GAXEX 4 jaargang 37

Page 1

Wat kunnen statistieken uit Amerikaanse sporten toevoegen aan voetbal?

The controversy surrounding highfrequency trading Is the marked rigged in favor of the machines?

Hoofdsponsoren:

Cosponsoren:

VESTING Magazine - Jaargang 37 - Editie 4

Voetbalkenners, geef statistiek een kans


NOTHING BEATS WINNING

Do you thrive on outsmarting your competition? Flow Traders is looking for Junior Traders with excellent mathematical and analytical skills combined with an interest in global financial markets. In this challenging position you manage and optimize our daily position in a wide range of financial products. If you want to be part of our winning team, don’t hesitate to apply for the Junior Trader position via our website: www.flowtraders.com For more information please email: careers.amsterdam@nl.flowtraders.com or call Floor de Wit on 020-7996799.

Flow Traders is an international leading trading house.

Amsterdam

New York

Singapore


Voorwoord

And the year is round Met een werkloosheid van 25,9 procent is Spanje, op Griekenland na, koploper op het gebied van werkloosheid in de Europese Unie en met een percentage van 15,6 is Portugal een goede nummer twee. Ook de jeugdwerkloosheid in deze twee landen is met respectievelijk 50 procent en 38,2 procent. Desondanks waren Madrid en Lissabon de bestemming van het International Programme van VESTING van afgelopen collegejaar; een week vol met ontdekkingen wat deze steden op zowel cultureel, als bedrijfsvlak te bieden hebben. Alle bedrijven die we bezochten in Madrid wilden ons haarfijn uitleggen wat de oorzaak was van de Spaanse crisis. Niet een overheid die te veel geld uitgaf, maar de burger zelf, die te dure huizen kocht en grote leningen aanging. Toch waren de Spanjaarden er erg trots op dat het tegenwoordig weer beter ging met hun land en er weer economische groei was. De mentaliteitsverandering die de crisis in hun land heeft teweeggebracht benadrukten ze maar al te graag. De jongere Spanjaarden leren Engels en ik heb meerdere mensen gesproken die naast hun baan bezig waren met promoveren. Ook was er ruimte voor wat ontspanning in beide steden. In de omgeving van Madrid werd er gehiket in de Sierra de Guaderrama, en vanuit Lissabon is er een dagtrip naar Sintra ondernomen, een soort sprookjesbos uit de Efteling, maar dan echt. Maar het meest jaloers was ik nog op het eten in deze landen. Voor slechts vijf euro

kan je een prima maaltijd hebben en bij ieder drankje worden standaard olijven en andere hapjes geserveerd. Voor een uitgebreider sfeerverslag van het International Programme kan je in deze GAXEX kijken op pagina 54. Deze GAXEX is tevens de laatste GAXEX van dit collegejaar. Een jaar met naast het International Programme vele andere formele activiteiten, zoals de Conference, het Freshmen Symposium en de Career Day, maar ook de informele activiteiten, zoals het beroemde VESTING Moordspel, de Batavierenrace en natuurlijk het AXENT Eindfeest. Deze activiteiten zorgen ieder jaar voor een grote groep aan betrokken leden en dat is wat onze vereniging zo mooi maakt. Vaak komen leden langs de VESTING Kamer om aan opdrachten of voor hun commissie te werken, maar ook om gewoon even gezellig te kletsen en te kijken hoe het met de andere leden gaat. Ook de GAXEX zorgt voor de fijne sfeer die op de vereniging hangt. Deze commissie zet zich ieder blok opnieuw in om de leden een zo gevarieerd mogelijk blad van interessante artikelen te voorzien. Zo gaat het artikel van Marieke Vollebregt over de vraag of democratie wiskundig gezien 端berhaupt mogelijk is, en hebben Ruben te Wierik en Arthur Molenaar hun krachten gebundeld om een interessant artikel te schrijven over de opmars van statistiek binnen de topsport. Ik wens jullie allen een fijne zomervakantie, en hoop dat je deze GAXEX in je reiskoffer meeneemt op vakantie. Veel leesplezier!

Nynke Wies vanGerards Eeden GAXEXVoorzitter Hoofdredacteur VESTING

Jaargang 37 - GAXEX 4

3


De ideale plek om te groeien, te leren en jezelf te bewijzen 4000 APG’ers delen in opdracht van meer dan 30 (pensioen) fondsen, de verantwoordelijkheid voor het pensioen van 4,5 miljoen mensen en een pensioen vermogen van 340 miljard. Door al die kennis en ervaring leer je als starter snel, veel en ontdek je nieuwe disciplines en functies die binnen APG bereikbaar zijn.

25.1222.14.2.2

werkenbijapg.nl de grootste financiĂŤle dienstverlener in pensioen


De getallen voorbij Wij econometristen zijn gek met getallen en proberen allerlei verbanden tussen ze te leggen. In dit artikel zullen we gaan kijken naar getallen en de eeuwenoude banden die zij hebben met de mensen die gebruik van ze maken.

18 Door statistiek de bak in Steeds vaker wordt gebruik gemaakt van statistiek bij de bewijsvoering in rechtszaken. Dit draagt bij aan de bewijskracht van een bewijsstuk, maar kan bij verkeerd gebruik resulteren in een onterechte gevangenisstraf van verdachten, zoals in het geval van Lucia de Berk en Sally Clark. Dit artikel legt uit hoe statistiek (incorrect) gebruikt wordt in rechtszaken en waar de valkuilen bij het gebruik van Bayesiaanse statistiek liggen.

21 De perfecte democratie Bij presidentsverkiezingen in verschillende landen winnen regelmatig kandidaten die niet de meeste stemmen hebben behaald. Bij de Europese verkiezingen telt de stem van een Luxemburgse kiezer veel zwaarder dan die van een kiezer uit ItaliĂŤ. Bij referenda kan het tactisch zijn om niet te stemmen. Deze (en meer) verkiezingsparadoxen worden verklaard in het artikel 'De perfecte democratie', en er wordt antwoord gegeven op de vraag of deze 'perfecte democratie' eigenlijk wel bestaat.

34 6

Voetbalkenners, geef statistiek een kans

10

Kort door de bocht

12 The controvercy of high-frequency trading 24 Hoe kunnen levensverzekeraars meer uit hun In-Force portefuille halen? 27

Portret: David Hilbert

28

Wordt het mysterie van ons heelal eindelijk ontrafeld?

32

Kort door de bocht

38 Masterscriptie Ashik Anwar Ali: Do people with higher SES live longer?

42 Srebrenica 46

Behavioral Forecasting

50 Timmies en Tammies spelletjespagina 51

20 jaar geleden in de GAXEX

52

VESTING Pagina

54 Sfeerverslag: International Programme 56 Column VESTING Voorzitter 58 Colofon Jaargang 37 - GAXEX 4

5


COVERSTORY

Tekst: Arthur Molenaar en Ruben te Wierik

Voetbalkenners, geef statistiek een kans Toen in het voorjaar van 2002 een aantal dragende spelers het honkbalteam Oakland Athletics verliet, zag de toekomst van de club er niet bepaald rooskleurig uit. Er was geen geld, de fans bleven weg, en de Athletics waren het lachertje van de competitie. Technisch directeur Billy Beane besefte dat er iets moest veranderen binnen de club. Met het huidige beleid zou het kleine team de komende jaren geen enkele rol van betekenis kunnen spelen in de Major League Baseball en dus moest het roer om. Het grootste probleem was dat er veel te weinig middelen waren om spelers aan te kunnen trekken die het team beter zouden kunnen maken. Althans, dat is wat de scouts aan Beane vertelden. Beane ontmoette dat jaar Paul DePodesta, een Harvardalumnus, afgestudeerd in economie. Hij was net aan het werk bij honkbalteam Cleveland Indians. DePodesta had een heel eigen kijk op de manier waarop honkbalspelers gewaardeerd zouden moeten worden. Volgens hem keken de scouts van de teams te veel naar irrelevante zaken. Voorbeelden hiervan zijn atletische bouw (“he has a good swing”), charisma, en het vermogen om de bal heel ver te slaan (“hitting for power” in het Engels). DePodesta was de mening toegedaan dat scouts op een heel andere manier naar spelers moesten gaan kijken. Hij baseerde zijn spelerswaarderingen bijna exclusief op spelersstatistieken die sterk correleerden met het aantal wedstrijden dat een team wint. Eén statistiek is speciaal het vermelden waard: het “on-base percentage”. 6

Semester 2.2 - (2013-2014)

On-base percentage Sinds jaar en dag worden slagmannen in het honkbal afgerekend op hun slaggemiddelde. Dat wordt gedefinieerd als het aantal honkslagen gedeeld door het aantal slagbeurten dat een speler heeft. Een honkslag wordt gehaald als de slagman de bal het veld inslaat en vervolgens het eerste honk haalt. Hierbij wordt echter iets belangrijks vergeten: er zijn meer manieren om op het eerste honk te komen. Iedereen die wel eens softbal op school heeft gespeeld, weet dat je bij vier wijd een vrije loop krijgt en je rustig naar het eerste honk kunt lopen. Het enige wat je hiervoor hoeft te doen, is vier keer niet naar een wijdbal slaan. Het slaggemiddelde (dat alleen naar honkslagen kijkt) houdt geen rekening met die vrije


VESTING Opiniepanel In hoeverre vind je voetbalstatistieken nuttig?

lopen, terwijl het resultaat in beide gevallen is dat een speler op het eerste honk staat. Daarom bestaat er nog een andere statistiek die veel beter de aanvallende kwaliteit van een speler beschrijft, maar die veel minder populair is bij het grote publiek: het on-base percentage. Deze statistiek telt naast honkslagen ook nog het aantal keer dat een speler het eerste honk haalt door vier wijd of doordat hij wordt geraakt door de worp. Dat aantal wordt dan gedeeld door het aantal slagbeurten. Statistici en economen als Paul DePodesta vonden uit dat deze statistiek veel nuttiger blijkt te zijn om spelers te waarderen dan het slaggemiddelde. Billy Beane was overtuigd en besloot om samen met DePodesta een team samen te stellen, puur gebaseerd op de statistieken die beschikbaar waren over deze spelers. De scouts konden bij wijze van spreken gewoon thuisblijven en vanuit hun kantoor spelers selecteren. Deze benadering stuitte op veel weerstand in de honkbalwereld. Billy Beane “probeerde een beproefde methode te ontkrachten”, aldus de critici die niet veel moesten hebben van het cijfertjesdenken. De traditionele scouts waren van mening dat statistieken weliswaar iets zeiden over een speler, maar dat er alsnog naar het algehele plaatje gekeken moest worden om te kunnen bepalen of deze speler een ster zou kunnen worden. Beane hield zijn poot stijf. Dat seizoen overtrof Oakland Athletics alle verwachtingen. Het team won een recordaantal van twintig wedstrijden achter elkaar en haalde volledig onverwacht de playoffs in de honkbalcompetitie. Het team van Beane speelde zeer solide, met name door de vele spelers die vier wijd haalden en rustig naar het eerste honk konden lopen. Het bijzonderst was dat Beane deze spelers voor een schijntje op de kop had getikt, omdat andere teams ze niet de waardering gaven die ze verdienden. Het scheelde maar een haar of deze Oakland Athletics werden dat jaar kampioen van de Amerikaanse honkbalcompetitie; hun droomseizoen strandde in de kwartfinale van de playoffs. In de nasleep van dit bijzondere honkbalseizoen explodeerde de interesse in sportstatistieken. Topclub Boston Red Sox was een van de eerste grote teams die inte-

Ik geef er niets om; voetbal is toch onvoorspelbaar. 6%

Statistieken als balbezit en de topscorerslijst geven duidelijk aan wie de betere teams/voetballers zijn.

Ik zou graag wat meer statistieken willen zien zoals bij de Amerikaanse sporten. 55 %

resse toonden in de werkwijze van Billy Beane en Paul DePodesta. Tegenwoordig wordt deze nieuwe methode van spelerselectie bij iedere club van de Amerikaanse honkbalcompetitie in meer of mindere mate toegepast. Het gebruik van statistische analyse is volledig ingeburgerd in de Amerikaanse profsporten nu ook teams in de andere drie van de “grote vier” - American football, basketbal, honkbal en ijshockey - verregaande statistische analyses zijn gaan toepassen om hun teamsamenstellingen verder te optimaliseren. Bij de scoutingafdelingen van Amerikaanse profclubs stikt het nu van de wiskundigen, statistici en economen die kwantitatieve analyses uitvoeren om zo tot de beste waardering van potentiële aankopen te komen.

Voetbal In vergelijking met de grote Amerikaanse sporten, loopt het voetbal hopeloos ver achter met zijn statistische analyse. De enige statistieken die regelmatig getoond worden zijn schoten (al dan niet op doel), balbezit en de topscorerslijst. De topscorerslijst zegt, althans in zijn huidige vorm, niet bijzonder veel over het scorend vermogen van een speler. Er wordt namelijk gewoon gekeken naar het aantal keer dat een speler het laatste opzettelijke balcontact had voordat die in de goal van de tegenstander belandde. Zo is het voor een speler die voor zijn team de penalty’s neemt een stuk makkelijker hoog te eindigen dan voor iemand die dat niet doet. Alfred Finnbogason werd dit seizoen bijvoorbeeld topscorer van de Eredivisie met 29 goals. Van deze goals maakte hij er liefst 10 vanaf de penaltystip. Neem nu het hypothetische geval dat keeper Kristoffer Nordfeldt deze penalty’s had genomen. Als hij deze er allemaal had ingeschoten, zou hij evenveel goals hebben gemaakt als Ajax-spits Kolbeinn Sigthórsson. Volgens de topscorersstatistiek zou Nordfeldt dus een evengoede doelpuntenmaker zijn als Sigbórsson. Veel voetbalkenners zijn het er over eens dat de balbezitstatistiek ook niet veel zegt over de kansen van een team om een wedstrijd te winnen. De cijfers bevestigen dat: teams die dit seizoen in de laatste vier speelronden van de Eredivisie minder balbezit hadden dan de tegenstander, haalden gemiddeld 1,47 punten per wedstrijd, tegenover 1,22 punt per wedstrijd voor teams die ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

7

39%


meer balbezit hadden. Bij wedstrijden waar een winnaar uit kwam, had die winnaar gemiddeld 49% balbezit.

TSR Wat van belang is voor een statistiek die de winkans goed wil afspiegelen, is dat deze een frequentie heeft die hoog genoeg is. Dit is zeker van belang in een sport als voetbal, waar in vergelijking met veel andere sporten extreem weinig gescoord wordt. Daarom is het aantal doelpogingen een beter meetinstrument voor de krachtsverhoudingen binnen een wedstrijd. Een belangrijk gegeven is dat in voetbal, op welk niveau dan ook, ongeveer een op de negen kansen een goal oplevert. Het gaat er in voetbal dus niet zozeer om hoe vaak je je kansen er in schiet, maar meer om hoeveel kansen je creëert. Hier komt de statistiek Total Shot Ratio (TSR) om de hoek kijken. Hij is simpel gedefinieerd als het percentage schoten op doel in een wedstrijd dat van één team komt. In de finale van het afgelopen wereldkampioenschap schoot Nederland 18 keer richting het doel van Casillas, terwijl de Spanjaarden 25 keer richting Stekelenburg schoten. Dit komt voor Nederland dus neer op een TSR van 18/43 = 41,86% en voor Spanje op 58,14%. Als we kijken naar de Eredivisie dit seizoen, dan is het bijna mogelijk om aan de hand van de TSR de ranglijst te voorspellen (zie tabel). Vier clubs vallen hierin echt op: Heracles, FC Groningen, NEC en FC Utrecht. Vooral Heracles en NEC hadden een veel hoger TSR dan de eindstand deed vermoeden. Hieruit valt te concluderen dat Heracles en NEC aardig met hun tegenstanders meevoetbalden, maar dat hun aanvallers ófwel slecht afronden ófwel vaak schieten uit onmogelijke hoeken. FC Groningen en FC Utrecht haalden ondanks een laag TSR een relatief hoge positie in de eindstand. Hun aanvallers hadden dus relatief weinig kansen nodig om te scoren of hun tegenstanders juist veel.

PDO Een deel valt echter ook toe te schrijven aan geluk of domme pech. De mate van geluk of pech wordt in het

ijshockey gemeten door de statistiek PDO (internetnaam van bedenker Brian King). Deze statistiek valt ook eenvoudig op het voetbal te projecteren. De waarde is te berekenen met de volgende formule: 1000 (Sh% + Sv%). Hierbij zijn Sh% het scoringspercentage (doelpunten/schoten) en Sv% het reddingspercentage (gemiste schoten tegen/schoten tegen). Omdat een schot altijd resulteert in een doelpunt of een gemist schot, is het gemiddelde van alle PDO’s in een competitie altijd gelijk aan 1000. Vanwege het feit dat elke club ongeveer een op de negen kansen benut, zou het gemiddelde PDO van een club op de lange termijn (drie seizoenen of langer) altijd tussen de 990 en 1010 moeten liggen. Op de korte termijn schommelt het PDO echter behoorlijk, hetgeen dus geluk of pech kan aanduiden. In de tabel valt te zien dat de titel van Ajax ook een tikje “lucky” was. De opvallend slechte klassering van Heracles en NEC in vergelijking met hun TSR valt gedeeltelijk te verklaren door hun lage PDO. Om de invloed van geluk en pech op de korte termijn verder te onderzoeken, hebben we bij clubs die hun trainer de laan uit stuurden, gekeken naar de statistieken over de zeven laatste wedstrijden voor het ontslag. Het eerste ontslag dit seizoen was al na drie speelrondes voor NEC-trainer Alex Pastoor. Op dat moment had NEC drie keer verloren (doelcijfers 2-14). Het PDO over die drie wedstrijden was met 740 echter schrikbarend laag en samen met de slechte resultaten van vorig seizoen de belangrijkste reden om Pastoor te ontslaan. Eind september werd Gertjan Verbeek, daags na de 2-1 zege op PSV, ontslagen bij AZ wegens “een gebrek aan chemie tussen spelersgroep en hoofdtrainer”. Aan de slechte recente resultaten lag het dus niet, gezien een PDO van 1039. De volgende trainer die zijn koffers mocht pakken, was Roda JC-trainer Ruud Brood. Over de reeks van zeven wedstrijden, tot zijn ontslag op 15 december, had Roda JC een PDO van slechts 936. Over die wedstrijden haalde het team van Brood echter een TSR van 0.5074, hetgeen statistisch gezien genoeg zou zijn voor een plek in het linkerrijtje. De laatste trainer die werd ontslagen afgelopen seizoen was Maurice Steijn. ADO ontdeed zich van Steijn begin februari, toen ADO op de laatste plek stond. Op het moment van ontslag had ADO over de

Figuur 1 en 2: De reddingspercentages van Tim Krul vergeleken met andere Premier Leaguekeepers.

8

Semester 2.1 - (2013-2014)


afgelopen zeven wedstrijden een PDO van 893, tegen een TSR van 0.4970. Het lijkt er dus op dat zowel Brood als Steijn ontslagen zijn op basis van een reeks pechwedstrijden en niet vanwege structureel onderpresteren van hun team.

Kwalitatieve statistieken Tot nu toe hebben we bij kansen alleen gekeken naar aantallen. Het is echter evident dat de ene kans de andere niet is. Bij statistieken als TSR en PDO worden een penalty en een afstandsschot allebei als één schot gerekend, terwijl de eerste duidelijk een grotere scoringskans is dan de ander. Daarom wordt er bij keepersstatistieken bijvoorbeeld gekeken naar de locatie waarvandaan op goal geschoten wordt. In de figuren 1 en 2 kun je zien hoe Newcastle Unitedkeeper Tim Krul reageert op schoten vanaf verschillende plekken op het veld in vergelijking met de keepers van andere Premier League-clubs. Het is dus duidelijk dat Krul moeite heeft met ballen van de rechterkant (perspectief keeper). Op deze manier is het dus mogelijk om te kijken wat een keeper toevoegt aan een elftal. Op basis van de locatie van de schoten die een keeper te verwerken krijgt, valt uit te rekenen hoeveel tegentreffers een keeper mag ver-

Club

wachten. Op basis van data uit het seizoen 2013-2014 heeft Krul op deze manier acht doelpunten meer doorgelaten dan gemiddeld van een Premier League-keeper verwacht zou mogen worden. Naar verluidt maakt Liverpool gebruik van statistieken bij het aantrekken van nieuwe spelers en dat zou het aantrekken van Simon Mignolet in de zomer van 2013 verklaren. Zijn voorganger Reina liet per honderd schoten nog 2.2 doelpunten meer door dan verwacht, terwijl Mignolet een seizoen later 6.1 doelpunten meer voorkwam dan verwacht. In het voetbal wordt de analytische kracht van statistieken nog behoorlijk onderschat. Dit valt duidelijk te merken aan de afschuw die bekende voetbalanalytici, onder aanvoering van Johan Derksen, hebben van statistieken. Echter, door het gebruik van de juiste statistieken vallen conclusies van deze zelfde analytici goed uit te leggen. Zo stelde Derksen herhaaldelijk in het televisieprogramma Voetbal International dat het ontslag van Brood en Steijn nergens op gebaseerd was. Verschillende kranten en voetbalwebsites geven steeds meer ruimte aan jonge voetbaljournalisten die gebruik maken van statistieken om de voetbalwereld te analyseren. Het kan echter nog wel een flink aantal jaar duren voor we statistieken als TSR en PDO live in beeld gaan krijgen tijdens voetbalwedstrijden. ■

Tsr

Eindstand

Club

PDO

Eindstand

FC Twente

0.6498

3

Ajax

1047

1

Ajax

0.6085

1

Sc Heerenveen

1035

5

Vitesse

0.5971

6

Feyenoord

1033

2

Feyenoord

0.5912

2

FC Groningen

1026

7

PSV

0.5720

4

RKC

1015

16

Heracles

0.5221

14

NAC Breda

1014

15

sc Heerenveen

0.5158

5

PEC Zwolle

1009

11

ADO Den Haag

0.5039

9

AZ

1008

8

AZ

0.5000

8

FC Twente

1006

3

Cambuur

0.4821

12

FC Utrecht

1002

10

PEC Zwolle

0.4675

11

PSV

1000

4

FC Groningen

0.4603

7

Vitesse

987

6

NEC

0.4506

17

Cambuur

948

12

Go Ahead Eagles

0.4459

13

Roda JC

978

18

Roda JC

0.4325

18

Go Ahead Eagles

974

13

NAC Breda

0.4105

15

NEC

971

17

FC Utrecht

0.4094

10

Heracles

963

14

RKC

0.3727

16

ADO Den Haag

956

9

Jaargang 37 - GAXEX 4

9


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Arthur Molenaar

Tekst: Marieke Vollebregt

Studenten drinken onbewust alcoholvrij

Kraak je kraslot

Ruim tweehonderd studenten uit het Belgische Leuven hebben een avond lang alcoholvrij bier gedronken zonder dat ze het wisten. Ze deden mee aan een experiment, bedacht door de Belgische Vereniging voor Alcohol- en andere Drugsproblemen. Volgens de organisator had niemand iets in de gaten en stond de dansvloer gewoon vol, zoals altijd.

In de GAXEX van precies een jaar geleden stond een artikel waarin werd beschreven dat het theoretisch vaak mogelijk is om krasloten te kraken. Blijkbaar is dit artikel inmiddels ook doorgedrongen tot de Verenigde Staten, waar een koppel uit Virginia er handig gebruik van heeft gemaakt. Het stel uit Porthsmouth (Virginia) won in maart twee keer een prijs met krasloten. De eerste keer ging het om een bedrag van vijftigduizend dollar. Ze wonnen dit met vier verschillende krasloten, met de nummers 6-6-6-6. De tweede keer, twee dagen later, wonnen ze een bedrag van maar liefst een miljoen dollar, wederom met een kraslot.

Voor een paar studenten die veel dronken was het wel vreemd dat ze niet heel erg dronken werden, maar dat werd toegeschreven aan een goede avond. Anderen vonden achteraf de smaak een beetje anders dan anders, maar niets wat vooraf problemen opleverde. “Het was eigenlijk een avond zoals alle anderen, alleen zonder alcohol�, aldus de organisator. Dit placebo-effect is tot op zekere hoogte bekend in de wetenschap. Er zijn onderzoeken gedaan met alcoholisten die dachten dat ze een biertje kregen, terwijl het in werkelijkheid ging om een non-alcoholische variant. Ook zij hadden lang niet altijd door wat er aan de hand was. Volgens wetenschappers zorgt het idee dat je alcohol drinkt al voor een groot gedeelte van de lol; zelfs sommige lichamelijke effecten van alcohol kunnen door mensen zelf versterkt worden zonder dat er alcohol in het spel is. Om middernacht werd aan de studenten verteld dat in het bier wat ze dronken helemaal geen alcohol zat. Er kwamen positieve reacties op het experiment, maar gek genoeg bestelde niemand daarna nog een glas bier...

Semester 2.2 - (2013-2014)

Opmerkelijk genoeg had het stel precies twee weken voor de eerste winst met het kraslot, op 12 maart, ook al een miljoen dollar gewonnen. Dit was echter in de Powerball loterij, en niet met een kraslot. Tenzij ze hier dus ook een strategie voor hebben gevonden, lijkt dit dus toch op puur geluk. Het kan nog gekker: de Amerikaanse Joan Ginther won in totaal vier keer de loterij, alle vier de keren met krasloten. Deze loten waren goed voor in totaal bijna dertien miljoen dollar aan prijzengeld. Het feit dat ze over een PhD in statistiek beschikt, doet veel mensen eraan twijfelen of ze de prijzen alleen door puur geluk heeft gewonnen.


Tekst: Noortje Stolk

Tekst: Nynke Gerards

Samensmeltende eilanden

Harige Indiërs

Dat Japan uit allemaal kleine eilanden bestaat, leren we allemaal al in groep 6 van de basisschool bij het vak topografie. Dat het uit precies 6.852 eilanden telt, weet slechts een klein deel van de mensen. Je zou denken dat dit getal vaststaat en dat er geen eilanden meer bijkomen, echter is dit niet het geval.

In India woont een zesjarig jongetje genaamd Amar waarbij een inmiddels dertig centimeter lange staart uit zijn rug groeit. De bewoners van het hindoeïstische dorp van Amar zien dit als een teken dat hij afkomstig is van de Hindoegod Hanuman. Dit is een aapachtige god. De vader van Amar is erg trots op zijn bijzondere zoon. De staart knippen ze niet af, omdat ze het zien als een geschenk van God.

Vorig jaar is er door een uitbarsting van een vulkaan in de Grote Oceaan een eiland bijgekomen. Dit nieuwe eilandje, Niijima genaamd, ligt slechts enkele honderden meters van het eiland Nishinoshima. Aanvankelijk dacht men dat dit eiland weer onder water zou verdwijnen, wat met de meeste vulkanische eilanden gebeurt nadat ze zijn ontstaan. Vaak begeven de eilanden het doordat het water erosie veroorzaakt en de eilanden zo weer, als het ware, worden afgebroken. Doordat de vulkaan actief bleef en er lava bleef stromen zijn de eilanden samengesmolten. De vulkaan is nog steeds actief en zorgt ervoor dat het eiland nog steeds groeiende is. Dit is zeer gunstig voor Japan; hoe groter de oppervlakte van het eiland, hoe groter het zeegebied dat de regering rechtmatig kan claimen. De samengesmolten eilanden zijn inmiddels meer dan duizend meter lang. In dit gebied komt het geregeld voor dat eilanden ontstaan, omdat het in een strook van breuklijnen tussen tektonische platen ligt, waar vaak vulkanische activiteit voorkomt. Dit gebied wordt ook wel “The Pacific Ring of Fire” genoemd. Het is nog onduidelijk hoe groot het eiland wordt en hoe lang het zal voortbestaan in dit onrustige gebied.

Amar is niet de enige Indiër met een staart op z’n rug. De vijfendertigjarige Chandre Araon heeft een staart van veertig centimeter aan zijn onderrug. Het dorp van Chandre is inmiddels een bedevaartsoord geworden. Van honderden kilometers ver komen ze naar Chandre omdat men denkt dat het aanraken van de staart hen zegent en ziektes zou genezen. De vrouw van Chandre is echter niet zo blij met de staart van haar man. Doordat haar ouders vroeg stierven is ze vroeg uitgehuwelijkt. Ze moet zich dus wel bij de staart neerleggen, maar eigenlijk kan ze de staart niet uitstaan. Chandre is niet van plan zijn staart af te scheren. Hij heeft door zijn staart veel volgelingen gekregen, voor wie hij een tempel wil bouwen. Daarin kan hij zijn volgelingen goed opvangen.

Jaargang 37 - GAXEX 4


COVERSTORY

Tekst: Lasse Vuursteen

The controversy surrounding highfrequency trading High-frequency trading, the practice of using computer algorithms to make lightning fast trades, has been a topic of fierce discussion lately. Although being a relatively recent development in the financial sector, its impact on how securities are traded have been responsible for a revolution of how the stock market works. The question remains whether the stock market is better off with or without high-frequency trading. This article will delve into its rise and potential fall, analyzing how high-frequency trading has developed and how it has evolved the market. In the recently published book “Flash Boys”, author Michael Lewis highlights what he calls the most dangerous affliction on Wall Street: high-frequency trading, or in short: HFT. Lewis argues that the stock market is rigged, in favor of a relatively new type of investor that earns money not by “sound investment decisions” but through abusing sheer technological advantage over “the small investor”. What is worse, this money is skimmed off the profits of regular, hard working investors. All of this is done without a human lifting a finger. The book was followed by an episode of the American television show “60 minutes” in which the author further explained his negative point of view on HFT. Accompanied by a lot of media hype surrounding the subject, most of which is aimed at scrutinizing HFT. Financial regulators also have jumped the anti-HFT bandwagon, discussing regulations which range from heavy taxes to downright banning the practice of high-frequency trading. 12

Semester 2.2 - (2013-2014)

Even the FBI has involved itself, announcing a thorough investigation looking into HFT firms, just 24 hours after the episode of “60 minutes” with Lewis aired. Not just the media and authorities are scrutinizing HFT, also major financial players have vocalized concerns about high-frequency trading. A leading example of this is a recent press release by Goldman Sachs, in which they distance themselves from the practice, which they have partaken in for many years before. According to Goldman Sachs, HFT is damaging the financial markets. Other financial institutions have called HFT “unfair” and have accused it of rigging the market. In order to see if HFT is indeed damaging the stock market, it is important to take a look at the exact activities considered to be high-frequency trading and to also analyze the effect that these activities have had on the market.


VESTING Panel: Do small-scale investors benefit from the rise of companies employing automatic trading on the stock market? No, these developments negatively impact small-scale investors as they cannot match the sheer speed of algorithm trading. 53% These developments do not affect the small-scale investor.

25%

Yes, these developments benefit the small-scale investor as they profit from the small difference between buy and sell prices that can exist because of this algorithm application.

22%

What is high-frequency trading? In “Flash Boys”, the book mentioned earlier, HFT is explained as a trading strategy that relies on super-fast computers, high-speed data networks, and complex algorithms to make money in the stock market, simply by being faster than other traders. This definition is not entirely correct. HFT involves making money by capturing opportunities which exist in a small window of time using computer programs or algorithms. This does not imply being faster than other traders necessarily. In practice however, being faster than other investors does play a role as in capturing these opportunities one has to outspeed any competition trying to do the same. HFT serves as an umbrella term for a number of different trading activities, all of which involve the high speed algorithmic trading. The most common example is market making. Market making is the act of offering bid and ask prices for a certain asset in order to facilitate the trading of a security. A market maker accepts the risk of holding a certain number of shares and is obliged to act on its quotes for bid and ask prices if an order is made. This can be done through buying or selling from its own inventory or by finding an offsetting buy or sell order. The market maker profits from the transaction through a small difference between the bid and ask price, called the spread. Market making has been a part of stock markets for a long time. HFT has allowed for market making between different exchanges and lightning fast adjustments of bid and ask prices. Another common trading method employed by HFT firms is that of statistical arbitrage. This involves finding pricing inefficiencies between securities using mathematical modeling techniques. This is not without risk. Just like market making, statistical arbitrage has been

around long before HFT. HFT took statistical arbitrage to new heights, by allowing for lightning fast adjustments to information. Even the processing of this information is done by algorithms analyzing digital media and news, data mined off the internet. An example of this can be found in the instantaneous trading reaction to a tweet containing a message about a bombing of the White House. In “Flash Boys”, the author singles out one activity that can be associated with HFT firms, namely that of front-running. When a large bank, hedge fund, or other institutional investor decides they want to execute a trade, they place an order for a certain stock for a certain price and send this order to an exchange. Front running is when the receiver of the order, who can recognize that a large amount of this stock is about to be purchased, acts on this information by buying the stock before the order is processed and then sells again for slightly higher price to the original investor who sent out the order. Front running is not new to HFT either and this has actually always been an ethically dubious practice. Although the trading strategies employed by high-frequency traders have been around as long as the stock market exists, HFT is a relatively new phenomenon that came with recent technological improvements in the financial sector. Its development has been rather fast and its advancements have changed the financial system substantially. In what way has HFT actually affected the market and when did that happen?

The start of high-frequency trading The speed at which information on market developments and trade orders travels has been important ever since the dawn of the financial system. A famous example ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

13


The twitter message on the left resulted an instantaneous response, caused by HFT algorithms.

of this is the usage of carrier pigeons to relay information in the 17th century, which allowed investors to arbitrage prices of securities across country borders before their competitors. In 1983, financial data and media company Bloomberg launched its first computerized system to provide realtime market data to Wall Street firms. The sheer speed of exchanging information and making financial calculations was unrivalled and gave users a considerable competitive advantage. These sorts of advancements in technology have been shaping the landscape of the trading floor, accompanied by discussions on regulation. For example, electronic orders had to be processed by keyboard, to ensure no company could gain an “unfair” advantage by being able to process orders faster. Being a fast typist was never as valuable, but it was not for long until companies employed machines which were able to physically punch in all the keys needed to make a certain order, faster than any human could. This example illustrates the difficulty of trying to come up with proficient regulations in the face of technological advancement. The U.S. Securities and Exchange Commission (SEC) authorized fully electronic exchanges in 1998. These exchanges made it possible for anyone with a computer and an internet connection to trade financial securities. This development consequently paved the way for computerized High Frequency Trading. The first HFT firm was created in the garage of a college statistics professor, Jim Hawkes, from the College of Charleston. Hawkes was planning to turn a profit by using predictive formulas designed by his friend David Whitcomb, who taught finance at Rutgers University. Whitcomb’s formulas were turned into computer code by Steve Swanson, a 21-year-old computer nerd who was a former student of Hawkes, who spent the whole summer of 1989 in Hawkes’ garage writing the first ever HFT algorithms. This resulted in a system that could predict stock prices thirty to sixty seconds into the future and could automatically jump in and out of trades. Steve 14

Semester 2.2 - (2013-2014)

Swanson, who was a Star Trek fan, named this system BORG. The name stood for Brokered Order Routing Gateway. Ironically, in Star Trek, the Borg is an evil alien race that absorbs other alien species into its cybernetic hive mind. BORG’s first preys were the market makers on the exchange floors who manually posted offers to buy and sell stocks with handwritten tickets. Not only could the algorithm better predict the stock prices, it was also able to execute a trade in just a couple of seconds. Whenever a stock price changed, BORG would trade on offered bid and ask prices by the market makers, before they could adjust them to the price change. Then, moments later, when the offered bid and ask prices adjusted to the new stock price, BORG would buy or sell back to them at the correct price. The system made on average less than a penny on every trade it made, but as it was trading hundreds of millions of shares a day, it was a matter time before the profit was substantial. They formed an official firm, Automated Trading Desk or ATD in short. This accounted for the start of a new industry.

The evolution of high frequency trading A few years later, ATD was not alone anymore. Other companies, both startups and established firms had entrenched themselves in the area of automated computerized trading. By 2005, HFT accounted for thirty five percent of all equity trade volume. In 2010, this number had increased to fifty six percent of all trade orders. The speed of trade execution started to be of more and more importance, as being slower than a competitor could make the difference between being on the winning or losing side of a transaction. Trading firms were rushing to automate. In 2007, Citigroup, an American multinational financial services corporation, bought ATD for $680 million.


By 2010, HFT accounted for sixty percent of all U.S. equity volume and seemed to flourish at a rate such that it seemed it would soon swallow the rest. This did not happen. From 2011 onwards, HFT has been on the decline. In 2009, high-frequency traders moved about 3.25 billion shares a day. In 2012, it was 1.6 billion. Not only did the trade volume decrease, HFT firms profit has also been diminished since its heyday. In 2009, the entire HFT industry made around $5 billion trading stocks. In 2013, this was around $1.3 billion before expenses. Today, HFT companies seem to disappear just as fast as they appeared. Its most notable case might be that of Goldman Sachs selling its HFT department recently. This department, which it acquired in 2000 for $6.5 billion, yielded them a mere 30 million this present day. As competition increased, so did the need for speed. Competing to be ever faster, HFT firms have invested in increasingly fast technology. In 2010, the speed of a transaction had decreased to milliseconds, in 2012 this became nanoseconds. For reference sake, one nanosecond is equal to one billionth of a second. Investing in a server location close to the data centre where trades are processed has also been vital for any HFT firm, as this results in a faster connection. HFT firms seem to be better than ever at making fast trades, but they are making less money doing it. Speed does not seem to pay like it used to. As firms spend millions trying to shave off milliseconds of execution times, the market has sped up but the racers have stayed even.

The impact of HFT on the stock market In the process of its evolution, HFT has changed the shape of the stock market. Before the rise of HFT, when old school brokers were the ones doing the market making on the trading floor, the difference between the buy and the sell price was about twenty-five times larger than it is today. It has been proven that HFT has had a signifi-

cant role in lowering the spread. They skim less of each trade than these old school market makers did. There are two main reasons why HFT market making gives a smaller spread than old school market making. The main reason is the risk involved. In the past, large spreads were necessary to cover the risk of making a quote which required a long time to adjust when actual stock prices would shift. As a market maker is obliged to comply with an order agreeing to its quotes, the market maker needs a premium to cover the cost of offering the wrong quote when stock prices change suddenly. HFT allows for quick responses to changes in stock price and allows for real time, accurate predictions. Using this to their advantage, an HFT market maker with quotes that are updated every second even faster has greatly lowered its risk in doing so, thus enabling its quotes to have smaller spreads. Also, HFT is more subject to competition. During the days of the floor trading market maker, there were gentleman’s agreements in place to ensure there was similar spread given by each market maker. This price fixing allowed them to be sure of a substantial margin for their own profits. They were able to maintain such closed monopoly agreements because of the small scale of most trading floors. HFT firms that do market making have to compete on a global scale for orders, making competition fierce. Also, using HFT one can make a large volume of trades in a small period of time, making a large profit from very small spreads possible. With the rapid decline of profits made by HFT firms and the spread of securities, it seems as if speed traders have done such a good job of closing the gap price between buy and sell prices that they seem to have a hard time wringing out some profit themselves. Another reason HFT firms are making less profit nowadays can be attributed to the industry having recognized the importance of speed and adjusted accordingly. ▜

Jaargang 37 - GAXEX 4

15


Graphs corresponding to the Flash Crash on May 2010 and the collapse of Knights Capital. For an HFT firm employing front running strategies, a slow, predictable and large order, being made by an institutional investor forms a prey. With the automation of the industry, the institutional investors have combated front running by both increasing their order speed and their order strategy. One way to do this is to use algorithms to break orders into small blocks to avoid detection of the order flow. This turns front running into a game of cat and mice and has decreased the already small margin of front running HFT firms even further.

HFT, fair or unfair? When it comes to market making, the benefits for the market are obvious. The only victims seem to be the old school market makers who were not able to keep up with modern day HFT firms. This includes both the old school floor trading market makers and more modern market makers such as Goldman Sachs, who until recently tried desperately to compete with the much smaller, specialized HFT firms in global market making. The small spread benefits the small investor and institutional investor alike.

The statistical arbitrage reacting fast to information on the market has been a point of discussion ever since the first computers were used on the exchange floors. Arguments have been made that HFT is unfair because it can react to public information so much faster than ordinary investors, it is as if this information is privately available to them, by the time other investors adjust, the price has already been corrected. Whether this is fair or not depends on the definition of a fair market. As high-speed connections to exchanges are available to everyone, it can be argued that this is a mere competitive advantage. The past has taught us that someone will always have the information first. One thing is certain, a quick response to events allows for a more efficient and up-to-date market. When it comes to front running, which is clearly a more dubious practice, it is true that HFT firms who partake in this practice are costing certain investors money. This type of investor however, is not “the small investor� as proclaimed by Michael Lewis and portrayed in the media. Only large institutionalized investors seem to suffer. The main institutionalized investors that are a target of front running HFT firms are the major investment banks, the

Algorithms going astray Most research literature seems to agree that HFT actually decreases market volatility (the uncertainty about the size of changes). There have been a few occurrences that show that HFT brings a new kind of volatility, namely, volatility that occurs when algorithms go berserk. An example of this can be seen in the Flash Crash. On May 6th, 2010, the Dow Jones plunged a thousand points (about nine percent) in a matter of seconds, only to recover a few minutes after. This plunge was attributed to HFT algorithms clashing in an unexpected way, causing them sell off huge amounts of stocks, only to buy them back later. In this very short time period, the price of stocks like Proctor and Gamble, went from around ten dollars to a few pennies and back in matter of seconds. Another instance of such a crash can be seen on a smaller scale. When the established HFT market maker Knights Capital managed to burn through its capital in the time frame of approximately one hour. A newly developed algorithm had gone astray and started to buy at high and sell at low prices, losing about fifteen cents per trade. Making thousands of trades every second, this algorithm managed to shred through 440 million dollars, singlehandedly bankrupting one of the2.2 most prominent HFT market makers. 16 Semester - (2013-2014)


likes of Goldman Sachs, JP Morgan, Barclays, and so on. These types of institutions make large orders rather frequently and hence the small margin HFT firms skim off their orders adds up significantly over time. Other large institutional investors, like pension funds making mostly long positions, need not fear the HFT threat, as the small margin makes no significant difference on their portfolios, which consist mainly of securities held for a longer period of time.

Big institutions will profit from this kind of policy however, as they will develop new ways to leverage information and technological advantages over other investors. This is why the motives of those railing against HFT should be questioned. Take for instance Goldman Sachs, who suddenly, after years of partaking in the endeavor themselves, state it to be evil only after it has become unprofitable for them. Another example of these questionable motives can be found in Lewis’ manifest against HFT.

While it is clear that front running may not be a fair strategy, it has existed since the dawn of the stock market. Before HFT, brokers taking share of the spread in market making or committed front running on received orders was considered as the price to pay for facilitating trading traffic and a smoothly operating market. This price has decreased greatly by the coming of HFT and the market now runs more smoothly than ever. The story brought by the media about “the market being unfair to the little guy”, blaming HFT seems to completely ignore this fact, besides its twisted view about who exactly seems to be the victim of HFT.

The hero of the book “Flash Boys”, Brad Katsuyama, discovers “the great threat to Wall street that is HFT” and starts its own “fair” trading platform. A large portion of the book promotes the protagonists “solution to the rigged market”. The character is actually solely based on the founder (who goes by the same name) of IEX, a new trading platform with measures build in against HFT. To skeptics, it came as no surprise that Goldman Sachs emerged as the new exchange’s most prominent supporter. Currently, thanks to the help of Goldman’s support, the trading platform IEX seems to be on its way to financial success

The motives behind rallying against HFT

Whether the current market is a fair one, depends on one’s definition. But regulators, politicians and other motivated parties preaching they will make the market more “fair” for the small investor seem to have their arrows pointed wrongly towards high frequency trading. The market has always been rigged in favor of those with the best information, but it is actually the computers and the math that have sliced down this advantage. It is to be questioned whether these anti-HFT parties actually are moving in favor of “the little guy”. While HFT is not free of evil, it seems that the main advocates of banning it are the big traders, having to adapt their execution methods in the face of new competition. For which side you should cheer, will probably depend on which group you belong to. Investors being part of “the little guys” should not be mislead by the recent anti-HFT narrative in the media. In the current market structure, the little guy is the winner. ■

As argued above, the bads that came with HFT are not new to the market, whilst it has brought many goods for big and small investors alike. While actions taken to limit to effect of the more dubious practices like front running should be encouraged, one should also acknowledge the fact that while HFT enables front running on a large scale, the problem of front running is not unique to HFT. A policy aimed at a more transparency of HFT firms and their activities might help detecting and stopping such trading strategies. Regulatory measures like banning or levying taxes rendering HFT ultimately useless seem to be too extreme and are most likely counter effective for the benefit of the average investor.

Jaargang 37 - GAXEX 4

17


Tekst: Michiel Tammeling

De getallen voorbij In het leven van de econometrist spelen getallen een belangrijke rol. We komen ze dagelijks tegen en maken er dagelijks gebruik van. We gebruiken ze daarnaast buiten ons vakgebied om klok te kijken, prijzen te vergelijken en nog veel meer. Maar vervullen getallen enkel hun doel als rekenmiddel of zit er nog meer tussen mens en getal? In dit artikel zullen we de wiskundige waarde van de getallen verlaten en ons storten op de meer spirituele banden tussen mens en getal. Sinds mensenheugenis worden er al verschillende betekenissen toegekend aan getallen. Dat is terug te vinden in verschillende religies en culturen over de hele wereld. De leer die zich bezig houdt met de symbolische waarde van getallen noemt men numerologie en deze wordt bestempeld als een pseudowetenschap. Wanneer we kijken naar de verschillende religies vinden we hier veel voorbeelden van terug. Zo staat in de Bijbel het cijfer drie voor perfectie en volmaaktheid vanwege de heilige drie-eenheid (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest), de vier relateert aan de aarde (vier seizoenen en vier windrichtingen), het getal veertig staat voor beproevingen (het regende veertig dagen na de zondvloed en men zwierf veertig jaar door de woestijn) en de zeven verwijst naar God. De symbolische waarde van vele andere getallen valt terug te leiden naar verschillende gebeurtenissen uit de Bijbel die bedoeld of onbedoeld iets met elkaar gemeen hebben.

Vrijdag de dertiende Vanuit de symbolische waardes ontstaat soms een vorm van bijgeloof. Zo bestaat er in het Westen het idee dat dertien een ongeluksgetal is. Er bestaat onenigheid over het ontstaan van het ongeluksgetal dertien, maar vaak wordt aangehaald dat twaalf zogenaamd volmaakt is (twaalf maanden, twaalf apostelen) en dertien het “rare” volgende getal is. Ook was Judas, degene die Jezus verraadde, de dertiende gast bij het Laatste Avondmaal. De vrijdag werd waarschijnlijk apart van het getal dertien al gezien als een ongelukkige dag, wederom vanwege Bijbelse referenties. Adam at van de appel op een vrijdag, de zondvloed begon op een vrijdag en Jezus werd 18

Semester 2.2 - (2013-2014)

gekruisigd op een vrijdag. De combinatie van de vrijdag en het getal dertien is waarschijnlijk een simpele optelsom geweest van ongelukkigheid die resulteert in meer ongeluk. Of vrijdag de dertiende nou echt een dag is waarop je binnenshuis moet blijven om ongeluk te voorkomen, blijft zeker de vraag. Alhoewel, de in 1993 gepubliceerde paper getiteld “Is Friday the 13th bad for your health?”, komt tot een verontrustende conclusie voor sommigen. In de paper wordt de relatie onderzocht tussen vrijdag de dertiende, drukte op de weg en de hoeveelheid winkelpubliek. Er wordt geconcludeerd dat er op vrijdag de dertiende 52% meer kans is op een ongeluk in het verkeer dan normaal. Daar moet wel bij gezegd worden dat het onderzoek is uitgevoerd over enkel de jaren 1989 tot 1992 op kleine schaal in de Southwest Thames Region in Groot-Brittannië, waar de hoeveelheid verkeer en ongelukken in het verkeer is gemeten op vrijdag de dertiende en de voorafgaande vrijdag de zesde in de vier desbetreffende jaren. Er zijn ook mensen die dermate last hebben van het getal dertien in hun dagelijkse leven dat zij officieel lijden aan een aandoening genaamd triskaidefobie. Een duidelijke aanleiding voor deze angst is niet bekend. Er bestaan ook mensen die nog een stap verder gaan en een irrationele angst hebben voor vrijdag de dertiende. Mensen met deze aandoening hebben last van paraskevidekatriafobie (een mooi woord voor Scrabble of Galgje). Zij houden waarschijnlijk ook het aantal vrijdagen bij die op de dertiende van de maand vallen. Vrijdag de dertiende komt een tot drie keer per jaar voor.


Bewijs dat vrijdag de dertiende een tot drie keer per jaar voorkomt. Elk jaar heeft 365 dagen of 366 in een schrikkeljaar. Hieronder in de tabel zien we voor gewone en schrikkeljaren de dag waarop elke vrijdag de dertiende zou kunnen plaatsvinden modulus zeven. In zowel gewone als schrikkeljaren komt 0 mod 7 tot en met 6 mod 7 allemaal voor en in schrikkeljaren kan het voorkomen dat vrijdag de dertiende valt in januari, maart en juli. Maand

Dag van de maand

Geen schrikkeljaar

Wel schrikkeljaar

Januari

x

x

x

Februari

x+3

x+3

x+3

Maart

x+3+0

x+3

x+4

April

x+3+0+3

x+6

x+7

Mei

x+3+0+3+2

x+1

x+2

Juni

x+3+0+3+2+3

x+4

x+5

Juli

x+3+0+3+2+3+2

x+3

x+4

Augustus

x+3+0+3+2+3+2+3

x+2

x+3

September

x+3+0+3+2+3+2+3+3

x+5

x+6

Oktober

x+3+0+3+2+3+2+3+3+2

x

x+1

November

x+3+0+3+2+3+2+3+3+2+3

x+3

x+4

December

x+3+0+3+2+3+2+3+3+2+3+2

x+5

x+6

Ander bijgeloof Hoewel in de westerse wereld vooral het getal dertien ontweken wordt, bestaat er in China juist de angst voor het getal vier, omdat de uitspraak hiervan lijkt op het Chinese woord voor dood. In Japan vervult het cijfer negen deze rol omdat de uitspraak hiervan lijkt op de Japanse woorden voor martelen of lijden. In Italië wordt het getal zeventien ontweken omdat deze, wanneer het in Romeinse cijfers wordt omgezet (XVII), kan worden herschreven als VIXI wat Latijns is voor “Ik heb geleefd”. In al deze voorbeelden worden er soms verdiepingen, kamers of vliegtuigstoelen overgeslagen van het betreffende getal om eventuele leegstaande kamers of stoelen te voorkomen vanwege bijgelovige klanten. Nu vraag je je misschien af hoe deze getallen ooit aan een bepaald bijgeloof zijn gekoppeld. De meeste vormen van bijgeloof lijken simpelweg voort te komen uit religie waar een aantal positieve, of juist negatieve gebeurtenissen een bepaald getal gemeen hebben. Naast religie zijn er in het verleden ook methodes ontwikkeld om getallen aan letters te koppelen in het Hebreeuws en soms in het Grieks, dit wordt ook wel gematria genoemd. Wanneer men een woord vormt tellen deze getallen op tot een bepaald getal, wat vervolgens een symbolische waarde heeft. Een voorbeeld hiervan is het welbekende getal 666, oftewel het getal van het beest of de antichrist. Hier tegenover staat het getal 888 wat staat voor de naam van Jezus. Uit deze vorm van numerologie komt ook een geluksgetal voort, namelijk het getal achttien. Dit is afkomstig van het Hebreeuwse woord Chai (levend) wat bestaat uit twee letters die samen optellen tot achttien. Wanneer Joodse mensen cadeaus geven in de vorm van geld wordt dit dan vaak ook in een veelvoud van achttien

gedaan. Binnen gematria bestaan weer vele methodes om getallen aan zinnen en woorden te koppelen. Voorbeelden hiervan zijn om het kwadraat van de standaard absolute waarde te nemen of de waarde van elke letter in het woord tot de macht drie te nemen. Er bestaan zo nog tientallen andere methodes en de gedachtegang achter de methodes lijken vrij willekeurig gekozen. Een andere manier waarop bepaalde gevoelens aan getallen worden gekoppeld is het hebben van een favoriet getal. In een onlangs uitgevoerde enquête, uitgevoerd door Alex Bellos onder ruim veertigduizend deelnemers, is het getal zeven uitgeroepen tot meest favoriete getal. Bellos is de auteur die enkele wiskundige boeken op zijn palmares heeft staan, daarnaast is heeft hij een eigen wiskundige blog bij The Guardian. De nummer twee en drie van zijn uitgebreide enquête waren respectievelijk drie en acht. Op de website favouritenumber.net zijn meer details te vinden over dit onofficiële onderzoek. Er is een grote variatie aan argumenten waarom een bepaald getal iemand zijn favoriet is. Dit kan zijn vanwege de aanwezigheid van het getal in de geboortedatum. Daarnaast zijn er mensen die bepaalde gevoelens bij een getal hebben of een getal kiezen vanwege zijn wiskundige karakteristieken. Zo zegt iemand over het cijfer zeven: “The number cheers me up and gives me a feeling of comfort”, en over het cijfer negen: “I love this number because it looks to me like an arm trying to scoop you in to give you a hug. A number nine could actually hug you and give you a kiss ... it looks strong and happy and I love it.” Een reden waarom mensen het cijfer zeven zouden kiezen op basis van wiskundige karakteristieken, is dat het het enige getal is wat men op twee handen kan tellen wat niet deelbaar is of te vermenigvuldigen is tot een ander getal in deze groep. Eén ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

19


VESTING Opiniepanel: Wat is jouw favoriete getal en waarom? 3 15 % 24 11% 2,pi,6,7,8,14,17 7% overig 25% De redenen zijn: Het getal komt voor in geboortedatum 15% Wiskundige eigenschappen 22% Het getal komt vaak voor in mijn leven 11% Voetbalgerelateerd 15% Anders 37% The letter-numbers tot en met vijf kunnen worden verdubbeld. Zes, acht en tien kunnen worden gehalveerd en negen kan gedeeld worden door drie. Hierdoor blijft zeven over als een soort uniek getal waar we graag onszelf of andere dingen in de wereld mee willen identificeren. Er bestaan overigens ook keerzijden aan het zogenaamde geluksgetal zeven. Veel mensen kiezen bij de loterij bijvoorbeeld het getal zeven of een getal dat eindigt op zeven waardoor wanneer zeven het winnende getal is, de prijs met een grotere groep mensen gedeeld moet worden. De echte wiskunde-aanbidders onder ons kunnen voor een favoriet getal terecht bij de hoofdrolspeler van The Big Bang Theory, Sheldon Cooper. Zijn favoriete getal is 73 omdat dat het 21e priemgetal is, het gespiegelde getal 37 het 12e priemgetal is en 21 weer het product is van 7 en 3.

Synesthesie Er bestaan ook connecties tussen mens en getal op basis van fysieke omstandigheden. De mens beschikt over het algemeen over verschillende zintuigen als de tastzin, gehoor, reukzin, gezichtsvermogen, evenwicht, en smaakzin. Deze werken apart van elkaar, maar er bestaan ook personen bij wie de verschillende zintuigen onderling met elkaar verbonden zijn. Deze personen worden ook wel synestheten genoemd. Deze verbondenheid ontstaat waarschijnlijk, of beter gezegd blijft achter, tijdens de vroege jeugd van het kind. Normaal verdwijnen deze “nutteloze” verbindingen, maar bij enkelen onder ons blijven deze dus intact. Dit kan resulteren in mensen die een perfect gehoor hebben omdat zij toonhoogtes met kleuren identificeren en dus beter kunnen herkennen, personen die getalreeksen en data in ruimte om hen heen zien waardoor zij een superieur geheugen hebben of mensen die kleuren associëren met getallen. Synestheten die kleuren met getallen associëren kennen vaak verschillende kleuren toe aan de getallen nul

tot en met tien. De kleuren van hogere getallen komen vaak tot stand door de kleurcombinaties van de getallen waaruit zij zijn opgemaakt. Zo krijgen getallen een eigen persoonlijkheid. De kleuren kunnen overigens per synestheet verschillen. Omdat synestheten getallen en letters waarnemen met extra zintuigen kan dit problemen opleveren met wiskunde. De reden hiervoor is dat wanneer men twee getallen op wil tellen waarbij het ene getal als “goed en mooi” wordt gezien en een ander getal als “slecht”, ze het goede getal niet bloot willen stellen aan het slechte getal. Een ander voorbeeld, synestheten die kleuren met getallen en letters associëren weten natuurlijk dat twee en drie samen optellen tot vijf, maar omdat zij bijvoorbeeld de eerste twee getallen respectievelijk de kleuren paars en lichtblauw toekennen en de vijf de kleur rood draagt ontstaan problemen. De reden hiervoor is dat paars en lichtblauw secundaire kleuren zijn en samen geen primaire kleur als rood kunnen vormen. Daniel Tammet is ook een synestheet die juist voordelen haalt uit zijn synesthesie op het gebied van getallen. Voor hem heeft elke integer tot tienduizend een distinctieve vorm, kleur, structuur en gevoel. Met behulp van zijn synesthesie heeft hij zichzelf aangeleerd om pi te memoriseren tot 22.514 nummers achter de komma. Of het praktisch nut heeft valt te betwijfelen, maar hij verdient er ongetwijfeld geld mee. “Arithmos” is een vergelijkbare synestheet die een test heeft ondergaan om de echtheid van zijn synesthesie te testen. Hij ziet bij de getallen nul tot en met tienduizend bepaalde 3D-structuren. Om dit te testen hebben onderzoekers hem gevraagd met klei twintig verschillende getallen te bouwen. Na vierentwintig uur moest Arithmos dezelfde getallen wederom in klei omzetten. Volgens de onderzoekers waren alle kleimodellen uniek met veel details en waren de tweede versies vrijwel indentiek aan de originelen. ■

1089 Een ander veelgenoemd favoriet getal onder wiskundigen is het getal 1089. Waarom? Vanwege zijn volgende eigenschap. Neem een driecijferig getal A van drie verschillende cijfers waarbij het eerste tenminste twee eenheden van het 20 Semester 2.1 - (2013-2014) laatste cijfer verschilt. Vorm vervolgens het getal B door het eerste en laatste cijfer van getal A om te draaien. Trek de kleinste van de bovenste twee getallen van elkaar af en noem het resultaat getal C. Draai vervolgens de cijfers van het getal C om en tel C er bij op. Kijk maar wat het resultaat is!


Tekst: Wies van Eeden

Door statistiek de bak in In april 2010 werd de Haagse verpleegster Lucia de Berk vrijgelaten na zes jaar gevangenisstraf. Ze was in 2004 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor vier moorden en twee pogingen tot moord op patiënten die onder haar toezicht stonden. De bewijsvoering bestond uit een schakelbewijs; ze zou één baby vergiftigd hebben, waardoor het aannemelijk werd geacht dat ze de andere patiënten ook vermoord zou hebben. Daarnaast werd er gebruik gemaakt van statistiek in deze zaak: de kans dat één verpleegster bij zodanig veel ongevallen betrokken zou zijn, zou één op de 342 miljoen zijn, aldus rechtspsycholoog Elffers, die verder geen statistische achtergrond had. Uiteindelijk bleek de berekening achter de statistische uitspraak niet te kloppen en de baby aan een natuurlijke dood gestorven te zijn, waardoor de gehele bewijsvoering als een kaartenhuis ineenstortte. Lucia had op dat moment al zes jaar onterecht vastgezeten. Statistische bewijsvoering wordt steeds vaker aangedragen in rechtszaken om aan te tonen hoe aannemelijk het is dat de misdaad gepleegd is door de verdachte. Om zulke uitspraken op juiste gronden te maken, is genoeg statistische kennis een vereiste. Helaas is deze statistische kennis niet altijd aanwezig bij de rechters, wat in sommige gevallen heeft bijgedragen aan een onterechte veroordeling, zoals de zaak van Lucia de Berk of Sally Clark.

bindt aan gebeurtenissen. Met andere woorden: de Bayesiaanse statistiek koppelt een kans aan de hypothese dat de verdachte daadwerkelijk de dader is, terwijl de klassieke statistiek enkel naar frequenties kijkt dat een bepaalde gebeurtenis plaatsvindt op basis van een (onbekende) onderliggende kansverdeling, zonder een kans aan deze onderliggende kansverdeling te kunnen binden. De Bayesiaanse statistiek neemt de verhouding tussen de nulhypothese en de alternatief in acht door middel van een likelihoodfactor. Om die reden hebben verschillende wetenschappers, waaronder Robertson en Vignaux in 1995 en Aitken en Taroni in 2004, theorieën rondom forensische statistiek gebaseerd op de Bayesiaanse benadering van de statistiek.

Bayesiaanse statistiek

Deze theorieën stellen het volgende. In een rechtszaak zijn er twee hypotheses: Hp en Hd, waarbij Hp de hypothese van de aanklager (prosecutor) is en Hd de hypothese van de verdediger (defender). Verder is er bewijsmiddel E. Bayes’ regel geeft dan de kansverhouding van Hp en Hd gegeven het bewijs E weer: ▶

De statistiek die in rechtszaken gebruikt wordt, is veelal berust op de principes van de Bayesiaanse statistiek. Deze statistiek kan namelijk ook toegepast worden op een hypothese, terwijl de klassieke statistiek kansen

Jaargang 37 - GAXEX 4

21


Lucia de Berk na haar vrijlating

In woorden: de a posteriori kansverhouding is gelijk aan a priori kansverhouding vermenigvuldigd met de likelihood ratio. De kansverhouding tussen de twee hypotheses verandert dus door de inbreng van nieuw bewijsmateriaal. In praktijk gaat het als volgt: stel, de hypothese van de aanklager is dat één van de gevonden DNA-monsters van de verdachte is en de hypothese van de verdediger is dat het DNA van iemand anders is. De verdachte zal dan waarschijnlijk veroordeeld worden als de hypothese van de aanklagers, gegeven het bewijs dat er ligt voor de rechter, aannemelijker is dan de hypothese van de verdedigers, dus als de a posteriori kans op Hp aanzienlijk groter is dan Hd. Stel nu, dat in het bovengenoemde voorbeeld het DNA-profiel van de verdachte precies overeenkomt met dat van de dader. De teller van de likelihood ratio is dan gelijk aan één, aangezien het de kans weerspiegelt dat het bloed overeenkomt, als het van de verdachte is. De noemer is de kans op een overeenkomst als het bloed van een willekeurig ander persoon is. Deze kans wordt door de deskundige vastgesteld en is bijvoorbeeld minder dan één op de miljard. De likelihood ratio is dan één miljard. Als het DNA profiel van slechte kwaliteit was geweest, dan was de kans op een overeenkomst, vermeld in de noemer van de breuk van de likelihood ratio, een stuk lager geweest.

Sally Clark

De a priori kansverdeling wordt vooraf vastgesteld door de rechter. Deze kansverdeling wordt vermenigvuldigd met de likelihood ratio, die bepaald wordt door al het aangedragen bewijs. Als het aangedragen bewijs in het nadeel is van de verdediger, dan is deze likelihood ratio groter dan één en wordt het dus aannemelijker dat de verdachte de misdaad daadwerkelijk gepleegd heeft. Wanneer een bewijsstuk in het voordeel van de verdediging is, is deze likelihood ratio kleiner dan één. Als al het bewijs meegenomen is, volgt er uiteindelijk een a posteriori kansverhouding, die door de rechter beoordeeld zal worden. Deze benadering van de kansverhouding brengt een belangrijk gevolg met zich mee: de deskundige die zich zal buigen over de statistieken, kan geen uitspraken doen over de a posteriori kans zonder aannames te doen over de a priori kans dat de verdachte de misdaad gepleegd heeft. Hierdoor volgt dus een duidelijke taakverdeling: de deskundige kan enkel een likelihood ratio bepalen, zonder enige uitspraken te doen over de kans dat de verdachte schuldig is. Het is de taak van de rechter om uiteindelijk op basis van een door hem vastgestelde a priori kans een uitspraak te doen over het al dan niet schuldig zijn van de verdachte.

De zaak van Sally Clark In 1996 overleed de eerste zoon van de Britse Sally Clark aan wiegendood. Toen in 1998 haar tweede zoon ook overleed aan wiegendood, werd Sally gearresteerd voor de moord op beide zoons. Een deel van de bewijsvoering berustte op een statistische uitspraak van een kinderarts: de kans dat twee kinderen binnen één gezin overlijden aan wiegendood was één op de 73 miljoen. Toen in 2003 bleek dat deze statistische uitspraak onjuist was en dat deze kans slechts één op de was, werd Sally vrijgesproken, na ruim drie jaar gevangenisstraf. 22 Semester 2.1tweehonderd - (2013-2014)


VESTING Opiniepanel Vind jij dat er plaats is voor statistieken en kansanalyses in rechtszaken?

Valkuilen Er zijn een aantal veelgemaakte fouten bij het bepalen van de likelihood ratio. Allereerst moeten de hypotheses zo geformuleerd worden, dat ze onafhankelijk zijn van het geleverde bewijs. Bij het DNA-voorbeeld, moet de hypothese bijvoorbeeld zijn of de verdachte al dan niet donor is van een van de DNA-monsters, niet of de verdachte de donor is van een specifiek monster. Daarvoor is immers informatie nog over het DNA in de monster. Daarnaast is er de zogenaamde prosecutor’s fallacy. Deze veelgemaakte fout komt voort uit het verwarren van type 1 en type 2 fouten in de statistiek. Stel dat het gevonden DNA-sample overeenkomt met die van de verdachte en dat de kans dat een willekeurig persoon hetzelfde DNA zou hebben één op de miljoen is. De prosecutor’s fallacy komt dan terug in de volgende beredenering: 1) De kans dat het DNA-profiel overeenkomt terwijl de verdachte niet de dader is, is één op de miljoen. 2) Het DNA-profiel komt overeen, dus de kans dat het bloed niet van de dader is, is één op de miljoen. 3) De kans dat het bloed van de verdachte is, is dus 99,99999%. Wanneer men 2) concludeert uit 1), wordt een type 1 fout onterecht gelijkgesteld aan een type 2 fout. Verder bestaat ook de base rate fallacy. Stel, er wordt DNA gevonden en er is nog geen verdachte, dan kan er per bevolkingsgroep een frequentie vastgesteld worden waarmee het DNA-profiel voorkomt. Stel de frequentie is één op de miljoen in bevolkingsgroep A en één op de miljard in bevolkingsgroep B. Dan is de conclusie dat de kans groter is dat de dader uit bevolkingsgroep A komt onterecht, omdat hierbij een aantal andere factoren in acht genomen moet worden, zoals de grootte van de bevolkingsgroepen.

De zaak Lucia de Berk In de zaak rondom Lucia de Berk werd enkel de kans in de noemer van de likelihood ratio meegenomen in de berekening van de kansverhouding. In haar zaak was de Hp dat er een verband was tussen de momenten dat

Ja, statistieken kunnen een realistisch beeld geven van de kans dat iemand iets wel of niet gedaan heeft.

39%

Nee, er zitten teveel haken en ogen aan statistisch bewijslast om gebruikt te worden in rechtszaken.

61%

de verdachte dienst had en het aantal incidenten en de Hd dat dit niet het geval was. De statisticus betrokken bij deze zaak verwierp Hd op basis van enkel de noemer van de likelihood ratio, namelijk op de kans dat de verdachte bij een groot aantal incidenten betrokken was, wanneer er geen verband was. De kans in de noemer en de a priori kans werden niet meegenomen door hem. De teller van de likelihood ratio geeft de kans weer dat de verdachte bij een groot aantal incidenten betrokken is, als er geen verband is. Daarnaast werd de a priori kans niet meegenomen, welke een grote impact heeft op de uiteindelijke kans dat Hd waar is. Indien de a priori kansverhouding namelijk zeer klein is, geldt dat ook voor de a posteriori kansverhouding. Uiteindelijk werd de kansverhouding in Lucia’s zaak teruggebracht naar 1 op de 48, wat aanzienlijk minder was dan 1 op de 342, de oorspronkelijke uitspraak. Aan de klassieke aanpak, waar een kans van 1 op 342 miljoen uit kwam, zaten een aantal haken en ogen. Allereerst wordt er een p-waarde berekend die de kans weergeeft dat Lucia betrokken was bij tenminste een x-aantal incidenten. Daarnaast moet er achteraf nog gecorrigeerd worden voor het selectie-effect: ze staat immers in de belangstelling omdat ze betrokken is geraakt bij dat x-aantal incidenten. Deze correcties hoeven niet doorgevoerd te worden bij de Bayesiaanse aanpak, omdat de a priorikansen en de likelihood ratio op natuurlijke wijze corrigeren voor dit effect. Hoewel de jurisprudentie vaststelt dat mensen niet enkel op basis van statistische bewijsvoering veroordeeld mogen worden, hebben statistische uitspraken wel zodanig veel invloed op de uitkomsten dat er goed op toegezien moet worden dat de berekeningen correct uitgevoerd worden. Gevallen zoals die van Lucia de Berk en Sally Clark geven aan hoe belangrijk het is dat statistische berekeningen uitgevoerd en beoordeeld worden door mensen die er verstand van hebben. Fouten hierin brengen ernstige gevolgen met zich mee en doen af aan de geloofwaardigheid van het rechtssysteem. ■

Jaargang 37 - GAXEX 4

23


ADVERTORIAL Towers Watson

Tekst: Patricia van Beek

Hoe kunnen levensverzekeraars meer uit hun InForce portefeuille halen? Levensverzekeraars staan steeds meer onder druk om te groeien en waarde te creÍren onder uitdagende omstandigheden. Hierdoor zal er meer focus komen op een van hun waardevolste en tot nu toe te weinig gebruikte bezittingen – hun in-force portefeuille. In dit artikel zullen we de mogelijkheden om de toegevoegde waarde van de in-force portefeuilles te verbeteren behandelen. Eerst zullen we een beeld geven van de methodes om extra waarde te creÍren. Vervolgens zullen wij op twee van deze methodes nader ingaan. In-force portefeuilles zijn voor levensverzekeraars tot kortgeleden een voorspelbare bron van inkomsten geweest met stabiele resultaten. Deze staan nu onder druk, voornamelijk als gevolg van de lage rekenrente. Echter kan een relatief kleine verbetering van de performance van de in-force portefeuille de waarde voor het bedrijf significant verbeteren. Uit een door Towers Watson uitgevoerde analyse van de embedded value disclosures van grote verzekeringsgroepen blijkt dat een duurzame vermindering van tien procent van de beheerskosten of van het aantal afkopen de embedded value tot zes procent kan laten toenemen. Er zijn meerdere manieren waarop verzekeraars de resultaten van hun in-force portefeuilles kunnen verbeteren, figuur 1 laat de belangrijkste drivers zien. In dit artikel gaan we nader in op de drivers die betrekking hebben op polishoudergedrag. We zullen ingaan op hoe

24

Semester 2.2 - (2013-2014)

verzekeraars met behulp van analytische technieken beter inzicht kunnen krijgen in wat de polishouders drijft om klant al of niet te blijven. Ten slotte bekijken we hoe door het actief managen van de in-force portefeuille meer waarde gehaald kan worden uit de bestaande portefeuilles.

Retentie management Management op het behoud van de bestaande portefeuille is het proces van het meten van de waarde van klanten op een gesegmenteerd niveau, van het identificeren van polishouder gedragskarakteristieken die vervalpercentages sturen en vervolgens het implementeren van maatregelen gericht op het behouden van klanten met positieve toegevoegde waarde. Hierdoor kan na verloop van tijd de kwaliteit en waarde van de portefeuille verbeteren. Verzekeraars moeten hiervoor de drivers van polishoudergedrag en de invloed op vervalkansen analyseren en kwantificeren. Technologische vooruitgang heeft het beter mogelijk gemaakt om data te verzamelen en te analyseren, waar dit voorheen moeilijk bleek vanwege het


Figuur 1. Drivers resultaten in-force portefeuille grote aantal drivers (zie kader), de interacties en correlaties tussen factoren, en de grote diversiteit aan klanten.

groepen die op dezelfde manier reageren op wijzigingen in drivers.

Deze analyse kan niet gedaan worden zonder rekening te houden met externe marktfactoren. Markten zijn dynamisch, en concurrentie of wijzigingen in de wet- en/ of regelgeving zullen het vervalgedrag van polishouders beïnvloeden. Deze invloeden zijn misschien moeilijker te analyseren maar zullen de retentiemodellen verfijnen. Het verrijken van interne bronnen met externe data kan verzekeraars ook helpen om de drivers van verval beter te begrijpen. Aanvullende datasets, die bijvoorbeeld door sociale media sites, credit rating bureaus en internet distributiekanalen worden gegenereerd, kunnen belangrijke onderscheidende gedragskarakteristieken onthullen. Met zo veel data om te analyseren, moeten bedrijven gebruik maken van technieken die grote aantallen van gestructureerde en, wellicht, ongestructureerde data aankunnen. De ontwikkelde best practice maakt gebruik van “generalized linear models” (GLM’s) en, meer recentelijk, optimalisatietechnieken waaronder “propensity-to-lapse” modellen. Dit zijn modellen die al jaren worden gebruikt door schadeverzekeraars om de factoren te onderscheiden en te kwantificeren die ten grondslag liggen aan voorspelling van polishoudergedrag.

Verzekeraars kunnen vervolgens methodes ontwikkelen om hun retentiemanagement te focussen op de klanten met hoge toegevoegde waarde. Deze methoden zijn afhankelijk van de markt, de specifieke portefeuille, beperkingen in de regelgeving en tevens de resultaten van de retentieanalyse. Verzekeraars kunnen:

Tevens maken deze analyses het ook mogelijk voor de verzekeraar om klanten te clusteren in homogene

• Op maat gemaakte communicatie naar deze polishouders sturen om de voordelen van hun polis te benadrukken • Voorbereiden hoe om te gaan met afkoopverzoeken van deze polishouders, met als doel hen te overtuigen de polis te behouden, en klanten met minder toegevoegde waarde informeren over alternatieve producten waarvan beide partijen beter worden binnen de wettelijke grenzen • Klanten met hoge toegevoegde waarde proactief benaderen met bijvoorbeeld niet verzekering gerelateerde producten of voucherbundels als de markt daar rijp voor is. Menselijk gedrag blijft echter lastig te voorspellen. Het is daarom belangrijk dat bedrijven niet alleen handelen op de eerste bevindingen maar de modellen continu verfijnen. ▶

Factoren die normaal gesproken het onnatuurlijk verval gedrag beïnvloeden • • • • • • • • • • • •

Product klasse Distributiekanaal Socio-economische karakteristieken “Moneyness” van opties of garanties Bepaalde productkenmerken (bijv. aanvullende dekkingen) Looptijd van de verzekering (huidig en resterend) Hoogte uitkering Leeftijd en geslacht van de polishouder Aantal overige polissen Aantal recente contactmomenten met de verzekeraar Economische situatie Fiscale overwegingen

Jaargang 37 - GAXEX 3

25


Figuur 2. IFLM aanpakken

In-Force Liability Management Wij hebben drie aanpakken ontwikkeld voor de analyse van het “in-force liability management” (IFLM) (Figuur 2). De eerste aanpak – interne verbeteringen - heeft betrekking op de mogelijkheid van verzekeraars om de verplichtingen aan te passen binnen het raamwerk van de huidige wet- en regelgeving. De tweede aanpak – intelligent omgaan met klanten – heeft betrekking op het verschillend behandelen van klanten afhankelijk van de toegevoegde waarde van hun polis voor de verzekeraar. Een verzekeraar met unit linked polissen, bijvoorbeeld, zal voordeel kunnen halen door het voeren van gerichte campagnes om extra premiebetalingen te stimuleren en de polis duur te verlengen. Echter, voor polissen met hoge garanties of andere lastige polisvoorwaarden, is het beter om niet aan te moedigen om extra premiebetalingen te doen. Actieve conversieprogramma’s zijn bij uitstek een voorbeeld van IFLM. Over het algemeen wordt, met betrokkenheid van de polishouders, een volledige portefeuille geconverteerd. Hierdoor zijn na conversie de niet gewenste kenmerken van de polissen (bijv. lastige garanties) verdwenen, hiervoor zijn de polishouders financieel gecompenseerd. De meeste landen staan echter alleen conversies toe als de polishouders individueel instemmen met poliswijzigingen. Individuele conversies zullen over het algemeen leiden tot een hogere diversiteit van de inforce portefeuilles, aangezien slechts een deel wordt geconverteerd. 26

Semester 2.2 - (2013-2014)

Ervaringen bij verzekeraars heeft geleerd dat bij toepassen van IFLM een win-win moet zijn. Conversieoffertes moeten financieel aantrekkelijk zijn voor zowel de polishouder als de verzekeraar om zeker te zijn van voldoende deelname. Als voorbeeld kunnen levenslange lijfrentes met een lage uitkering worden geconverteerd naar lijfrentes met een hogere uitkering met een vaste termijn. Polishouders ontvangen betere lijfrente-uitkeringen en de verzekeraar heeft het voordeel van aanzienlijk lagere administratiekosten en een lager langlevenrisico.

Conclusie Tot voor kort focusten verzekeraars zich vooral ook op new business om winstgevendheid te genereren. Verzekeraars zouden daarnaast echter ook de aandacht moeten richten op het verhogen van de winstgevendheid van de in-force portefeuille. Elk project gericht op het verbeteren van de resultaten van de in-force portefeuille moet zijn basis hebben in robuuste analyses. Gedegen analyses gecombineerd met veel ervaring en kennis van de markt laten ons zien waar de waarde van de in-force portefeuille werkelijk zit en hoe deze waarde kan worden verhoogd. Sommige verzekeraars hebben al in-force managementprojecten geïmplementeerd om de waarde te vergroten, daarbij gebruikmakend van de activiteiten zoals hierboven genoemd. Een enkeling heeft reeds een volledig raamwerk geïntroduceerd voor het structureel vergroten van de in-force waarde. Wij verwachten dat meer verzekeraars zullen volgen. ■


Portret:

David Hilbert In deze serie wordt elke GAXEX het leven en werk van een beroemd wiskundige beschreven. In deze vierde editie komt de Duitse wiskundige David Hilbert aan bod. Op 23 januari 1862 werd David Hilbert als eerste van twee kinderen geboren in het Duitse Koningsbergen, Oost-Pruisen. In het najaar van 1872, op slechts tienjarige leeftijd, ging David al naar het gymnasium. Daar bleek al snel dat hij een uitzonderlijk talent voor wiskunde had. Na zijn middelbare schooltijd ging hij aan de Albertina Universiteit in Koningsbergen studeren. Hij trouwde Käthe Jerosh en ging na zijn afstuderen werken op verschillende universiteiten. David kreeg samen met Käthe een zoon, Franz. Franz leed gedurende zijn leven aan verschillende psychiatrische ziekten. Een grote teleurstelling voor David, die naar buiten toe ontkende dat hij kinderen had. In 1895 werd David voorzitter van de de wiskunde faculteit aan de Universiteit van Göttingen, een van de op dat moment meest prestigieuze wiskunde faculteiten ter wereld. Door zijn prominente positie binnen de wiskundige gemeenschap probeerden veel universiteiten hem weg te krijgen bij Göttingen. David is echter tot aan zijn overlijden aan de universiteit van Göttingen blijven werken. De nazi’s maakten een einde aan de prominente plek van de Universiteit van Göttingen. Veel werkzame wiskundigen waren joods en zijn door de jodenvervolging ofwel gevlucht, danwel verdwenen. Een naziminister vroeg toentertijd aan Hilbert of het goed ging met de wiskunde faculteit nu alle joden ‘verwijderd’ waren. Het antwoord van Hilbert luidde als volgt: ‘Wiskunde in Göttingen? Waar heb je het over? Die bestaat niet meer, jullie hebben die om zeep geholpen!’ Ook na de oorlog heeft Göttingen nooit meer de prominente positie in de wiskunde die het ooit had terug gekregen. In 1900 presenteerde Hilbert op de vooravond van het tweede Internationaal Congres voor Wiskundigen in Parijs zijn beroemde lezing ‘Wiskundige Problemen’. In deze lezing besprak hij 23 wiskundige problemen die tot dan toe nog niet waren opgelost. Hilbert deed dit om deze problemen aan het licht te brengen onder de uitspraak: ‘We moeten weten, we zullen weten.’ Deze problemen waren problemen die wiskundigen wilden oplossen. Velen zijn inmiddels al opgelost en van een aantal is juist het tegendeel bewezen. Deze 23 wiskundige problemen zijn het beroemdste werk van David Hilbert. Ze staan bekend als de meest succesvolle en diep onderzochte samenstelling van problemen die ooit door een individuele wiskundige zijn geproduceerd en waren een inspiratie voor het Clay Mathematics Institute om de beroemde millenniumproblemen op te stellen. In 1943, in het midden van de oorlog, overleed David Hilbert. Er waren minder dan een dozijn mensen aanwezig op de begrafenis van David Hilbert, waarvan slechts twee collega’s van hem waren. Pas zes maanden later kwam het nieuws van het overlijden van David aan bij zijn gevluchte vrienden en collega’s in Amerika, die daar vele herdenkingsdiensten hebben gehouden. Op het graf van David staat de volgende beroemde tekst: ‘Wir mussen wissen - Wir werden wissen’.

Jaargang 37 - GAXEX 4

27


Tekst: Noortje Stolk

Wordt het mysterie van ons heelal eindelijk ontrafeld? Omhoog kijkende vanaf je dakterras, balkon of vanuit je raam, zien wij hier in Groningen vaak veel meer sterren dan in Amsterdam. Doordat wij minder last van lichtvervuiling hebben, omdat we in een kleinere stad wonen, hebben we het geluk dat we veel sterren zien. De meeste mensen weten meestal wel de Grote Beer te vinden. Hoewel wetenschappers inmiddels veel van astronomie weten, ligt er nog veel verscholen achter deze duizenden lichtpuntjes in het duister. Om deze beter te bekijken, maken we gebruik van een telescoop. Dit artikel geeft je een kijkje in de magische wereld van ons heelal en de telescoop. Geschiedenis van de telescoop Het staat nogal ter discussie wie precies de eerste telescoop, de Hollandse Kijker, in ons land heeft uitgevonden. Het begon allemaal in het jaar 1608, Sacharias Jansen en Hans Lipperhey woonden beiden in Middelburg, wat destijds een belangrijke stad was, aangezien het lange tijd tot de top van koopliedensteden van de Noordelijke Nederlanden behoorde. Beide heren waren brillenslijpers en woonden bij elkaar om de hoek, wat hen directe concurrenten maakte. Lipperhey is naar de stadhouder Maurits van Naussau geweest om zijn uitvinding, de Hollandse Kijker, te tonen. De stadhouder zag gelijk het nut van de kijker in; deze zou de regering goed kunnen gebruiken in de oorlog om de Spanjaarden al van grote afstand te kunnen zien. De telescoop was echter makkelijk na te maken, waardoor er geen patent werd verleend. Er werd wel een notitie gemaakt van de patentaanvraag. Uit de inventarislijst blijkt dat er een Hollander op de Frankfurter Messe, een grote beurs in Frankfurt, is geweest met een telescoop. Van Sacharias Jansen was bekend dat hij naar de Frankfurter Messe is geweest; er 28

Semester 2.2 - (2013-2014)

is helaas nooit bevestigd of het daadwerkelijk Sacharias Jansen was of een andere Hollander. Daarnaast staat natuurlijk de Italiaanse uitvinder Galileo Galilei bekend om zijn verbeterde uitvoering van de telescoop. Hij heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat er een revolutie op het gebied van astronomie en het wereldbeeld van de mens is ontstaan. Hierna volgden allerlei verbeteringen op het gebied van de telescoop, zo werden de toneelkijker, de verrekijker en de spiegeltelescoop uitgevonden. Dit waren echter allemaal telescopen die opereerden in het voor ons zichtbare gebied van het elektromagnetisch spectrum. Het elektromagnetisch spectrum is alle straling. Wij zien echter maar een klein gedeelte daarvan. Bijvoorbeeld ultraviolet en infrarood straling zijn ook deel van het elektromagnetisch spectrum maar dat zien wij niet omdat de golflengte te groot of klein is. Daarom wilde men meer zien van het elektromagnetisch spectrum. Rond het jaar 1860 was al aangetoond door middel van de wetten van Maxwell dat elektromagnetische straling geassocieerd is met elektriciteit en magnetisme. Het technisch inzicht ontbrak, waardoor de pogingen om radiogolven van de zon op te vangen mislukten. Er gebeurde veertig jaar weinig op het gebied van radioastronomie.


In het jaar 1931 vond de Amerikaanse wetenschapper Karl Guthe Jansky per ongeluk een telescoop uit die werkte door middel van radiogolven. Dit gebeurde doordat Jansky als ingenieur werkte bij de Bell Telephone Laboratories (onderzoekscentrum van AT&T). In die tijd onderzocht hij de mogelijke ruisfactoren die eventueel voorkwamen bij het radiotelefoonverkeer. Door middel van een antenne-installatie van dertig meter doorsnede ontdekte hij drie storingsbronnen. Van deze drie storingsbronnen kwam er een signaal eens per dag binnen. Dit signaal kwam om precies te zijn om de 23 uur en 56 minuten binnen, wat wees op het dichtsbijzijnde deel van wat wij nu kennen als de Melkweg. Jansky publiceerde zijn werk, maar de astronomen stonden niet met hetzelfde enthousiasme tegenover de uitvinding. Hij was wel de bron van inspiratie voor een andere Amerikaan, namelijk Grote Reber. Grote Reber bouwde in hetzelfde jaar ook een radiotelescoop in zijn achtertuin. Waar de telescoop van Jansky een verzameling van antennes was, was het bouwwerk van Reber een schotel. Omdat de schotel van Reber veel krachtiger was, maakte hij met behulp van deze telescoop een eerste ruimtekaart op basis van radiogegevens. Na deze verbetering van de radiotelescoop was er nog steeds weinig enthousiasme vanuit de ruimtewetenschap. Kort daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit en groeide het gebruik van radiogolven. Radiogolven werden vooral ingezet in de radartechnologie, waarbij het mogelijk was om vijandige vliegtuigen te kunnen waarnemen. Door het belang van radiogolven tijdens de oorlog, werd er veel onderzoek naar gedaan wat de technologie sterk verbeterde en konden deze verbeteringen na de oorlog weer ingezet worden voor de astronomie. Door de ontwikkeling van de computertechnologie kon de gewonnen informatie beter verwerkt worden. Wat vroeger met een analoge penrecorder werd verwerkt, werd nu door middel van een computer naar een analoog signaal omgezet in een digitaal signaal. In de jaren na de oorlog was Nederland erg vooruitstrevend op het gebied van astronomie; in 1956 was er een Dwingeloo al een beroemde radiotelescoop, die bestond uit een enkele schotel die alle binnenkomende radiostraling uit één enkele richting concentreerde en naar de ontvanger stuurde die boven de schotel hing. Door de schotel te draaien kon straling

uit andere richtingen worden waargenomen. In die tijd was deze schotel enige tijd de grootste ter wereld. Helaas kwamen er al snel betere telescopen beschikbaar. In de jaren daarna bouwde men over de hele wereld steeds grotere radiotelescopen, maar door praktische en financiële overwegingen konden deze maar tot een bepaalde grootte gebouwd worden. Daardoor werd er vaak een groep kleinere radiotelescopen gebouwd om deze te laten samenwerken zodat het leek op één enkele schotel die evenveel kan zien als een telescoop die zo groot is als de afstand tussen de twee buitenste schotels. De Westerbork Synthese Radio Telescope is hier een voorbeeld van.

De Westerbork Synthese Radio Telescope De Westerbork Synthese Radio Telescope, afgekort WSRT, is een radiotelescoop die bestaat uit veertien losse parabolische antennes die verspreid staan over een afstand van drie kilometer. In 1970 is deze radiotelescoop in gebruik genomen. De telescoop bevindt zich naast Kamp Westerbork, omdat hier weinig last van lichtvervuiling is. De WSRT was in die tijd een meesterwerk en is nog steeds toonaangevend. Hoewel het niet mogelijk is om met de WSRT alle soorten radiostraling waar te nemen, het is alleen mogelijk om alle korte radiogolven op te vangen, zodra de golven langer worden dan 110 centimeter is het niet meer mogelijk om ze waar te nemen via de WSRT. De lange radiogolven zijn juist belangrijk voor het bepalen van het heelal rond de oerknal, daardoor is het onmogelijk om met de WSRT informatie over het heelal van direct na de oerknal waar te nemen. De WSRT is nog steeds in gebruik en het is mogelijk om de telescoop te bezoeken. Je kunt je voorstellen dat dit jaren geleden de crème de la crème was van de astronomie. Helaas is de WSRT inmiddels erg verouderd en zijn er intussen al vele nieuwe radiotelescopen bij gekomen.

ALMA Telescoop Het nieuwste hoogstaande project op het gebied van de astronomie is de Atacama Large Military Array, ook wel ALMA. Gevestigd op een hoogvlakte van de ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

29


VESTING Opiniepanel: Weet je hoe een radiotelescoop werkt? Ja 25% Nee

75%

Heb je wel eens een radiotelescoop in het echt gezien? Ja 22% Nee 78% Atacama woestijn in het noorden van Chili, vijfduizend meter boven zeeniveau, staat het grootste astronomische project ter wereld. De zes-enzestig antennes variërend van zeven tot twaalf meter doorsnede vormen samen een telescoop waarmee een zeer hoge gevoeligheid bereikt kan worden. Deze hoge gevoeligheid is nodig om het doel te bereiken waarvoor de ALMA gebouwd is, namelijk het in kaart brengen van de stervorming in de vroegste stadia van het universum. Dit was eerder nog niet mogelijk, omdat radiotelescopen niet gevoelig genoeg waren om deze straling te meten. Omdat de antennes van de ALMA een telescoop nabootsen met een diameter van veertien kilometer is dit wel mogelijk. Het is helaas niet zo makkelijk als het klinkt; om de antennes precies deze telescoop te laten nabootsen moeten alle antennes exact gericht staan op het stukje heelal wat men wil bekijken. Daarom is het ook mogelijk om alle antennes te kunnen bewegen en verplaatsen, de maximale afstand tussen antennes varieert van hondervijftig meter tot zestien kilometer. Om de telescoop zo goed mogelijk te laten werken mag de vorm van de antenne niet meer dan twintig micrometer afwijken van de vorm van een perfecte parabool. Naast dat het uniek is om zoveel meer over het heelal te weten te komen door middel van de ALMA telescoop, is de ALMA ook uniek vanwege het samenwerkingsproces tussen de verschillende partijen. De ALMA is een samenwerking van Amerikaanse, Japanse en Europese astronomische organisaties. Oorspronkelijk waren het drie afzonderlijke projecten, maar na een doorbraak in 1997 kwamen de drie partijen overeen om deze samen te voegen tot één project. De ligging van het Amerikaanse project en de expertise van de Europeanen en Japanners zorgden voor de perfecte combinatie. Oorspronkelijk werd het project gefinancierd door de Europese en Noord-Amerikaanse landen, omdat deze voor het eerst overeen zijn gekomen tot één project. Daarna zijn Chili, Taiwan en Spanje als nieuwe partners toegevoegd.

Bouw van de ALMA telescoop Door een samenwerking van zoveel landen was het een klus om de bouw van dit project te realiseren. Uiteindelijk is er voor gekozen om Europa vijfentwintig telescopen te laten bouwen en de Verenigde Staten, Japan en Canada elk een prototype te laten bouwen, de beste uit te kiezen om vervolgens hier ook vijfentwintig van te laten bouwen. In 2007 werden de eerste telescopen geleverd, maar de vraag was hoe honderdvijftien ton aan antennes op het vijfduizend meter hoge plateau kwamen. Een Duitse fabrikant heeft vervolgens een zelfladend voertuig ontwikkeld waarbij de antennes vanuit het punt waarop ze gemonteerd worden naar vijfduizend meter hoogte kunnen worden vervoerd. Dit voertuig bestaat uit achtentwintig wielen, is tien meter breed, twintig meter lang en zes meter hoog. Aan boord is een zuurstoftank aanwezig zodat men comfortabel kan ademen in de cabine aangezien de transporter naar een hoogte van vijfduizend meter moet. De ALMA transporter, zo wordt het voertuig genoemd, vervoerde op 7 juli 2008 voor het eerst een antenne voor het uitvoeren van testen. Vanaf 2009 werden de antennes één voor één naar boven gebracht. Eind 2009 werden deze voor het eerst aan elkaar gekoppeld, waarbij de eerste fase van de montage werd afgerond. In 2011 werd de ALMA voor het eerst in gebruik genomen en op 13 maart 2013 is de ALMA telescoop geïnaugureerd. Het is nu ruim een jaar geleden dat de ALMA telescoop is geïnaugureerd en daarmee is de kennis over ons universum veel uitgebreider dan daarvoor. De vraag is echter wanneer we echt het hele mysterie achter de oerknal en ons heelal gaan ontdekken. Een ding staat echter vast: door de ontwikkeling van de radiotelescoop is er veel meer ontdekt over de aard van planeten, sterren en de sterrenstelsels. ■

Enkele Feiten Hieronder enkele feiten op een rijtje over radiotelescopen. Belangrijkste radiotelescopen naast de ALMA en de WSRT met meerdere schotels: • • •

Very Large Array (VLA) in de Verenigde Staten Australia Telescope Compact Array in Australië Giant Metrewave Radio Telescope in India

Grootste schotelantennes ter wereld: • • • •

Arecibo (305 meter doorsnede) Puerto Rico Effelsberg (100 meter doorsnede) Duitsland Greenberg (100 meter doorsnede) Verenigde Staten Jodrell Bank (76 meter doorsnede) Engeland


A brief history of shorting The Dutch East India Company was established in 1602, often considered the first multinational corporation in the world. It was also the first joint-stock company, its shares traded in the Amsterdam Stock Exchange. Thus, it is said that the first stock exchange was a Dutch creation. Another area the Dutch pioneered shortly thereafter, was the practice of short selling. The first illustrious case of short selling was that of Isaac Le Maire, one of the main shareholders in the Dutch East India Company. Le Maire originally bought 85,000 guilders worth of shares in 1602. Seven years later, he started to distrust the potential for prosperity of the endeavor. The enterprise had not paid out dividends this year, it had not shared information on its results and conflicts with the English down in South East Asia had led to British naval attacks on the fleet of the Dutch undertaking. Le Maire decided to sell his stock, even more than he owned. He anticipated a stock price drop, probably partly induced by him selling his own shares. He planned to repurchase the stock which he had already sold but did not own at a lower price, and then give these shares to the buyers who he sold shares to but for whom he could not cover the actual shares initially.

Scrutinised and outlawed There have been numerous bans and restrictions on short selling during the course of history. The latest ban being as recent as the 2008 crisis, with the US, Australia and several countries in Europe issuing temporary bans on shorting a large number of leading financial stocks. Especially during times in which the stock market is volatile, bans seem to be popular. Short selling was banned in the US for instance during the war in 1812 and has been restricted greatly following the Great Depression in 1929. Where an investor buying shares expresses optimism

Another reason short selling is prone to have a poor reputation, is that it is often explained in a way which portrays it as selling something that is not yours, or a way of earning money off the misfortune of others. Getting rich as a consequence of a company’s downfall, which often comes with people losing their jobs and investors losing their money, certainly has a bad ring to it.

The workings of short selling Before examining whether the many bans and notoriety is just, it is important to look into the dynamics of the short. Shorting is a basic commercial trick which is common in many sectors of the economy. For example, wine brokers sometimes sell bottles they do not own, and buy them later to meet their deliveries. When someone purchases a newspaper subscription, the newspaper that will be delivered to this person still needs to be printed, the distributor is selling something he does not have, with the buyer purchasing the promise the newspaper will be on the doormat when required. The word short comes from this basic inventory trick where one is quite literally short in (product) stock.

A better working world stArts with you.

The reality of short selling in finance is that traders expect the price of the product to fall; it has nothing to do with inventories. So in essence, a short seller sells financial securities that are not owned by the seller, and subsequently repurchases them (called “covering”). If the price has declined, the short seller profits. Conversely, if the price has increased at the moment of repurchasing, the short seller suffers a loss. The potential profit resulting from a short is equal to the original stock price, as that will be the maximum amount a stock price ▶ could drop. The potential for loss is infinite however, as the stock is not limited on its potential increases.

We want to build a better working world — for you and with you. Because we employ some of the world’s best talent, your career will be enriched by the EY experience — no matter when you join us or how long you stay. There are two ways in which short selling can be Why not start now?

performed: naked or covered. In case of a covered short, the security is first borrowed (called “locating”) for a set time from a party that is currently owning the stock, in exchange for a fee. Then, the security is immediately sold and the seller has as long as the agreed upon time

Visit ey.nl/carriere.

Jaargang 37 - GAXEX 3

31

© 2013 EYGM Limited. All Rights Reserved.

Following this incident, the first, but certainly not the last ban on short selling was introduced. Ever since, short selling has been surrounded by controversy. Throughout history, short sellers have been considered unscrupulous investors who benefit at the misfortune of others. It is quite commonly believed that short sellers mislead the market, selling something they do not own and lowering the price of a share in the process. Shorting has also been blamed for causing companies to go bankrupt and even initiating financial crises.

and stimulates the economy, a short seller is basically betting against the hometeam, expressing a negative view and thus toning down the economy. During the French Revolution, Napoleon Bonaparte not only outlawed short selling, but also considered it unpatriotic and treason and had short sellers imprisoned. Interestingly, centuries later an even harsher treatment came about. In 1995, the Finance Ministry of Malaysia proposed caning (a method of torture by repeatedly hitting someone with a wooden rod) as a punishment for short sellers, because they considered the sellers troublemakers.


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Ruben te Wierik

Het bewogen leven van Wubbo Ockels Op 18 mei 2014 overleed Wubbo Ockels, de geboren Almeloër die in 1985 voor zeven dagen de ruimte in ging. Na zijn overlijden werd hij alom geprezen als wetenschapper en ‘duurzaamheidspionier’. Het had echter niet veel gescheeld of Ockels had dit niet kunnen bereiken: hij ontsnapte in zijn leven verscheidene malen aan de dood. Hierover schreef Ockels’ dochter Gean in 2010 het boek De zeven levens van Wubbo Ockels. In 1982 kreeg Ockels te kampen met leptospirose, beter bekend als de ziekte van Weill, een ernstige bacteriële infectie, waar Ockels helemaal van herstelde. Daarna ging hij verder met zijn opleiding tot astronaut, waaraan hij in 1977 was toegelaten nadat hij had gereageerd op een advertentie met daarin de simpele oproep “Astronaut gezocht”. In 1985 werd Ockels met de Challenger gelanceerd en keerde ongeschonden terug. Achteraf gezien een godswonder, want negentig dagen later explodeerde diezelfde Challenger. Het mankement dat dit ongeluk veroorzaakte was ook al aanwezig toen Ockels de ruimte in ging. Vier jaar later ontsnapte hij als piloot van een privévliegtuigje ternauwernood aan een landende Airbus A320 nadat hij door dichte mist en communicatiefouten bij de luchtverkeersleiding op diens landingsbaan klaar stond om op te stijgen. Zijn vliegtuig werd vol geraakt, maar de cockpit met daarin Ockels bleef intact. In 2005 overleefde Ockels een zware hartaanval en drie jaar later werd hij succesvol geopereerd aan een niertumor. In 2013 kwam de kanker terug en dit werd Ockels fataal. Wubbo Ockels werd 68 jaar. Semester 2.2 - (2013-2014)

Tekst: Lasse Vuursteen

Heeft Apple Maps het monster van Loch Ness gevonden? De legende van het monster van Loch Ness bestaat al sinds de zesde eeuw, maar bewijs voor het bestaan van het wezen is altijd schaars geweest. Bewijsstukken bestonden tot nu toe uit onbetrouwbare waarnemingen door ooggetuigen, bewerkte foto’s en mensgemaakte voetsporen. Recent is echter voor het eerst een satellietbeeld verschenen van het Loch Ness meer die nieuwe hoop heeft gegeven aan allen die nog geloofden in het Schotse zeemonster. Op de afbeelding, afkomstig van een Apple Maps satelliet, valt een schaduwachtige vorm te zien van ongeveer dertig meter lang, met uitsteeksels aan de zijkant die iets van flippers weg hebben. Gary Campbell, voorzitter van de Official Loch Ness Monster Fan Club, vertelt dat het beeld binnen de club zes maanden lang is geanalyseerd. “Het lijkt op een boot, maar de boot ontbreekt. We hebben het laten zien aan boten experts en ook zij konden niet vertellen wat het is.” Vertelt Gary in een interview. Omdat de club geen andere verklaring voor het fenomeen kon vinden, is besloten dat het wel het monster van Loch Ness moet zijn. Deze waarneming is de eerste in achttien maanden. De drie keer dat het monster in 2013 was waargenomen, ging het om een eend, een golf en een andere waarneming bleek niet eens aan het meer van Loch Ness te zijn geweest.


Tekst: Michiel Tammeling

Van hoorn zeggen Voor degenen die wel eens iets van de Griekse mythologie hebben meegekregen zegt het woord Satyr hen misschien wel wat. De Satyr is een mix van een mens en een geit. Het heeft vaak bokkepoten, -oren, -staart en ook hoorns. Nu ga ik jullie niet vertellen dat er een schimmige waarneming van een Satyr is gerapporteerd, maar er is zowaar wel een light versie opgedoken. De 62-jarige Li Zhibing uit het centrale deel van China heeft namelijk de laatste dertig jaar een hoorn uit zijn nek groeien. Op zijn toppunt was de hoorn vijftien centimeter lang, ondanks dat Li’s vrienden hem tweemaal per jaar helpen om zijn hoorn een kopje kleiner te zagen. De hoorn is waarschijnlijk een cornu cutaneum, ook wel huidhoorn genoemd, wat ontstaat door een afwijking in de huidcellen, met als oorzaak mogelijk radioactieve straling. De hoorn is opgebouwd uit keratine, dezelfde stof waarvan vingernagels zijn gemaakt. Gelukkig voor de man kunnen deze hoorns chirurgisch verwijderd worden. Ben je nu stiekem bang dat je morgenvroeg zomaar wakker kunt worden met een hoorn achterop je hoofd, wees niet bang, deze uitgroeiingen komen alleen maar sporadisch voor bij mensen van zestig jaar of ouder. Voor de geïnteresseerden is de naam Zhang Ruifang het waard om op te zoeken.

Tekst: Wies van Eeden

Negen maanden oud en crimineel? De Pakistaanse baby Musa Khan had een zware aanklacht aan zijn broek hangen; hoewel hij nog maar negen maanden oud was, werd hij van poging tot moord, bedreiging van de politie en bemoeienis met staatszaken verdacht. Samen met zijn familie en andere bewoners van een sloppenwijk in het Pakistaanse Lahore zou hij een politieambtenaar bekogeld hebben met stenen, nadat medewerkers van een gasbedrijf wanbetalers van het net wilden afsluiten. Het jochie is op borgtocht vrijgelaten en tijdelijk bij zijn opa in huis geplaatst, nadat zijn vingerafdrukken afgenomen waren. Volgens zijn opa was Musa niet eens in staat om een flesje goed vast te houden en was het dus überhaupt niet mogelijk dat hij met stenen zou hebben gegooid. Niet alleen zijn opa, maar ook juristen zetten grote vraagtekens bij deze zaak. Volgens hen duurde het veel te lang voordat deze zaak geseponeerd werd; in Pakistan is het immers niet mogelijk om kinderen jonger dan zeven jaar te vervolgen. Volgens de Pakistaanse media en critici toont deze zaak typisch het disfunctioneren van de politie en justitie in Pakistan aan. De politie zou de neiging hebben om arme Pakistanen extra te straffen met overdreven aanklachten. De zaak van de kleine Musa is dus inmiddels geseponeerd. Die van de rest van zijn familieleden en de andere bewoners van de Pakistaanse sloppenwijk echter niet.

Jaargang 37 - GAXEX 4


Tekst: Marieke Vollebregt

De perfecte democratie Bij de verkiezingen van het Europees Parlement, op 22 mei jongstleden, telde een stem van een kiezer uit Luxemburg bijna dertien keer zo zwaar als de stem van een kiezer uit Italië. In de Verenigde Staten is het meerdere malen voorgekomen dat de presidentskandidaat met de meeste stemmen toch niet won. Hoe komt dit, en welke eisen kunnen we stellen aan een kiesstelsel om dit soort tegenstrijdigheden te voorkomen? Dit artikel is gebaseerd op het artikel “Is democratie wiskundig onmogelijk?” van de wiskundige Vincent van der Noort. De manier waarop het bestuur van een land het volk een keuze laat maken, kan veel invloed hebben op de resultaten. In het geval van het districtenstelsel is het vrij duidelijk dat het stelsel niet helemaal democratisch is: de persoon waar de meeste mensen op hadden gestemd, won de verkiezingen niet. Er zijn ook andere kiessystemen, zoals evenredige vertegenwoordiging. De vraag is nu, welk van deze kiesstelsels het meest democratisch is. In 1951 bewees Kenneth Arrow, een Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar, dat geen enkel kiessysteem helemaal eerlijk is. Een eerlijk kiessysteem is hierbij gedefinieerd als een systeem dat voldoet aan de volgende voorwaarden: meerderheidsprincipe, neutraliteit, monotomie, onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven, transitiviteit. De voorwaarden zullen hieronder uitgelegd worden aan de hand van een voorbeeld.

keurige studievereniging, laten we deze voor het gemak even VESTING noemen, mogen de leden stemmen over de nieuwe inrichting van de verenigingskamer, laten we deze voor het gemak even de VESTING Kamer noemen. De opties zijn groen, blauw en paars. Op de ALV zijn 93 mensen aanwezig. De voorkeuren zijn verdeeld zoals te zien in tabel 1. Echter, de leden mogen slechts hun eerste voorkeur laten weten, net als bij de Nederlandse verkiezingen. De uitslag wordt dus: 1. Groen met 36 stemmen 2. Blauw met 30 stemmen 3. Paars met 27 stemmen De winnaar is dus groen, met 36 stemmen, en de VESTING Kamer wordt in prachtig groen geschilderd.

Meerderheidsprincipe Het meerderheidsprincipe houdt in dat als de meerderheid van de kiezers partij A boven partij B verkiest, partij A ook boven partij B moet eindigen. In het Nederlandse kiesstelsel is dit niet altijd het geval. Het houdt namelijk geen rekening met wat mensen vinden van de partijen waar ze niet op stemmen. Het volgende voorbeeld illustreert dit. Op de Algemene Ledenvergadering (ALV) van een wille-

Stel nu echter, dat we de kleuren per twee zouden vergelijken. Deze techniek wordt ‘paarsgewijs vergelijken’ genoemd. De uitslag zou er dan heel anders uitzien. Als de VESTING Leden mochten kiezen tussen paars en blauw, zou meer dan de helft van de leden (namelijk 48) kiezen voor paars. Als er gestemd zou worden tussen paars en groen, zou ook meer dan de helft (ook 48) kiezen voor paars. Dit wijst erop dat paars de populairste kleur is.

Tabel 1: Voorkeuren stemmers Eerste keus

Tweede keus

Derde keus

Aantal leden met deze voorkeur

Groen

Blauw

Paars

15

Groen

Paars

Blauw

21

Blauw

Groen

Paars

9

Blauw 34 Paars

Paars Semester 2.2 - (2013-2014) Groen

Groen

21

Blauw

9

Paars

Blauw

Groen

18


VESTING Opiniepanel Heb jij gestemd bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement?

Wat voor kleur zou jij de VESTING Kamer graag zien?

Eerste keus

Tweede keus

Derde keus

Blauw

Paars

Groen

18%

Blauw

Groen

Paars

21%

Paars

Blauw

Groen

3%

Paars

Groen

Blauw

9%

Groen

Paars

Blauw

6%

Groen

Blauw

Paars

44%

Ja 67%

Als er daarnaast nog gestemd mocht worden tussen blauw en groen, zou meer dan de helft van de leden (weer 48) kiezen voor blauw. Groen komt in deze verkiezingen dus duidelijk als verliezer naar voren, en de uitslag is als volgt: 1. Paars (populairder dan blauw en populairder dan groen ) 2. Blauw (populairder dan groen, maar minder populair dan paars ) 3. Groen (minder populair dan paars en minder populair dan blauw) Deze volgorde is echter het tegenovergestelde van de volgorde behaald met het gebruikelijke stemmen. De methode van paarsgewijs vergelijken gebruikt ook informatie over de tweede en derde keus van de kiezers. Deze uitslag zou dus democratischer genoemd kunnen worden. De traditionele manier van stemmen voldoet in ieder geval duidelijk niet aan het meerderheidsprincipe: hoewel meer mensen blauw dan groen hebben gekozen, wint groen de verkiezingen. Hetzelfde geldt voor paars. Dit komt omdat het systeem, evenals het Nederlandse kiessysteem, geen rekening houdt met wat mensen vinden van partijen waar ze niet op stemmen.

Onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven De volgende eis is die van de onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven (OIA). Zoals de naam al aangeeft, is de eis als volgt: het feit dat partij A meer zetels krijgt dan partij B (of andersom), zou alleen af moeten hangen van de individuele voorkeuren voor partij A en B, en niet van hoe andere partijen gewaardeerd worden. Dit klinkt vrij vanzelfsprekend, maar aan deze eis wordt niet bij alle kiesstelsels voldaan. Het volgende voorbeeld illustreert dit. Er worden verkiezingen georganiseerd met vijf kiezers en drie partijen, A, B en C. De kiezers mogen hun volgorde van voorkeur aangeven. De partij die ze op de eerste plaats zetten krijgt drie punten, de tweede plaats krijgt twee punten en de derde plaats krijgt één punt. Dit klinkt als een redelijk stelsel. Er zijn twee kiezers waarbij de volgorde

Nee 33%

van voorkeur A-C-B is, en drie kiezers met de volgorde B-A-C. In dit geval krijgt partij A twaalf punten, partij B krijgt elf punten en partij C krijgt zeven punten. Partij A wint dus de verkiezingen. Stel nu echter, dat er twee kiezers waren met voorkeur A, B, C en drie kiezers met voorkeur B, A, C. In dit geval krijgt partij A weer twaalf punten, partij B krijgt er dertien en partij C krijgt er vijf. In dit geval wint partij B dus de verkiezingen. Partij C wint dus in beide gevallen de verkiezingen niet, en is dus geen kanshebber. Het frappante is echter, dat de voorkeuren voor partij C wel bepalen of partij A of partij B wint. De volgorde van voorkeuren van A en B is namelijk in beide voorbeelden hetzelfde, maar de uitslag is anders. Dit kiesstelsel is daarom niet OIA. Deze eis wordt ook wel eens als volgt verwoord: het toevoegen en verwijderen van irrelevante partijen mag geen invloed hebben op de uitslag. In situatie 1 wint partij A. Het maakt niet uit of partij C zich daarna terugtrekt of niet, partij A heeft dan al gewonnen. Als partij C zich echter had teruggetrokken voorafgaand aan de verkiezingen, dan had partij B gewonnen. Dit terwijl partij C zelf geen kans maakt om te winnen, en dus ‘irrelevant’ is. In zijn boek Social Choice and Individual Values beschrijft Arrow deze eis aan de hand van een voorbeeld waarin een kandidaat overlijdt. Het paarsgewijs vergelijken zoals hierboven omschreven is wel degelijk OIA: het toevoegen en weghalen van mogelijkheden verandert niets aan de verhouding tussen de andere mogelijkheden.

Transitiviteit De eis van transitiviteit houdt in dat als A boven B eindigt en B boven C, A automatisch ook boven C moet eindigen. Het kiesstelsel dat aan de eisen in de bovenstaande voorbeelden voldoet, het paarsgewijs vergelijken, moet hier helaas ook afhaken. Laten we even teruggaan naar het voorbeeld van het verven van de VESTING Kamer. Het bestuur besluit dat een stemming op de ALV te lastig is, en gaat zelf stemmen. Er zijn de dag van de ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

35


Bestuurslid

Sander

Chris

Ruben

Eerste keus

Groen

Blauw

Paars

Tweede keus

Blauw

Paars

Groen

Derde keus

Paars

Groen

Blauw

Tabel 2: Voorkeuren bestuursleden stemming drie bestuursleden aanwezig. De voorkeuren zijn als in tabel 2. Omdat de bestuursleden erg hechten aan het meederheidsprincipe en onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven, besluiten ze paarsgewijs te gaan vergelijken. De uitslag is als volgt: Groen wint van blauw met een tweederde meerderheid. Blauw wint van paars, ook met een indrukwekkende tweederde meerderheid. De verwachting is dus, dat paars geen schijn van kans maakt tegen groen. Bij het paarsgewijs vergelijken van deze twee kleuren, blijkt echter dat groen wint van blauw. De bestuursleden zitten met hun handen in het haar: ook deze methode heeft dus nadelen! Aan de eis van transitiviteit kan door paarsgewijs vergelijken niet altijd voldaan worden, omdat de samenleving als geheel niet altijd logisch nadenkt. Het kan bewezen worden dat een systeem dat voldoet aan de OIA-eis, automatisch niet voldoet aan de eis van transitiviteit.

Neutraliteit Sander stelt voor om de laatste vergelijking (die tussen paars en groen) niet te maken. Volgens hem is het probleem dan opgelost en wint groen. Hier zijn Ruben en Chris het echter helaas niet mee eens: de bestuursleden worden dan niet meer gelijk behandeld. Een volgende eis die hier logischerwijs uit lijkt te volgen is dat alle stemmende partijen gelijk worden behandeld. Deze eis is niet zo vanzelfsprekend als hij lijkt: in districtenstelsels wordt niet altijd aan deze eis voldaan.

Monotonie De laatste eis luidt als volgt: als iemand van gedachten verandert en partij A hoger waardeert dan eerst, dan mag deze partij er in de uitslag niet op achteruit gaan. De eis lijkt vrij logisch. Er zijn echter veel kiesstelsels die daadwerkelijk gebruikt worden waarin aan deze eis niet voldaan wordt. Een voorbeeld is het Franse systeem dat gebruikt wordt om de Franse president te kiezen. Dit wordt gedaan in

twee rondes. In de eerste ronde kan iedereen stemmen op de kandidaat van zijn voorkeur. Indien geen van de kandidaten een absolute meerderheid haalt, wordt er een tweede stemronde georganiseerd, waarin de twee kandidaten met de meeste stemmen het tegen elkaar opnemen. Stel nu, dat er drie kandidaten zijn: een linkse kandidaat, een rechtste kandidaat, en een centrum kandidaat. Er zijn 100 stemmers, dus om de absolute meerderheid te halen moet een kandidaat minimaal 51 stemmen halen. Stel dat de voorkeuren zijn verdeeld als in tabel 3. Er wordt een eerste stemronde gehouden waarin men stemt volgens de bovenstaande voorkeuren. Aangezien men alleen de eerste voorkeur mag doorgeven, geldt de volgende uitslag: links krijgt 35 stemmen, rechts 33 en centrum 32. Geen van de kandidaten heeft dus een absolute meerderheid en in de tweede ronde strijdt links tegen rechts. In deze ronde behaalt links 51 stemmen en rechts 49. Links wint dus de verkiezingen. Stel nu echter, dat twee van de vijf stemmers met de voorkeur Rechts-Links-Centrum zich bedenkt, en links toch beter vindt dan rechts. Hun volgorde wordt dan Links-Rechts-Centrum zoals te zien in tabel 4: In de eerste stemronde krijgt de linkse kandidaat nu 37 stemmen, rechts krijg er 31 en centrum 32. De tweede ronde gaat nu tussen de linkse en de centrum kandidaat. De linkse kandidaat behaalt slechts 40 stemmen, terwijl de centrum kandidaat er 60 krijgt. In het eerste geval won de linkse kandidaat de verkiezingen. Nadat twee stemmers de linkse kandidaat hoger in hun voorkeursvolgorde zetten, won echter de centrum kandidaat. Dit kiesstelsel voldoet dus duidelijk niet aan de monotomie-eis.

De uitdaging In dit artikel zijn nu verschillende eisen omschreven die men kan stellen aan een kiesstelsel. De eis van transitiviteit gaat echter al niet samen met de OIA-eis. Arrow besloot deze eis dus te laten vallen. De eis van het meer-

Tabel 3 Eerste keus

Tweede keus

Derde keus

Aantal leden met deze voorkeur

Rechts

Centrum

Links

28

Rechts

Links

Centrum

5

Links

Centrum

Rechts

30

Links Rechts 36 Semester 2.2 - (2013-2014) Centrum Links

Centrum

5

Rechts

16

Centrum

Links

16

Rechts


De werkelijke zetelverdeling vergeleken met de zetelverdeling gebaseerd op het aantal stemmen

Europese verkiezingen

derheidsprincipe werd ook nog wat afgezwakt door Arrow: in plaats van te stellen dat als de meerderheid van de kiezers partij A boven partij B verkiest, partij A boven partij B moet eindigen, veranderde hij de eis in een afgezwakte versie. Deze zogenaamde ‘Pareto eis’ luidt als volgt: als iedereen partij A boven B verkiest, moet A ook boven B eindigen in de verkiezingen.

Bij de Europese verkiezingen, die 22 mei jongstleden plaatsvonden, deed zich ook een bijzondere situatie voor. Doordat kleine landen in het Europees parlement onevenredig veel zetels krijgen, telt bijvoorbeeld een stem van een Nederlander twee keer minder dan die van een Ier. Het verschil in verkiezingsopkomst maakt deze ongelijkheid nog groter: in België is stemmen bijvoorbeeld verplicht, terwijl in andere landen de opkomst vaak niet boven de vijftig procent komt. Het gevolg hiervan is dat het aantal stemmen dat nodig is voor een zetel in Luxemburg op slechts 33.000 ligt, terwijl in Italie ruim 400.000 stemmen nodig zijn voor een zetel.

Als men daarnaast ook nog de neutraliteitseis en de monotomie-eis laat vallen (deze zijn niet nodig voor de stelling van Arrow), blijven de volgende twee eisen over: - Onafhankelijkheid van Irrelevante Alternatieven (veranderingen in voorkeuren van stemmers met betrekking tot irrelevante alternatieven mogen geen invloed hebben op de uitslag) - Pareto-eis: Als iedereen partij A boven B verkiest, moet A ook boven B eindigen in de verkiezingen. Hieraan voegde Arrow de (ietwat technische) eis toe, dat elke stemming moet resulteren in een bepaalde uitslag, die daarnaast hetzelfde moet zijn elke keer dat de stemmen hetzelfde zijn.

Perfecte democratie is wiskundig onmogelijk De perfecte democratie blijkt dus wiskundig onmogelijk. Daarnaast zijn er naast de genoemde eisen natuurlijk nog andere eisen te bedenken. Maar niet getreurd: een democratie waarbij niet aan alle genoemde eisen wordt voldaan, blijkt meestal ook prima te werken. De keus voor welke eisen er wel gesteld worden is uiteraard subjectief. De concensus is dat ‘onafhankelijkheid van irrelevante alternatieven’ de meest logische eis is om te schrappen. Ten eerste is het gevoelsmatig niet zo’n belangrijke eis, en daarnaast is deze eis vrij cruciaal in het bewijs van Arrow. De perfecte democratie bestaat dus misschien niet, maar onze pogingen daartoe zijn altijd nog beter dan een dictatuur! ■

Arrow bewees dat het enige systeem dat aan deze drie eisen voldoet, een dictatuur is. Hierbij wordt met een dictatuur bedoeld dat de uitslag de voorkeuren van een enkele stemmer (de dictator) weergeeft. Een dictatuur voldoet ook aan de monotonie-eis: als de dictator een partij hoger waardeert dan eerst gaat die partij erop vooruit, als iemand anders de partij hoger waardeert dan verandert er niets aan de uitslag (en gaat de partij er dus niet op achteruit). Het is duidelijk dat als ook de neutraliteitseis nog wordt toevoegd, er geen enkel systeem is dat aan deze vier voorwaarden voldoet. Tabel 4 Eerste keus

Tweede keus

Derde keus

Aantal leden met deze voorkeur

Rechts

Centrum

Links

28

Rechts

Links

Centrum

3

Links

Centrum

Rechts

30

Links

Rechts

Centrum

7

Centrum

Links

Rechts

16

Centrum

Rechts

Links

16

Jaargang 37 - GAXEX 4

37


MASTER THESIS

Tekst: Ashik Anwar Ali (Jibon)

Do people with higher SES live longer? An analysis of the relationship between socioeconomic status and mortality and its implications for Dutch pension funds. From kings and dictators to adventurers, many have searched for a magical potion that could make them immortal. (Un)fortunately none of them were able to find such potions. However, maybe all these people searched in the wrong places, what if the magical potion is actually a metaphor for a bank account or socioeconomic status (SES)? Whether people with higher SES live longer is a question with no simple answer. Some believe in life and death as something divine which we cannot influence, others believe that factors as wealth could have a relationship with mortality. The existence of a relationship between wealth and life expectancy is widely accepted among scientists, and it is commonly referred to as ``the wealth gradient in mortality''. In the academic world Knoops and van den Brakel (2010), Cambois et al. (2001) and Kalwij et al. (2012) all presented evidence of a negative relationship between SES and mortality. The relationship between SES and mortality is also important for the actuarial practice and pension funds to estimate pension liabilities. In the actuarial practice mortality fundamentals for Dutch pension funds are based on two components, namely the basic life table from the Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) or the Dutch Actuarieel Genootschap (AG) and pension fund specific factors. The second component is necessary in order to correct for the fact that mortality between the pension fund population and the whole Dutch population may differ significantly. At the same instance this second component is very interesting for actuaries and caused an intense debate in the pension world. As a result of this 38

Semester 2.2 - (2013-2014)

debate, on 12 September 2012 De Nederlandsche Bank (DNB) introduced the ``Good Practice Gebruik Fondsspecifieke Ervaringssterfte'' for pension funds in order to compute their pension liabilities in a proper way. With our research we do not only elaborate on the qualitative relationship between SES and mortality, we also try to quantify this relationship in order to use it for the computation of pension liabilities. When investigating the relationship between SES and mortality one of the first questions that arises is how to capture the latent variable SES. In the literature, amongst others, both income and zip codes are utilized in order to capture SES. From our point of view the usage of income has a couple of disadvantages since it is not always observable in a proper way. For example, how should we measure the income of a retired individual? Is this equal to his last earned income or the pension payments he gets from the pension fund? Should we focus on the individual income or the household income? When using a financially related measure for SES, we should also be aware that we do not observe other forms of wealth, as for instance real estate, personal savings or spousal income. For our research, we used zip code as an indicator for SES. In 2012 the Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) presented a document for the Netherlands where they provide for each four digits zip code an SES score. In our data we linked the zip codes of all individuals to the corresponding SES score and stratified them in five SES groups. With this approach we use a much broader definition of SES which captures not only the income


component, but also the demographic component like in which neighborhood someone lives. Evidence that zip codes are a powerful indicator for SES are presented in Smith et al. (1996) and Shaw et al. (2008). The contribution of this paper is that it sheds light from multiple angles on the relationship between SES and mortality, and at the same instance tries to provide insights on the discussion of how to construct pension fund specific factors for computing pension liabilities. Firstly, whereas in the literature often only income or a financially related measure is used as a yardstick for SES, we use a broader definition for SES: zip codes. Continuing, another contribution of our research is that we try to get insights on whether mortality differs among pension funds. Furthermore, in our analysis we also investigate whether we can present statistical evidence that the relationship between SES and mortality differs between men and women. After determining our optimal mortality models, we examine whether we can find evidence that the mortality of our population differs from the whole Dutch population. As a next step, we translate our mortality models in terms of life expectancies to compare our findings with those from the literature. Based on our models we will construct (weighted) standardized mortality ratio (SMR) curves which can be used to compute pension liabilities. In order to test the robustness of our SMR curves, that are weighted with individuals' established pension rights, we will compare them with those provided by an external party.

Research questions

we have information on the mortality, age, gender, role, SES, established pension rights and which pension fund the individuals participates in. By using the CBS life tables 2007-2012, we compute for each individual the probability that he will not survive another year; this is the variable CBS mortality rate qa(i,t),t for individual i with age a in observation year t. Following the econometric framework of Kalwij et al. 2012, let us assume that the probability an individual does not survive another year can be translated to a latent health Hit. In case this latent health falls below 0, then the individual dies before his next birthday. Information as role (someone is either the participant or partner in a pension fund), SES or in which pension fund (abbreviate as PF in our model) someone participates could influence his latent health. Therefore, let us write Hit in the following form

Alternatively, introducing an intercept α, we may write

Notice Xit is a matrix containing all the covariates and the intercept, and θ = (α, λ, β1, ..., β13) is the parameter vector. We do not observe the latent health of an individual, instead we observe

This paper tries to provide answers on the following research questions. •

What is the relationship between SES and mortality?

Does mortality differ among pension funds?

Do these relationships differ between men and women?

How are these relationships in terms of gains in life e pectancy?

Are there differences in mortality between our population and the whole Dutch population?

The interpretation is as follows: Mit is equal to 1 in case individual i with age a dies somewhere in observation year t, because his latent health Hit fell below 0. Next, assuming that the error term εit is logistically distributed, independent across individuals and observation years, we estimate the following logistic regression model:+ ▶

Are our weighted SMR curves comparable with those from the external party?

Research method Our data is provided by one of the largest pension administrators of the Netherlands that has customer database of approximately 1.7 million individuals. We use a sample of nine pension funds starting from 2007 to 2012 of 249,313 individuals that provide an unbalanced panel of more than 1.2 million observations. In this data Jaargang 37 - GAXEX 4

39


ˆ βˆ1 , . . . , βˆ13 ˆ , λ, θˆ = α where the parameter estimates are obtained by Maximum Likelihood Estimation as described in Cameron and Trivedi (2005) and F(·) is the cumulative distribution function of the logistic distribution. Note that the “usual” CBS mortality rates are obtained if α = 0 and β1 = ... = β13 = 0, so in this sense we truly test whether mortality in our pension funds differ from the mortality of the whole Dutch population.

Empirical Results The main aim of this paper was to investigate the relationship between SES and mortality, and examine its implications for Dutch pension funds. Using a large data set, a broader measure for SES than a financial related one and logistic regression models, we found evidence that there is a negative relationship present between SES and mortality: that is, mortality is lower in higher SES groups. We found evidence that men from the highest SES group have 23.0% lower mortality than men from the lowest SES group. For women this difference was equal to 15.8%. Secondly, we found statistical evidence that for men mortality differed among pension funds. To illustrate, we found two pension funds that have approximately 50% lower mortality than the reference pension fund. For women no such results were found. This partly provides us the answer of the third research question, namely that the relationship between SES and mortality differs for men and women. For men this relationship is a negative and diminishing one, while for women it is

negative and erratic. Translating our mortality models in terms of life expectancies, which can be found in table 1, we found the differences in life expectancies for a newborn boy and girl equal to 2.4 and 1.6 years between the highest and lowest SES group. For retired people, these differences were 1.8 and 1.6 years, respectively for males and females. When transforming our mortality models to SMR curves, we found for men from our population graphical evidence that their mortality differed substantially from the men of the whole Dutch population. This difference was much smaller in magnitude for women. After statistically testing whether mortality differs for men and women from our population compared to the whole Dutch population, we found evidence that it indeed differed. Hence, pension funds should be careful when they use the basic CBS life table without any transformation to compute pension liabilities. Moreover, based on our SMR curves weighted with established pension rights, pension funds could compute their pension liabilities. The reader can find these graphs in figure 1 for the first two pension funds. However, comparison of our curves with those from an external party provided us evidence that only the curve for men from the reference pension fund are consistent and in line with the external party. Therefore, more elaboration on our research is necessary to refine our mortality model. In conclusion, we can carefully state that people with higher SES do indeed live longer. ■

1

40

Semester 2.2 - (2013-2014)


References Cambois, E., J. Robine, and M. Hayward (2001). Social inequalities in disability-free life expectancy in the French male population. Demography 38, 513–524. Cameron, A. and P. Trivedi (2005). Microeconometrics. Cambridge University Press. Kalwij, A., R. Alessie, and M. Knoef (2012). The association between individual’s income and remaining life expectancy at the age of 65 in the Netherlands. Demography. Knoops, K. and M. van den Brakel (2010). Rijke mensen leven lang en gezond: inkomens gerelateerde verschillen in de gezonde levensverwachting. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 88, 17–24. Shaw, M., B. Thomas, G. D. Smith, and D. Dorling (2008). The Grim Reapers Road Map: an atlas of mortality in Britain. The Policy Press. Smith, G., J. Neaton, D. Wentworth, R. Stamler, and J. Stamler (1996). Socioeconomic differentials in mortality risk among men screened for multiple risk factor intervention trial i: white men. American Journal of Public Health 86, 486–496.

Jaargang 37 - GAXEX 4

41


Tekst: Tim van Wilsum

Srebrenica

‘In Servië is ex-generaal Ratko Mladić opgepakt. Dat heeft de Servische president Boris Tadić op een persconferentie bekendgemaakt. Mladić zal worden uitgeleverd aan het Joegoslavië-tribunaal. Het is nog onduidelijk waar Mladić is gearresteerd. De 69-jarige Mladić had een andere identiteit aangenomen en noemde zich Milorad Komadic. Tadić zei in zijn toespraak dat de arrestatie van Mladić een hoofdstuk afsluit. "Het is een stap richting verzoening in de regio." De arrestatie van Mladić is volgens hem het resultaat van de samenwerking van zijn land met het Joegoslavië-tribunaal. "Alle oorlogsmisdadigers moeten voor de rechter worden gebracht", zei hij.’ (NOS, 26/05/11) Srebrenica is een van de zwarte bladzijden in de Nederlandse militaire geschiedenis. Het was een mislukte interventie, in een oorlog waar Nederland eigenlijk niets mee te maken had. Bij de thuiskomst van de soldaten was er veel kritiek op het Nederlandse bataljon, maar in hoeverre waren zij schuldig aan de fouten die er destijds gemaakt zijn?

Voorgeschiedenis In de tijd van de Sovjet-Unie zag Europa er anders uit, zeker in het Oostblok. Joegoslavië was een republiek die verschillende landen omvatte, maar nog niet zo lang bestond. Vanaf 1918 bestond het Koninkrijk Joegoslavië, maar het werd ten tijde van de Tweede Wereldoorlog ingelijfd door de Duitsers. Na de oorlog zou onder leiding van Josip Broz Tito de communistische staat ‘de Federale Volksrepubliek Joegoslavië’ worden uitgeroepen en Broz zou tot zijn dood dictator blijven van Joegoslavië. Hoewel Joegoslavië een communistische staat was, leefde het niet op goede voet met de Sovjet-Unie. Tito bleef de Sovjet-Unie afhouden en zorgde ervoor dat diezelfde Sovjet-Unie niet verder kon uitbreiden naar het westen. In 1980 overlijdt Josip Broz Tito en toen bleek 42

Semester 2.2 - (2013-2014)

het meer dan ooit, dat hij het cement van de Republiek was. De historische geschillen tussen de Bosniërs, Kroaten, Serviërs en Albanezen gaan parten spelen en de Republiek zou in de jaren negentig verwikkeld raken in verschillende oorlogen, waardoor Joegoslavië uit elkaar viel.

Bosnische Burgeroorlog Een van de oorlogen waardoor Joegoslavië uiteindelijk uit elkaar viel, is de Bosnische Burgeroorlog. Dit was een conflict tussen de Bosnische Serviërs, de Bosnische Kroaten en de Bosniakken, autochtone Bosnische moslims. Zoals in heel Joegoslavië kwam ook dit conflict voort uit de historische geschillen tussen deze drie partijen en in dit geval speelde de etnische achtergrond ook een belangrijke rol. Alle drie de partijen startten met het vormen van legers in het begin van de jaren, waarbij de Bosnische Serviërs de sterkste partij zouden worden, omdat deze werden gesteund door het beruchte Joegoslavische Volksleger, dat op dat moment bestond uit onder meer hooligans en paramilitairen. Omdat Joegoslavië uit elkaar viel, werd er in Bosnië-Herzegovina een referendum gehouden over de mogelijkheid van een on-


Generaal Ratko Mladić, ten tijde van de Bosnische Oorlog

afhankelijk Bosnië en Herzegovina. De Bosniakken en de Bosnische Kroaten waren voor het grootste deel etnische moslims en zij waren voor de onafhankelijkheid. De Bosnische Serven waren echter tegen de onafhankelijkheid en ze verklaarden het referendum ongrondwettig. Toen op 5 april 1992 de Bosniakken en de Bosnische Kroaten als gevolg van het referendum de onafhankelijkheid uitriepen, erkenden de Bosnische Serviërs deze uitslag niet en riepen zij twee dagen later de Servische Republiek uit. Het gevolg was een burgeroorlog die de boeken in zou gaan als een van de ergste sinds de Tweede Wereldoorlog. In het oosten van Bosnië begonnen de Bosnische Serviërs vanaf april 1992 met etnische zuiveringen, hierbij maakten zij onder andere gebruik van concentratiekampen.

Nederlandse inmenging Op het moment dat de Bosnische Oorlog ‘begon’ in 1992 zouden de VN aanstalten gaan maken voor een inmenging in het conflict. In juni 1992 breidden de VN het mandaat van de UNPROFOR, de Vredesmacht van de VN, uit van Kroatië naar Bosnië. Dit mandaat was echter erg beperkt en onhelder, wat een sterke en gerichte aanpak onmogelijk maakte. De VN zouden echter wel melden dat sommige delen van Bosnië-Herzegovina, waaronder Srebrenica, ‘safe areas’ worden, dat de bevolking ter plaatse beschermd zou worden en dat de VN ze niet in de steek zouden laten. De VN-aanwezigheid was echter meer bedoeld als afschrikmethode waardoor de bevolking een illusie van veiligheid werd voorgeschoteld. Nederland was ten tijde van de Bosnische burgeroorlog bezig om zichzelf weer op de kaart te zetten, na de Tweede Wereldoorlog kwam Nederland namelijk helemaal niet meer voor op het internationale toneel. Door deze ambitie en gedreven door het humanitaire gevoel

Oorlogsgebied: Bosnië ten tijde van de Bosnische Oorlog, met VN-enclaves

stelde Nederland in 1993 een Luchtmobiel Bataljon beschikbaar voor deze UNPROFOR missie, zonder van tevoren de gevaren en gevolgen te analyseren. Omdat Nederland hierin zo onbevlogen was, kreeg het de missie Srebrenica toegewezen, een bestemming die door vele andere landen werd geweigerd.

Srebrenica In 1994 kwam de Nederlandse landmacht aan in Bosnië-Herzegovina. Vanaf het begin stond het Nederlandse bataljon Dutchbat al achter op de lokale krijgsmachten, omdat ze de Canadezen niet hadden gevraagd naar de uitkomsten van hun verkenningsmissies in de regio. Ook was de opleiding die de soldaten in Nederland kregen niet voldoende. In principe waren de soldaten qua militaire vaardigheden genoeg geschoold, maar hen was niets geleerd over de Bosnische cultuur en de samenleving. Door het gebrek aan scholing kwamen er bepaalde stereotyperingen, zoals dat de Bosniërs vijandig tegenover de Nederlandse hulp stonden, waardoor het contact met de lokale bevolking moeizaam verliep en er voortdurend een negatieve mening over de Bosniërs heerste. Het bekritiseerde VN-maandaat zorgde ervoor dat de Nederlandse bataljons nooit accuraat konden optreden. Dit blijkt onder andere uit de gevechtsstrategieën van de Armija Republike Bosne i Hercegovine (ARBiH, het Bosnische Leger) en de Vojska Republike Srpske (VRS, het Servische leger). De ARBiH daagde het VRS uit, door met minimale legeracties het VRS weg te houden bij Sarajevo en verschuilde zich vervolgens achter Dutchbat, waardoor Dutchbat geregeld tussen twee vuren in kwam te liggen. Maar door het VN-mandaat dat passiviteit en ‘peacekeeping instead of peace-enforcement’ voorop stelde, kon Dutchbat nooit georganiseerd en effectief optreden. Daarnaast zorgde de blokkade-tactiek van ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

43


Opgravingen in 1996, een van de vele massagraven door de hand van het VRS

het VRS ervoor dat de mentale en fysieke weerbaarheid van de Nederlanders afnam. Echter tot juli 1995 leek niets er op te wijzen dat de safe area van Srebrenica serieus in gevaar kwam. Tot die tijd werden er alleen af en toe kleine delen van de enclave afgesnoept. Later bleek dat het VRS op 2 juli begon met het maken van een strijdplan. Op 6 juli begon de aanval op de enclave onder leiding van generaal Mladić en toen het VRS merkte dat er bijna geen tegenstand was, werd er op 9 juli besloten om een poging te doen de gehele enclave Srebrenica te veroveren. Dat de UNPROFOR in de vorm van Dutchbat afzag van een tegenaanval, had verschillende redenen. Ten eerste was er het mandaat dat pleitte voor passiviteit en hierdoor was Dutchbat gebonden om geen militaire middelen te gebruiken. Ook waren de Bosnische Serviërs veel groter in aantal en had de blokkadetactiek van het VRS gewerkt. Daarnaast was er geen luchtsteun vanuit de VN en was er een gebrek aan inlichtingen. De Nederlandse politiek en defensie hadden namelijk afgezien van alle intelligence-mogelijkheden die er waren, hoewel de Verenigde Staten meerdere malen hadden aangeboden zogenoemde COMINT-koffertjes het land in te smokkelen om op die manier gesprekken van de ARBiH en het VRS af te kunnen luisteren. Doordat er geen tegenaanval van Dutchbat kwam, kon Mladić ongestoord, zonder UNPROFOR-slachtoffers te maken, doorgaan met het veroveren van de enclave. Volgens historici zou Mladić terughoudender zijn geweest, als er slachtoffers aan de kant van de VN vielen, omdat hij bang zou zijn voor imago-schade voor de Bosnische Serviërs. De enige hoop die de Nederlanders nog hadden, was dat de VN luchtsteun zouden bieden op 11 juli, want zij waren in de veronderstelling dat luchtsteun ´robuust´ werd ingezet wanneer nodig. Niets bleek minder waar. De VN wilden graag vastklampen aan het idee van onpartijdigheid en samen met het feit dat het VRS op verschillende plaatsen gijzelaars had, zorgde dit voor het uiteindelijke besluit om geen luchtsteun te 44

Semester 2.2 - (2013-2014)

verlenen aan de in nood verkerende Dutchbat. 11 juli 1995, zou de geschiedenisboeken ingaan als de val van Srebrenica.

Genocide Zodra Srebrenica was gevallen, begon het Servische leger met het gevangen nemen van moslimmannen, -vrouwen en -kinderen, maar in de nacht van 11 op 12 juli besloot een deel van de moslimmannen een vluchtpoging te ondernemen richting Tuzla, onder leiding van de 28ste divisie van het ARBiH. Hun vluchtpoging mislukt en zij worden geëxecuteerd door het VRS. Hoewel vaak anders wordt gesuggereerd, heeft UNPROFOR niets te maken gehad met de beslissing van het ARBiH en vonden de executies niet plaats ‘onder het toezien’ van Dutchbat. De massamoord op deze vluchtelingen stond niet op de planning van het VRS. Achteraf bleek dat het VRS schrok van deze uitbraak en dit, samen met de wraakgevoelens jegens de moslimmannen en de wil voor etnische zuivering, zorgde ervoor dat de soldaten van het VRS als beesten tekeer gingen. Hoewel de massamoord op de vluchtende ARBiHsoldaten misschien niet gepland was, bleek uit massamoorden over het gehele gebied dat het uitroeien van moslimmannen wel bovenaan de agenda van de legerleiding van het VRS stond. Dit bleek ook uit de behandeling van krijgsgevangenen, die niets te eten en te drinken kregen, waarvan de identiteitsbewijzen niet werden gecontroleerd en er geen onderscheid werd gemaakt tussen soldaten en burgers. De massamoorden die in de enclave Srebrenica plaatsvonden, werden opgedragen door de commandant van het VRS, generaal Mladić, maar ook de rest van de legerleiding en de president van de Republika Srpska, Karadžić, gingen niet vrij uit. Na de val van Srebrenica en de massamoorden die daarbij gepaard gingen, vluchtten tienduizenden


mensen naar Potočari en de Nederlandse compound die daar gelegen was. Dutchbat ging meteen uit van evacuatie, omdat de mensenmassa, het VN-mandaat en de verschillen in mankracht tussen Dutchbat en het VRS effectief ingrijpen onmogelijk maakte. Daarnaast werden er op dat moment honderden moslims vermoord bij een lokale wraakoefening van het VRS, die een gedeelte van de mensenmassa buiten de basis van Dutchbat in Potočari afslachtten. Toen de bussen aankwamen voor de evacuatie, maakte Dutchbat onder leiding van commandant Karremans de keuze om de moslimmannen te scheidden van hun vrouwen en kinderen en de moslimmannen af te voeren naar Tuzla, waar zij veilig zouden zijn. Deze bussen werden echter onderschept en de inzittende moslimmannen werden door de Serviërs vermoord. Op die manier heeft Dutchbat dus indirect bijgedragen aan de etnische zuiveringen van de Bosnische Serviërs.

Nasleep Na de humanitaire ramp die zich afspeelde in Srebrenica en in de rest van de Bosnische Oorlog werden de Dutchbatters bekritiseerd door de buitenwereld. Het was duidelijk geworden dat op 12 en 13 juli de communicatie faalde, want ook toen het rustiger was geworden, slaagden de Dutchbatters niet in het rapporteren van de gebeurtenissen in en rondom Potočari. Het bleek toen echter ook al dat ten tijde van de verovering van de enclave Srebrenica en bij de massamoorden bij Potočari, Dutchbat al niet meer bij machte was om effectief te reageren op de gebeurtenissen. Maar het weinig charismatische media-optreden van commandant

Karremans, die in de media uitspraken deed als “there are no good guys or bad guys” en uitlatingen deed over generaal Mladić, met het oog op de zeer ernstige moordpartijen van het VRS, zorgden voor onbegrip bij de buitenwereld. Daarnaast werden er beelden uit een reportage vrijgegeven waarbij Karremans te zien was met Mladić en onder het genot van een glas water met hem zat te praten. Wat bij deze beelden niet werd gemeld is dat Karremans op dat moment al Nederlandse gijzelaars weer had gezien en verder geen concessies had gedaan. Naast alle uitlatingen en acties in de media van Karremans werden er op de televisie beelden getoond van feestende Dutchbatters, maar ook deze beelden waren vertekend. De aard en omvang van de massamoorden waren nog niet bekend, laat staan dat het volledig was doorgedrongen tot de Dutchbatters. Bovendien was het een kleine minderheid van het bataljon en hadden zij net een emotionele herdenking van hun overleden collega´s achter de rug. Wat vooral de VN op zich wordt kwalijk genomen is het feit dat zij Srebrenica bestempelden als safe area en zo de mensen die de enclave bereikt hadden een vertekend beeld gaven. Deze mensen hadden vaak al enorme gruweldaden van het VRS meegemaakt. De VN interventie-tactiek is echter wel drastisch veranderd na de gebeurtenissen in de Bosnische Oorlog. De krampachtigheid voor het handhaven van onpartijdigheid bij de VN verminderde en de bereidheid tot inzet van het luchtsteun nam toe. Militairen kregen ruimere bevoegdheden om het in te zetten, ook zonder ‘smoking gun’ als voorwaarde. ■

Jaargang 37 - GAXEX 4

45


ADVERTORIAL MIcompany

Behavioral Forecasting:

Tekst: Wynfrith Meijwes en Marnix Bügel

Het verbeteren van voorspellingen van bedrijfsresultaten met klantgedrag Veel “corporates” en beursgenoteerde bedrijven worden geregeerd door verwachtingen over de omzet en winst. Deze verwachtingen – ook wel forecasts genoemd - worden maandelijks dan wel op kwartaalbasis gemaakt en kunnen bij publicatie tot hevige beursbewegingen leiden. Zeker wanneer de communicatie afwijkt van eerdere verwachtingen of uitspraken. Zo werden de aandelen van Ryanair in september van vorig jaar bijna vijftien procent minder waard na een winstwaarschuwing van de luchtvaartmaatschappij. De koers van de prijsvechter bevindt zich nu op het laagste punt in vijf maanden. Een ander voorbeeld is de koers van Ziggo. Het bedrijf liet op 15 juli weten dat de winst in 2013 lager zal uitkomen dan eerder werd gedacht. Als gevolg daalde de koers in één week met 12% van €31,21 tot €27,54 per aandeel. Niet alleen zijn forecasts van belang voor aandeelhouders, ze kunnen ook grote impact hebben op medewerkers. Zo kondigde het Duitse Siemens aan, na de winstwaarschuwing in juli van dit jaar, 11.000 arbeidsplaatsen te zullen schrappen. In november 2013 maakte ook het energieconcern RWE, het moederbedrijf van Essent, bekend bijna 7.000 banen te schrappen als gevolg van een winstwaarschuwing voor 2014. Ondanks het grote belang van voorspellingen van eindejaarsresultaten, schiet de methodiek om tot een goede forecast te komen bij veel bedrijven te kort. Zo wordt vaak met gemiddelden op een veel te hoog abstractieniveau gewerkt en wordt onvoldoende veranderend klantgedrag gemonitord en gemodelleerd. Door het steeds uitgebreider beschikbaar komen van data over klantgedrag (“Big Data”) kunnen voorspellingen van resultaten beter en betrouwbaarder worden gemaakt (zie kader).

46

Semester 2.2 - (2013-2014)

De mogelijkheden van deze data heeft MIcompany gebruikt om een precieze methode te ontwikkelen om bedrijfsresultaten te voorspellen, te weten: “Behavioral Forecasting”. In dit artikel wordt deze methode toegelicht. Deze methode laat op vier onderdelen een belangrijke verbetering zien ten opzichte van de traditionele “Financial Forecasts”. We behandelen deze verbeterpunten en laten aan de hand van verschillende cases de werking in de praktijk zien. Hiervoor is onder andere Mieke van Os - manager Marketing Intelligence Marktstrategie bij verzekeraar Achmea – geïnterviewd. In 2013 is zij in samenwerking met MIcompany gestart “Behavioral Forecasting” voor schadeverzekeringen te implementeren. De doelstelling was om te weten of de gestelde targets van het lopende jaar behaald zouden worden. Inzicht in de verwachte omzet was dus noodzakelijk om helder te krijgen bij welke verzekeringen en klantgroepen bijgestuurd moest worden. Bij een telecomprovider is ook “Behavioral Forecasting” geïmplementeerd in 2012. Het kostte de telecomprovider veel tijd en moeite om verschillen op een gedetailleerd niveau tussen forecast en realisatie van de omzet in de mobiele markt te verklaren. Het was met de bestaande “Financial Forecast”-modellen niet mogelijk de impact van het snel veranderende klantgedrag op de omzet te voorspellen. Dit is een cruciaal punt dat als verbetering


Veranderend communicatiegedrag in de telecommarkt is aangebracht met de introductie van “Behavioral Forecasting” bij de drie mobiele labels van de telecomprovider.

Behavioral Forecasting verschilt ten opzichte van de traditionele “Financial Forecast” “Behavioral Forecasting” is een methodiek om voorspellingen te maken die op een viertal punten afwijkt van traditionele methodes. Dit is figuur 2 toegelicht. Ten eerste is het startpunt van “Behavioral Forecasting” het klantgedrag. Vanuit daar maakt het de vertaling naar de financiële componenten. Ten tweede maakt “Behavioral Forecasting” gebruik van de mogelijkheden van Big Data om de forecast granulair op te bouwen. Ten derde maakt “Behavioral Forecasting” gebruik van tijdreeksanalyse om seizoenseffecten te modelleren. Ten vierde is “Behavioral Forecasting” zelflerend, doordat het zich continu verbetert op basis van de meest recente cijfers. Hieronder wordt elk verbeterpunt met behulp van enkele voorbeelden toegelicht.

in klantgedrag wel voor hem financiële impact en dus De mobiele telecommarkt is de afgelopen jaren revolutionair verook voor de telecomprovider. 1 illustreert dit vooranderd door de opkomst vanTabel Whatsapp. Hierdoor is een aanzienbeeld. Bijkomend de forecast op factuurgelijk deel van het voordeel betaaldevan sms-verkeer voor telecomproviders verdwenen. Telecompaper rapporteerde dat T-Mobile in het eerste gevens is dat de forecast zowel interessant is voor het kwartaal van 2013 het aantal verstuurde sms'jes zag afnemen met management, de financial controllers als de marketeers. 41 procent en het totale dataverbruik met 50 procent. Uit de vele winstwaarschuwingen van de telecomproviders blijkt dat ze deze trend niet hebben zien aankomen. De belangrijkste reden hiervoor is dat dit soort trends in gemiddelden – waarmee veel financiële afdelingen voorspellen – wegvallen. In figuur 1 is de geïndexeerde verandering van het totaal aantal sms’jes in 2011 te zien. Opvallend is dat de afname in gemiddeld SMS-gebruik op het hele klantenbestand te verwaarlozen is (blauwe lijn in figuur 1). Wanneer we echter hetzelfde klantgedrag voor een specifieke klantgroep analyseren, zien we een heel ander beeld: De rode lijn vertegenwoordigt de klanten jonger dan 25 jaar die hun contract verlengen en overstappen naar een smartphone.

1. Behavioral Forecasting voorspelt klantgedrag en vertaalt het naar financials Bij “Behavioral Forecasting” staat in tegenstelling tot de “Financial Forecast” klantgedrag centraal. Om gedrag centraal te kunnen stellen, worden allereerst de ‘drivers’ van klantgedrag vastgesteld. Drivers zijn de belangrijkste “beïnvloeders” van klantgedrag. Voor een mobiele telecomprovider is dit bijvoorbeeld het type telefoon van een klant (een klant met een Iphone5 zal bijvoorbeeld meer data verbruiken dan een klant met een Nokia 6300), voor een schadeverzekeraar het type auto en voor een reismaatschappij een vakantieperiode. Om deze drivers te identificeren is data over klantgedrag nodig. Bij “Behavioral Forecasting” wordt hiervoor geaggregeerde brondata met factuurgegevens gebruikt. Analyses op deze data geven niet alleen inzicht in de drivers van klantgedrag maar geven bovendien inzicht in de impact van klantgedrag op omzet en winst. De facturen kunnen worden “gematcht” met de winst- en verliesrekening. Niet alle veranderingen in klantgedrag hebben namelijk financiële impact. Iemand die bijvoorbeeld slechts 50 minuten belt van zijn 100 minuten belbundel, gaat niet meer betalen als hij een aantal maanden 90 minuten gaat bellen. Als dezelfde klant echter 120 minuten gaat bellen, moet hij voor de 20 minuten buiten bundel wel meer gaan betalen. Dan heeft deze verandering

Figuur 1. Afname SMS bij groep "smartphoneverlengers" 49% groter dan totaal Zij lieten een grote daling zien van het aantal verstuurde sms’jes en tegelijkertijd een forse toename van het dataverbruik. Zij verruilden de sms voor Whatsapp, Twitter en Facebook. Om in markten het veranderd klantgedrag goed te voorspellen, is het granulair opbouwen van voorspellingen vanuit (kleine) homogene klantgedragsgroepen dus cruciaal. Het management ziet op totaalniveau in welke richting de omzet gaat, de controllers kunnen dit onderbouwen vanuit omzetstromen en de marketeers kunnen vanuit het klantgedrag zien waar en hoe ze hun proposities op de klant kunnen aanpassen.

2. Behavioral Forecasting is granulair Een tweede pijler van “Behavioral Forecasting” is de granulariteit. Vaak ontbreekt het bij de traditionele “Financial Forecasts” aan een granulair perspectief op ▶ Jaargang 37 - GAXEX 4

47


Figuur 2. Verbeteringen op vier onderdelen van “Behaveriol forecasting” versus traditionele “financial forecasts”

het klantgedrag. Bij “Behavioral Forecasting” ontleden we klantgedrag naar het diepste relevante niveau. Hierdoor krijg je beter grip op veranderingen in dit gedrag. Vaak lijkt een trendbreuk op een hoog abstractieniveau plotseling op te treden, maar is deze ontwikkeling vaak in een aantal kleine klantgroepen (de “early adapters” die zich anders gedragen dan de andere klanten) al veel langer zichtbaar. Dit leidt uiteindelijk tot een sneeuwbaleffect dat de totale omzetontwikkeling ombuigt (zie in het kader op pagina 1 een voorbeeld uit de telecom). Cruciaal hierbij is het perspectief vanuit verschillende klantstromen, zoals instroom, uitstroom en de stabiele klanten. Klantgedrag is tussen deze groepen vaak erg verschillend. Bij voorspellingen van het aantal klanten dat uitstroomt of een nieuw contract neemt, is het aantal klanten dat buiten contract raakt bij een telecomprovider een belangrijke voorspeller. De analyse van het gedrag van de klanten die verlengen, uitstromen of helemaal niets doen kunnen toegepast worden in de forecast. Een maand met een hoge uitstroom kan goed het gevolg zijn van een cohort klanten dat buiten contract komt als gevolg van een campagne precies een jaar eerder, en hoeft niet een slechte maand te betekenen.

3. Behavioral Forecasting maakt gebruik van tijdreeksanalyse Een veel gebruikte voorspelmethodiek door beleidsmakers is het “doortrekken” van jaar-op-jaar ontwikkelingen. Analyse op basis van daggegevens, ook wel tijdreeksanalyse genoemd, laat zien dat er echter vaak grote verschillen tussen de jaren zijn. Een derde bouwsteen van “Behavioral Forecasting” is daarom de techniek die wordt gebruikt om een trendontwikkeling en seizoenpatronen te identificeren. Bij veel bedrijven worden namelijk de effecten van weekenden en vakanties op de omzet niet goed voorspeld. Dit is belangrijk omdat hiermee het seizoensafhankelijke gedrag kan worden gescheiden van het seizoensonafhankelijke gedrag. “Behavioral Forecasting” gebruikt zogenaamde werkdagequivalenten om nauwkeurig de seizoenseffecten per 48

Semester 2.2 - (2013-2014)

Tabel 1 Financiële impact van klantgedrag voor een klant met een 100 minutenbundel van €10, met buitenbundeltarief van €0,20 ct per minuut klantgroep in te schatten. Voorbeelden hiervan zijn de effecten van vakantiedagen op klantgedrag en de impact van een weekenddag ten opzichte van een werkdag op klantgedrag. Op een zondag of een feestdag worden bijvoorbeeld 90% minder verzekeringen telefonisch afgesloten in vergelijking tot een “normale” werkdag, omdat callcenters vaak dicht zijn. Ook tijdens vakantieperiodes zien we afwijkend klantgedrag. In onderstaande grafiek zien we het effect van deze type dagen op maandniveau voor 2012 en 2013 voor de instroom van een verzekeringsproduct. Hierin zijn de effecten van de type dagen geïndexeerd op een normale werkdag. De grafiek maakt duidelijk dat de seizoensimpact van een maand in 2012 niet gelijk is aan dezelfde maand in 2013. Sterker nog, het seizoenseffect van april 2013 is 19% groter dan in april 2012. Het verschil wordt veroorzaakt doordat er in april 2012 een zondag meer was dan in 2013, Goede Vrijdag en Pasen vielen - in tegenstelling tot 2013 - in 2012 geheel in april en ook de meivakantie viel in 2012 anders dan in 2013. Een voorspelling die rekening houdt met de seizoenscomponenten is substantieel nauwkeuriger dan een voorspelling die jaar-op-jaarontwikkelingen doortrekt. Mieke van Os (Achmea): ”Afgelopen jaar zijn we met MIcompany begonnen om een “Behavioral Forecasting” voor onze schadeverzekeringen te implementeren. Er werd tot dat moment geen rekening gehouden met hoeveel werkdagen en feestdagen er in een maand zitten. Dat is natuurlijk een basiselement en wordt nu wél goed meegenomen in de forecast. Door te corrigeren voor deze seizoenseffecten kan de voorspelling al gauw met tien procent worden verbeterd.” Het modelleren van seizoenseffecten een belangrijk winstpunt: als een bedrijf elk kwartaal aan de markt en zijn aandeelhouders aangeeft wat de verwachtingen zijn, is een goede inschatting van seizoenseffecten essentieel. Een goed voorbeeld hiervan is de omzet bij een telecomprovider voor bellen in het buitenland. Deze omzet is erg afhankelijk van vakantieperiodes. Dit is van belang als een vakantieperiode in het ene jaar net buiten een kwartaal valt en in het andere jaar niet. De nieuwe methodiek van forecasten helpt om kwartaalomzetten goed in te kunnen schatten.


Figuur 3 Impact van dagtype en vakanties per maand in 2012 versus 2013

Figuur 4 Voorbeeld van “deviation management”

4. Behavioral Forecasting leert van voorspelfouten

afwijkingen van realisaties ten opzichte van de forecast van de kleinere producten, zoals een reisverzekering, zie je op het totaalniveau niet terug. Daarom wordt elke maand ingezoomd op de onderliggende producten en de premiedrivers om te zien waar de voorspelfout groot is. Dit gebruiken we vervolgens weer om het forecastmodel beter te maken.”

Een vierde bouwsteen van “Behavioral Forecasting” is het zelflerende vermogen van voorspelfouten. Gelet op steeds sneller veranderend klantgedrag is het voor een goede forecast cruciaal om te leren van afwijkingen ten opzichte van de realisatie. Belangrijk onderdeel van “Behavioral Forecasting” is daarom het monitoren van deze afwijking op een fijnmazig niveau. Door de afwijking op totaalniveau af te pellen naar de onderliggende klantgroepen en omzetcomponenten, wordt duidelijk welke groep(en) verantwoordelijk is voor een afwijking. Hierdoor kunnen ook in een vroeg stadium kansen en risico’s worden geïdentificeerd. Dit “deviation management” is een belangrijk onderdeel van “Behavioral Forecasting” en zorgt er voor dat de voorspelling zich snel aanpast op de meest recente cijfers. Figuur 4 geeft een versimpeld voorbeeld van “deviation management”: de voorspelling is afgezet tegen de realisatie van een bepaalde maand en de tussenliggende blokjes geven een verklaring van het verschil. Het totale verschil is slechts 0,1, maar als we naar de opbouw van dit verschil kijken, zien we in de onderliggende “drivers” twee forse afwijkingen van zowel +1,1 als -1,0. Dit zijn aandachtspunten waarop het forecastmodel moet worden aangescherpt. Zo kan in “Behavioral Forecast”-modellen voor alle combinatie van drivers de voorspelling worden vergeleken met de realisatie en worden verbeterd. Het aantal combinaties loopt vaak op tot boven de 5.000. Mieke Van Os: “Forse

Toepassing en resultaten Behavioral Forecasting “Behavioral Forecasting” is bij Achmea de basis voor de Business Planning waarin het jaarplan en targets voor het komende jaar worden vastgesteld. Zowel de kwaliteit als nauwkeurigheid is fors toegenomen. Mieke van Os geeft aan dat de nieuwe “Behavioral Forecasting” ook voor veel transparantie heeft gezorgd en daarbij een fundamenteel probleem heeft blootgelegd: ”Bij één label zagen we dat het target voor 2013 zo hoog was gesteld, dat dit alleen bij een verdrievoudiging van het productieaandeel kon worden gehaald. Doordat we de forecast nu hebben opgebouwd vanuit klantstromen kunnen we exact de haalbaarheid van targets toetsen. Andersom zien we dat een verzekeringslabel dat de afzet enorm ziet dalen, momenteel ver boven target scoort. Nu zowel het gerealiseerde als het geplande aantal verzekeringen en de premies transparant voor alle verzekeringslabels zijn, is het moeilijker om dit soort conservatieve targets te camoufleren.” ■

Jaargang 37 - GAXEX 4

49


Timmies en Tammies puzzelpagina

MathemaGrid Vul in de lege vakken de getallen 1 tot en met 9 in. Elk getal mag maar één keer voorkomen.

Hitori Kleur enkele van de vakjes in zodat er binnen geen enkele rij of kolom dubbele getallen staan. Hierbij moeten uiteindelijk alle niet ingekleurde vakken met elkaar in verbinding staan en mogen gekleurde vakken elkaar niet horizontaal of verticaal aanraken, diagonaal dus wel. Er is maar één oplossing mogelijk.

50

Semester 2.2 - (2013-2014)


20 jaar geleden in de GAXEX

All you need is love Ook in 1994 waren er al heftige romances onder de VESTING Leden. Het volgende artikel stond in GAXEX 4 van jaargang 17. Donderdag 31 maart werden Paul en ik opgeschrikt door een in de VESTING Kamer binnenstormende Richard. Hij had Robert ten Brink gezien. “Dat meen je niet!” ”Ja, echt waar.” “Wie heeft hij meegenomen?” “Janneke…” “Onze Janneke?” U begrijpt het al, het college inleiding informatica werd wreed verstoord door Robert ten Brink (van All you need is love) en daarmee was de hele studentenpopulatie, aanwezig op Paddepoel, in rep en roer. Dus zat de redactie dinsdag even voor half negen aan de buis gekluisterd. Wie had Janneke de schrik van haar leven bezorgd? Lees nog even door, want de GAXEX heeft ze beiden weten te strikken voor een gesprek. Bellen, bellen en nog eens bellen, want de almanak van economie blijkt toch niet zo up-to-date te zijn als gepretendeerd wordt. Maandagochtend blijken Janneke en Martijn beiden even tijd te hebben. Ze hebben elkaar ontmoet op Schier, tijdens het introductiekamp van econometrie. Sindsdien zijn ze goede vrienden van elkaar. Maar dan blijkt Eros een pijl te hebben afgeschoten, Martijn wordt verliefd. Een implusieve greep naar de telefoon, bellen en dan… Dinsdag gaat de telefoon, woensdag naar de studio, voor een gesprek. Het blijkt dat er meerdere gegadigden zijn voor een videoboodschap, maar na een screening wordt Martijn uitverkoren. Dan wordt de videoboodschap opgenomen. Het filmpje dat er aan vooraf gaat wordt pas later, donderdagmiddag gemaakt: Martijn als student in en rond het Academiegebouw (was ons eigen WSN niet mooi genoeg?) Verder wordt hem vriendelijk doch dringend verzocht donderdag niet op de colleges aanwezig te zijn. Donderdag 31 maart krijgt Janneke een grote schok. Robert ten Brink komt de zaal binnen, vraagt haar mee, stelt de geijkte vraag, maar Janneke heeft geen idee van wie de videoboodschap afkomstig is. Er gingen wel namen in haar om, maar om die nou te noemen. Echter Martijn? Nee… Ook aan haar de vraag zich stil te houden. Gelukkig was het Paasweekend, een ideale gelegenheid om naar huis te gaan en dus nieuwsgierige vragen van econometristen te ontwijken. De opnamen vonden op maandag plaats. Ook hier zijn zij strikt gescheiden. Janneke moest de middag doorbrengen met de dames die voor Tim (in de bar) kwamen. Zij kan dan ook precies vertellen hoe Tim eruit ziet etc. Daarnaast moesten de dames uitgebreid doornemen hoe je de trap afloopt, en een bar binnengaat, Janneke kon deze middag relaxt toekijken. Ze kan volstaan met een bezoekje aan de styliste (die kiest uit drie door Janneke meegenomen kledingsets) en aan de make-up. Voor Martijn lag een langere voorbereiding in het verschiet. Hij moest wel oefenen op het traplopen en tevens een soort proefgesprek voeren met Robert. Pas in de echte uitzending ziet hij het filmpje en ook dan pas bemerkt hij dat Janneke in de studio aanwezig was. Om het verrassingselement erin te houden, moet natuurlijk alles in één keer worden opgenomen, semi-live dus. Na de opnamen is er nog tijd voor een drankje in de bar, samen met alle medewerkers. Rest dan nog de vraag hoe de reacties zijn. Deze bleken veel in aantal en in het algemeen positief te zijn. Toch had Martijn niet verwacht dat er spontaan een groep meiden zou gaan gillen bij zijn aanblik. Jaargang 17 - GAXEX 4


Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met hun aanstelling: Conference Committee: Lise Boxum (voorzitter), Thomas Veenstra (penningmeester/secretaris), Kim de Groot (dagcoรถrdinator), Wouter Stultiens (bedrijfscontacten/sprekers) en Erik Post (bedrijfscontacten/ sprekers Multimedia Committee: Annanina Koster (voorzitter), Nigel Overmars (algemeen lid), Marc Fleurke (algemeen lid) Voorzitter Activity Committee: Britt van Veen Voorzitter Sports Committee: Mart van Ochten Wij wensen hen heel veel succes en plezier!

Nieuwe albums op de VESTING Website 15 april

AC Activity and Social

22 april

Conference

29 april

Inhouse day APG

02-11 mei

International Programme

07 mei

Freshmen Symposium

15 mei

Job Application Training

23-25 mei Sailing Weekend 27 mei

52

Semester 2.2 - (2013-2014)

AXENT End of the Year Party


Activiteiten Agenda 29-31 augustus

Introduction Weekend

01 september

Eerstejaarslunch

09 september

VESTING Social

Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met het behalen van hun bul: 02-04-2014

Nika de Vries A Hybrid Genetic Algoritm for a Multi-Depot Vehicle Routing Problem Variant with Split Delivery and an Inventory Restriction.

16-04-2014

Robert Poos Estimating the Drivers of Life Insurance Policy Lapsation and Modelling Portfolio Specific Mortality Rates.

22-04-2014

Fonkei Chan Intragenerational Redistribution in Dutch Occupational Pension Schemes.

VESTING Bestuur 2014-2015 Tessa van de Werve

voorzitter

Chris Wijnbergen vicevoorzitter en penningmeester Ruben Peeperkorn

secretaris

Sander Cremers

intern coรถrdinator

Nynke Gerards coรถrdinator bedrijfscontacten

Jaargang 37 - GAXEX 4

53


International Programme 2014

Tekst: Michiel Tammeling en Nynke Gerards

Op twee mei was het dan zover: na een lange voorbereiding is een groep van twintig studenten afgereist naar Schiphol, om daar in het vliegtuig naar Madrid te stappen. Met KLM verlieten wij het Nederlandse luchtruim om het gure weer te verruilen voor tien dagen subtropische heerlijkheid. Na wat milde turbulentie kwam de groep uiteindelijk zo’n drie uur later aan op het vliegveld van Madrid. In hotpants en met een bruingekleurde huid wachtten Joris en Nynke ons op om ons in de richting van het hostel te leidden. De weersvoorspellingen in Madrid waren goed, dus het eerste wat we deden na aankomst in het hostel was een terrasje pakken. Die avond vond onze eerste activiteit plaats: de tapas experience. En een experience was wel het juiste woord voor deze avond. Met twee dienbladen vol met bierpullen op elkaar gestapeld renden de obers door de zaak om iedereen van drankjes te voorzien en onderweg ook nog bij iedereen tapas op tafel te gooien (letterlijk). Misselijk van het vette eten werd hierna het nachtleven van Madrid verkend. Al snel was de euroknallerbar ontdekt, waar je halve liters bier of tinto (een Madrileense versie van sangria) kon drinken voor slechts anderhalve euro, en hier werd de gehele week goed gebruik van gemaakt. Na een korte nacht moesten we de volgende ochtend om zeven uur opstaan. Er zou deze dag namelijk gehiked worden. Onze begeleiders ontvingen ons aanvankelijk met gefronste wenkbrauwen vanwege onze brakke hoofden en klimuitrusting die varieerde van All Stars, tot zwembroeken en Hawaïaanse overhemden. We werden in busjes van Dreampeaks opgehaald om naar de Sierra de Guadarrama te worden gebracht. Waar de meeste mensen dachten dat dit gewoon een wandelingetje door wat heuvels zou zijn, bleek het toch een echte klimtocht te zijn. De boomgrens werd op een gegeven moment achtergelaten en er kwamen verschillende besneeuwde 54

Semester 2.2 - (2013-2014)

toppen in zicht, onderweg kwamen we enkele wilde koeien en schijnbaar suïcidale berghardlopers tegen. Op maandag was het dan zover; het eerste bedrijfsbezoek vond plaats. Na eerst een interessante ochtend bij Bankia te hebben doorgebracht, reisden we vervolgens af naar Santander. Hier werden we met een touringcar opgehaald, om een rondleiding van meer dan een uur te krijgen door wat ze zelf de Financial City noemen. Een erg indrukwekkende rondleiding, waarbij we onder andere het zelf aangelegde Santander-bos, het Santander-ziekenhuis, het Santander-museum en de Santander-supermarkt hebben gezien. Deze dag werd afgesloten met een presentatie, waarna we weer met de touringcar werden afgezet bij het metrostation. Na op dinsdag een bezoek aan INE (het CBS van Spanje) en de Nederlandse Ambassade te hebben gebracht, reisden we met de nachttrein van Madrid naar Lissabon. De nachttrein bestond voor ons uit een verzameling hokjes met krakkemikkige bedjes waarin we “zachtjes” wiegelend in slaap werden gesust. De volgende morgen zouden we een tour door Lissabon volgen, maar door onverwacht oponthoud met de trein viel dat plan in het water. Nadat we in het schilderachtige Lissabon waren aangekomen, was er nog even tijd om de stad te verkennen en te lunchen, om vervolgens de Universiteit te gaan bezoeken. Daar werden we ontvangen door een dozijn enthousiaste Portugese docenten en studenten die ons maar wat interessant vonden. Nadat we de faculteit ver-


lieten, pakten we een van de Parkinson trams die de bergen van Lissabon omhoog stuiterden. Daar kwamen we terecht bij Castelo de São Jorge, vanaf waar we de mooiste vergezichten van Lissabon hadden. De avond/ nacht werd afgesloten met een bezoek aan het Portugese nachtleven met als Grand Finale de Urban Beach Club. Een loungeclub vol Portugees schoon en harde beats waarin de VESTING Enclave de dansvloer een lange tijd onveilig maakte. Donderdag was Deloitte Lissabon aan de beurt voor een bezoek. We werden hartelijk ontvangen door Rita Soares en na een rondleiding en een reeks presentaties mochten we zelf aan de slag om onszelf beter te leren kennen. Een zeer enthousiaste en energieke jongeman begeleidde ons in de zoektocht naar onze verlangens op het gebied van onze toekomstige carrieres en levens. Op vrijdag was alweer de laatste dag van de officiële bedrijfsbezoeken aangebroken. Na eerst een introductie van het bedrijf AXA te hebben gekregen en een rondleiding te hebben gehad, was het tijd voor de meest uitgebreide lunch van de week. Moeite noch kosten waren gespaard om het ons naar de zin te maken. We hebben alle tijd gekregen om met de werknemers te kletsen en al onze vragen te stellen. Vervolgens had iedereen wat vrije tijd om de laatste souveniers te kopen, nog even aan zijn of haar teint te werken, of een powernapje te doen in de middag.

Zaterdag was meteen onze laatste dag van culturele activiteiten. We zijn weer vroeg opgestaan om met de trein naar Sintra te gaan. Dit is een dorpje dat op de Unesco Werelderfgoedlijst staat. Na te hebben rondgekropen door grotten, ons te hebben vergaapt aan indrukwekkende gebouwen, en gewinkeld te hebben, namen we de bus naar Cascais met een tussenstop bij Cabo da Roca, het meest westelijke puntje van het vasteland van Europa. Een deel van de groep bleef bij Cabo da Roca zitten in de bus, om eerder naar het strand van Cascais te gaan terwijl de rest de Atlantische windvlagen trotseerde langs de rand van de Portugese kliffen. In Cascais hebben we onze laatste gezamenlijke maaltijd genuttigd. Een uitgebreid zeven gangen diner werd ons voorgeschoven, waarbij het toetje alleen al gold voor een uitgebreide maaltijd aan calorieën. Met volle buiken gingen we terug naar Lissabon, om de volgende dag te beginnen aan de terugreis naar Groningen. De terugreis was een zoals elke terugreis: veel koffers, slaperige gezichten en lang wachten op het vliegveld. Gelukkig werden we in de metro opgevrolijkt door een accordeon spelende bedelaar met op zijn schouder een verklede chihuahua die met een bakje in zijn mond het geld collecteerde! Het vliegtuig bood ons daarentegen gelukkig alle rust om een dutje te doen en weer bij te komen van tien onvergetelijke dagen. ■

Jaargang 37 - GAXEX 3

55


Column VESTING Voorzitter

4∞ jaar studentenleven Medio mei hadden we de Besturen Integratie Dag (BID) van het LOES, het Landelijk Orgaan der Econometrische Studieverenigingen. Deze dag wordt georganiseerd voor én door de besturen van alle studieverenigingen econometrie in Nederland, en bestaat uit een activiteit, een hapje en een drankje, en vooral heel veel gezelligheid. Dit keer was het de beurt aan VSAE (Universiteit van Amsterdam) om deze dag te organiseren, en de BID werd dan ook gehouden in Amsterdam. Voor mij betekende dit voor een dagje teruggaan naar de stad waar ik ook een tijdje heb gestudeerd. Ook daar kreeg ik weer de vraag: “Waarom heb je dan toch gekozen voor econometrie in Groningen?” Ik neem aan dat niet alleen ik, maar ook velen van jullie voor deze keuze hebben gestaan. Voor sommigen ligt Groningen misschien voor de hand, omdat het dichtbij je ouders is en het dus goed te treinen is. Anderen kiezen misschien voor econometrie in Groningen, omdat de studie Engelstalig en kleinschalig is. Zelf heb ik heel erg lang getwijfeld tussen Amsterdam en Groningen. Amsterdam had voor mij zo ongeveer alles wat Groningen niet had: goede bereikbaarheid met de trein, familie dicht in de buurt, legio concerten en festivals, noem maar op. Toch heb ik voor Groningen gekozen.

woon een studentenparadijs! Groningen is de enige echte stad in het Hoge Noorden, maar voor velen van ons voelt het eerder aan als een studentendorp. Deze sfeer en cultuur ontstaat niet van de één op de andere dag; de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) is namelijk in 1614 opgericht. Een kleine rekensom maakt dat de eerste studenten exact 400 jaar geleden voor Groningen hebben gekozen. Na de Universiteit Leiden is de RUG de oudste universiteit van Nederland. De afgelopen maanden werd dit 400-jarig bestaan van de RUG gevierd door middel van onder andere exposities, een lustrumgala, en een alumniweekend. Ik was zelf dan ook wel benieuwd naar het ontstaan en de ontwikkeling van de RUG sinds de oprichting van deze universiteit. Hoe is het allemaal begonnen, en wat heeft er allemaal plaatsgevonden in deze vier eeuwen?

Van deze keuze heb ik geen spijt gehad. Nee, ook niet wanneer station Meppel eruit ligt en dit meteen een vertraging oplevert van meer dan een uur, omdat er maar één spoorlijntje richting Groningen gaat. En ook niet wanneer de dichtstbijzijnde stad je - zelfs zonder vertraging - twee uur reizen kost. Er gaat tenslotte toch niets boven Groningen?! Onlangs is Groningen uitgekozen tot de gelukkigste stad van Europa. Groningen staat aan kop met tevredenheid over onder andere gezondheidszorg (95%), openbare ruimte (94%) en onderwijs (89%). Maar liefst 97% van de inwoners geeft aan blij te zijn in Groningen te wonen. Wat is er dan zo speciaal aan Groningen?

Exact vierhonderd jaar geleden stichtten de Staten van Stad en Ommelanden een universiteit. De universiteit begon met zes hoogleraren voor de faculteiten theologie, rechten, geneeskunde en de vrije kunsten. Nu, vierhonderd jaar later, heeft de RUG bijna vijfhonderd professoren aan negen faculteiten. De nieuwe universiteit werd gehuisvest in de leegstaande kloostergebouwen aan de Broerstraat. Deze straat is ons allen wel bekend als de straat waar ook de UB zit, waar vele uurtjes worden doorgebracht; niet alleen om te studeren, maar ook voor de nodige koffieuurtjes. Groningen was al snel een aantrekkelijke universiteitsstad voor veel buitenlandse studenten, het merendeel afkomstig uit de Duitse grensgebieden. Het gevolg hiervan was dat maar liefst een derde van de in totaal twaalfduizend studenten in de zeventiende en achttiende eeuw van buitenlandse afkomst was. Later werd het aantal vakgebieden verder uitgebreid en werd er onder andere geïnvesteerd in de faciliteiten van de universiteit. Sindsdien, met uitzondering van de periode voorafgaand aan en gedurende de Tweede Wereldoorlog, groeit de RUG naar bijna dertigduizend studenten.

Exact deze vraag heb ik aan een aantal studiegenoten gesteld. Eén studiegenootje gaf al aan, Groningen is ge-

Nu, anno 2014, worden vele studieuurtjes door ons doorgebracht op het Zernikecomplex, aangezien daar de eco-

56

Semester 2.2 - (2013-2014)


nomische faculteit is gehuisvest. De RUG kent inmiddels vele beroemde alumni, en veel gebouwen op het Zernike zijn naar deze alumni vernoemd. Het Zernikecomplex zelf is vernoemd naar Frits Zernike, Nobelprijswinnaar voor de natuurkunde (1913). Daarnaast kennen we allemaal de Aletta Jacobshal waar we zwoegen tijdens onze tentamens, vernoemd naar de eerste vrouwelijke student in Nederland (1871). De VESTING Kamer zit in het Duisenberg gebouw, vernoemd naar Wim Duisenberg, de eerste president van de directie van de Europese Centrale Bank (1998). Tot slot heb je ongetwijfeld in je eerste jaar de nodige wiskunde uren doorgebracht in de collegebanken in de Kapteynborg, vernoemd naar Jacobus Kapteyn, die het bewijs dat de melkweg roteert heeft geleverd (1900). Zoals ik al zei, de Groningse studentencultuur kent een lange geschiedenis met als gevolg een stad waar maar liefst één op de vijf inwoners student is. Ook deze studentencultuur komt terug in de viering van het lustrum. In het Groninger Museum is namelijk de tentoonstelling “De student in Groningen 1614-2014” te zien. Deze tentoonstelling toont het studentenleven aan de hand van originele voorwerpen, foto's en filmbeelden. Die laten niet alleen het gezellige studentenleven zien zoals wij dat kennen, maar ook de rol van studenten tijdens verschillende oorlogen, in de politiek en in het sportleven. Ben je benieuwd naar bijvoorbeeld de oude bierglazen, dassen, en de welbekende studentenmutsen, dan is een

tripje naar het museum het zeker waard. De expositie is tot september te bezichtigen, dus je kunt er tijdens de vakantie nog heen. Heb je toch meteen maar weer voldaan aan je culturele verplichtingen tijdens de vakantie! Op het moment van schrijven heb ik nog geen vakantie, maar hebben wel net de eerste zonnestraaltjes het Hoge Noorden bereikt. Voor veel studenten betekent dit massaal naar het Noorderplantsoen trekken, met een barbecue en biertje onder de arm. Ik hoop dan ook dat dit zonnige weer nog eventjes aanhoudt, maar Groningen kennende is het hier toch altijd een paar graadjes kouder dan in de rest van Nederland. Voor de zekerheid ga ik nu toch maar een paar zonnestraaltjes meepakken in het plantsoen om een goede voorraad vitamine D aan te leggen. Het lijkt me dan ook toepasselijk om af te sluiten met “Het gras van het Noorderplantsoen”, het lied dat elke Groningse student kent én herkent. Want als ik weg ben dan mis ik de straten Vanaf de Toren tot aan Westerhaven Ik mis de grachten, de mensen Stadjers, studenten Het allermooiste accent Geen Frankrijk, laat staan Kameroen Doe mij maar het gras, het gras van het Noorderplantsoen Een hele fijne vakantie gewenst allemaal! ■

Tessa van de Werve VESTING Voorzitter

Jaargang 37 - GAXEX 4

57


Colofon / Adverteerders Hoofdredactie Nynke Gerards Redactie Wies van Eeden Nynke Gerards Arthur Molenaar Noortje Stolk Michiel Tammeling Marieke Vollebregt Lasse Vuursteen Ruben te Wierik Tim van Wilsum Lay-out Nynke Gerards Michiel Tammeling Ontwerp lay-out Fred Heijnen Melinda Jagersma Bram de Jonge Arne Wolters

2

Flow Traders

4

APG

24-26

Towers Watson

31

EY

46-49

MIcompany

59

Zanders

60

Towers Watson

Acquisitie Nynke Gerards

Redactieadres VESTING Magazine Commissie Postbus 800 9700 AV Groningen Tel: (050) 363 70 62 E-mail: gaxex@devesting.nl Oplage 600 Druk Flyeralarm

58

Semester 2.2 - (2013-2014)

VESTING is geliĂŤerd aan de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging


nt e em g na a e c M n a k n i F Ris te a r po II r y o c n C ve l o S / l III e s a B s Derivative

Treasury Management Systems Structured Finance Liqui dity M anag Hed emen ge A t c Va cou lue ntin at g Ris k

Founded in 1994, Zanders is

We are hiring ambitious people with

to reach your career aspirations, not

recognized as the leading independent

a hands-on mentality. You will need

forgetting to have fun along the way.

consultancy globally, exclusively

to be eager about consulting and

focused on Treasury Management,

nance and you’ll want to challenge

As a Zanders consultant, you will work

Risk Management and Corporate &

the ordinary with creativity and a

on real-life problem-solving using all

Structured Finance. We are currently

passion to perform.

the tools at your disposal, including your own expertise, your people skills

recruiting the new generation of consultants that will bring ingenuity

You will have the freedom to work with

and the huge resource of experience

and fresh visions to the nancial

responsibility and respect while working

and knowledge from your Zanders

profession.

in a team, engaging with each other

colleagues.

www.zanders.eu/career Zanders Netherlands Brinklaan 134 1404 GV Bussum +31 35 692 89 89

Zanders Belgium Place de l’Albertine 2, B6 1000 Brussels +32 2 213 84 00

Zanders UK 26 Grosvenor Gardens London, SW1W 0GT +44 20 7730 2510

Zanders Switzerland Bächtoldstrasse 5 8044 Zürich +41 44 256 81 70


Hi, I’m

Athena

I work at Towers Watson, and today I did something extraordinary.

yourimagination. You’ve nearly completed your degree, and you’re ready for what’s next: a job that will inspire you, make you think and put your skills to the best use. But don’t you really want more than that? Go beyond your expectations at Towers Watson.

QR Code goes here

If you join us, you’ll often be challenged to do something extraordinary. From the start, you’ll team with senior associates to learn on the job and interact with clients on projects that help improve their business. And along the way, you’ll be in charge of your own career, working with your manager to decide what’s next and how to get there. Sound good? Then plan to Go Beyond at Towers Watson.

Towers Watson. A global company with a singular focus on our clients.

Benefits Risk and Financial Services Talent and Rewards Exchange Solutions towerswatson.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.