder de deelnemers van het experiment namen af met 8,5 procent ten opzichte van de controlegroep. Tot slot bleek na twintig jaar dat de deelnemers van het experiment hoger opgeleid, gezonder, succesvoller en gelukkiger waren. En er is meer te zeggen voor een basisinkomen. Onderzoeken over de hele wereld bevestigen de positieve effecten van gratis geld op de productiviteit en het geluk van mensen. In Londen is in mei 2009 een experiment gestart ten behoeve van dertien daklozen. Deze dertien probleemgevallen kostten elk jaar ruim 350.000 euro door hun beroep op onder andere politie, justitie en zorg. Een locale hulporganisatie ‘Broadway’ besloot deze mensen te helpen door hen allen drieduizend pond te geven. Zonder voorwaarden, direct handje contantje en de begeleiding was minimaal. Kies zelf maar wat goed


voor je is. De resultaten waren verbluffend: binnen een jaar hadden elf van de dertien weer een dak boven het hoofd, gingen beter voor zichzelf zorgen, kickten af en herstelden de relaties met hun families. Ook voor de huidige maatschappij zou een vorm van basisinkomen veel kunnen bieden. Neem de armoedeval. Mensen die in de bijstand zitten hebben een zeker inkomen. Zolang ze niet aan het werk gaan blijft de uitkering doorlopen. Maar als iemand zich richting de arbeidsmarkt verplaatst gaat hij of zij er vaak financieël op achteruit. De uitkering verdwijnt en er komen verborgen kosten bij, zoals vervoer, kinderopvang of werkspecifieke kleding. Als we het sociale zekerheidsstelsel dusdanig omgooien dat iedereen van een basisinkomen wordt voorzien, kunnen voorzieningen als de bijstand, AOW (en studiefinanciering) worden afgeschaft. Dit zijn allemaal regelingen om de sociale zekerheid te waarborgen. Maar als iedereen een gegarandeerd inkomen heeft zijn dergelijke regelingen niet meer nodig.

Kosten Een van de tegenargumenten die vaak wordt genoemd is de onbetaalbaarheid van het systeem. Zoals Margaret Thatcher zei: “Op een gegeven moment ben je door andermans geld heen.” Gelukkig hoeft dit helemaal niet zo te zijn. Op dit moment maakt de overheid enorme uitvoeringskosten. Dit zijn de kosten die gemaakt worden om te controleren of regelingen niet misbruikt worden. De kosten voor bijvoorbeeld de fraudebestrijding van het toeslagensysteem 25 procent van de totale kosten. Daar komen de kosten zoals de BelastingTelefoon en ambtenaren betrokken bij het verwerken van alle gegevens nog bij op.

neer op ongeveer 121 miljard euro. Als we uitgaan van uitvoeringskosten van 25% in het huidige systeem, komt er een ruime vijfentwintig miljard terug. Ten tweede verdwijnt de armoedeval. Want of je nou niet werkt, of miljoenen verdient, iedereen krijgt het basisinkomen. Er zijn geen uitkeringen die je kwijt kunt raken. Werken loont altijd. Uit onderzoek blijkt dat mensen die gegarandeerd elke maand een basisinkomen ontvangen niet op de bank gaan zitten. In plaats daarvan zetten ze zich in voor wat zij denken dat goed is, studeren, werken en met zwangerschapsverlof. Als laatste is het een oplossing voor het economische probleem van morgen. Want hoe verkoop je als bedrijf je producten nog als alle medewerkers zijn weggeautomatiseerd? Als niemand nog loon ontvangt kan niemand meer boodschappen doen. Hoe raak je als fabrikant je producten dan nog kwijt? Uiteindelijk weet je nooit hoe een hervorming van deze grootte zal uitpakken, en naast de bovengenoemde onderzoeken zijn er tientallen vergelijkbare experimenten uitgevoerd. In bijna alle onderzoeken komen dezelfde resultaten naar boven. Afname van kosten van de zorg, toename van het welzijn en mensen studeren langer door. Want zeg nou zelf, zou jij zelf de hele dag op de bank blijven zitten als je studiefinanciering vervangen zou worden voor een gegarandeerde, onvoorwaardelijke elfhonderd euro per maand? ■

Volgens berekeningen van het CPB, waarin de bijstand, studiefinanciering, AOW en soortgelijke regelingen allemaal worden afgeschaft, en iedere inwoner boven de 18 jaar een maandelijks inkomen krijgt van elfhonderd euro zullen de kosten van de sociale zekerheid met 38 miljard euro toenemen. Dat is een stijging van de kosten. Maar wat krijgen we er allemaal voor terug?

Baten Ten eerste is er in die berekeningen geen rekening gehouden met de afname van uitvoeringskosten. Minder voorwaarden betekent minder controleren. Minder controleren betekent lagere kosten. De geschatte uitvoeringskosten van het basisinkomen zijn 4%. De posten die afgeschaft kunnen worden komen samen Jaargang 38 - GAXEX 2

51


Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met hun aanstelling: VESTING Kandidaatsbestuur 2015-2016: Jeroen Westerbeek (Voorzitter), Jorrit Visser (Secretaris), Pim Blom (Penningmeester) , Lise Boxum (Intern coรถrdinator), Lidewey van der Wal (Coรถrdinator bedrijfscontacten). Wij wensen hen heel veel succes en plezier!

Nieuwe albums op de VESTING Website

52

Semester 1.2 - (2014-2015)

07 november

Actieve Ledenweekend

11 november

VESTING Borrel

14 november

Propedeuse uitreiking

20 november

Career Experience

21 november

Alumni Activiteit

02 december

Voorzittersbekendmaking

09 december

Kerstgala met ODIOM

17 december

Actuarial Game met EY

06 januari

AC activiteit: Poolen

06 januari

Bestuursbekendmaking


Activiteiten Agenda 05 - 09 februari

VESTING Wintersport

10 februari

Landelijke Econometristen Dag

16 februari

OR Game

23 februari

Inhousedag Towers Watson

06 maart

Inhousedag Flow Traders

10 maart

Algemene Ledenvergadering

12 maart

Inhousedag MIcompany

20 maart

Inhousedag SAS

VESTING Bestuur 2014-2015 Tessa van de Werve

Voorzitter

Chris Wijnbergen

Vicevoorzitter en penningmeester

Ruben Peeperkorn

Secretaris

Sander Cremers

Intern coรถrdinator

Nynke Gerards Coรถrdinator bedrijfscontacten

Jaargang 38 - GAXEX 2

53


Tekst: Career Experience Committee

Sfeerverslag Career Experience 2014

Op 20 november was het dan eindelijk zover: na bijna 10 maanden voorbereiding vond de Career Experience plaats. Zo’n 85 enthousiaste VESTING Leden kwamen naar vergader- en congrescentrum het Kasteel om hier hun carrièremogelijkheden en potenties te ontdekken. Vanaf half 9 ’s ochtends druppelden de eerste deelnemers binnen. In het Grand Café stonden de koffie en thee al klaar en iedereen rustig kon praten over wat deze dag te bieden zou hebben. Rond 9 uur werd iedereen verzocht om plek te nemen in de Congreszaal en vervolgens kon de Career Experience beginnen. Na een korte introductie van Lidewey van der Wal, voorzitter van de Career Experience Committee, was het woord aan openingsspreker Marcel Canoy, hoofdeconoom bij Ecorys, columnnist in het FD en econometrist. Hij mocht de dag openen met een boeiende lezing over het onderwerp van zijn boek: ‘De Triple A-econoom’. Hij vertelde over de manier van denken van een Triple A-econoom, iemand die het gedachtegoed van de filosofen Aristoteles, Thomas van Aquino en Adam Smith gebruikt en denkt in oplossingen. Daarna vertelde Canoy wat Triple A-econoom oplossingen zouden zijn binnen het hoger onderwijs. Ondertussen werden Ward Romeijnders en Dennis Prak, PhD-studenten van de RUG en werknemers van Deloitte en Capgemini ontvangen en werden de zalen gereedgemaakt voor de bedrijfspresentaties en cases. Om 10 uur begon dan ook de eerste case ronde. Bij Deloitte mochten de studenten aan de slag als financieel consultant voor een pensioenfonds en een verzekeraar. Niet alleen hun wiskundige skills van pas kwamen voor het waarderen van het pensioenfonds, 54

Semester 1.2 - (2014-2015)

waren ook waren de onderhandelingsvaardigheden van groot belang. De groepjes moesten met elkaar onderhandelen over de prijs van het pensioenfonds, dat leidde tot erg interessante en spannende gesprekken. Tot slot moesten de groepjes hun klanten overtuigen dat zij de beste deal hadden gesloten. Al met al een erg interactieve en leerzame case die een goede inkijk heeft gegeven in de werkzaamheden van een consultant bij Deloitte. Capgemini kwam met een real life case over de Belastingdienst. De fiscus heeft een slecht imago, maar daar moesten wij verandering in gaan brengen. Voor twee uren waren wij consultants bij Capgemini en onze opdracht was om de Belastingdienst klantvriendelijker en efficiënter te maken. Twee van de vijf groepen hadden de eer om hun plannen voor te leggen aan twee medewerkers van de Belastingdienst. Een goede samenwerking, timemanagement en creativiteit waren de hoofdpunten in deze case. Dennis Prak en Ward Romeijnders, beide werkzaam op de afdeling Operations aan de Rijksuniversiteit Groningen, gaven een presentatie over de academische carrièremogelijkheden. Ward Romeijnders begon te vertellen over hoe het is om een PhD-student te zijn en hoe je dat kunt worden. Vervolgens liet hij een klein stukje zien over zijn eigen onderzoek. Dit inkijkje liet duidelijk zien dat je als PhD-student erg vrij bent in de werkzaamheden die je wit uitvoeren. Dennis Prak nam het


stokje van Ward Romeijnders over en vertelde ook kort over zijn carrière aan de RUG en zijn werkzaamheden. Dennis vertelde onder meer dat hij zijn onderzoek ook het liefst praktisch uitgevoerd ziet worden. Dit betekent dat hij ook vaak bij bedrijven langsgaat om zijn ideeën daar kenbaar te maken. Na een korte koffiepauze werd het dagprogramma vervolgd met bedrijfspresentaties. Deloitte en Capgemini vertelden enthousiast over de werkzaamheden en mogelijkheden, zowel als student en afgestudeerde, binnen deze bedrijven. Dit toonde maar weer eens aan dat er veel verschillende en interessante mogelijkheden zijn voor econometristen. Om 13.00 uur stond er in de Congreszaal een heerlijke lunch klaar. Hier kon iedereen even lekker ontspannen en het ochtendprogramma evalueren. Ook was er de mogelijkheid om nog eens in gesprek te gaan met werknemers van Deloitte en Capgemini die ook mee lunchten. Naast de algemene lunch was er ook dit jaar weer een business lunch samen met PwC. Hier konden tien geselecteerde studenten onder het genot van een broodje en een drankje al hun vragen stellen over PwC en meer te weten komen over hoe het is om daar te werken. Nadat iedereen zich goed vol had gegeten, was het tijd voor de volgende bedrijfspresentaties. Hier vertelde Roel Klaassen, Head of Education bij de Duisenberg school of finance, enthousiast over wat de masteropleidingen bij de Duisenberg school of finance te bieden hebben voor de studenten. Daarnaast liet PwC de studenten kennis maken met hun bedrijf en kwamen ook hier de carrièremogelijkheden aan bod. Om 15.00 uur was het alweer tijd voor het laatste formele onderdeel van de dag: de tweede caseronde. De case van De Nederlandsche Bank, in samenwerking met Duisenberg school of finance, werd gegeven door Maria Markovtseva, deels ondersteund door Roel Klaassen. Na

een korte uitleg werden de deelnemers in vier kleinere groepen opgedeeld. Twee groepen vertegenwoordigden een bank, de overige twee speelden voor toezichthouder. De twee banken moesten hun beleid verdedigen, waarna de toezichthouder kritiekpunten aandroeg. Dit werd door alle groepjes zeer enthousiast uitgevoerd en leverde spontane, interessante presentaties op van de vier groepen. Bij PwC ging de case over pensioenfonds GoudEerlijk. Ook in de pensioenwereld heeft de crisis de boel op zijn kop gezet en het was aan ons om te onderzoeken of de problemen bij GoudEerlijk door de crisis kwamen of door frauduleus management. Vijf groepen streden tegen elkaar om het beste advies te geven aan de Raad van Bestuur en zo de PwC-usb-stick te winnen. Dit resulteerde in felle beschuldigingen van fraude tot een economisch goed onderbouwde analyse van fout ingevoerde data. Kortom, een interactieve case waarbij de groepen zelfs nog in gesprek konden met het management van GoudEerlijk. Voor de financieel geïnteresseerde econometrist was er ook genoeg aanbod. Marco Balk, portfolio manager bij Intereffekt, presenteerde een case over de verschillende strategieën voor beleggen in verscheidene markten. Na een interactieve presentatie was er ruimte om zelf naar de markten te kijken en de uitgelegde trading tools toe te passen. Met de tips en tricks van Marco op zak om goud geld te verdienen konden we naar de borrel gaan, waar onze pianist Tatsiana Khaleva de borrelruimte sfeer gaf met haar klassieke stukken op de piano. Onder het genot van een drankje en het pianospel op de achtergrond werd er nagepraat over de dag. Rond half 7 werd de laatste ronde ingeluid en werd de dag afgesloten met nog één drankje. Wij, de Career Experience Committee, kijken terug op een interessante en geslaagde dag, wat niet gelukt was zonder alle enthousiaste deelnemers! Daar willen wij jullie nog eens van harte voor bedanken! ■ Jaargang 38 - GAXEX 2

55


Column VESTING Voorzitter

Tegen alle waarschuwingen in... Iedereen had me ervoor gewaarschuwd en desondanks kwam het sneller dan verwacht: het einde van het bestuursjaar is nu toch echt in zicht. Het begin van het einde, zoals ik het eigenlijk noem. Gedurende het bestuursjaar ben ik mij steeds meer gaan realiseren wat voor unieke kans ik heb gekregen om samen met mijn bestuursgenoten een jaar lang aan het roer van VESTING te staan: de gezelligheid van de vereniging, het organiseren van de grote variĂŤteit aan activiteiten die VESTING haar leden biedt, de goede ledenbinding en daarnaast de kans om bij bedrijven een kijkje in de keuken te nemen. Daarom kon ik het toch echt niet laten om in mijn allerlaatste voorzitterscolumn, net als mijn voorgangers, terug te blikken op het bestuursjaar. Het is alweer ruim een jaar geleden dat ik overwoog om een plekje in het VESTING Bestuur te bemachtigen. Zodra ik begon te bellen naar mogelijk geĂŻnteresseerde sprekers voor de Conference 2014, en ik daardoor steeds meer uurtjes begon te maken in de VK, begon het al een beetje te kriebelen. Zal ik solliciteren voor het VESTING Bestuur 2014-2015? Vele uren nadenken en bijna nog meer koffiedates met mijn voorgangers later was het dan toch echt zover: mijn sollicitatie vond plaats. Welgeteld drie dagen later werd ik gebeld door Wies met een onheilspellende toon. Niets bleek minder waar: de volgende dag mocht ik de bar op tijdens de bekendmakingsborrel. Gekleed als soldaat en gewapend met een geweer kon ik die avond niet veel meer uitdragen dan wat enthousiaste woorden en vooral een grote lach. Daarna begon de zoektocht naar het VESTING Bestuur 2014-2015: met wie zou ik het komende jaar vele uurtjes in en buiten de VK doorbrengen? Ineens aan de andere kant van de sollicitatietafel zitten was een heel aparte maar ook zeker een leerzame ervaring! Dinsdag 7 janu-

56

Semester 1.2 - (2014-2015)

ari was het dan eindelijk zover: in een baby-onesie en verkleed als mijn voorganger, mocht ik vol trots Chris, Ruben, Sander en Nynke de bar op roepen. Wat een jaar stond ons te wachten! Het begon al met het uitzoeken van bestuurspakken, waarbij de meningen over de kleur toch enigszins verdeeld lagen. Wilde ik per se antraciet, gaf iemand anders de voorkeur aan blauw: het compromis werd dan ook gevonden in antracietblauw. Ironisch genoeg stond ik heel kort daarna op de LED (Landelijke Econometristendag) in een, jawel, blauw pak. Na de LED volgde alweer het beleidsweekend, waarin wij voorzien werden van zowel beleidstechnisch commentaar als veel gezelligheid van onze voorgangers. Niet lang daarna mochten wij dan ook eindelijk in onze antracietblauwe pakken onze plannen presenteren op de overdrachts-ALV. Vanaf dat moment is alles in sneltreinvaart gegaan: de Conference 2014, het International Programme naar Madrid en Lissabon (waar Nynke en Sander heerlijk lagen te zonnen) gedeeltelijk tegelijkertijd met de Batavierenrace (waar Ruben, Chris en ik lagen te verregenen), het Introduction Weekend vol enthousiaste eerstejaars, en natuurlijk de zeer geslaagde Career Experience. Naast de kanten van VESTING die ik al kende, zoals haar activiteiten en commissies, heb ik binnen mijn functie de kans gehad om ook een extra kanten te leren kennen. Zo ben ik uiteraard bezig geweest met het ontwikkelen en het controleren van de speerpunten en het (strategisch) beleid gedurende ons bestuursjaar. Daarnaast heb ik leuke en nuttige contacten opgedaan tijdens de meetings die ik heb gehad met onder andere de opleiding en de vakgroepen, met de andere verenigingen van onze faculteit op het interim en met de andere econometrieverenigingen in Nederland. Daarnaast heb ik samen met


mijn bestuursgenoten een hoop gezellige dagen meegemaakt, zoals de besturendagen en de constitutieborrels waar VESTING altijd trouw aanwezig was. Voor je gevoel ben je nog maar een paar maanden écht bezig, maar dan is de HALV alweer daar: je bent toch halverwege je bestuursjaar. Niet kort daarna ga je al bezig met opvolging en hoewel ik lang heb geprobeerd om mijn “jongens, ik blijf nog een jaartje!” vol te houden, moest ook ik er uiteindelijk aan geloven. Na wederom meer cafeïneuurtjes dan goed voor je is en leuke gesprekken later, moest ik dan toch echt plaatsmaken voor een opvolger. Al dagenlang gingen de speculaties rond op het interim, vooral de man-of-vrouw kwestie werd erg interessant gevonden, en op 2 december werd mijn opvolger dan toch echt bekendgemaakt. Jeroen Westerbeek, overtuigend verkleed als Victoria’s Secret Angel, ging de bar op! Daarna werd hij meteen in de rollercoaster genaamd het VESTING Kandidaatsbestuurschap gegooid, om meteen verschillende meetings bij te wonen, koffiedates te hebben en uiteraard aan de andere kant van de sollicitaties te zitten.

paar woordjes aan mijn bestuursgenoten te wijden. Lieve Chris, Ruben, Sander en Nynke: allemaal ontzettend bedankt voor dit fantastische bestuursjaar. We hebben waanzinnig veel bijzondere en vooral hele gezellige momenten meegemaakt die ik nooit meer zal vergeten. Ook al zijn we straks niet meer allemaal in Groningen, ik weet zeker dat we elkaar zullen blijven zien om de gezellige avondjes voort te zetten! Op dinsdag 10 maart is het dan echt zover: de overdrachts-ALV zal plaatsvinden. Ik ben ervan overtuigd dat onze opvolgers staan te popelen om het virtuele stokje van ons over te nemen, en dat zullen wij dan ook met alle vertrouwen doorgeven. In de tussentijd ga ik maar vast op zoek naar waardeloze hobby’s, extra vakken en ander tijdverdrijf om het beruchte zwarte gat na het bestuursjaars op te vullen. Mocht je nog ideetjes hebben, ze zijn altijd welkom in de ideeënbus in de VK! ■

Ik heb er alle vertrouwen in dat onze opvolgers Jeroen, Pim, Jorrit, Lise en Lidewey veel plezier zullen hebben met een jaar lang VESTING leiden. Met een beetje pijn in mijn hart moet ik dan ook steeds meer en meer van mijn taken loslaten. Maar lieve opvolgers, jullie zijn zeker nog niet van mij af, want de komende tijd zal ik zeker nog veel tijd spenderen in de vertrouwde VK! Daarnaast wil ik deze column natuurlijk even benutten om nog een

Tessa van de Werve VESTING Voorzitter

Jaargang 38 - GAXEX 2

57


Colofon / Adverteerders Hoofd- en eindredactie Nynke Gerards Redactie Arthur Molenaar Noortje Stolk Michiel Tammeling Lasse Vuursteen Casper Thalen Tim van Schaick Nynke Gerards Ruben te Wierik Tim van Wilsum Lay-out Nynke Gerards Tim van Wilsum

2

Actuarieel Genootschap

4

Deloitte

60

Towers Watson

Ontwerp lay-out Fred Heijnen Melinda Jagersma Bram de Jonge Arne Wolters Acquisitie Nynke Gerards Redactieadres VESTING Magazine Commissie Postbus 800 9700 AV Groningen Tel: (050) 363 70 62 E-mail: gaxex@devesting.nl Oplage 600 Druk Flyeralarm Bronnen op navraag beschikbaar bij de redactie

VESTING is affiliated with the Economics and Business student Faculty association

58

Semester 1.2 - (2014-2015)


Het VESTING Bestuur 2014-2015 wil iedereen bedanken voor een fantastisch jaar!

V.l.n.r.: Ruben Peeperkorn, Tessa van de Werve, Chris Wijnbergen, Nynke Gerards en Sander Cremers.


Hi, I’m

Stephanie I work at Towers Watson, and today I did something extraordinary.

yourexpectations. You’ve nearly completed your degree, and you’re ready for what’s next: a job that will inspire you, make you think and put your skills to the best use. But don’t you really want more than that? Go beyond your expectations at Towers Watson.

QR Code goes here

If you join us, you’ll often be challenged to do something extraordinary. From the start, you’ll team with senior associates to learn on the job and interact with clients on projects that help improve their business. And along the way, you’ll be in charge of your own career, working with your manager to decide what’s next and how to get there. Sound good? Then plan to Go Beyond at Towers Watson.

Towers Watson. A global company with a singular focus on our clients.

Benefits Risk and Financial Services Talent and Rewards Exchange Solutions towerswatson.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.