GAXEX 2 Jaargang 37

Page 1

Hoe vergaat het de masterstudent bij SNS REAAL?

For infi nity

Een uiteenzetting van de discussie over het al dan niet bestaan van oneindigheid

Hoofdsponsoren:

Cosponsoren:

VESTING Magazine - Jaargang 37 - Editie 2

Interview met Hasse de Bie


97

84

TREEDT AANSLUITEND IN DIENST BIJ APG

ES

12

TRAINEES MAAKT DE 24 MAANDEN VOL

T

EN T A ID

D

AN K 0

7 N

50

TE N A T ICI

L

OL 0S

64% VAN 4000 APG’ERS IS MAN

4000 COLLEGA’S IN 756 VERSCHILLENDE FUNCTIES Corporate Staven

Pensioenen

Asset Management

ICT Finance

25.1232.13

werkenbijapg.nl de grootste financiële dienstverlener in pensioen

NE I A R

36% VROUW

MET €330 MILJARD BEHOREN WE TOT DE TOP IN VERMOGENSBEHEER


Voorwoord

Wind of change De lente, mijn lievelingsseizoen, is weer in aantocht. Voorzichtig zullen de temperaturen stijgen, er zullen knopjes aan de bomen komen en krokusjes zullen gaan bloeien. En ook door VESTING waait een frisse lentewind, om maar even een cliché te gebruiken. Een nieuw bestuur met veel nieuwe plannen is bekend gemaakt, sollicitaties voor vele nieuwe commissies vinden plaats, en als klap op de vuurpijl: een nieuwe rubriek in deze GAXEX! Deze editie wordt voor het eerst een bekend statisticus of wiskundige uit de geschiedenis beschreven, die met zijn werk veel invloed heeft gehad op de wiskunde zoals wij die nu kennen. Dit is tevens alweer de laatste editie van de GAXEX waarvan ik hoofdredacteur ben. Vanaf de volgende editie neemt Nynke Gerards het stokje over. Ik wil haar heel veel succes en plezier wensen met deze leuke functie. Ik wil hierbij ook graag gebruik maken van de gelegenheid om de Magazine Commissie te bedanken voor het afgelopen jaar. We hebben vier goedgevulde GAXICES geleverd, en mijn eerste jaar als lid van de Magazine Commissie is me, dankzij de gezelligheid en het enthousiasme van alle commissieleden, ontzettend goed bevallen.

Design te werken, maar ook je algemene ontwikkeling wordt enorm gestimuleerd. We streven ernaar om elke editie zoveel mogelijk wiskundige, statistische, economische of financiële artikelen erin te krijgen. Maar soms heeft één van de redacteurs inspiratie voor een artikel met een totaal andere insteek, en daar is dan ook altijd ruimte voor. Op deze manier pogen we een inhoudelijk sterk blad neer te zetten, met een zo divers mogelijk aanbod aan onderwerpen. Doordat je elke editie elkaars artikelen grondig controleert, op inhoud en spelling, steek je ongemerkt ontzettend veel op. Ook deze editie hebben we weer een uiteenlopend scala aan onderwerpen, variërend van een artikel door Wies van Eeden over het al dan niet bestaan van oneindigheid, tot een verslag van de invloed van de drugsexport op de Colombiaanse economie door Tim van Wilsum. Het artikel over poker uit de eerste editie van dit jaar wordt vervolgd met een uitleg over het ‘independent chip model’, vanaf bladzijde 12 . Daarnaast zijn er nog vele andere langere en kortere artikelen te lezen. Ook hebben we weer een interview met iemand uit het werkveld, dit keer VESTING Lid Hasse de Bie, die zijn scriptie schrijft bij SNS. Veel leesplezier gewenst!

Het was daarnaast ook een ontzettend leerzaam jaar. Het tot stand laten komen van een tijdschrift verbetert niet alleen je grammaticale skills en leert je om met In-

Marieke Vollebregt GAXEX Hoofdredacteur

Jaargang 37 - GAXEX 2

3


NOTHING BEATS WINNING

Do you thrive on outsmarting your competition? Flow Traders is looking for Junior Traders with excellent mathematical and analytical skills combined with an interest in global financial markets. In this challenging position you manage and optimize our daily position in a wide range of financial products. If you want to be part of our winning team, don’t hesitate to apply for the Junior Trader position via our website: www.flowtraders.com For more information please email: careers.amsterdam@nl.flowtraders.com or call Floor de Wit on 020-7996799.

Flow Traders is an international leading trading house.

Amsterdam

New York

Singapore


De wijsheid van de menigte De wijsheid van de menigte, beter bekend onder de Engelse term wisdom of the crowd, is een frappant fenomeen, dat erop neerkomt dat een groep mensen zonder specifieke expertise op een vakgebied gezamenlijk vaak in staat is om een antwoord te geven dat zeer dicht in de buurt zit van de werkelijkheid. Dit artikel omschrijft dit bijzondere verschijnsel.

6

Een stromende economie

Tegenwoordig gebruiken wij allerlei statistische programma's om economische modellen te bouwen, maar vroeger bestonden deze programma's evenals de benodigde computers nog niet. Toen had men echter een andere krachtige simulator: de MONIAC, een hydraulische computer die complexe economische processen kon modelleren. Hoe werkt deze machine en waarvoor werd hij gebruikt?

23

Interview met Hasse de Bie

Hasse de Bie, masterstudent EORAS aan onze universiteit, is bezig met het schrijven van zijn scriptie aan de hand van een stage bij SNS Asset Management. We spreken hem over zijn studie, zijn ervaringen bij SNS, zijn plannen voor de toekomst en tips voor aanstormend econometristen.

26

10 Kort door de bocht

39 20 jaar geleden in de GAXEX

12 The independent chip model

40 Timmies en Tammies puzzelpagina

16 MIcompany: NIVEA for Men in de verlenging 20 For infinity? 29 Portret: Pierre de Fermat 30 Kort door de bocht 32 Colombiaanse poedersuiker 36 Volgende station: lerende economie

40 Student in het buitenland: Steffen Bakker in Noorwegen 44 VESTING Pagina 46 Sfeerverslag Liftwedstrijd 48 Column VESTING Voorzitter 50 Colofon Jaargang 37 - GAXEX 2

5


Tekst: Arthur Molenaar

De wijsheid van de menigte Tijdens een braderie in het Engelse Plymouth in 1906 konden bezoekers tegen betaling het gewicht van een geslachte os raden. De bezoekers vulden hun antwoord in op een papiertje. Degene die er het dichtst bij zat, zou met een mooie prijs naar huis gaan. Statisticus Francis Galton was geïnteresseerd in de resultaten van dit spel. Al tijden deed hij onderzoek naar het stemgedrag van kiezers in een democratie, in de veronderstelling dat ‘de gewone man’ geen goede keuzes kan maken. Op de braderie hadden veel leken een stem uitgebracht, dus hoopte Galton dat hij hiermee kon aantonen dat een groep mensen zonder expertise geen goed inschattingsvermogen heeft. Hij verzamelde na afloop van het spel alle papiertjes en voerde een aantal statistische tests uit. Bijna achthonderd mensen hadden een stem uitgebracht. De spreiding van de antwoorden was zeer groot; veel mensen hadden duidelijk geen idee van wat een os ongeveer woog en gokten dus totaal verkeerd. Maar toen Galton alle inzendingen middelde, kwam hij op een opvallende uitkomst: het rekenkundig gemiddelde van de hele groep was 1197 pond (ongeveer 543 kg), terwijl de os in werkelijkheid 1198 pond woog. Het gemiddelde van de groep zat minder dan 0,1 procent van het werkelijke gewicht af. Dit is het klassieke voorbeeld van de wijsheid van de menigte, beter bekend onder de Engelse term wisdom of the crowd. Dit fenomeen is uitgebreid beschreven in het boek The Wisdom of Crowds van James Surowiecki, redacteur van The New Yorker, in 2004. Onder bepaalde omstandigheden is een groep mensen zonder specifieke expertise op een vakgebied gezamenlijk in staat om een antwoord te geven dat zeer dicht in de buurt zit van de werkelijkheid. In veel gevallen zit het gemiddelde van de groep zelfs dichter bij de werkelijkheid dan de gok van het beste individu. Ook in Plymouth was dat het geval; niemand zat er dichter bij dan het gemiddelde. 6

Semester 1.2 - (2013-2014)

Het principe van wijsheid van de menigte houdt verband met het concept van convergentie naar het gemiddelde, waarbij er in dit geval van uit wordt gegaan dat het gemiddelde van alle gokken de werkelijke waarde is. De individuen die meededen aan het spel gokten op basis van twee componenten. Ten eerste zagen ze de os in kwestie voor zich. Vanzelfsprekend zal een grotere os ervoor zorgen dat je met je gok iets hoger gaat zitten dan bij een kleiner dier. Tevens is deze informatie hetzelfde voor iedereen die goed kan zien. Daarnaast had iedereen persoonlijk een idee over hoeveel een os ongeveer weegt en hoe de specifieke os zich verhoudt tot de ‘gemiddelde os’. Hier ontstaat bijna altijd een bepaalde ruis in de schatting. Hoewel de een beter kan inschatten hoeveel een os weegt dan de ander, is het zeer moeilijk om exact in te schatten wat het gewicht van een os is. In gevallen waar wijsheid van de menigte goed werkt, zal de ruis van alle verschillende individuele gokken elkaar opheffen. Misschien dacht iemand die nauwelijks met ossen werkt wel dat het beest 1800 pond woog, terwijl iemand anders de os juist veel te licht had ingeschat. De theorie achter wijsheid van de menigte stelt dat al deze ruis elkaar opheft, waardoor uiteindelijk het werkelijke antwoord overblijft. We zouden een individuele gok wiskundig kunnen weergeven als xi= S + ε, waarbij S het signaal (de relevante informatie) voorstelt, en ε de ruis (verstoring van de relevante informatie). Als wijsheid van de menigte standhoudt, zal het gemiddelde van alle gokken geen ruis — en dus alleen het signaal — bevatten: .


Hoeveel snoepjes zitten er in de pot? De menigte weet het antwoord.

Meer praktijkvoorbeelden Hoewel het misschien niet intuïtief klinkt dat het gemiddelde van een groep een betere voorspeller is dan de beste gok uit diezelfde groep, is dit fenomeen vaak getest en overal in de maatschappij zichtbaar. Een goed voorbeeld is de toto. Mensen zetten geld in op de uitkomst van een sportwedstrijd en krijgen daar (afhankelijk van de odds) een bepaalde hoeveelheid geld voor terug als ze het goed hebben voorspeld. Het ligt voor de hand dat hoe meer geld je terugkrijgt voor een goede gok, hoe kleiner de kans is dat dat ook werkelijk gebeurt. Voor de voetbalwedstrijd tussen Ajax en Celtic op 6 november 2013 kreeg je bijvoorbeeld €1,85 voor iedere euro die je op winst voor Ajax inzette (wat uiteindelijk ook gebeurde), terwijl je als Celtic had gewonnen maar liefst €4,36 terug zou krijgen als je daarop had gewed. De basisregel is dat het aantal euro dat je wint omgekeerd evenredig is met de kans dat die bepaalde ploeg daadwerkelijk de wedstrijd wint. In het voorbeeld is de kans dat Ajax wint dus ongeveer 1/1,85 = 54 procent en de kans op winst voor Celtic 1/4,36 = 23 procent. Dit is niet helemaal correct, aangezien wedkantoren ook een bepaalde winstmarge inbouwen in de odds, waardoor je minder uitbetaald krijgt dan je eigenlijk ‘verdient’. Daarom zijn de werkelijke winkansen iets kleiner dan in de berekening, maar voor het voorbeeld is dat geen probleem. Nu is het zo dat wedkantoren vooraf een bepaalde betting line (een overzicht van bedragen die je voor iedere ingezette euro krijgt als je goed hebt gegokt) opstellen, maar dat zij die bedragen veranderen aan de hand van hoe er gegokt wordt. Zij geloven in wijsheid van de menigte: als het wedkantoor een bepaald idee heeft over de kansen van Celtic, maar duizenden gokkers denken daar anders over, dan is de kans groot dat het wedkantoor ernaast zit. En inderdaad, het blijkt dat de betting lines een beter beeld geven van de kansen van ieder team om te winnen, dan de individuele

voorspellingen van een groep experts, die je op tv en andere media tegenkomt. Een team dat volgens de betting odds dertig procent kans heeft om te winnen zal ook daadwerkelijk in ongeveer dertig procent van de gevallen winnen. Een ander voorbeeld zijn peilingen voor verkiezingen. Met name prognoses vlak voor de verkiezingsdag geven een relatief betrouwbaar beeld van de kansen van alle partijen. Uiteraard wordt de foutmarge groter naarmate de verkiezingsdag verder in de toekomst ligt. In de Verenigde Staten vergaarde statisticus en oudmedewerker van The New York Times, Nate Silver, grote bekendheid met zijn voorspellingen voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2008 en 2012. Silver gaf Barack Obama de dag voor de verkiezingen in 2012 meer dan negentig procent kans om te winnen, terwijl veel andere peilingen en experts op tv zeiden dat het een bijzonder spannende race zou gaan worden en dat er geen peil op te trekken viel wie er zou gaan winnen. Silver gaf ook voorspellingen per staat wie er zou gaan winnen. Op de verkiezingsdag bleek dat Obama inderdaad zonder veel problemen de winst binnenhaalde, maar nog bijzonderder: Nate Silver had van alle vijftig staten correct voorspeld wie er zou gaan winnen, waaronder dus ook alle swing states, staten waarin het iedere vier jaar onduidelijk is wie er gaat winnen. Silver begreep wat wijsheid van de menigte inhield en had een model ontwikkeld dat de honderden peilingen die door het hele land werden gehouden combineerde. Door middel van een wegingsfactor kon hij peilingen die in de geschiedenis preciezer waren gebleken een groter aandeel toekennen dan andere, maar verder was het niet veel meer dan een gemiddelde van alle peilingen samen. Effectief gezien heeft Silver dus geen kennis toegevoegd, maar slechts bestaande kennis gecombineerd. Hij legt zelf uit in zijn boek The Signal and the Noise dat weliswaar veel peilingen een spannende race voorspelden, maar dat in nagenoeg ▶ Jaargang 37 - GAXEX 2

7


al die peilingen Obama wel als winnaar uit de bus kwam (zij het met een kleine marge). Dit gegeven komt terug in zijn uiteindelijke voorspelling. Verreweg de meeste peilingen worden gehouden door onderzoeksbureaus die statistisch onderlegde professionals in dienst hebben om een steekproef te creëren, die zo precies mogelijk de demografie van het volk weergeeft. De peilingen worden uiterst zorgvuldig uitgevoerd en er wordt veel waarde gehecht aan een zo klein mogelijke foutmarge. Maar toch presteert Nate Silver beter dan bijna alle onderzoeksbureaus, simpelweg door een gewogen gemiddelde te nemen van alle peilingen. Ook op de beurs is dit fenomeen zichtbaar. Bij dit ‘wedkantoor voor bedrijven’ geven duizenden experts en leken hun mening over het bedrijf in kwestie door te handelen in aandelen. De vele indices geven een algemeen beeld van de markt door de prijs van alle aandelen (al dan niet gewogen) te middelen. En inderdaad, het blijkt zeer moeilijk om als individuele handelaar consequent meer rendement te behalen dan grote indices zoals de S&P 500- of de NASDAQ Composite-index. Kennelijk is ‘de markt’ beter geïnformeerd dan de individuele handelaar. Dit fenomeen is het uitgangspunt van de efficiënte-markthypothese (efficient market hypothesis), oftewel EMH. De EMH stelt dat de koers van een bedrijf een reflectie is van alle (publieke) informatie die over dat bedrijf bekend is, en het dus vrijwel onmogelijk is om winst te maken op lange termijn. De meeste wetenschappers en professionals in de financiële sector zijn het erover eens dat de EMH op zijn minst gedeeltelijk waar is. Deze hypothese berust op het gegeven van wijsheid van de menigte. Als duizenden of zelfs miljoenen mensen denken dat een aandeel een bepaalde prijs zou moeten hebben, is de kans klein dat een individuele handelaar die op een andere prijs uitkomt het beter weet.

Juiste omstandigheden Wijsheid van de menigte is een handig instrument om de ruis uit een groep van voorspellingen te halen, simpelweg door het gemiddelde van alle voorspellingen te nemen. Er zijn echter wel voorwaarden aan verbonden. Ten eerste werkt wijsheid van de menigte minder goed wanneer individuele voorspellers met elkaar kunnen overleggen over hun gok. Dit klinkt op het eerste gezicht niet intuïtief, maar het is logisch te verklaren. Het gemiddelde van de individuele voorspellingen is erop gericht om de ruis op te heffen. Maar als voorspellers met elkaar kunnen overleggen bestaat de kans dat mensen dezelfde inschattingsfouten gaan maken, 8

Semester 1.2 - (2013-2014)

waardoor de ruis niet opgeheven wordt. Het is dus van cruciaal belang dat alle voorspellers onafhankelijk van elkaar hun mening geven. Dit is slecht nieuws voor de voorstanders van brainstormsessies, waarin het juist de bedoeling is om gezamenlijk tot een conclusie te komen. In een brainstormsessie is het risico groot dat de denken inschattingsfouten, samen met andere ruis, worden overgedragen van persoon op persoon. Dit bemoeilijkt het vinden van de beste oplossing. Ten tweede moet de menigte een gevarieerde menigte zijn. Een groep Ajax-fans zal de kans dat Ajax van Feyenoord wint waarschijnlijk te hoog inschatten, omdat ze relatief vergelijkbare ideeën hebben en Ajax waarschijnlijk een beter team vinden dan het in werkelijkheid is. Hierdoor wordt de ruis ook niet opgeheven. Als je dezelfde vraag aan een groep van voetballiefhebbers door het hele land vraagt, zal dit probleem al een stuk minder groot zijn, aangezien in die groep mensen zitten met allerlei verschillende voorkeuren en meningen. Maar nóg beter zou het zijn om het te vragen aan een groep mensen die wel eens voetbal kijken en een beetje een idee hebben van de stand van zaken in de Eredivisie, maar geen specifieke voorkeur hebben voor een team. Deze mensen zullen er individueel veel verder naast zitten dan de voetbalfans door hun beperkte kennis van het spel, maar deze groep bezit heel weinig structurele vooroordelen en dus is de ruis relatief snel uit de voorspellingen gefilterd. Een groep van voetballiefhebbers in het algemeen zal dus beter voorspellen wat de uitslag van een voetbalwedstrijd wordt dan een groep fans van specifieke clubs. Ten derde werkt het principe van wijsheid van de menigte vooral goed — maar niet uitsluitend — als er een objectief antwoord is of zal zijn. Het voordeel van objectieve antwoorden is dat het signaal heel duidelijk is; er is één antwoord en dat is het beste. De afstand van Abcoude naar Bordeaux zal bijna niemand exact weten, maar valt (in een rechte lijn) objectief vast te stellen. Een vraagstelling als deze is uitstekend geschikt voor de wijsheid van de menigte en waarschijnlijk heb je met een relatief kleine groep mensen al een vrij nauwkeurige schatting van de afstand. Als het echter gaat om zaken waar geen objectief antwoord op te vinden is, heeft expertise vaak een positieve invloed op het bepalen van de beste keuze en is wijsheid van de menigte niet een garantie voor succes. Jammer genoeg zijn de interessantste vraagstukken natuurlijk diegene waar geen duidelijk antwoord op te vinden valt. Overigens hebben we gezien dat wijsheid van de menigte redelijk standhoudt op de beurs, waar de ‘juiste’ prijzen niet objectief vast te stellen zijn. Het is dus niet zo dat het ontbreken van een objectief antwoord de wijsheid van de menigte onbruikbaar maakt, maar men dient de uitkomst wel minder waarde toe te kennen.


VESTING Opiniepanel Vraag 1: Wat is de afstand tussen Abcoude en Bordeaux? Vraag 2: Wat is de levensverwachting van een in 2013 geboren Zwitserse man? Vraag 3: Wat is de oppervlakte van de Verenigde Staten? Vraag

Werkelijke waarden

Aantal antwoorden

Rekenkundig gemiddelde

Mediaan

Beste individuele antwoord

1

921 km

37

961 km

950 km

900 km

2

79,9 jaar

37

79,7 jaar

81,0 jaar

80,0 jaar

3

9,6 miljoen km2

38

15,8 miljard km2

10,0 miljoen km2

9,5 miljoen km2

Tenslotte is het cruciaal dat het in het belang van individuele voorspellers is om het beste antwoord te geven. Laten we aannemen dat een enquête onder een gevarieerde groep Nederlanders wordt gehouden over de locatie van een nieuw te bouwen kerncentrale en de locatie ergens in de Randstad moet zijn. Aangezien bijna de helft van de Nederlanders in de Randstad woont en veel daarvan waarschijnlijk niet zitten te wachten op een kerncentrale in hun achtertuin, hebben de meeste mensen niet de intentie om de optimale locatie van de centrale te bepalen. Dit zorgt voor een probleem bij het toepassen van wijsheid van de menigte. Het is derhalve beter om buitenstaanders te vragen, of voldoende compensatie voor het geven van een goed antwoord te bieden. Als dezelfde vraag aan Indiërs zou worden gesteld met als bijkomend gegeven dat men €10 ontvangt als binnen een straal van vijf km van de uiteindelijke locatie wordt gegokt, zal de uitkomst veel accurater zijn.

Conclusie Wijsheid van de menigte kan een krachtig middel zijn om gebeurtenissen te voorspellen, zo zien we in de TOTO en in het model van Nate Silver. Er zitten echter flink wat haken en ogen aan en het kan dus niet zomaar gebruikt worden. Daarnaast is de voorspellende kracht lang niet altijd even sterk en daarom moeten de resultaten voortvloeiend uit de wijsheid van de menigte zorgvuldig behandeld worden. Als dit goed gebeurt, is het mogelijk om potentieel verregaande conclusies te trekken uit de voorspelling van een groep ‘simpele leken’. Juist daarom is dit fenomeen zo bijzonder; de waarde van experts wordt flink lager. Waarom een dure consultant inhuren als je ook aan een groepje mensen op straat kunt vragen wat het beste is? Dit is natuurlijk sterk versimpeld en consultants kunnen nog steeds veel toevoegen aan een bedrijf of overheid, maar de gedachtegang is interessant. Tenslotte is Francis Galton van de braderie in Plymouth van een koude kermis thuisgekomen, nadat

hij ontdekte dat — in tegenstelling tot wat hij vermoedde — de menigte wel degelijk goede beslissingen kon nemen. Wellicht is dit dan ook een van de redenen dat democratieën zo goed werken; zelfs een dictator met de beste intenties weet waarschijnlijk nog minder goed wat het land nodig heeft dan het hele volk gezamenlijk. Als je iets wilt weten, vraag het dan eens aan een groep mensen die er geen verstand van hebben; er kan zomaar iets interessants uit komen.

Opiniepanel Voor dit artikel hebben we aan VESTING Leden gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden zonder op te zoeken (zie kader). 38 mensen hebben een antwoord ingevuld, en volgens de theorie van de wijsheid van de menigte zou het gemiddelde van deze antwoorden een redelijke indicatie moeten geven van de echte waarde. We zien dat met name de mediaan een goed beeld geeft van de werkelijke waarde. Het rekenkundig gemiddelde biedt weinig soelaas als men geen goed idee heeft van de orde van grootte waarin moet worden gedacht. Veel inzenders zaten ver weg van de werkelijke waarde van vraag 3. De mediaan is een stuk robuuster als het gaat om grote getallen en komt in alle gevallen dicht in de buurt. Overigens dient opgemerkt te worden dat er twee inzenders waren die over de drie vragen samen dichter in de buurt zaten van de werkelijke antwoorden dan de mediaan. We hebben kennelijk goede schatters in ons midden! ■

Jaargang 37 - GAXEX 2

9


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Arthur Molenaar

Tekst: Marieke Vollebregt

Escalatie in de McDrive

Koppige man heeft onbereikbaar huis

Een Fransman was op z'n zachtst gezegd niet echt blij met het feit dat hij in de lokale McDonald's werd getrakteerd op koude frietjes. De 26-jarige man was zo pissig over zijn voedsel, dat hij enkele medewerkers van het fastfoodrestaurant aanviel met een hakbijl.

In de Chinese stad Qingdao, een kuststad in het oosten van China, wordt momenteel gebouwd aan een nieuwe woonwijk. Er komen veel hoge flats, grote snelwegen en waarschijnlijk ook een winkelcentrum. Het terrein was eerst gewoon een woonwijk.

De klant bestelde via de McDrive een menu en kreeg daarbij koude frietjes geserveerd. Bij wijze van wraak haalde de man een hakbijl tevoorschijn, sloeg het raampje bij de kassa door, gooide de bijl naar binnen en ging er vervolgens met zijn auto vandoor. Ver kwam de twintiger niet, want de gewaarschuwde politie kon de bijlengooier niet veel later arresteren.

De huiseigenaren zijn allemaal uitgekocht, op één man na, die weigerde zijn grond te verkopen. Het project ging echter gewoon door. De werkzaamheden zijn al twee jaar aan de gang en de grond is inmiddels helemaal afgegraven. Het huis van de Chinees staat daardoor op een heuvel van ongeveer vijf meter hoog. Hoe de bewoner in en uit zijn huis komt, is onduidelijk. Hij zou al een tijdje geleden zijn vertrokken.

Het is voor de fastfoodketen zeker niet de eerste keer dat ze problemen hebben met klanten. In 2013 bedreigde een vrouw in Winterswijk enkele McDonald's-klanten met een miltvuurbesmetting. Ook in Amerika ging een vrouw compleet door het lint. Dit was niet om koude frietjes, maar om het feit dat ze in de vroege ochtend geen kipnuggets meekreeg. De vrouw uit de staat Ohio bestelde ’s ochtends een portie kipnuggets, maar werd verteld dat deze nog niet werden verkocht op dat uur. “Laat mij niet mijn ultieme vorm aannemen!”, schreeuwde ze tegen de medewerker. Vervolgens kreeg deze meerdere klappen in het gezicht te verduren. Ook het raampje van het loket moest het ontgelden. De vrouw werd veroordeeld tot zestig dagen celstraf voor de actie.

Semester 1.2 - (2013-2014)

In China gebeurt dit vaker. Er is zelfs een woord voor: nail houses. Hierop googlen geeft bijzondere resultaten. Een ander recent voorbeeld is dat van een Chinees stel, dat ongeveer een jaar geleden in het nieuws kwam nadat ze hun huis weigerden te verkopen. Het huis moest plaats maken voor een snelweg, maar volgens het stel was de financiële compensatie die ze zouden ontvangen niet hoog genoeg om een nieuw huis van te kopen. Uiteindelijk is de snelweg aan beide kanten om hun huis gebouwd, waardoor hun huis nu omringd wordt door snelweg.


Tekst: Tim van Wilsum

Tekst: Michiel Tammeling

Eerlijke seks

Man verliest huis na kopbal van Persie

Na de seks even praten over van alles en nog wat. De meeste mensen kennnen het wel. Maar Amanda Denes, die studeert aan de Universiteit van Connecticut, hoorde vaak dat haar vriendinnen erg open waren nadat zij seks hadden gehad. Zij was benieuwd wat de oorzaak hiervan was en startte een onderzoek. Hoe komt het nou dat de één heel open is nadat die seks heeft gehad en de ander heel gesloten?

Men zou verwachten dat op het voornamelijk armlastige Afrikaanse continent mensen ietwat voorzichtiger om zouden springen met hun eigendommen dan in het Westen. Niets bleek minder waar in het Oost-Oegandese stadje Iganga, waar Henry Dhabasani een opmerkelijke weddenschap aanging.

Vooral vrouwen zijn na de seks erg eerlijk tegenover hun partner. Dit komt volgens Denes door het orgasme. Het gaat dan om het ‘liefdeshormoon’ oxycotine, dat door ons lichaam stroomt als we klaarkomen. Testosteron zou de effecten van oxycotine tegengaan, vandaar dat mannen na de seks minder snel eerlijk over hun gevoelens praten dan vrouwen. Echter niet alle mensen die seks hebben reageren hetzelfde. Zo zouden mensen die in een relatie zitten vaker lieve en eerlijke woorden elkaar toefluisteren dan mensen die een one-night stand hebben. Wanneer mensen die eenmalig met elkaar seks hebben eerlijk met elkaar praten, dan hebben zij hier meer spijt van dan mensen in een vaste relatie.

Voorafgaand aan de Engelse Premier League-topper Arsenal versus Manchester United spraken Henry en Rashid Yiga het volgende af: bij winst van Manchester United zou Rashid Henry’s huis krijgen. Hier moest natuurlijk wat tegenover staan en om die reden zou Henry bij winst van Arsenal Rashid zijn Toyota Premio krijgen. En ohja …. ook nog zijn vrouw. De weddenschap werd vastgelegd op papier onder de ogen van de lokale leiders en voetbalfans. Helaas voor Henry verloor Arsenal door een kopbal van Robin van Persie en werden hij en zijn familie daarom de volgende dag door lokale Manchester United-fans zijn huis uit gegooid.

Jaargang 37 - GAXEX 2


Tekst: Lasse Vuursteen

The independent chip model Among casual players, tournament poker is a popular way to play a poker game. One buys oneself in for a certain, upfront determined amount of money and receives a certain amount of chips to play with in return. The amount of prize money depends on the place in which a player finishes. This simple setup comes with rather complicated consequences, which once understood, can give a player a significant edge over his competition. The concept of monetary expected value In a cash game, a player exchanges money (buy-in) for a certain amount of chips, which he can use to play. When a player leaves the game, he can exchange the chips he has at that moment in time for money. In a poker tournament, a player pays a fixed buy-in and receives a certain amount of chips for this as well. However, a player cannot leave and exchange his chips for money like in a cash game. The player gets paid according to the place in which he finishes and the price that comes with finishing in that certain place. Each chip in either a cash game or tournament can have its value expressed in money, we call this monetary value or mEV in short. If we assign a monetary value to each chip in a cash game, each chip will be worth the same amount of money (figuratively speaking, there are chips which account for multiple “smaller� chips in most poker games). For a tournament however, assigning a monetary value to each chip can be a lot more difficult. Depending on the payout structure (the price people receive for finishing in a certain place in the tournament), there can be a large gap between the amount of chips a player has (cEV) and the amount of money these chips are worth (mEV). 12

Semester 1.2 - (2013-2014)

Let us start by looking at a tournament payout structure in which it is easy to determine the mEV. In a tournament in which the winner receives the entire prize pool (a so called winner-takes-all), a player needs to collect all the chips in the tournament in order to win. In a winnertakes-all in which there are 10,000 chips in play and the prize pool is $500, each chip has a mEV of $500/10,000 = 5 cents. Finishing first place has a mEV of $500 and a cEV of 100,000. If there are ten players competing at the start of the tournament and all players start with an equal amount of chips, each player has a cEV of 10,000/10 = 1000 and a mEV of 1000*0.05 = $50. We are assuming all players are of equal skill in the above example. If a player is better or worse relative to the other players in the tournament, his mEV might be higher or lower respectively, since he is more likely to win than others even though he has the same cEV. From here on, let us assume that the players in the examples given are of equal skill. Discussing how to leverage skill over your cEV is beyond the scope of this article. The relationship between cEV and mEV changes drastically when the payout structure is changed. Imagine a ten player tournament that pays first, second and third place fifty, thirty and twenty per cent of the prize pool respectively. At the start of the tournament, if everyone


Jamie Gold has won the World Series of Poker. He is possessing all of the chips, but has won a mere 15% of the total prize pool, twelve million USD. starts with the same amount of chips, each player still has a mEV of ten percent of the prize pool. Something interesting starts to happen to the mEV of each chip as stacks change in size and players get eliminated. Say there are only four players left, let us call these players A, B, C and D, with cEVs of 6000, 1900, 1900 and 200 respectively. If player B and C go all in against each other, player D, whilst having really small cEV, sees his mEV soar since he is almost (B and C have a miniscule probability of splitting the pot) guaranteed a third place finish, which is good for twenty per cent of the prize pool. We can make three interesting observations from this example: a) Player D sees his mEV increase immensely without being involved in the hand and without risking any cEV. To be more precise, his mEV increases to a bit more than twenty per cent of the prize pool the moment players B and C go all in. He is almost certainly guaranteed third place and if he gets lucky, second and first place are still within his grasp, albeit very unlikely. b) Player A actually gains mEV as well. The intuition for this is that player A potentially could still finish 4th beforehand (albeit unlikely) and is now almost guaranteed at least third place. However, since the probability of finishing third place was high already and it is actually more likely player A will finish first or second place, his mEV increase is a lot less than player A’s. c) Since the total mEV of the tournament remains constant and players A and D are gaining mEV, the sum of the mEV of player B and the mEV of player C must decrease as much as the sum of the increase in mEV of players A and D.

the decisions and strategy of players. To be able to use this effectively in our strategy and decisions though, it becomes of vital importance to quantify the gap between cEV and mEV at any given moment. There are a few different ways to derive a model for this. Discussing these models is beyond the scope of this article. The focus will be on the Independent Chip Model, or in short: ICM.

Derivation We want our model to give monetary Expected Value, or mEV as output. This is nothing more than the amount of money we are expected to win. Hence we can write:

If we assume the players are of equal skill, we can project finishing distributions based on relative stack sizes. It helps to think of each chip as a lottery ticket, increasing your probability to win a certain prize (finish in a certain place). Let us first look at the probability of finishing first. Suppose a tournament contains T chips in total, distributed among all players. You currently have a stacksize of S. The number of double-ups required to win the tournament, n, can be derived as follows:

If your probability of doubling up is D, then â–ś

From observations (a), (b) and (c) it is not difficult to see how the gap between cEV and mEV can change

Jaargang 37 - GAXEX 2

13


With few players left, ICM becomes a huge factor at the fi nal table of a tournament.

Now let us assume that since skill is equal, the probability of doubling up is ½. We have:

S/T is simply the proportion of total chips held. Hence we have that the probability to finish in the first place is your number of chips divided by the total amount of chips in play. Our next task is to determine P(2nd). Suppose we finish in second place, then for k players in the tournament, one of our k-1 opponents will finish first. This means we effectively win a subtournament of k-1 players. The probability of winning one of these subtournaments is S/(T-Sm), where Sm is the current cEV of the player who is supposed to finish first. Assume we are the kth player with stack size S. If we name P(m,i) the probability of player m finishing in ith place, our probability of finishing second is the following:

For three players, the probability of us finishing third involves similar calculations as for P(2nd). If we consider ourselves player three, The difference now being that we are interested in the probability of players one and two finishing first and second. Note that these probabilities are conditional, hence we multiply for instance P(1,1)*P(2,2 | 1,1) for the probability of players one and two finishing first and second respectively. We get:

For four players, three opponents can be distributed in six different ways among the positions in which they can finish, after the place in which we finish is determined. Hence, we get an equation containing six different terms. The probability of finishing third place competing with three other players is given by:

14

Semester 1.2 - (2013-2014)

From here on, we can construct the general expression for the probability of a certain player finishing in nth place. For k players, and thus k-1 opponents, and given stacksize S we have:

Now this expression is a rather tedious one and unusuable for computation during the game and also offtable the expression proves to be a time consuming task, especially considering that in order to calculate our mEV, we need to calculate P(nth) for every nth place for which the pay out is nonzero. This is where ICM calculators come in. Analyzing situations with ICM is an off-table activity and serves to get an intuition for ICM adjusted play.

Applying ICM theory in play Now that the meaning and derivation of the model are clarified, we can explore its outcomes and applications. On the next page are three tables displaying the mEV corresponding to the cEV of players A, B, C and D from the previously given example. Since in the example the payouts were not stated in terms of money, in this case, the mEV of the players is the percentage of the total prize pool they are expected to win.


This ICM calculator does way more than just calculating the mEV of players, it even gives advice on which move is best depending on the way you model your opponent’s tendencies.

Player

cEV

mEV

A

6000

40.80

B

1900

27.67

C

1900

27.67

D

200

3.86

Player

cEV

mEV

A

6000

41.80

B

3800

37.18

C

0

0

D

200

21.02

Player

cEV

mEV

A

4100

35.46

B

3800

34.54

C

1900

26.67

D

200

3.33

For the first table, we have the situation before any of the players make a move. The second table represents the situation after players B and C have gone all in, and player B has come out as the winner. From this information, we can construct the mEV of players B and C of going all in against each other. If they both go all in and they have equal equity (for an discussion on equity, see GAXEX Jaargang 37, Editie 1), we have an equity of 0.5*(37.18-27.67)-0.5*27.67=-9.08. Hence, it is highly unprofitable for either of the players to have a confrontation in which neither of them is a clear favorite. To answer the question, how much of a favorite does either of them need to be, we solve: x*(37.18-27.67)-(1-x)*27.67 => x=0.74 This means, that if say player B would go all in, player A would need an equity of over 0.74 in order for a call to yield a mEV profit. In No Limit Holdem, this would come down to only being able to call with pocket Aces or Kings. How does this affect strategy? First of all, both players should avoid contesting a pot as much as possible. Secondly, initiative becomes very important for both players, since if one player goes all in, it becomes very

difficult for the other to make the call. So for both players, there is an opportunity to steal blinds and antes when they are able to go all in first. It is important to note though, that they should take their opponent’s response into account. If the opponent is not aware of the fact that calling gives him a negative mEV proposition, this situation could end up being disastrous for both players. For player A, it is noteworthy that he holds sixty per cent of all the chips, but his mEV is a mere fourty per cent of the entire prize pool. Also, in table three, we can observe how losing to B or C gives him a mere 5.34% decrease in mEV, whereas player B or C risk a mEV of 27.67. Hence, player A can dominate the table and steal all blinds and antes, since he is taking very little risk to do so. Players B and C can hardly play back since there is a lot at stake for them. Player D’s strategy is radically different. Depending on the size of the blinds and antes, his tournament life is hanging by a thread. It is time to start taking risk. Since his stack is so small, he cannot hope to steal a pot. Therefore, his best bet is to look for a spot where someone is already trying to steal. This is profitable for him since if he calls, other players will try to stay out of the way of the stealing player who does have a decent sized stack. Player D will end up contesting for a pot which includes full blinds and antes against just one player. With blinds of 100/50 for instance, he can almost triple his stacksize while only competing against one opponent if he plays this out correctly. Since he can triple up easily in this way, finding a spot like this is more important than actually having decent equity (having an equity of more than 0.33 would be enough). From the above example we can conclude that ICM outcomes can have a radical impact on optimal strategy. Having a good understanding of how ICM works, what it predicts and how to use it in your advantage, as well as knowing to what extend your opponents are aware of this is vital to making decisions in tournament poker. For calculation of ICM for different stacksizes and tournament structures, I recommend: http://www. icmpoker.com/icmcalculator/. ■ Jaargang 37 - GAXEX 2

15


Tekst: Ad Maatjens

NIVEA for Men in de verlenging NIVEA for Men is ook de komende drie jaar partner van de Eredivisie. De beslissing om door te gaan en hoe het sponsorship verder te activeren is genomen op basis van een state-of- theart methode naar de ROI van sportsponsoring. Manager communications & marketing services van Beiersdorf Ellen van Lemmen, brand manager NIVEA for Men Alexander Hamilton en directeur van MIsportscompany Jeroen Boesmans geven een kijkje achter de schermen van de sportmarketingstrategie en het onderzoek. ‘Bij de optie om het Eredivisie-contract te verlengen zijn we niet over één nacht ijs gegaan. De merkstrategie was voor ons leidend in de keuze voor sponsoring van de Eredivisie. Daarnaast laten de resultaten van het afgelopen seizoen duidelijk zien, dat we zowel op merkbeweging als op omzet progressie boeken. De keuze voor het sponsorplatform van de Eredivisie was daarmee bevestigd. Tegelijkertijd liggen er nog veel kansen om het rendement verder te verhogen nu we ons voor drie jaar hebben kunnen verbinden aan de Eredivisie en echt op langere termijn kunnen gaan bouwen’, aldus Ellen van Lemmen, manager communications & marketing services van Beiersdorf.

ontwikkelde kwantitatieve methode ondersteunt zijn bureau bedrijven bij de inzet van sportmarketing. Eén van de eerste bedrijven die gebruikmaken van de door MIsportscompany ontwikkelde methode is Beiersdorf. Deze organisatie paste het ROI-model toe op het Eredivisie-sponsorship van NIVEA for Men. ‘We zien een trend binnen marketing, dat beslissingen steeds meer fact based onderbouwd worden, zodat we onze middelen effectiever kunnen inzetten’, aldus brand manager NIVEA for Men Alexander Hamilton. ‘Met het ROI-model kunnen we nu ook voor sportsponsoring een goede onderbouwing geven en merk je dat de discussies ook met hoger management veel inhoudelijker zijn.’

Fact based

Eredivisie

‘Beslissingen over de inzet van sportmarketing worden nog te vaak genomen op irrationele gronden, bijvoorbeeld de sponsoring van een sport of club die gevoelsmatig goed bij het merk past of omdat zich toevalligerwijs een sponsormogelijkheid voordoet. De kwantitatieve inzichten hoe sponsoring kan bijdragen aan de bedrijfsdoelstellingen ontbreken in veel gevallen. Daardoor zijn de resultaten van sportmarketing wisselend’, meent Jeroen Boesmans, directeur van het onlangs opgerichte MIsportscompany (zie kader). Via een nieuw

NIVEA for Men is marktleider in de categorie mannenverzorgingsproducten en heeft een brede range aan producten in verschillende categorieën, zoals gezichtsverzorging, deodorant, shampoo, styling en aftershave. Om de positie als marktleider te verstevigen ontwikkelde het in 2010 een nieuwe merkstrategie waarin onder andere ‘lekker in je vel voelen’ en ‘positieve energie’ centrale waarden zijn. Vervolgens werd geanalyseerd op welke manier de merkstrategie geactiveerd kon worden.

16

Semester 1.2 - (2013-2014)


Van Lemmen: ‘Uit consumentenonderzoek bleek dat voetbalsponsoring en specifiek de sponsoring van de Eredivisie precies aansloot bij de gekozen merkstrategie. Het paste beter dan bijvoorbeeld een Champions League, dat voor ons te afstandelijk was, te veel prestige uitstraalde en te veel gericht was op succes. Dat zijn waarden die minder bij NIVEA for Men horen. Eredivisie is energiek, actief, samen plezier beleven. Qua merkpositionering stond de Eredivisie precies daar waar we naar toe wilden met het merk.’ In 2010 kon NIVEA for Men voor één jaar instappen als partner van de Eredivisie. Onlangs werd het partnership met drie jaar verlengd. De cijfers uit het sportmarketing ROI-model van MIsportscompany hebben een leidende rol gespeeld voor de keuzes binnen de sportmarketingstrategie. ‘Tegelijkertijd met de start van het éénjarig sponsorcontract van de Eredivisie hebben we een trackingonderzoek opgezet om de effecten te kunnen meten’, vertelt Van Lemmen. ‘Begin 2011 zijn we samen met MIsportscompany het traject begonnen om de sportmarketingstrategie verder aan te scherpen en de sponsoring van de Eredivisie te evalueren. Op basis van de uitkomsten wilden we de vraag kunnen beantwoorden of het contract met de Eredivisie moest worden verlengd en, zeker zo belangrijk, hoe we het verder in zouden vullen.’ MIsportscompany ontwikkelde voor NIVEA for Men een tailormade sportmarketing ROI-model door verschillende databronnen te koppelen aan verkoopgegevens, consumentenprofielen, merktracking en sponsoringtracking. Naast de effecten op de merkwaarden maakt het model inzichtelijk wat de effecten zijn op de omzet van NIVEA for Men. ‘Op basis van het model konden we met harde cijfers laten zien wat het sponsorship opleverde in concrete bedragen’, zegt Van Lemmen. ‘Het gaf ons dus de informatie over welke sponsorfee we konden betalen aan de Eredivisie om het sponsorship rendabel te houden.’

Value drivers In het model worden drie belangrijke Value drivers geïdentificeerd: Customer Value, Short term sales results

en Loyalty & Customer Influence Value. Deze Value drivers geven inzicht in de totale waarde van de Eredivisiesponsoring. Voor de berekening van de Customer Value zijn de effecten van de Eredivisie sponsoring afgezet tegen internationaal merkonderzoek van NIVEA for Men en gekoppeld aan gegevens over koopbereidheid en daadwerkelijke verkoopcijfers Bij de Short term sales results is onderzocht hoe Eredivisie gelabelde retailacties, zoals acties met Kruidvat en Albert Heijn, scoren ten opzichte van reguliere promotionele acties. Uit de analyse bleek dat de promotionele acties bij retailpartners die gekoppeld waren aan Eredivisie-premiums een beter resultaat leveren dan reguliere acties. Bij de derde driver is de waarde van loyaliteit en de mate van beïnvloeding door aanbevelingen gemeten. De vraag is of er, doordat NIVEA for Men zich verbindt aan de Eredivisie, een loyaliteit aan het merk ontstaat. Staan mensen vanuit de emotie van het voetbal op de langere termijn positiever tegenover het merk? Hamilton vult aan: ‘We willen relevant zijn in het dagelijks leven van de mannen. Voetbal is een uitgelezen platform om op een natuurlijke manier in contact te komen met onze consumenten en over ons merk te laten praten.’ Naast deze drie Value drivers is de herkenning en erkenning van de sponsoring van NIVEA for Men van de Eredivisie een factor die alle drivers sterk beïnvloedt. Om de strategie verder aan te scherpen en de rechtenset te definiëren zijn de kwantitatieve analyses aangevuld met kwalitatief onderzoek onder focusgroepen met voetballiefhebbers. Centraal stond daarbij de vraag welke dimensies de voetbalbeleving bepalen en hoe NIVEA for Men aan deze beleving iets kan toevoegen middels voetbalsponsoring. Hamilton: ‘Kwantitatieve cijfers geven je de richting en het potentieel, maar hoe je dit potentieel kunt gaan benutten, weet je dan nog niet exact. Daar heb je meer kwalitatieve gegevens voor nodig die we krijgen via de focusgroeps. Je moet bij de consument zelf aanwezig ▶

MIsportscompany: nieuwe factor in sportmarketing MIsportscompany is een nieuw bureau, opgericht door MIcompany en gespecialiseerd in de - kwantitatief onderbouwde - inzet van sportmarketing bij bedrijven. MIsportscompany wordt geleid door Jeroen Boesmans. Boesmans heeft vijftien jaar ervaring met het ontwikkelen van commerciële strategieën en is gespecialiseerd in sportmarketing. Marnix Bügel, founding partner van MIcompany: ‘Sportmarketing is een onderschat marketinginstrument dat niet alleen kan leiden tot een hogere naamsbekendheid, maar met name ook tot een hogere binding en een intensiever aanbevelingsgedrag van klanten. De potentie en effecten van sportmarketing op de kracht, de omzet en de klantwaarde van het merk kun je berekenen. Dat is precies wat wij binnen MIsportscompany gaan doen. Via het model kan de potentiële en gerealiseerde waarde van sportsponsoring tot in detail worden doorgerekend.’ MIsportscompany heeft een vliegende start gemaakt met projecten voor Beiersdorf en NOC*NSF.


Alexander Hamilton:

MIsports ROI-model Value drivers

Added value as result of Eredivisie sponsorship

‘Door het ROI-model zijn de discussies met het hoger management inhoudelijker’

1

Customer Value

2

Short term sales results

3

Loyalty & Customer Influence Value

Total effect on value

Costs

€ €

Additional margin Eredivisie rights and activation budget

ROI%

zijn. Daar kun je op zoek naar de juiste insights voor de juiste invulling en voor welke beleving we moesten raken met NIVEA for Men.’

Potentiële waarde Voor NIVEA for Men was het belangrijk om niet alleen de huidige effecten te weten, maar ook de toekomstige potentiële waarde. Daarom heeft MIsportscompany simulaties doorgerekend in het model op basis van verschillende performance levels. Daarmee werd duidelijk waar voor NIVEA for Men de grootste kansen lagen. Boesmans: ‘Op het moment dat je weet aan welke knoppen je moet draaien om het nog meer voor je te laten renderen, weet je welke aanscherpingen nodig zijn in de sportmarketingstrategie en welke rechtenset je nodig hebt bij de verlenging van het contract met de Eredivisie. Je weet, los van het standaardpakket, welke set van rechten je wilt hebben en welke niet.’ Hamilton: ‘De resultaten vormden ons uitgangspunt in de onderhandelingen met de Eredivisie. De Eredivisie houdt zelf natuurlijk ook een onderzoek, maar dat zagen we vooral als benchmark voor ons eigen onderzoek. Bei-

18

Semester 1.2 - (2013-2014)

Ellen van Lemmen: 'Het model gaf ons de informatie welke sponsorfee we konden betalen om het sponsorship rendabel te houden'

de onderzoeken gaven overigens erg positieve cijfers. Dat wij er ook bedragen aan konden koppelen was voor de Eredivisie wel iets nieuws. Omdat we precies wisten wat we wilden, waren het prettige onderhandelingen en dacht de Eredivisie ook constructief mee in wat wij wilden bereiken. Dat maakte de discussie echt inhoudelijk.’

Leven als een Prof Het ROI-model liet zien dat het in het enorme geweld van voetbalsponsoring vrij moeilijk is om er duidelijk boven uit te springen, zodanig dat de consument je ook herkent als sponsor en de koppeling maakt die NIVEA for Men voor ogen had. ‘Dat betekent dat sponsor-awareness een belangrijke factor blijft’, zegt Hamilton. ‘Tegelijkertijd weet je dat je er binnen de rechtenset van de Eredivisie niet veel meer exposure uit kunt halen. Daarom zijn we op zoek gegaan naar specifieke assets en rechten waarmee we in samenwerking met andere partijen, zoals media en retailpartners, grotere doelgroepen kunnen bereiken en de waarde voor NIVEA for Men nog groter kunnen maken.’ NIVEA for Men heeft daarom aanvullend gekozen om komend seizoen met RTL 7 het tv-programma Leven als


een Prof te maken en tegelijkertijd een online platform te creëren als belangrijke pijler binnen het activatieprogramma. Er komen zes afleveringen bij de start van het seizoen en zes afleveringen na de winterstop. De presentatie is in handen van Harry Vermeegen. Hamilton: ‘Door het onderzoek weten we heel precies wat we in het programma moeten doen om het echt te laten bijdragen aan het merk. In het Eredivisie-contract hebben we een aantal assets opgenomen om het programma verder te versterken. Het programma-format is in nauwe samenwerking met RTL ontstaan. Leven als een Prof kruipt in het leven van een profvoetballer. Kijkers maken kans om met hun vriendenteam een jaar lang te leven als een prof, inclusief prijzen, zoals een eigen spelersbus, echte dug-out, clublied, trainingskamp in Huis ter Duin, een jacuzzi in de kleedkamer et cetera.Tijdens de tweede fase komen er ook mogelijkheden om bijzondere prijzen te winnen voor individuele voetballiefhebbers, zoals een masterclass of clinic bij je favoriete club.’ Hamilton: ‘Bij Beiersdorf wordt al erg veel gemeten. Ons trackingonderzoek maakte echter niet de koppeling met de waarde vanuit de business waarmee werkelijk een ROI van sponsoring kon worden berekend. Met de positieve resultaten op merkwaarde zouden we misschien ook besloten hebben om door te gaan. Maar dan hadden we niet geweten wat het Eredivisie-contract voor ons echt waard was. Door dit model weten we dat wel. Bovendien zouden we zonder het model niet weten waar we moesten versterken om het nog meer te laten renderen, zoals we nu doen met de keuze voor het RTL 7 tv-programma. Dan waren we binnen het Eredivisiecontract op zoek gegaan naar activiteiten en hadden we niet de investering gedaan om het tv-programma mogelijk te maken.’ ‘Onze doelstellingen zijn door het onderzoek absoluut ambitieuzer geworden’, vervolgt Hamilton. ‘Omdat we zien dat er nog meer te winnen is. Het eerste jaar was bij wijze van spreken in het diepe springen. Nu zijn we aan het aanscherpen en kunnen we ambitieuzere doelstellingen formuleren. Intern geeft het ook meer rechtvaardiging voor het aangaan van je sponsorships. Iedereen ziet dat het daadwerkelijk wat oplevert. Dat helpt enorm. Nu wordt er intern door afdelingen aan mij getrokken of zij hier ook gebruik van kunnen maken.’ ■

Beiersdorf Beiersdorf werd in 1882 in Hamburg opgericht door de apotheker Paul Carl Beiersdorf, nadat hij een nieuwe methode om pleisters te maken had ontwikkeld. In 1911, honderd jaar geleden, werd voor het eerst een hydraterende crème onder de naam Nivea op de markt gebracht. Tevens was Beiersdorf de eerste met NIVEA for Men, waarmee het een echt mannenmerk voor verzorgingsproducten Jaargang 37 - GAXEX 2 introduceerde. De multinational in producten voor de persoonlijke verzorging voert onder andere de merken Hansaplast, Labello, Atrix en Nivea.

19


Tekst: Wies van Eeden

For infinity?

In mei viert de Rijksuniversiteit Groningen haar 400-jarig lustrum met als thema ‘For infinity’, ook wel ‘4 ’ . Dit thema is gekozen omdat het aansluit bij de drie focuspunten van de universiteit: energy, healthy ageing en sustainable society. Daarnaast staat het voor de ervaring die studeren in Groningen met zich meebrengt: je zult for infinity Groningen-DNA met je meedragen. En dat laatste is precies wat het finitisme betwijfelt.

Potentiële oneindigheid

Cantor en de verzamelingenleer

Cantor aan het eind van de 19e eeuw zijn verzamelingenleer publiceerde. Zijn verzamelingenleer begon met de vraag hoeveel punten er op een lijnstuk liggen, of anders gezegd: zijn er evenveel reële getallen als natuurlijke getallen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, maakte hij gebruik van bijectie. Hij beredeneerde dat als er evenveel natuurlijke getallen als reële getallen zouden zijn, er dan voor elk reële getal een natuurlijk getal zou zijn. Hij bewees dat er een bijectie bestaat tussen de natuurlijke getallen en de rationele getallen, de verzameling van breuken. Tegelijkertijd bewees hij dat dit niet het geval was voor de natuurlijke getallen en de reële getallen: het was niet mogelijk om alle reële getallen tussen 0 en 1 te tellen, waar dit voor de breuken tussen 0 en 1 wel het geval was. Hij ontdekte dus dat er niet zozeer één oneindigheid bestond, maar twee: een aftelbare (ook wel bekend als countable) oneindigheid en een onaftelbare oneindigheid. Op deze manier noemde hij oneindige verzamelingen op zich ook een wiskundig object en kon er zo gewerkt worden met de term oneindigheid.

Deze opvattingen rondom de oneindigheden werden pas de wereld uitgeholpen toen de Duitse wiskundige Georg

Cantors verzamelingenleer betekende een nieuwe weg voor de wiskunde; voor hem had niemand nog iets zinnigs

Het finitisme is een stroming binnen de wiskunde en de filosofie die het bestaan van oneindigheid niet als waar aanneemt. Nu lijkt dit in eerste instantie misschien verwerpelijk, maar de aanwezigheid van oneindigheid in de wiskundige theorie is niet altijd even vanzelfsprekend geweest als nu het geval is. In de tijd van Aristoteles tot Gauss (halverwege de negentiende eeuw) was er alleen sprake van de ‘potentiële oneindigheid’. Dit hield zoveel in als dat er bij elk denkbaar getal een ‘1’ opgeteld kan worden, maar geeft verder geen betekenis aan het begrip oneindig. Jarenlang wisten filosofen en wiskundigen zich geen raad met de term oneindigheid. Er ontstonden vraagstukken rondom oneindigheid, die de paradoxen van het begrip oneindig aanduidden. Een voorbeeld hiervan is het hotel van Hilbert (zie blok).

Hilberts Hotel David Hilbert was een Duitse wiskundige, die leefde aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Hij was bevriend met Albert Einstein en is onder andere verantwoordelijk voor de theorie rondom de welbekende Hilbertruimtes. Hij formuleerde de kwestie rondom oneindigheid in het zogenaamde Hilbert hotel. Dit hotel had een oneindige hoeveelheid kamers en een oneindige hoeveelheid gasten erin, maar dit hotel kan, zelfs als alle kamers bezet zijn, nog een oneindig aantal nieuwe gasten opnemen. Als er n nieuwe gasten komen, dan verschuiven de huidige gasten allemaal n kamers, waardoor er plaats is voor de nieuwe gasten. Als er een bus met oneindig veel gasten een kamer wil in het hotel, dan moeten alle gasten hun kamernummer met twee vermenigvuldigen en verhuizen naar het kamernummer 20 de vermenigvuldiging Semester 1.2 - (2013-2014) dat oplevert. Vergelijkbare situaties ontstaan als er oneindig veel bussen met oneindig veel nieuwe gasten arriveren. Op deze manier zouden er dus verschillende groottes van oneindigheid bestaan.


Cantors bewijs Op het plaatje hier links is Cantors diagonaalbewijs te zien. Hoe liet Cantor zien dat er een bijectie was tussen de natuurlijke getallen en de rationele getallen? Met andere woorden: hoe bewijs je dat N en Q evenveel elementen hebben? Cantor liet zien dat alle paren (m,n) van natuurlijke getallen m en n in een lijst gezet konden worden, zonder dat er een paar overgeslagen werd. Op deze manier kun je alle positieve breuken vormen, aangezien deze bestaan uit twee natuurlijke getallen. Wanneer de breuken in de volgorde van de pijlen opgeschreven worden, ontstaat de volgende reeks: 1/1, 2/1, ½, 3/1, 2/2, ⅓, 4/1, 3/2, ⅔, … Wanneer de dubbele getallen (1/1 = 2/2 = 3/3 = …) eruit gehaald worden, ontstaat er een bijectie tussen de rati-

weten te zeggen over oneindigheid. Later formuleerde dezelfde Cantor de zogenaamde continuümhypothese, die als volgt luidt: als X een willekeurig en oneindige verzameling reële getallen is, dan bestaat er een bijectieve afbeelding f: N → X óf een bijectieve afbeelding f: R → X. Cantor geloofde zelf niet dat er qua grootte nog iets tussen de natuurlijke en reële getallen zat. In 1963 werd door de wiskundige Gödel aangetoond dat het tegendeel van deze theorie niet bewezen kon worden. Ook bewees Cantor nog dat er geen ‘grootste oneindigheid’ is, maar wel verschillende ordes van oneindigheden. Deze verschillende ordes van oneindigheid vormen ook de verklaring voor het hierboven genoemde Hilberts hotel. Dezelfde David Hilbert zei over Cantors verzamelingenleer: “Niemand zal ons ooit nog verjagen uit het paradijs dat Cantor creeërde.”

De verzamelingenleer in de natuurkunde Waar de wiskundigen in een paradijs beland waren met de verzamelingenleer van Cantor, ontstond er bij de natuurkundigen lichte paniek. Veel van de toen bestaande theorieën waren niet bestemd tegen oneindigheid, kwamen in het nauw en golden niet meer wanneer er in termen van oneindigheid werd gesproken. De grootste problemen rondom de acceptatie bestonden wanneer er gekeken werd naar de ontstaantheorieën van het heelal. De zogenaamde inflatietheorie omschrijft de snelle expansie die het heelal onderging na zijn ontstaan en verklaart bijvoorbeeld het bestaan van sterren en sterrenstelsels. Door de aanwezigheid van oneindigheid zou deze expansie echter nooit stoppen, waardoor de inflatie nog steeds gaande zou zijn in andere delen van de ruimtetijd. Hierdoor zou er een soort multiversum ontstaan, waarin alles oneindig vaak kan gebeuren. Zo’n theorie voorspelt dus alles, en daardoor dus niets. Dit

probleem staat onder natuurkundigen ook wel bekend als het meetprobleem, omdat natuurkundigen vermoeden dat het op te lossen is door een aantal ‘waarschijnlijkheidsmetingen’ te doen, waarbij bepaald kan worden hoe waarschijnlijk het is dat we in een bepaald soort universum belanden. Andere natuurkundigen zeggen dat dit probleem gemakkelijk op te lossen is; zij beargumenteren dat oneindigheid niet bestaat. Hiertoe dragen zij het holografische principe voor: volgens hen is er geen ruimte voor oneindigheid. Het holografische principe bepaalt dat de maximale oppervlakte binnen een willekeurig stuk ruimtetijd evenredig is met ongeveer een kwart van de omvang van diens horizon in bits. Dit zou betekenen dat voor het heelal van onze omvang de maximale hoeveelheid informatie ongeveer 10122 bits is, wat duidelijk niet gelijk is aan oneindig. Volgens dit principe is er dus helemaal geen ruimte voor oneindigheid in het heelal. Ook bij praktische experimenten is oneindig nooit het antwoord.

Het finitisme Omdat de wiskunde de taal van natuurkundigen is en de wiskunde oneindigheden accepteert met al haar complexiteit, zijn de natuurkundigen op zoek gegaan naar een alternatieve benadering van de oneindigheid. Het finitisme is hieruit ontstaan, waarbij beredeneerd wordt dat de getallen niet verdeeld worden over een getallenlijn, maar bestaan uit een cirkel. Hiermee impliceert het finitisme dat er een grootste getal is en wanneer dit getal gepasseerd wordt, de teller weer bij nul begint. Deze theorie heeft niet alleen bij natuurkundigen, maar ook bij bijvoorbeeld robotonderzoekers veel praktische voordelen, omdat zij met name met eindige vormen van wiskunde werken. ▶

Jaargang 37 - GAXEX 2

21


Georg Cantor

Finitisme in de wiskunde Voor de wiskunde heeft deze aanname ook gevolgen. Voor theorieën omtrent convergeren is dit niet het geval; waar een bepaalde waarde eerst naar oneindig convergeert, convergeert het nu naar het grootste getal, wat nog steeds zo groot is dat de huidige theorieën kunnen blijven bestaan. Bij de goniometrie brengt het echter wel gevolgen met zich mee. De goniometrische functies van sinus, cosinus en tangens gebruiken oneindige getallen die benaderd worden en ook pi, die wordt afgeleid van een omtrek van een cirkel en gebruikt wordt om hoeken te berekenen, bestaat uit een oneindig aantal getallen. Aanhangers van het finitisme hebben hier echter een oplossing voor bedacht: in plaats van pi te gebruiken, wat afhangt van de omtrek van een cirkel, een zogenaamde spread te gebruiken die niet refereert aan een cirkel, maar aan de mathematische vectoren die twee lijnen in een ruimte representeren. Hoewel de verzamelingenleer van Cantor nog steeds de gangbare theorie is die aangehouden wordt in de hedendaagse wiskunde, zijn er nog genoeg mensen die geloven in alternatieve theorieën, zoals het finitisme. De wiskunde en de wereld om ons heen zijn geheel met elkaar verstrengeld, maar brengen ook beide hun mysteries met zich mee. Het is wachten op de volgende Cantor die een doorslaggevend bewijs levert en alle mysteries rondom het begrip oneindigheid uit de wereld laat verdwijnen, zowel op theoretisch gebied als op het gebied van de praktische toepassing. Tot dan toe is gissen alles wat we kunnen doen... ■

VESTING Opiniepanel Geloof jij in oneindigheid?

22

Semester 1.2 - (2013-2014)

Is er überhaupt sprake van 'geloven in'?

30%

Ja

50%

Nee

20%


Tekst: Marieke Vollebregt

Een stromende economie Tegenwoordig gebruiken wij allerlei statistische programma's om economische modellen te bouwen, maar in 1949 bestonden deze programma’s nog niet, net zomin als de benodigde computers. Om toch een accurate simulatie van de economie te kunnen uitvoeren, bedacht een Nieuw-Zeelandse econoom een revolutionaire machine, die met name uit water en buizen bestond. In 1949 werd de eerste MONIAC gebouwd, een hydraulische computer die de complexe economische processen in het Verenigd Koninkrijk kon modelleren. Hoe werkt deze machine en waarvoor werd hij gebruikt? De uitvinder

De machine

De uitvinder van de MONIAC was William Phillips, een econoom die het meest bekend is van de Phillips-curve, de kromme die de korte-termijnrelatie tussen inflatie en werkloosheid weergeeft. Phillips werd geboren in 1914 in Nieuw-Zeeland. Na een bewogen leven, waarin hij onder andere krokodillenjager en bioscoopmanager was en reizen door China en Rusland maakte, begon hij aan een studie elektrotechniek in Groot-Britannië. In de Tweede Wereldoorlog ging hij bij de Royal Air Force, werd naar Singapore gestuurd en belandde uiteindelijk als krijgsgevangene in Indonesië, waar hij drieënhalf jaar gevangen zat. Tijdens zijn gevangenschap bouwde hij in het geheim onder andere een kleine radio van onderdelen die had had gestolen van de gevangenisleiding, en een waterkoker, waardoor hij zijn medegevangenen van warm water kon voorzien. Na de oorlog werd hij, vanwege zijn prestaties in de oorlog, Lid van de Orde van het Britse Rijk. Hij begon met studeren aan de London School of Economics, waar hij uiteindelijk de studie economie afrondde.

In 1949, tijdens zijn tijd als economiestudent, bouwde Phillips in een garage de MONIAC van allerlei losse onderdelen, waaronder een pomp van een bommenwerper uit de oorlog. De letters staan voor Monetary National Income Analogue Computer. Het woord lijkt op een samentrekking van de woorden ‘money’ en ‘ENIAC’. De ENIAC (Electronic Numerical Integrator And Computer) was de eerste elektronische computer die niet voor een specifiek doel gebouwd werd. De MONIAC is een ingewikkeld uitziende machine van ongeveer 2 meter hoog, 1,2 meter breed en 1 meter diep. Hij bestaat uit een aantal doorzichtige plastic tankjes, slangetjes en pompjes die op een houten bord waren vastgemaakt. Elke tank stelt een onderdeel van de economie van het Verenigd Koninkrijk voor, en de geldstroom die in de economie rondgaat werd weergegeven door gekleurd water. De grote buis helemaal links is het nationaal inkomen (Y). Bovenin de machine wordt het nationaal inkomen opgesplitst in 3 delen: belasting (B), consumptie (C) ▶ Jaargang 37 - GAXEX 2

23


MONIAC in werking Op de foto links is Phillips te zien, naast zijn uitvinding. De economiefaculteit van de Universiteit van Cambridge bezit een werkende MONIAC. Hij werd gerestaureerd door Allan McRobie, die regelmatig demonstraties houdt. In het volgende filmpje is een demonstratie van de werkende MONIAC te zien: http://www.sms.cam.ac.uk/media/1094078 . Er wordt ook geëxperimenteerd met de verschillende instellingen.

en spaargeld (S). De vergelijking van de inkomensbesteding, zoals vaak genoemd in de lessen macro-economie, is Y = C + S + B. Het spaargeld gaat naar de bank, de belastingen naar de overheid, maar vanuit die organen vloeit ook geld terug het systeem in. Mensen lenen geld van de bank voor investeringen (I). Dat geld vormt samen met de consumptie en de overheidsuitgaven (O) het nationaal product (W). Hieruit volgt de bekende vergelijking van de inkomensvorming in een gesloten economie: W = C + I + O. De MONIAC bezit een ingenieus mechanisme waardoor de investeringen verbonden zijn met de rentestand. Daarnaast bestaat er ook een geldstroom van de overheid naar de banken, het geld dat de overheid leent van de bank in het geval van een begrotingstekort. Deze buis loopt echter achter de machine langs en is dus niet zo goed zichtbaar. Vanuit de bankensector gaat er ook een buis naar rechts, de machine uit. Dat is de verbinding waarmee extra geld gedrukt kan worden of geld vernietigd mee kan worden, dus de Centrale Bank. Hiermee kan dus de hoeveelheid geld in de economie beïnvloed worden. Als een gesloten economie gesimuleerd wordt, is dit het hele systeem. Maar de MONIAC kan ook model staan voor een open economie. In dat geval wordt er nog systeem aangesloten, de onderste helft van het schema. Van het nationaal product stroomt dan geld naar het buitenland, het geld dat aan import wordt besteed (M). Het stroomt naar een tank die het buitenland simuleert, waaruit een extra buis de machine uit loopt die compenseert voor het in- en uitvoerverschil. Indien gewenst kan hier een tweede MONIAC op aangesloten worden, om de interactie tussen twee verschillende economieën te bekijken. Het geld dat verdient wordt aan export (E) stroomt weer naar de ‘hoofdbuis’. Hieruit volgt de vergelijking van de inkomensvorming in een open economie: W = C + I + O - M + E. Door de verschillende hendels te verzetten en openingen groter of kleiner te maken, kan worden gesimuleerd 24

Semester 1.2 - (2013-2014)

dat bijvoorbeeld de belastingen of de geldhoeveelheid omhoog gaan. Het waterpeil in de verschillende tanks zal dan stijgen of dalen, waardoor er kan worden gekeken wat voor invloed de verandering heeft op de verschillende grootheden. Als bepaalde instellingen uiteindelijk resulteerden in een stabiele economie, kan de uitkomst afgelezen worden op de verschillende tankjes. Zo kan bijvoorbeeld een multipliereffect berekend worden: wat voor invloed heeft het met een bepaald bedrag verhogen van de investeringen op het nationaal inkomen? De MONIAC kon zelfs het verloop van de inhoud van de tankjes aftekenen op een rudimentaire plotter (zie linksboven in het schema). Verbazingwekkend genoeg kan de MONIAC gekalibreerd worden totdat hij op vier procent af nauwkeurig is.

Verdere ontwikkelingen De MONIAC was ontwikkeld als hulpmiddel om aan studenten duidelijk te maken hoe de verschillende geldstromen in de economie op elkaar inwerken, maar bleek uiteindelijk een effectieve economische simulator te zijn. In de tijd dat de MONIAC ontwikkeld werd, bestonden er nog geen digitale computers die complexe economische simulaties konden uitvoeren. Er bestonden wel enkele computers, maar die werden uitsluitend gebruikt door de overheid en het leger. Ook konden ze geen visuele weergaven maken, dus konden ze de complexe economische modellen niet visualiseren. Dit kon de MONIAC wel, wat het voor studenten makkelijk maakte om de interactie tussen de verschillende geldstromen te begrijpen. In totaal zijn er waarschijnlijk tussen de twaalf en veertien machines gebouwd. Het prototype van Phillips werd geschonken aan de economiefaculteit van de Universiteit van Leeds, waar hij nu nog tentoongesteld staat. Daarna zijn er verschillende MONIACS gebouwd en naar andere universiteiten gestuurd. Inmiddels staan de meeste in musea. Ook in Nederland staat een MONIAC: de Erasmus Universiteit in Rotterdam kreeg in 1953 een MONIAC van de gemeente Rotterdam, ter ere van het veertigjarig bestaan van de universiteit. ■


Jaargang 37 - GAXEX 2

25


Tekst: Arthur Molenaar en Tim van Wilsum

Interview: Hasse de Bie

Hij komt uit Amersfoort en heeft tweetalig vwo gedaan. Toen hij achttien was, is hij naar Groningen verhuisd en is hij econometrie gaan studeren. We hebben het over Hasse de Bie. Hasse was in de eerste jaren van zijn studie nog niet actief bij VESTING. Toen hij vorig jaar bij de International Programme Committee ging, kwam daar verandering in en organiseerde Hasse met anderen een reis naar Kuala Lumpur. Momenteel doet hij zijn master EORAS aan de RUG en schrijft hij zijn thesis aan de hand van een stage bij SNS Asset Management, de afdeling vermogensbeheer van SNS Reaal. Je loopt nu stage bij SNS waar je ook je scriptie schrijft. Waar gaat je thesis over? Ik ben bezig met het optimaliseren van de beleggingsportefeuille van de verzekeraar van SNS. Die hebben een grote pot met geld en dat moet over verschillende categorieën verdeeld worden. Er zijn meer dan dertig categorieën gespecificeerd waarin belegd kan worden. Hierbij kun je denken aan aandelen die verder uitgesplitst zijn naar locatie, bijvoorbeeld ‘aandelen Amerika’, ‘aandelen emerging markets’, maar ook leningen, hypotheken etc. SNS heeft een verwachting over het toekomstig rendement van deze categorieën beleggingen. Met die data als input en bepaalde restricties die gelden voor verzekeraars probeer ik een optimale portefeuille te creëren. Aan welke regels moeten verzekeraars zich houden? Binnenkort wordt Solvency II ingevoerd, dat is een richtlijn voor verzekeraars die wordt opgelegd vanuit Brussel en in Nederland door de Nederlandsche Bank wordt gehandhaafd. Het kernpunt van Solvency II is dat een verzekeraar een buffer aanlegt om risico’s die hij neemt af te dekken, zodat er altijd aan alle verplichtingen kan worden voldaan. De eis vanuit europa is dat de kans op failliesement maximaal 1/200 is. Met Solvency II worden de huidige eisen verder aangescherpt en beter uitgevoerd. 26

Semester 1.2 - (2013-2014)

Hoe ben je bij SNS terechtgekomen? Vorig jaar heb ik zoals gezegd de IPC gedaan, en voorafgaand aan de reis hebben we vier inhousedagen gedaan bij verschillende bedrijven, waaronder bij SNS. Dan kom je met mensen aan de praat, met in je achterhoofd dat je in de nabije toekomst een thesis moet gaan schrijven. Nu vind ik een onderwerp verzinnen een van de moeilijkste dingen aan het schrijven van een thesis, vandaar dat ik tegen de mensen van SNS zei: “Als jullie nog iets hebben liggen, dan wil ik dat wel komen doen.” Het bleek toen dat ze iets hadden liggen. Was er nadien nog een formele sollicitatieprocedure? Na de inhousedag zijn we met een trainee de kroeg in gegaan. Onder het genot van een biertje heb ik zijn kaartje gevraagd. Later heb ik hem een mailtje gestuurd en na enig rondvragen binnen de afdeling bleek dat ze nog wel een econometrist konden gebruiken. Toen ben ik uitgenodigd om een dag langs te komen en te vertellen waarom ik aangenomen zou moeten worden als stagiair. Hoe is de bedrijfscultuur bij SNS? De bedrijfscultuur is vrij informeel. Anders dan ik verwachtte loopt niet iedereen in pak. Je kan iedereen aan-


“Het komt ook wel voor dat ik als stagiair met de directie om de tafel zit om iets te bespreken.”

schieten en dingen vragen. Lijntjes zijn kort. Als stagiair kom je ook gewoon in contact met het bestuur (van SNS Asset Management). Daarnaast heeft SNS het nieuwe werken ingevoerd. Het idee is dat je 36 uur per week werkt. Dat kan in vier dagen van negen uur, maar je kunt zelf kiezen wanneer je binnen komt lopen en wanneer je die uren dus precies maakt. Van die vier dagen werk je een dag thuis, dus het is heel flexibel. De sfeer op het werk is ook heel gezellig, dus ik ben heel tevreden. De afgelopen weken ben ik naast mijn stageopdracht ook nog met wat kleinere dingetjes bezig, waardoor ik veel in contact kom met collega’s waar ik normaal gesproken niet direct mee werk. Een welbekend kritiekpunt op het nieuwe werken is dat interne communicatie eronder kan lijden. Herken je dat? Het is inderdaad wel belangrijker om afspraken goed te plannen. Het is minder vanzelfsprekend dat iemand tijdens kantooruren ook daadwerkelijk op kantoor is. Als ik thuis werk, kan ik natuurlijk ook gewoon collega’s bellen of een bericht sturen via een interne chat. Ik heb er niet veel last van, want de meeste mensen die ik veel nodig heb zijn toch bijna altijd wel op kantoor. Kun je een beschrijving van je taken bij SNS geven? De afgelopen weken was er een opdracht die ik deed voor een klant van Asset Management. Die heeft vermogen onder beheer gesteld bij mijn afdeling, waarbij je moet denken aan honderden miljoenen tot miljarden. Deze klant was door omstandigheden een groot deel van zijn vermogen kwijtgeraakt. Het rendement uit dat vermogen werd gebruikt om goede doelen te steunen en dat ging dan om een paar miljoen per jaar. Maar omdat het vermogen sterk was geslonken, kon er niet genoeg geld uit dat rendement gehaald worden. De klant moet dus kiezen tussen interen op het overgebleven vermogen, of minder uitkeren aan de goede doelen.

Wat is jouw taak hierin? Mijn taak daarin is om de klant inzicht te verschaffen in wat hun concrete opties zijn en wat de consequenties zijn van hun keuzes. Daarvoor heb ik simulaties gedraaid. Ik stel dan verschillende scenario’s op en vertel de klant: “Als je nu zoveel gaat uitkeren, ben je gemiddeld over vijfentwintig jaar failliet. Er is een kans van tien procent dat je over vijftien jaar al failliet bent, en een tien procent kans dat je over vijftig jaar pas failliet bent.” Dat heb ik gedaan voor iedere mogelijke combinatie van categorieën waarin ze beleggen. Je kunt het risico dat je neemt en de hoeveelheid geld die je uitkeert variëren. Ik heb de wisselwerking van die twee dingen in kaart gebracht. Binnenkort gaat iemand van het Client Team met die data naar de klant toe om gezamenlijk tot een plan te komen. Hoe breng je de dingen die je tijdens je studie leert momenteel in de praktijk? Het valt best tegen hoeveel je in de praktijk hebt aan de dingen die je tijdens je studie leert. Als je afgestudeerd bent, kun je eigenlijk helemaal niets concreets. Wat wel helpt, is dat je ervaring hebt met het lezen van papers. Voor mijn stage heb ik me moeten inlezen over het optimaliseren onder Solvencyregels en daarbij kwamen academische vaardigheden wel goed van pas. Die papers snap je dan wel goed. We hebben weinig toegepaste vakken, alleen in de master een paar. Je mist dus nog wel wat bagage als je daadwerkelijk aan de slag gaat. Dat vind ik juist leuk, want tijdens mijn stage leer ik nu heel veel. Wat houden de kleinere projecten in die je naast je thesis doet? Ik moet enkele dingen in MATLAB programmeren voor een klant. Ik ben een van de weinige mensen binnen mijn afdeling die met MATLAB kan werken, daarom werd ik erbij betrokkken. Daarnaast ben ik bijvoorbeeld bezig met de voorbereiding voor de Career Day van ▶ Jaargang 37 - GAXEX 2

27


“Het valt best tegen hoeveel je in de praktijk hebt aan de dingen die je tijdens je studie leert.”

VESTING, waarvoor ik de case van SNS maak. Het zijn dus allerlei kleinere losse dingetjes die ik naast mijn thesis doe. Hoe ziet een gemiddelde werkweek er voor jou uit? Afgelopen week werd er van me verwacht dat ik me had ingelezen in de Career Day-case. Daarnaast moest ik voor een klant een dataset klaar hebben liggen. Ik hoorde dit echter pas in het weekend, dus maandag en dinsdag heb ik een dag van elf uur gedraaid. Dan gaat de wekker om zeven uur en ben je om half negen ’s avonds weer thuis. Daar word je dan mettertijd best gaar van, dus woensdag na die meetings doe ik het dan rustig aan. Op donderdag hadden we een meeting met de hele afdeling. Ik vind het leuk om bij die meetings echt aanwezig te zijn en niet ‘in te bellen’, want dan hoor je niet waar de rest mee bezig is. Voor mij is dat natuurlijk interessant want dan krijg je een idee wat men allemaal doet bij SNS. Daarnaast werken we met honderdveertig man op de afdeling en tussen de middag gaan we met zijn allen een halfuur lunchen. Ook komt er twee keer per dag nog een koffiepauze tussendoor. Ik heb daar zelf eigenlijk niet echt tijd meer voor, maar het is wel gezellig om het wel te doen. Verder heeft iedereen zijn eigen projecten, en voor mij persoonlijk heeft iedere week weer een andere invulling. Zo komt het ook wel voor dat ik als stagiair met de directie om de tafel zit om iets te bespreken. Dan krijg je wel het idee dat je serieus genomen wordt. Dus de lijntjes zijn kort bij SNS? SNS is een groep met negen divisies. Ik werk bij SNS Asset Management, dus dat is eigenlijk de enige divisie waar ik echt over kan spreken. Mijn afdeling is heel open. Je hebt geen vaste werkplekken, maar je kunt je laptop inpluggen op een van de grote beeldschermen die beschikbaar zijn. Overigens heeft de directie ook geen vaste werkplek, dus het kan best zijn dat je opeens naast de grote baas aan het werk bent. Daarnaast kun je op een willekeurige andere plek aan de slag als je niet per se een groot scherm nodig hebt. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden bij SNS? Ik ben zelf geïnteresseerd in een traineeship. Gedurende twee jaar ga je bij allerlei verschillende afdelingen 28

Semester 1.2 - (2013-2014)

werken. Dan krijg je een stuk meer te zien en doe je veel nieuwe ervaringen op. Tot nu toe heb ik alleen vermogensbeheer gezien, dus ik wil wel eens zien wat er nog meer te doen is. Ik heb het enorm naar mijn zin bij SNS, dus ik zou er graag verder willen. Hoe zijn de faciliteiten bij SNS? Volgens mij staat dat allemaal wel op de website, maar ik wist het niet echt toen ik er ging solliciteren. Ik denk dat ze alle stagiaires gelijk willen aantrekken, en daarom geven ze alle WO-studenten zevenhonderd euro per maand stagevergoeding. Als je geen studenten-OV meer hebt, zoals ik, omdat ik zesdejaars student ben, worden je reiskosten vergoed. Verder krijg je alle middelen die je nodig hebt om te kunnen werken. Alles wordt gefaciliteerd en is ingesteld op ‘Het Nieuwe Werken’ (HNW). Ik heb een mooie laptop waarop ik thuis kan werken. We werken op gigantische gedeelde netwerkschijven. Had je zelf een idee wat econometristen deden bij bedrijven? Uit gesprekken met bedrijven en orientatie bleek dat ik totaal geen idee had wat mensen bij die bedrijven nou precies doen. Bij Friesland Campina had men bedacht dat ik voor een stage kon uitrekenen wat de melkprijzen in de toekomst zouden worden. Ik dacht dat dat ongeveer een dag werk zou zijn, maar daar gaat zo een half jaar overheen. Dat verschil zit in het feit dat je de data niet precies zo krijgt als je het wilt. Dat is echt het grootste probleem. Waar vinden we Hasse naast zijn studie en stage? Ik ben eigenlijk beetje een luilak, ik speel voornamelijk spelletjes spelen op mijn Xbox. Koken vind ik ook heel leuk als ik een vrije dag heb, zoals vandaag. Op vrijdag is de markt open. Dan vind ik het mooi om te kijken wat voor spullen zij hebben, en dan koop ik een hele zalm of een levende krab, of iets in die richting. Vorige week heb ik pekingeend gemaakt. Dat vind ik wel mooi. Dan met wat vrienden zitten en een biertje of een wijntje er bij, wat slap lullen en vervolgens lekker eten. ■


Portret:

Pierre de Fermat In deze serie wordt elke GAXEX het leven en werk van een beroemd wiskundige beschreven. In deze eerste editie komt de zeventiende-eeuwse Franse wiskundige Pierre de Fermat aan bod. Pierre de Fermat (Beaumont-de-Lomagne, na 1600 – Castres, 12 januari 1665) was een wiskundige, aan wie een aantal vroege ontwikkelingen worden toegeschreven die geleid hebben tot de moderne differentiaalrekening en integraalrekening. Van zijn jeugd en schooltijd is weinig met zekerheid bekend. Hij is waarschijnlijk opgegroeid in zijn geboortedorp en genoot onderwijs in het lokale klooster. In 1623 ging hij burgelijk recht studeren aan de Universiteit van Orléans. Nadat hij zijn diploma behaalde in 1626 ging hij werken als advocaat bij het parlement van Bordeaux. Aldaar wakkert de interesse van Fermat voor wiskunde aan. Na zijn eerste werk “Plaatsen in het vlak” ging hij zich meer toeleggen op algebra en getaltheorie. In zijn volgende werken laat hij zien hoe een minimum en een maximum te berekenen van een kromme. Ook leidt hij af hoe het zwaartepunt van verschillende twee- en driedimensionale figuren gevonden kan worden. Dit heeft geleid tot verder werk op het gebied van kwadratische functies. Fermat is de eerste persoon van wie bekend is dat hij de integraal van een algemene exponentiële functie correct heeft bepaald door deze functie om te zetten in een meetkundige reeks. Daarnaast heeft Fermat een grote bijdrage aan de getaltheorie geleverd. Zo bestudeerde hij de vergelijking van Pell en de Fermatgetallen. Hij vermoedde dat alle Fermatgetallen priem waren. Dit geldt ook voor de eerste vier Fermatgetallen. Echter, in 1732 bewees Euler dat het vijfde Fermatgetal niet priem was. Tegenwoordig is aangetoond dat alle bekende opvolgende Fermatgetallen, tot en met het tweeëndertigste, niet priem zijn. In 1653 werd hij getroffen door de pest en werd hij bij vergissing dood verklaard, maar hij zou nog twaalf jaar leven. Ook deze laatste twaalf jaar bleef hij uitermate productief. Hij correspondeerde met Descartes, Pascal en Huygens. In deze brieven liet hij telkens weten oplossingen te hebben voor bepaalde vraagstukken, maar lang niet altijd deelde hij deze oplossingen ook met anderen. De correspondentie met Pascal is het fundament geworden voor de waarschijnlijkheidsleer. Ook wist Fermat de Wet van Snellius af te leiden door gebruik te maken van het Principe van Fermat: De weg die een lichtstraal tussen twee punten aflegt, is die welke in de kortste tijd afgelegd wordt. De belangrijkste erfenis die Fermat naliet, was echter de zogenaamde laatste stelling van Fermat. Deze stelling luidt dat het onmogelijk is een macht hoger dan de tweede op te delen in twee machten met diezelfde graad. Dit komt dus neer op de stelling dat an + bn = cn, met a, b en c natuurlijke getallen, niet bestaat voor n een natuurlijk getal groter dan 2. Fermat bewees deze stelling voor machten tot de vierde graad. Het duurde echter tot 1994 voor de Britse wiskundige Andrew Wiles deze stelling volledig kon bewijzen. Hij had hiervoor liefst zeven jaar in isolement aan het honderd pagina’s lange bewijs gewerkt. Jaargang 37 - GAXEX 2

29


KORT DOOR DE BOCHT

Tekst: Ruben te Wierik

Tekst: Lasse Vuursteen

‘s Werelds beroemdste personen

Vliegtuig botst bijna tegen ufo

Steven Skiena, professor aan Stony Brook University, en zijn collega Charles Walker hebben onderzocht wie de beroemdste personen aller tijden zijn. Hiervoor ontwikkelden ze een algoritme dat berekent hoe beroemd iemand blijft tweehonderd jaar na overlijden. Hiervoor werd onder andere software gebruikt die speurt naar naamsvermeldingen op het internet.

Een A320 Airbus passagiersvliegtuig is volgens de piloot van het toestel vlakbij het Britse vliegveld Heathrow bijna tegen een ongeïdentificeerd vliegend object, oftewel een ufo, gebotst. Wat er precies gebeurd is, is vooralsnog een onbekend.

Uit het onderzoek blijkt dat Jezus de beroemdste persoon aller tijden is. Napoleon Bonaparte is tweede en de profeet Mohammed staat derde. De rest van de top 10 wordt gecompleteerd door William Shakespeare, Abraham Lincoln, George Washington, Adolf Hitler, Aristoteles, Alexander de Grote en Thomas Jefferson. Een klein onderzoekje door uw redacteur leverde een aantal opmerkelijke scores op voor BN-ers. Zo is Wilders (11521) beroemder dan Rutte (42456), maar beiden een stuk minder beroemd dan bijvoorbeeld Johan Cruijff (2907). Een klein rondje langs de gebouwen op het Zernike leverde de volgende resultaten op: Jacobs (62246), Duisenberg (60941), Zernike (37429), Kapteyn (26387), Bernoulli (4734) en Linnaeus (31). De vaderlandse top wordt echter aangevoerd door kunstenaars en wetenschappers: Erasmus (218), Rembrandt (189) en Van Gogh (73). Wil je zelf ook rondkijken in deze lijst? Ga dan naar whoisbigger.com en vul daar de naam in zoals gespeld op de Engelse Wikipedia!

Semester 1.2 - (2013-2014)

Volgens de piloot vloog er een object met de vorm van een rugbybal een paar meter van het vliegtuig. De piloot was er zeker van dat het object tegen het toestel zou botsen. Het incident is onderzocht, maar van het vliegende object is geen spoor teruggevonden. Het incident gebeurde toen de Airbus zo’n dertig kilometer van Heathrow vloog, op een hoogte van tien kilometer. De piloot zag het object van links op het vliegtuig afkomen. Hij stuurde het toestel onmiddellijk naar rechts, maar verwachtte het object niet meer te kunnen ontwijken. Uiteindelijk miste het object het toestel maar net. De piloot omschreef het als zilverkleurig, gemaakt van metaal en in de vorm van een sigaar of een rugbybal, zo meldt de Telegraph. Het incident, dat gebeurde op 13 juli om 6.35 uur, is pas nu bekendgemaakt. Uit onderzoek is gebleken dat er op dat moment geen andere vliegtuigen of weerballonnen in de buurt waren. Dr David Clarke, een academisch expert en consultant op het gebied van UFO observaties, zegt dat deze melding zeer interessant is, omdat de omschrijving van de situatie helder is en er geen andere verklaring voor lijkt te zijn. De piloten zuigen een dusdanige gebeurtenis niet voor de lol uit hun duim, er zou heel goed echts iets mysterieus aan de hand kunnen zijn geweest volgens de UFO consultant.


Tekst: Noortje Stolk

Tekst: Wies van Eeden

Kerstman iets te vrijgevig voor zijn elf

Face-kini

Als kind kijk je altijd uit naar de maand december. Dit is de maand waarin wij verwend worden en stapels cadeaus krijgen. Wanneer je als kind op schoot moet bij Sinterklaas of de Kerstman, is dat natuurlijk eng, omdat de man een baard heeft en er vaak eng uitziet als je klein bent. Wanneer je wat ouder wordt, prik je daar allemaal doorheen en zie je dat het een groot spel is. Toch zijn we dan wat huiverig in het op schoot gaan bij de goedheiligman of de Kerstman. Komt dit omdat we er seksuele gedachten bij krijgen? Dit meisje van achttien komt in ieder geval niet zo snel meer in de buurt van een kerstman.

Iedereen is al een tijdje bekend met de burkini, de allesbedekkende zwemkleding die door strenggelovige islamieten om religieuze redenen in het leven is geroepen om vrouwen zelfs tijdens het zwemmen correct gekleed te laten zijn. Op de Chinese stranden van Qingdao is deze zomer de nieuwste zwemkledingcreatie van de Chinezen ontdekt: de face-kini.

In de Amerikaanse staat Massachusetts heeft een 62-jarige man, verkleed als kerstman in het winkelcentrum, aan het achterwerk van een meisje van achttien gezeten. Het meisje was als elf verkleed en werkte als fotograaf voor de kerstman. De kerstman, Herbert Jones genaamd, moest voor de rechter komen wegens aanranding van de eerbaarheid en geweldpleging. De kerstman was erg verbaasd dat hij was aangeklaagd, volgens hem zou hij dit nooit doen, het was per ongeluk gegaan toen ze voorbij liep en hij had zijn hand gelijk weggetroken. Het meisje verklaarde echter dat hij tegen haar heeft gezegd: “dat hij het jammer vond dat zij niet een paar jaar ouder was en hij wat jonger.� Dit is tevens bevestigd door een getuige. Dus de volgende keer twee keer nadenken voordat je bij de Kerstman in de buurt komt!

De naam van deze zwemkleding doet al een beetje vermoeden hoe het eruit ziet: het is een soort bivakmasker met gaten bij de neus, mond en ogen, waardoor het uiterlijk van de drager gelijkenissen vertoont met een echte Mexicaanse Lucha Libre-worstelaar. De face-kini is niet alleen populair onder vrouwen, ook mannen worden vaak gespot met dit nieuwe item. In tegenstelling tot de burkini is de face-kini niet in het leven geroepen om religieuze redenen. Ze zijn ontworpen om de huid van de Chinezen te bedekken voor de zon. Niet alleen willen de Chinezen niet verbranden, ook blijven ze het liefst zo bleek mogelijk. In tegenstelling tot de huidige westerse cultuur is het in China namelijk niet gewenst om een getinte huid te hebben. Mensen met een getinte huid wekken de indruk dat ze veel buiten werken en worden zo geassocieerd met boeren. Een blanke huid verwijst naar de aristocratie en doet vermoeden dat de persoon in kwestie nog nooit geconfronteerd is met werken in de buitenlucht. Deze visie was in de Middeleeuwen in de westerse cultuur ook aanwezig, maar is inmiddels al enkele honderden jaren verdwenen. Desalniettemin heeft de face-kini ook nog een praktische werking: het schijnt ook nog te helpen bij het afweren van insecten en kwallen in de zee. Jaargang 37 - GAXEX 2


Tekst: Tim van Wilsum

Colombiaanse poedersuiker 19 December 2012 - Colombia’s laatste grote drugsbaron is gearresteerd in Venezuela. Dat heeft de Colombiaanse president Juan Manuel Santos gisteravond bekendgemaakt. Daniel ‘Loco’ Barrera is de derde grote Colombiaanse drugsbaas die het afgelopen jaar werd opgepakt. De 50-jarige Barrera kon na een maandenlange operatie waaraan meerdere landen waaronder Venezuela en de Verenigde Staten, meewerkten, worden ingerekend in de Venezolaanse stad San Cristobal. " De laatste van de grote capo's is gevallen," zei Santos tegen journalisten. Hij wilde verder geen vragen beantwoorden. De bende van Barrera wordt ervan verdacht het Mexicaanse Sinaloa-drugskartel van cocaïne te voorzien. Dat kartel verscheept de drugs op zijn beurt naar de Verenigde Staten. Colombia exporteert niet alleen de alom bekende Colombiaanse cocaïne, het heeft in het verleden, maar ook zeker vandaag de dag nog, meerdere soorten drugs geëxporteerd over de hele wereld. De drugshandel in Colombia begon in de jaren 60.

Marihuana Gedurende de jaren 60 begon in Amerika en Europa de vraag naar marihuana, ook wel wiet genoemd, toe te nemen. Er vond op dat moment geen grootschalig gebruik van marihuana plaats, maar gezien het klimaat van de westerse landen, werd er wel gezocht naar een plaats om de plant te verbouwen. Deze plek was eerst Mexico, maar zou zich later door de manier van verbouwen verplaatsen naar Colombia. In Mexico werd er namelijk een 32

Semester 1.2 - (2013-2014)

paraquat toegevoegd bij het verbouwen van marihuana, dit is een herbicide die schadelijk is voor de gezondheid. Vanaf het begin van de jaren 70 begon de vraag explosief te groeien en Amerikaanse louche ondernemers leverden marihuanazaden aan Colombiaanse kwekers. Het exporteren van marihuana bestond in die tijd uit niets anders dan een landingsbaan, gelegen in een onbewoond gebied, waarop Amerikaanse vliegtuigen landden, en een plek waar de ‘ondernemers’ hun kweek in het vliegtuig laadden. De marihuanabusiness was dermate winstgevend dat kwekers na een aantal goede oogsten met pensioen konden gaan en de rest van hun leven konden teren op de winst die zij hadden gemaakt met de illegale wietteelt. In 1978 begon het verval van de enorm winstgevende marihuanateelt, doordat President Turbay een antidrugscampagne begon. Mede doordat de cocaïnehandel begon te groeien, zou de marihuana-


Raspachines aan het werk op een cocaplantage teelt langzaam minderen, totdat in de jaren 90 de marihuana-export minimale proporties had aangenomen.

Cocaïne De overstap van marihuana naar cocaïne is niet zo vreemd. Naast het feit dat cocaïne veel meer waard is qua gewicht en omvang, is de cocaplant ook alleen in een subtropisch klimaat te verbouwen, zoals in groot deel van Zuid-Amerika het geval is. Midden jaren 70 begon de export van cocaïne naar de Verenigde Staten in kleine hoeveelheden, maar de enorme winst die de handelaren hier op maakten, bood de mogelijkheid om de handel verder te ontwikkelen. De handelaren waren nu onafhankelijk en zorgden voor handelsroutes vanuit andere Zuid-Amerikaanse landen naar Colombia om chemicaliën en cocapasta te importeren. Cocapasta is de substantie afkomstig van de cocaplant waarvan cocaïne wordt gemaakt. Daarnaast zorgden de handelaren ervoor dat er een uitgebreid netwerk werd ontwikkeld om hun cocaïne te slijten in de Verenigde Staten. Het grote aantal Colombiaanse immigranten dat zich in de Verenigde Staten hadden gevestigd, hielp hieraan mee.

Coca-Boom Tegen 1990 was 18,8% van alle cocaplantages in de Andeslanden in Colombia gevestigd. Dit was ook de tijd dat er een enorme toename was in vraag naar cocaïne. Een coup in Peru zorgde ervoor dat de toevoer van cocap-

asta vanuit Peru en Bolivia stopte, waardoor de Colombianen zelf meer moesten gaan produceren. Daarnaast zorgde de val van de Berlijnse muur ervoor dat de Fuerzas Armadas Revolucionarios de Colombia (FARC) niet meer bij de Russen terecht konden voor financiële steun voor hun verzet. Deze steun vonden zij in het kamp van de illegale drugshandel en ze steunden de drugshandel, zodat ze op goede hand met lokale bewoners leefden. Deze toename had tot gevolg dat er veel nieuwe spelers op het toneel verschenen. Zo kwam er bijvoorbeeld een regime, dat gereguleerd werd door paramilitaire groeperingen, aan de macht, in plaats van de overheid. Daarnaast kwam er een enorme toestroom van Amerikaanse immigranten, die in Colombia gingen wonen om de cocaplant te verbouwen. Deze immigranten namen vaak raspachines, locale bewoners die voor hen cocabladeren plukten, aan. Als laatste was er een groep die parachutisten werd genoemd. Dit waren mensen die kleine vliegtuigen naar plantages vlogen om daar grote hoeveelheden geproduceerde cocaïne te kopen.

Criminaliteit De criminele netwerken die zich bezighouden met de cocaïnehandel zijn constant bezig om niet ontdekt te worden. Ze leggen nieuwe routes aan, zoeken andere bronnen voor de chemicaliën die nodig zijn om de cocaïne te produceren en zijn bezig om de grote hoeveelheden cocaïne die verscheept worden te verstoppen. Al deze criminele bezigheden begonnen echter pas bij de groei in vraag naar cocaïne. De handel in cocaïne begon klein, maar werd al snel groot en complex. Dit had als ▶ Jaargang 37 - GAXEX 2

33


Calikartel Het Calikartel bestond uit de gebroeders Rodríguez Orejuela en José Santacruz Londoño. Zij waren iets subtieler dan hun concurrentie uit Medellín en zagen het smokkelen als een geraffineerde zaak. Voordat zij hun oorlog begonnen tegen het Medellínkartel, organiseerden zij hun kartel als een terroristische organisatie door ze op te delen in verschillende cellen, waarbij de ene cel weinig wist van de ander. Daarnaast namen ze dure juristen aan om de tactieken van de DEA (Drugs Enforcement Administration) en het Amerikaanse Openbaar Ministerie te bestuderen. Toen de vraag naar cocaïne in de Verenigde Staten begon te dalen, begonnen zij met het leveren aan Europa. De leiders van het kartel waren echte zakenmannen. Zij investeerden het meest in politieke bescherming en kochten honderden senatoren en andere politieke figuren om. Toen het Calikartel de oorlog met het Medellínkartel aanging, zorgde het ervoor dat de DEA achter de tacktieken van Escobar kwam en zo droeg het Calikartel er aan mee dat Pablo Escobar in 1993 werd doodgeschoten in Medellín. Uiteindelijk ging het ook voor de leiders van het Calikartel mis, midden jaren 90. De drugbsbaronnen werden opgepakt en de gebroeders Rodríguez Orejuela zitten nog steeds opgesloten.

oorzaak dat de opbrengst van cocaïnehandel veel groter was dan die van marihuana, de productie lastiger was en dat er ongezuiverde cocaïne werd geimporteerd vanuit andere landen. Als de cocaïne dan ‘klaar voor gebruik’ was, moest het nog verscheept worden naar het land van bestemming. Dit had als gevolg dat er drugskartels en criminele exportorganisaties ontstonden om deze taak uit te voeren. De criminele exportorganisaties hadden twee taken: het spreiden van risico´s die het verschepen met zich meebracht en het garanderen van de aankomst van de vracht. Zij moesten de ongezuiverde cocaïne en cocapasta vanuit Peru en Bolivia halen, vervolgens naar Colombia verschepen om het te zuiveren en tot slot exporteren naar het afzetgebied, dat met name de Verenigde Staten was. Niet alleen in Colombia beheerste cocaïne de Colombiaanse bevolking, maar ook in de Verenigde Staten, waar de Colombiaanse immigranten een afzetmarkt vormden voor de export vanuit Colombia en op hun beurt de cocaïne weer distribueerden door de Verenigde Staten. Daarnaast was bruut geweld de Colombianen eigen en zorgden zij er op die manier voor dat de andere smokkelorganisaties in de Verenigde Staten niet van de grond kwamen en dat exportorganisaties vanuit Peru en Bolivia niet konden concurreren met die uit Colombia. Doordat de drugsbaronnen, die aan het hoofd van exportorganisaties stonden, berucht waren en opeens veel geld vergaarden met de export van cocaïne, steeg de vraag naar een groot sociaal netwerk, inclusief politieke vrienden. Een van de eerste strategieën was om rijke Colombianen die geen strafblad hadden, mee te laten delen in de winst van de cocaïnehandel. Dit systeem werd la apuntada genoemd. De illegale drugshandel omvatte onder andere: lokale bewoners, chemici, leveranciers, tussenpersonen, piloten, advocaten, financië34

Semester 1.2 - (2013-2014)

Miguel Rodríguez Orejuela

le- en belastingsadviseurs, mannen die de regels van de kartels ‘handhaafden’, onderhandelaars, smokkelaars, politieagenten, politici en bankiers. Dit samen met de hoge winstpercentages van cocaïnehandel zorgde ervoor dat de gehele bevolking van Colombia in alle delen van de handel participeerde. Hoewel de meeste van deze mensen onafhankelijk waren en geen hechte band hadden met de drugskartels, infiltreerden zij wel de gehele samenleving, waardoor de illegale inkomsten van de drugsindustrie een grote loyaliteit jegens de kartels creeërden.

Economische gevolgen De grootte van een land is een van de determinanten van de effecten van illegale activiteiten op een land. De mate waarin de industrie illegaal is, zorgt ervoor dat het moeilijk is om in te schatten hoe groot de industrie is. Doordat er veel aannames moeten worden gedaan over wat er allemaal omgaat in de cocaïnehandel, is het erg lastig om in te schatten hoe groot de cocaïne-industrie eigenlijk is. In het meest rigoureuze geval schatten onderzoekers de waarde van de totale illegale drugshandel op twee tot vier miljard dollar, dit is gedurende begin en midden jaren 80 en iets minder in de rest van de jaren 80. Vanaf de jaren 90 zou de totale omvang van drugshandel tweeënhalf miljard dollar per jaar zijn. Dit zou betekenen dat dit in de jaren 80 ongeveer zeven tot tien procent van het BNP van Colombia zou bevatten en eind jaren 90 zou dit, door het afnemen van de drugsexport, gedaald zijn naar drie tot vier procent. Het lijdt geen twijfel dat de impact van drugshandel op Colombia erg groot is geweest. Iedereen die meer dan vijftig ton cocaïne per jaar exporteerde, verdiende al snel net zo veel als topverdieners in legale sectoren van de economie. Dit laat zien dat de illegale drugshandel de capaciteit heeft om de economie van een land te veranderen. Een effect op de economie was in de jaren 70 en


80 dat de vastgoedmarkt een enorme groei doormaakte. De mogelijkheid tot export van illegale goederen werd door veel Colombianen met open armen ontvangen. Hoewel de illegale industrie een groei veroorzaakte in de vastgoedmarkt, zijn er veel moderne industrieën in Colombia die geïsoleerd zijn van de drugshandel. Deze legale topverdieners en financiële grootmachten hebben te veel te verliezen als zij in zee gaan met illegale ondernemers en doordat de beurs in Colombia zeer klein is, zijn er weinig sectoren waarin grote hoeveelheden geld kan worden witgewassen. Hoewel de drugsindustrie in Colombia belangrijk is geweest, is de economie van Colombia niet echt verbeterd door deze industrie. Het is wel zo dat de Colombiaanse economie na de bloeitijd van de drugsexport met 3,2 procent groeide terwijl het tijdens de bloeitijd met 5,5 procent groeide. In 1999 daalde het BNP zelfs met vijf procent; dit was de eerste keer sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog dat het inkomen daalde. De drugshandel is op korte termijn goed geweest voor de economie, terwijl het op lange termijn eigenlijk zeer slecht bleek te zijn. Je zou kunnen zeggen dat het als een soort katalysator heeft gezorgd voor een versnelling van het proces van delegitimatie van de overheid, waardoor het vertrouwen in de overheid wegvloeide. Hierdoor groeiden transactie- en beveiligingskosten, ontstond geweld, gingen er meer bedrijven bankroet en zou het de kosten van criminaliteit verhogen met meer dan twee procent op jaarbasis. Maar de echte negatieve effecten vonden pas plaats in de jaren 90, toen het geld, dat met drugshandel verdiend was, gebruikt werd om guerillabewegingen te funderen. Tegenwoordig wordt een groot deel van de illegale inkomsten gebruikt om wapens te kopen en huursoldaten te betalen. Daardoor is de illegale economie een oorzaak geworden van de sociale crisis die in het hedendaagse Colombia woedt. ■

Het Medellínkartel Het Medellínkartel bestond uit vier kopstukken: Jose Gonzalo Rodríguez Gacha, de gebroeders Ochoa en Pablo Escobar. Gacha hield zich bezig met de ietwat louche smaragdhandel in Colombia, voordat hij onderdeel uitmaakte van het Medellínkartel. De gebroeders Ochoa waren afkomstig uit een gerespecteerde paardenfokkersfamilie. Als laatste was er dan de leider van het Medellínkartel: Pablo Escobar, een straatschoffie die het criminele meesterbrein achter het Medellínkartel werd. Deze mannen startten een kleine cocaïne-exporthandel en zij gebruikten de winst van de handel voor de verbetering ervan. Het succes van het kartel steeg de bloeddorstige maar ook extreem ambitieuze Pablo Escobar naar zijn hoofd. Hij zou verantwoordelijk zijn voor honderden moorden op overheidsambtenaren, politieagenten, rechters, advocaten, journalisten en onschuldige ooggetuigen. Begin jaren 90 begon het kartel zichzelf eigenlijk te vernietigen; Gacha werd vermoord door de politie, de gebroeders Ochoa leverden zichzelf uit aan de politie voor strafvermindering en na vele gevechten werd uiteindelijk Pablo Escobar ook doodgeschoten door de Colombiaanse Politie.

Jaargang 37 - GAXEX 2

35

Pablo Emilio Escobar Gaviria


Tekst: Noortje Stolk

Volgende station: lerende economie Op 4 november 2013 heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) haar rapport “Naar een lerende economie” aan minister-president Rutte aangeboden. In dit rapport beschrijft de WRR hoe Nederland het beste de economie kan stimuleren op dit moment. Nederland is eindelijk officieel uit de recessie en nu is het tijd om hard aan onze economie te werken. Hoewel we de crisis nog goed in de portemonnee voelen, is het geen tijd om niks te doen, zeker niet voor onze regering. Om deze reden heeft de WRR een rapport geschreven over hoe de regering de economie het beste kan stimuleren. In principe zijn er twee opties om dit te doen: door middel van lineaire voorspellingen en versterken van het verdienvermogen. Het versterken van het verdienvermogen blijkt voor Nederland de beste optie te zijn. Dit is echter nogal een breed begrip, maar het belangrijkste voor Nederland om economisch sterker te worden is het stimuleren van de kenniscirculatie.

Lineaire voorspellingen Wij, als econometristen, hebben veel te maken met lineaire voorspellingen en wij weten als geen ander dat deze voorspellingen op veel gebieden worden toegepast. In de context van “boosting the economy” verstaan we lineaire voorspellingen onder het mom van de gegevens uit het heden en verleden te gebruiken om te voorspellen wat in de toekomst interessante markten, sectoren en/ of technologieën zijn. Zodra deze interessante markten duidelijk zijn, vormt de overheid haar beleid. Het nadeel van lineaire voorspelling is dat ze vaak op langere termijn een riskante optie zijn, ook hier is dat van toepassing. Wat misschien voor het komende jaar heel interes36

Semester 1.2 - (2013-2014)

sant lijkt, biedt geen garantie voor de komende tien of twintig jaar. Wat op korte termijn een boost aan onze economie kan geven, heeft misschien op langere termijn meer risico’s. Lineaire voorspellingen hebben vanwege het hoge risico weinig toegevoegde waarde. Maar wat is dan wel een goede optie om de economie te stimuleren? Naast lineaire voorspellingen, draagt het WRR de optie versterken van het verdienvermogen aan.

Versterken van het verdienvermogen Onder het versterken van het verdienvermogen verstaan we het verbeteren van het vermogen om toekomstige kansen te benutten en toekomstige bedreigingen het hoofd te bieden. Hierbij ligt de nadruk op de infrastructuur, instituten, zoals arbeidsinstanties, en het menselijk kapitaal, de voorraad kennis, sociale en persoonlijke vaardigheden die wij als mens bezitten. Het WRR stelt voor dat de overheid het beleid zodanig maakt, dat deze drie partijen adequaat kunnen reageren op verschillende omstandigheden en dat ze hiervoor genoeg middelen hebben. Wat hier dan ook een van de speerpunten is, is responsiviteit. Met responsiviteit


Universiteit van Otago wordt bedoeld: de vaardigheid om snel en adequaat te reageren op nieuwe omstandigheden. Hierbij gaat het om veerkracht: hebben de partijen genoeg buffers om de klappen op te vangen, kan zo’n klap niet doordringen tot het hele systeem? Veerkracht is dus een belangrijk onderdeel van responsiviteit, maar er moet er ook sprake zijn van adaptatie. Kunnen de partijen zich snel genoeg aanpassen aan nieuwe omstandigheden? Daarnaast wordt er van de partijen een proactieve houding verwacht. Zijn ze met ontwikkeling bezig en hebben ze oog voor de toekomst? Er wordt dus vanuit gegaan dat deze partijen adequaat kunnen reageren, zich snel kunnen aanpassen en daarnaast ook oog hebben voor de toekomst. Zoals het er nu voorstaat zal vanaf 2020 de beroepsbevolking in aantal afnemen, daardoor zal het verlies in arbeidsjaren gecompenseerd moeten worden met een toename van productiviteit. De arbeidsmarkt heeft ook steeds meer oog voor het buitenland, bedrijven zijn niet meer verbonden aan een specifiek land. Daarnaast wordt de productieketen van producten steeds langer en bestaat uit steeds meer verschillende bedrijven. Hierdoor worden de bedrijven ook steeds afhankelijker van elkaar. Als in 2020 de beroepsbevolking afneemt, zullen we hier als bevolking flink op in moeten spelen. Aangezien de productiviteit moet toenemen is het noodzakelijk dat ons kennisniveau hoger ligt. De belangrijkste manier om dit te doen is het bevorderen van kenniscirculatie.

Stimulatie van de kenniscirculatie Het belangrijkst in een kenniseconomie is zoveel mogelijk nieuwe kennis vergaren, maar dit wordt niet bedoeld met de stimulatie van de kenniscirculatie. Met de stimulatie van de kenniscirculatie wordt bedoeld dat de bestaande kennis beter gebruikt wordt. Door het stimuleren van de kenniscirculatie, is het de bedoeling dat onze economie een lerende economie wordt. Het vermogen tot absorptie, het vermogen om kennis te signaleren, op te nemen en goed toe te passen, is daarbij van be-

lang en zal ook gestimuleerd moeten worden. Wil zo’n lerende economie tot stand komen, dan zullen de onderzoeks- en onderwijsinstellingen en arbeidsorganisaties flink hun steentje bij moeten dragen. Allereerst is het niveau van het onderwijs de afgelopen jaren flink gedaald. Het niveau van het onderwijs is altijd goed geweest in Nederland, alleen komt er een beetje de klad in. Het gemiddelde opleidingspeil van leerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs is flink gedaald de afgelopen jaren, net als het aantal mensen dat leraar wil worden. Tegenwoordig heeft de opleiding wel entreetoetsen voor taal, rekenen en mens en wereld (aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs), echter maakt het niet uit of je de toets bij het begin van de opleiding niet haalt, want je hebt tot het eind van je propedeuse de kans om het wel te halen. De basisschool legt, zoals het woord al zegt, de basis van je schoolcarrière, zou dan de docent die jou begeleidt in dit proces niet gelijk die kennis moeten hebben aan het begin van zijn opleiding? In plaats van dat de studenten zelf ook nog lerende zijn in het proces, leggen zij wel deze stof uit aan kinderen, terwijl de studenten misschien nog niet de juiste kennis paraat hebben. Daarom is de WRR ook van mening dat leraren van zowel basis- als middelbare scholen universitair geschoold zouden moeten zijn. Naast het basis- en middelbaar onderwijs, heeft het onderwijs op de universiteit ook behoefte aan versterking. Tegenwoordig gaat iedereen studeren en dat is ook iets goeds, maar daardoor zijn de universiteiten en hogescholen wel massaonderwijs geworden. Door deze enorme toeloop van studenten is er nauwelijks ruimte voor onderzoek, terwijl dit onderzoek juist zo belangrijk is voor het bevorderen van de kenniscirculatie. Onderzoek is in de loop der jaren steeds belangrijker geworden voor universiteiten, daardoor mag dit niet ten koste gaan van de toeloop van studenten. Daarom zou er in het onderwijs ook meer differentiatie moeten zijn tussen onderwijs en onderzoek. Doordat er nu een enorme toeloop van studenten is, is er nauwelijks ruimte voor onderzoek. Er zou een goede scheiding tussen deze twee factoren moeten komen, ▶ zodat er altijd de mogelijkheid is voor onderzoek.

Jaargang 37 - GAXEX 2

37


Afgezien van de differentiatie tussen onderwijs en onderzoek op de hogescholen en universiteiten, moet er ook onderzoek plaats vinden op regionaal niveau. Er worden genoeg artikelen gepubliceerd door professoren, echter ontbreekt hier vaak in wat de samenleving nodig heeft. De terugkoppeling naar de gewone mens is niet aan de orde. Daarom moeten, volgens de WRR, de onderzoeks- en onderwijsinstelingen zich ontwikkelen tot regionale kenniscentra die verbonden zijn met hun omgeving, dus met de samenleving. Het mbo zou hier een belangrijke speler in kunnen zijn, zij kunnen, volgens het rapport van de WRR, als “motor van de innovatie in het mkb gaan fungeren”. Universiteiten en hogescholen zouden daarom nauw samen moeten werken met arbeidsorganisaties om zo een goed stelsel voor deeltijdonderwijs te ontwikkelen. Er staat nergens in de Nederlandse wet vast wat voor onderwijseisen er zijn. Nederland heeft altijd veel vrijheid gehad op het gebied van onderwijs, maar daardoor is er nauwelijks discussie over wat het onderwijs eigenlijk moet inhouden. Er bestaat in Nederland niet zoiets als een nationaal curriculum, waarin precies staat wat er van de student wordt verwacht. Er komt ook steeds meer aandacht voor de activiteiten die je als student buiten je studie doet. Nu wordt dit door de meeste bedrijven als goed ervaren, maar nergens staat hoeveel aandacht dit eigenlijk zou moeten verdienen. Deze zogenaamde 21e-eeuwse vaardigheden zijn wel degelijk van belang. Als student leer je tegenwoordig veel in korte tijd, maar de kennis die je hebt opgedaan in je studie wordt bijna nooit letterlijk toegepast op de werkvloer. Stages zijn daarom ontzettend leerzaam om de theorie toe te passen in de praktijk. Daarom zou er in Nederland eens goed nagedacht moeten worden over de inhoud van het onderwijs en wat wij van studenten verwachten als ze de werkvloer op gaan.

Rol van de overheid Het is natuurlijk erg makkelijk om te zeggen wat er allemaal veranderd moet worden, echter het uitvoeren hiervan is een tweede. De overheid zou een grote rol

krijgen in het stimuleren van de kenniscirculatie. Zij zijn namelijk diegene die uiteindelijk aan het roer staan en kunnen door middel van de juiste wetgeving en controles de kenniscirculatie bevorderen. Het WRR verwacht dan ook van de overheid dat zij niet alleen op landelijk niveau naar economische ontwikkeling gaan kijken, maar vooral op regionaal niveau. Via deze weg zijn de betrokkenen het beste te bereiken en kan er zo goed op elkaar worden ingespeeld. Daarnaast verschillen de economische ontwikkelingen op regionaal gebied nogal van elkaar, denk aan de verschillen tussen de regio’s Oost-Groningen en de Randstad. Vroeger speelde de overheid alleen maar samen met bedrijven en kennisinstellingen, dit wordt ook wel de Triple Helix genoemd. Het is nu echter de bedoeling dat de burgers erbij worden betrokken. Dit samenspel is bekend onder de naam civil society of Quadriple Helix. Aangezien er een nieuwe partij in het spel is gekomen, vergt dit verandering van concepten, modellen en infrastructuur. Door de burgers erbij te betrekken, moet onze samenleving veranderen in een lerende experimenteeromgeving, waarin fouten maken en ervan leren erbij horen. Alleen dan kan onze economie veranderen in een kenniseconomie.

Conclusie Er zijn natuurlijk veel middelen om de economie te stimuleren, in dit artikel zijn er slechts twee kort uitgelicht. In mijn ogen is het bevorderen van de kenniscirculatie wel een van de belangrijkste. Er gaan in Nederland steeds meer mensen studeren en daardoor wordt het onderwijs een beetje een vergaarbak; we moeten onszelf blijven uitdagen! Er zal daardoor gekeken moeten worden naar hoe we de 21e-eeuwse vaardigheden in ons opleidingsprogramma kunnen passen en daarnaast zullen we ook al moeten leren hoe we de theorie die we leren in onze studie kunnen toepassen op de werkvloer. Stages zijn daarom, naar mijn mening, een belangrijk onderdeel van je studie. We zullen er dus met z’n allen hard aan moeten werken, om de kennis in Nederland en daarmee ook de economie, naar een hoger niveau te brengen. ■

VESTING Opiniepanel Wat vind jij van het niveau van het middelbaar onderwijs tegenwoordig? Goed 15 % Gemiddeld 55 % Slecht 30 % Zouden leraren van basis- en middelbaar onderwijs universitair geschoold moeten zijn? 38

Semester 1.2 - (2013-2014)

Ja; beide 30 % Ja; alleen middelbaar 8 % Ja; maar alleen op het vwo 45 % Nee 18%


20 jaar geleden in de GAXEX

LANDELIJKE ECONOMETRISTENDAG 1994 De Landelijke Econometristendag 1994 werd in Groningen gehouden en door VESTING georganiseerd. Mede daarom stond de volgende aankondiging in GAXEX 2 van jaargang 37: Op 7 februari 1994 zal voor de zesde keer de L.E.D. worden gehouden. Het onderwerp zal zijn: “Simulatie: beslissen onder (on)zekerheid?�. Er zullen verschillende lezingen worden verzorgd door personen die dagelijks problemen tegenkomen en deze met behulp van onder andere simulatietechnieken aanpakken. Het gaat hierbij om de probleemstelling, de problemen, de tekortkomingen en het gebruik van simulatietechnieken.

De sprekers die de lezingen verzorgen zijn werkzaam bij Shell, AEGON, Philips, ING-Groep en de Katholieke Universiteit Brabant. Voordat de sprekers dieper zullen ingaan op het gebruik van simulatie zal er een inleidend college worden verzorgd door Caroline Jongkamp, zij is werkzaam bij de sectie Operations Research. De dagvoorzitter zal Prof.dr.ir C. Schweigman zijn. De dag zal er als volgt uitzien:

10.00 10.30 10.40 11.10 11.55 12.40 14.00 14.45 15.30 15.50 16.40 16.45 22.00

uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur uur

ontvangst met koffie opening inleiding Shell AEGON Lunch Prof.dr. J.P Kleijnen Philips Thee ING-Groep afsluiting borrel Landelijke Econometristen nacht

De L.E.D. hoopt er voor te zorgen dat er tijdens het symposium geen colleges voor econometristen worden gegeven. Uitsluitsel hierover zal zo spoedig mogelijk bekend worden gemaakt. De L.E.D. zal in de Aula van het Academiegebouw worden gehouden en nadere informatie over inschrijving en vertrektijden van de treinen zal bekend worden gemaakt via de UK.

De L.E.D-commissie, Jeroen Schreur Bart Steenbergen Thijs Knaap Ernst-Jan de Leeuw Annelies Ypma Paul Schure

!!!LED vooral ook op de poster!!!


Timmies en Tammies Kakuro

Van elk in te vullen getal is de som van de cijfers gelijk aaan het getal in het paarse vakje. Elk getal boven een diagonale lijn heeft betrekking op de horizontaal in te vullen cijfers. Een getal onder een diagonale lijn is de som van de cijfers die verticaal moeten worden ingevuld. De 0 wordt niet gebruikt en de som van een getal bevat uitsluitend verschillende cijfers. Unieke combinaties zijn bijvoorbeeld: 17=8+9; 24=7+8+9.

40

Semester 1.2 - (2013-2014)


Puzzelpagina KenKen Vul de cijfers 1 t/m 6 in, waarbij elk getal een keer mag voorkomen in elke rij en kolom. De getallen in een dik gedrukt vak moeten overeenkomen met het dik gedrukte getal na het toepassen van de bijbehorende operatie op de in te vullen getallen. Hierbij is de volgorde van de getallen in het vak niet van belang. Voorbeeld: Als er 24x staat zou je de getallen 3, 2 en 4 in kunnen vullen. De oplossing van dit raadsel kun je sturen naar gaxex@ devesting.nl. Onder de inzenders van het juiste antwoord verloten we een leuke prijs en een eervolle vermelding in de volgende GAXEX. De winnaar van de puzzel van de vorige editie is Luuk Oude Steenhof! Hij heeft inmiddels zijn prijs in ontvangst genomen.

Raadseltje In een enorm circus met N paren van clowns en acrobaten speelt zich het volgende af. Zo nu en dan ontstaat er wrijving binnen een paar clowns en acrobaten en het komt dan wel eens voor dat er nare dingen over elkaar worden gezegd. Het is een grote belediging voor een clown wanneer zijn eigen partner achter zijn rug om over hem zegt dat hij niet grappig is. Wanneer dit gebeurt, verspreidt zich dit binnen ĂŠĂŠn dag als een lopend vuurtje onder alle andere clowns in het circus. Dit wordt alleen nooit verteld aan de clown in kwestie. Nu heeft de directeur van het circus verteld dat een onbekend aantal (X < N) acrobaten zich schuldig hebben gemaakt aan dit ernstige feit, en dat vanwege de grote belediging een clown die weet dat zijn acrobatische partner dit heeft gezegd, de acrobaat in kwestie de volgende nacht met een enorme koperen toeter om zeep moet helpen. Dit wordt dan natuurlijk door alle andere clowns in het circus 's nachts gehoord. De vraag is: hoeveel van de X beledigende acrobaten worden, ontdekt en hoeveel dagen duurt dit?

Jaargang 37 - GAXEX 2

41


Tekst: Steffen Bakker

Stef i Norge

In tegenstelling tot wat het gros van de studenten tegenwoordig doet, ben ik na het behalen van mijn bachelor niet op een wereldreis gegaan (staat nog wel op de planning), maar heb ik me ingeschreven voor een jaar aan een volkshogeschool in Seljord, Noorwegen. Voornamelijk met de intentie om me te ontwikkelen op andere gebieden dan de exacte kant van onze studie. Voor velen zal de betekenis van een volkshogeschool vrij onbekend zijn, dus is het handig om te beginnen met een kleine introductie. Ik citeer: ‘Folk high schools are one-year boarding schools based on the idea of learning for life, not only for occupations and degrees. We provide an opportunity for you as a student to focus on subjects that interest you and to grow as a person, in a small and close-knit learning community without exams and grades. These are schools where you broaden your horizon, deepen your social insights, get more confidence in yourself, and learn tools for lifelong learning.’ Ik heb er inmiddels zo’n vier maanden opzitten en ben helemaal lyrisch over het concept. De vrijheid en mogelijkheden die ik heb om, samen met een ontzettend getalenteerde en leuke groep mensen, een zeer breed scala aan activiteiten te ondernemen bevalt mij uitermate goed. Dan rest uiteraard de vraag waar ik al die tijd mee bezig ben. Als hoofdrichting heb ik gekozen voor friluftsliv, letterlijk vertaald ‘buitenluchtleven’. Andere richtingen zijn er binnen muziek, musical en beeldende kunst. Met friluftsliv heb ik inmiddels, onder andere, een mountainbike-, kajak-, gletsjer-, 71-graden-noord- en klimtocht achter de rug. Alle tochten waren uniek in hun soort, maar elk met één bindende factor; de schitterende Noorse natuur. Dit kwam afgelopen week erg sterk naar voren toen we met een klein groepje, bepakt met alleen

42

Semester 1.2 - (2013-2014)

datgene wat absoluut noodzakelijk is en tevens zonder tent, vijf dagen de natuur in zijn getrokken. Wat heb ik intens genoten van primitieve dingen zoals de lange wandeltochten, de stiltes waar je heerlijk in na kan denken, de prachtige kleurcontrasten in de natuur, het baden in ijskoude bergmeren, het zoeken naar en klaarmaken van een goede overnachtingsplek, de geur van droge stukken furuhout (den), het kloven van diezelfde stukken hout, het (onder alle omstandigheden) kunnen maken van een kampvuur en vervolgens hierop simpele doch smakelijk eenpansmaaltijden te bereiden. ‘s Avonds zit je dan rond het kampvuur onder een schitterende sterrenhemel, terwijl het licht van de volle maan over het water glinstert. En wanneer je met een warme


kop koffie nog na zit te gloeien, besef je dat zulke momenten de perfectie benaderen. Hier zijn geen ingewikkelde modellen, geen moderne technieken en geen liters pils nodig om het goed te hebben. Enfin, naast de activiteiten binnen friluftsliv heb ik nog een overvol programma dat meer in het teken staat van creativiteit, muziek en sociale interactie. De school biedt bijvoorbeeld een zeer diverse hoeveelheid aan keuzevakken aan. Zo speel ik in een bandje, zing ik in een klein en groot koor, heb ik een mes en gitaarriem gemaakt, doe ik wekelijks aan yoga en ben ik zelfs begonnen met het breien van pantoffels. Trots ben ik trouwens op mijn eerste zelfgeschreven nummer, dat ik inmiddels in de studio heb opgenomen.

moment zamel ik geld in voor CWIN (Child Workers in Nepal), een organisatie die vecht voor kinderrechten in Nepal. We zullen diverse lopende projecten van CWIN zelf ook bezoeken en daar bij meehelpen. Wil je hier meer over weten en/of hopelijk een financiële bijdrage leveren? Stuur me dan even een persoonlijk berichtje. Zoals jullie merken mis ik Nederland nou niet bepaald, maar ik kan me erg verheugen op een speciaalpils/muziekavond bij Tammo. Hopelijk liggen er daar nog veel van in het verschiet. In ieder geval wens ik iedereen binnen VESTING een bijzonder goed jaar toe en ik hoop dat de VCDC springlevend wordt gehouden. Ha det bra og turen venter ikke på noen! ■

Wat er verder allemaal in het verschiet ligt weet ik nog niet precies. De eerste sneeuw is inmiddels gevallen en ik geloof dat er onder andere veel (cross-country)skiën en een hondensleetocht op het programma staat. Tevens gaan we in april en mei nog anderhalve maand naar Nepal. De eerste drie weken zullen we met de friluftsliv richting een tocht door de Himalaya maken, waar we onder andere het toeristische Everest Basecamp bezoeken. De andere helft van de tijd brengen we met de gehele school in de omgeving van Kathmandu door. Dit deel van de reis zal meer gericht zijn op solidariteit. Op dit

Jaargang 37 - GAXEX 2

43


Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met hun aanstelling tot VESTING Bestuur 2014-2015: Tessa van der Werve (voorzitter) Chris Wijnbergen (vicevoorzitter en penningmeester) Ruben Peeperkorn (secretaris) Sander Cremers (coรถrdinator intern) Nynke Gerards (coรถrdinator extern).

Wij wensen ze heel veel succes en plezier het komende jaar met het uitvoeren van hun plannen!

Nieuwe albums op de VESTING Website 12 november

Borrel

15 november

Propedeuse uitreiking

21 november

Career Day

22 november

Alumni Activiteit

3 december

Lezing Marlies de Keizer (OR)

3 december

SC Activiteit: Schaatsen

3 december

Voorzittersbekendmaking

10 december

Kerstgala met ODIOM

12 december

Actieve Leden Sinterklaas

16 december

Masterdiner

18 december

Actuarial Game met Deloitte

19 december Case Dynamic Econometrics met MIcompany

44

Semester 1.2 - (2013-2014)

7 januari

Borrel

30 januari

Sleepless Night met Kempen & Co


Activiteiten Agenda 06 t/m 10 februari

Wintersport

11 februari

LED

19 februari

Alfabetfeest

26 februari

Inhousedag MIcompany

28 februari t/m 02 maart

Actieve Leden Weekend

4 maart Inhousedag De Nederlandsche Bank 8 maart

Ouderdag

11 maart

Algemene Ledenvergadering

14 maart

Inhousedag Flow Traders

Graag wil VESTING de volgende mensen feliciteren met het behalen van hun bul: 16-12-2013

Marij Hoekman Storage assignment under changing demand: Periodically reslotting

VESTING Bestuur 2013-2014 Wies van Eeden

Voorzitter

Mark Jonker

Vicevoorzitter en penningmeester

Marieke Vollebregt

Secretaris

Roos Nijzing

Intern coรถrdinator

Marina Kouw Coรถrdinator bedrijfscontacten

Jaargang 37 - GAXEX 2

45


Sfeerverslag Liftwedstrijd

Tekst: Saina Abeshzadeh en Lasse Vuursteen

Op 9 november was het dan zo ver: de eerste VESTING Liftwedstrijd vond plaats. In koppels (met minimaal één man) kon je je opgeven voor deze activiteit, georganiseerd door de Activiteiten Commissie. Er was plek voor twintig groepjes. De dag ervoor was een uitgebreide informatieavond waarbij handige tips werden gegeven voor het liften. De locatie werd zorgvuldig geheim gehouden; ’s ochtends werd pas bekend gemaakt dat er gelift moest worden naar Brugge en kreeg men de routekaart Nederland-België in de handen gedrukt. Om zeven uur vertrokken de eerste lifters vanaf het station. Een goede lift vanuit Groningen te krijgen was misschien wel het moeilijkst. De meeste groepjes hadden het slim aangepakt en gebruikten een stuk karton waar ze de plaatsnaam van de gewenste bestemming op hadden geschreven. Hoewel deze techniek erg handig was, moesten sommige groepjes alsnog een uur wachten in Groningen. In de bijbehorende groepswhatsapp werd al snel opgeschept door de groepjes die wel goed van start gingen. Veel selfies en sterke verhalen werden gedeeld. Eenmaal vertrokken uit Groningen werd de tocht een stuk makkelijker. Liften van tankstation naar tankstation bleek de beste strategie te zijn. Opvallend, maar niet volkomen verrassend was dat de meeste mensen die je meenamen in hun auto, vroeger zelf ook hadden gelift of in ieder geval wel een avontuurlijke aanleg hadden. De meest uiteenlopende liftverhalen kwamen dan ook voorbij, zo werd er met onder andere een professionele imker, een topman bij Siemens, een schapenfokker die geschiedenis studeerde en het leger meegelift. Voor de faalhazen onder de teams waren er ook twee auto’s van de Activiteiten Comissie en bestuur mee om mensen op te halen die gestrand waren. Ook moest iedereen, voor de veiligheid en om valsspelen met het openbaar vervoer tegen te gaan, telkens het nummer46

Semester 1.2 - (2013-2014)

bord van de auto waarin hij instapte sms’en naar de partouille auto’s. Het doel was om zo snel mogelijk te arriveren bij een gegeven restaurantje in Brugge. Extra punten konden behaald worden door mee te doen aan de fotowedstrijd. Dit hield in dat je een foto van jezelf of van je liftpartner moest maken, met op de achtergrond een universiteit. Voor de mensen die vroeg aankwamen was er een Crazy 44 georganiseerd, een wedstrijd met vierenveertig kleine opdrachtjes. Het liften verliep voor de meeste groepjes erg goed, op Maik en Sjors na; zij moesten uit Eindhoven moeten opgehaald. Het is onduidelijk of het lag aan het feit dat ze moeilijk mensen zo ver wisten te krijgen de heren in hun auto mee te nemen of dat het kwam doordat de heren zich onderweg besloten te vermaken met workshops trommelen en ze een grote hoeveelheid universiteiten hadden bezocht. Toen om 17:30 uur ook de laatste mensen in Brugge waren aangekomen, kon de zoektocht naar het hostel beginnen. Na het avondeten nam de Activiteiten Comissie het woord en maakte de winnaars bekend. Anke en Michiel waren de snelste lifters, gevolgd door Marina en Jan Jakob, die zelfs nog een eindsprint door Brugge hadden gemaakt om bij het café te geraken. De winnaars van de Crazy 44 waren Yvonne en Wouter, zij waren onder andere dapper genoeg om met


een pizza te frisbeeën in een supermarkt, als een Aziaat met een Aziaat op de foto te gaan en een random vrouw ten huwelijk te vragen.

plaatsvinden, anderen hadden honger en wilden weten hoe een echte Brugse wafel smaakte. Ook werden er voedselpakketten voor de terugreis ingeslagen.

Na een avondje spelletjes doen in het hostel werd het feestje voortgezet in een kroeg in Brugge. Bier was twee halen, één betalen. Het addertje onder het gras was wel dat als je vroeg om zes biertjes, je betaalde voor zes en er dus twaalf kreeg. Door deze slimme truc van de kroeg was er op een gegeven moment een overvloed aan bier. Er was niemand te vinden die niet ten minste twee goudgele rakkers in de hand had. Logischerwijs escaleerde de avond al snel uit de hand maar gelukkig was de Activiteiten Comissie in staat iedereen veilig terug naar het hostel te loodsen, op een enkeling na die zichzelf kwijt wist te maken.

Die middag kon je kiezen tussen het bezoeken van twee musea: het museum van de brouwerij van de Brugse Zot of een chocolademuseum. In het brouwerijmuseum werden ons alle ins en outs verteld over het brouwen van de Brugse Zot, een biertje die zijn naam te danken heeft aan het de Bruggenaren, die in omstreken bekend staan als prettig gestoord. Dit ging zeker op voor onze gids en op olijke wijze kregen we uiteindelijk het desbetreffende biertje onder onze neus gedrukt. Het biertje smaakte, naar de mening van de auteurs, zeer goed, al werkte de kater het ware genieten tegen.

De volgende ochtend werd er eerst lekker ontbeten in het hostel. Na alles opgeruimd en ingepakt te hebben, vertrokken we in groepjes naar het centrum. We kregen een rondleiding door de stad met een Activiteiten Comissie lid en bestuurslid als gids. De rondleiding begon met het ‘Prinselijk Begijnhof Ten Wijngaerde’, het enige nog bewaarde begijnhof in Brugge. Daarna zetten we onze tocht voort naar de ‘Basiliek van het Heilige Bloed’, een dubbelkapel. Ook bezochten we de ‘Onze-Lieve-Vrouwekerk’ en de ‘Sint-Salvatorskathedraal’. Toen we de belangrijkste monumenten van Brugge hadden gezien, was het tijd om de stad zelf te verkennen. Sommigen probeerden nog snel een leuke outfit te scoren voor de VESTING Borrel die de week erop zou

Later op de middag begon de reis terug naar huis. De meerderheid moest terug met de trein, aangezien slechts enkelen nog in de auto’s van de AC pasten. Om een uur of elf ’s avonds kwamen we dan eindelijk aan in Groningen. Sommigen gingen nog in groepjes wat drinken, anderen gingen naar huis om een lekkere nachtrust te pakken. Moe en uitgeput waren we allemaal, maar iedereen was het er over eens dat het een geslaagd weekend was. Dit is zeker een activiteit die voor herhaling vatbaar is. ■

Jaargang 37 - GAXEX 2

47


Column VESTING Voorzitter

Een jaar aan het roer van VESTING Er was me al verteld dat het snel zou gaan, maar de sneltreinvaart waarmee mijn leven het afgelopen jaar voorbij is gevlogen, had ik niet aan zien komen. Ruim een jaar geleden drukte ik op de knop waarmee ik mijn sollicitatie voor VESTING Voorzitter indiende. Nog geen week later zat ik tegenover het bestuur van Alexander, mijn uiterste best te doen om hen ervan te overtuigen dat ik de beste kandidaat was voor het volgende VESTING Voorzitterschap. En weer een week later stond ik als matige imitatie van Zwarte Piet mijn slechtste gedicht ooit voor te dragen als kandidaatvoorzitter van het 24e VESTING Bestuur aan de start van wat het mooiste jaar van mijn studentenleven zou worden. De eerste uitdaging waar ik als kersverse kandidaatvoorzitter tegenaan liep, was die van het vinden van medebestuurders. Nog geen twee weken na mijn eigen sollicitatie nam ik plaats aan de andere kant van de tafel en probeerde ik een keuze te maken tussen de kandidaten die graag met mij een bestuursjaar zouden willen doen. Op 8 januari mocht ik ze met trots in pinguïnpak één voor één de bar op roepen: Mark, Marieke, Roos en Marina. De volgende dag al kwamen wij samen voor wat onze eerste (kandidaat)bestuursvergadering zou worden, waarin wij gingen brainstormen over hoe wij ons bestuursjaar in wilden delen. Elk bestuur streeft er naar om VESTING een stapje verder te brengen, maar hoe wilden we dit precies gaan doen? Vlak na onze bekendmaking hadden wij de ING beginning of the year-party, waar we voor het eerst in aanraking kwamen met bedrijfsactiviteiten alleen voor

48

Semester 1.2 - (2013-2014)

besturen. Samen met onze voorgangers zijn we naar Amsterdam afgereisd om met andere besturen en werknemers van ING het nieuwe jaar in te luiden met een feestje op een boot. In het afgelopen jaar zijn nog veel soortgelijke activiteiten langsgekomen, van borrels tot lezingen van Ranomi Kromowidjojo, van trainingen tot barbecues: bedrijven doen er alles aan om met je in aanraking te komen. Als (actief) lid kende ik VESTING met name intern: ik wist hoeveel leden VESTING had en was bekend met een groot deel hiervan, ik kende de andere commissies en hun bezigheden en was een klein beetje in aanraking gekomen met een aantal bedrijven waar VESTING contact mee had. Tijdens mijn inwerkperiode kwam daar zoveel extra bij: de docenten van de opleiding en de vakgroep, de EBF en de andere onderverenigingen, de faculteit en de universiteit, de alumni van VESTING, de andere econometrieverenigingen in Nederland en de vele bedrijfscontacten die VESTING heeft. Met al deze partijen hebben wij uitvoerig contact gehad het afgelopen jaar en we hebben geprobeerd VESTING zo goed mogelijk te positioneren en te vertegenwoordigen. Al snel had ik een soort van trots ontwikkeld voor VESTING: trots omdat onze borrels en activiteiten zo goed bezocht worden, trots omdat wij als kleine vereniging twee teams naar de Batavierenrace kunnen sturen en ook nog goed weten te presteren, trots op de hoeveelheid actieve leden, trots omdat bedrijven zeggen dat VESTING het altijd zo goed voor elkaar heeft, trots omdat de VESTING Kamer de drukstbezochtste kamer is


op het hele interim en trots omdat de opleiding onze samenwerking zo waardeert. Wij hebben ons het afgelopen jaar voor onze eigen speerpunten ingezet, waarmee we hebben geprobeerd VESTING een stukje verder te brengen. Een belangrijk speerpunt was voor ons het verder professionaliseren van VESTING, waarvan de nieuwe website en de nieuwe huisstijl de grootste onderdelen waren. Zonder enige ervaring op het gebied van het bouwen van websites begonnen Marina en ik aan de moeilijke taak om een geschikte partner te vinden voor de nieuwe VESTING Website. Met de hulp van Michiel van de ICT Commissie was er binnen een paar maanden een website gebouwd voor ons, die een paar weken later gelanceerd werd. Daarnaast hebben we twee nieuwe activiteiten in het leven geroepen: het Freshmen Symposium en de cases bij vakken, die beide zeer succesvol zijn gebleken. Ook hebben Mark en ik de eer om de Landelijke Econometristendag commissie te begeleiden, die het grootste recruitmentevenement voor econometristen in Nederland organiseert, dat op 11 februari dit jaar plaats zal vinden. En voor je het weet is het moment daar: je neemt weer plaats achter diezelfde tafel om de ideeën van nieuwe bestuurskandidaten aan te horen. Andere mensen die weer een andere weg in willen slaan met VESTING,

maar bovenal een VESTING Hartje hebben dat je hard hoort kloppen door alle zenuwen heen. Op 3 december was het de beurt aan Tessa om na haar bekendmakingsfilmpje op de bar te klimmen en zichzelf bekend te maken als nieuwe kandidaatvoorzitter van het volgende VESTING Bestuur. En voor mij het begin van het einde van mijn bestuursjaar. Ik heb ontzettend veel vertrouwen in Tessa, Chris, Sander, Ruben en Nynke, en ik weet zeker dat zij niet alleen een geweldig jaar tegemoet gaan, maar er ook alles aan zullen doen om VESTING weer iets te verbeteren. Ik wil zelf graag Mark, Marieke, Roos en Marina bedanken voor het afgelopen jaar; voor alle leuke avonden, borrels en activiteiten, beleidsweekenden en bestuursuitjes, gezelligheid in de VESTING Kamer, inzet, en bovenal voor het overtreffen van alle verwachtingen die ik aan de start van mijn bestuursjaar had. Op dinsdag 11 maart vindt de Algemene Ledenvergadering plaats, die de start van mijn zogehete ‘zwarte gat’ zal inluiden en waarop ik het stokje officieel over zal dragen aan Tessa. Voor iedereen die graag nog een onvergetelijke ervaring wil hebben voor het einde van de studieperiode: in oktober 2014 gaan de sollicitaties voor het VESTING Bestuur 2015-2016 open! ■

Wies van Eeden VESTING Voorzitter

Jaargang 37 - GAXEX 2

49


Colofon / Adverteerders Hoofd- en eindredactie Marieke Vollebregt Redactie Wies van Eeden Arthur Molenaar Noortje Stolk Michiel Tammeling Lasse Vuursteen Marieke Vollebregt Ruben te Wierik Tim van Wilsum Lay-out Marieke Vollebregt Tim van Wilsum Michiel Tammeling

2

APG

4

Flow Traders

16

MIcompany

26

SNS REAAL

52

Towers Watson

Ontwerp lay-out Fred Heijnen Melinda Jagersma Bram de Jonge Arne Wolters Acquisitie Marina Kouw Redactieadres VESTING Magazine Commissie Postbus 800 9700 AV Groningen Tel: (050) 363 70 62 E-mail: gaxex@devesting.nl Oplage 600 Druk Flyeralarm Bronnen op navraag beschikbaar bij de redactie

VESTING is geliĂŤerd aan de Economische en Bedrijfskundige Faculteitsvereniging

50

Semester 1.2 - (2013-2014)


Het VESTING Bestuur 2013-2014 wil alle VESTING Leden bedanken voor het afgelopen jaar!


Hi, I’m

Mark

I work at Towers Watson, and today I did something extraordinary.

yourimagination. You’ve nearly completed your degree, and you’re ready for what’s next: a job that will inspire you, make you think and put your skills to the best use. But don’t you really want more than that? Go beyond your expectations at Towers Watson. If you join us, you’ll often be challenged to do something extraordinary. From the start, you’ll team with senior associates to learn on the job and interact with clients on projects that help improve their business. And along the way, you’ll be in charge of your own career, working with your manager to decide what’s next and how to get there. Sound good? Then plan to Go Beyond at Towers Watson.

Towers Watson. A global company with a singular focus on our clients.

Benefits Risk and Financial Services Talent and Rewards Exchange Solutions towerswatson.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.