7 minute read

Achtergrond

EEN GOEDE VRIEND

Een goede vriend stuurde mij vandaag met veel leedvermaak en smileys een bericht door dat op Twitziekte ‘massaal werd gedeeld’. Het betrof een rapport van Centraal Bureau voor de Statistiek waarin het kunstlandschap als volgt werd geschetst: zo'n 2% van de werkzame beroepsbevolking is ‘kunstenaar’. Zes op de tien van hen zijn man, vaak wonend in Amsterdam en straatarm. Het rapport beschouwt ‘kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep’. De aanhef is Spielbergiaans sterk: ‘Nederland telt zo’n 164.000 ‘kunstenaars’ plus 263.000 werkenden met een creatief beroep’. Kedeng! Je voelt het land in een stuip schieten. Net als gasprijzen de pan uitvliegen blijkt half Nederland uitvreter te Amsterdam!

Advertisement

Het begrip ‘kunstenaar’ loopt van ‘beeldend kunstenaars’ en schrijvers tot acteurs, architecten, decorateurs, enzovoorts. Ondergetekende is dus ‘kunstenaar’, net als de freelance vormgeefster van deze pagina’s. Daarmee bevestigt het CBS mijn pleidooi voor de appeltjes van Sabine Struycken elders in deze pagina’s. Zij is namelijk freelance en dús kunstenaar. Oh, wacht even! Stop! Nee! De appeltjes zijn tóch géén kunst! Want Struycken is succesvol. Zoals veruit de meeste kunstenaars die er sinds het millennium zijn bijgekomen is ze bovendien vrouw en woont ze niet in Amsterdam. Voldoet niet aan het rapport: geen kunst! Rep Ringel dan? Woont ook niet in Amsterdam. Bovendien succesvol. Ken nie! Sam Drukker dan, die woont half in Amsterdam… en Barcelona! Hmmm… heeft een PA in dienst. Da’s geen kunstenaar maar een bedrijf.

Bij nader inzien voldoet geen enkele kunstenaar uit deze en eerdere kunstgidsen aan het CBS-verhaal. Toch ken ik er wel een paar die aan de schets voldoen. Die zijn vaak van lichting jaren ‘50-‘60 en opgeleid in de BKR-krakerstijd, nooit geleerd op eigen benen te staan. Toen waren politici en CBS-onderzoekers ook altijd man, want vrouwen werkten toen amper. Het CBS is uiteraard ‘ona ankelijk’. De onderzoekscriteria zijn dat niet: het antwoord ligt meestal in de vraag besloten. Wie betaalt bepaalt. Een schoolvoorbeeld van geldverspilling aan bureauladerapporten, proe allonnetjes en stemmingmakerij. Het is een bekend verhaal: het zijn doorgaans mensen met een zwembad die hun onderdanen vertellen dat ze zuinig met water moeten zijn.

René Seghers

Mooi oud

DRIE EEUWEN TEKENINGEN UIT DE KRÖLLERMÜLLERCOLLECTIE

Boven Jan van Goyen, Marktdag aan het water van een stadsgracht, 1653 Voor de tentoonstelling Mooi Oud nam het Kröller-Müller Museum een van de minst bekende onderdelen van de collectie van Helene Kröller-Müller als uitgangspunt: de drie eeuwen omspannende collectie oude tekeningen. Conservator Renske Cohen Tervaert maakte met een team van specialisten een veelzijdige selectie van honderd pareltjes. Tervaert: ‘De tekeningen uit de 16e eeuw tot de vroege 19e eeuw zijn grotendeels voor het eerst te zien.’

Links Pieter Jansz Saenredam, Interieur van de Sint-Bavo te Haarlem

Rechtsonder Christina Chalon, Twee schetsen van een vioolspeler Het is weinig bekend, maar het Kröller-Müller bezit ongeveer duizend tekeningen van vóór 1850, met name uit de noordelijke en zuidelijke Nederlanden en Italië. Net als veel andere verzamelaars uit haar tijd vulde Helene KröllerMüller haar moderne collectie aan met oude meesters. Tervaert: ‘Ze volgt daarbij de adviezen van haar kunstadviseur H.P. Bremmer. Volgens hem is kunst gemaakt om emotie op te wekken. Of het oude of nieuwe kunst betreft maakt geen verschil. Vanaf het prille begin in 1907 koopt Helene ook werk van oude meesters aan. Anton Kröller is daar zelfs specifiek in geïnteresseerd, omdat hij die kunst als zekere belegging zag.’

Alle kunst is gelijk behalve in prijs ‘In Amsterdam is een teekeningenveiling van Rembrandts & anderen. Op R’dts reflecteer ik niet, maar er zijn onbekendere onder, die door den grooten naam misschien verduisterd worden & mij toch lief zijn’ (Helene Kröller-Müller, 1913).

Hoewel gelijk in emotie, was er een enorm verschil tussen oude en nieuwe kunst als het ging om de prijs. Schilderijen van de grootste namen onder de oude meesters waren feitelijk onbetaalbaar. Helene verlegde haar aandacht daarom naar tekeningen van oude meesters die veel goedkoper waren. Tervaert: ‘Helene verzamelde aanvankelijk voor haar plezier. Het grotere denken, de erfgoedgedachte en het museumplan kwamen snel erna. Als ze eenmaal gericht gaat verzamelen, gaan de oude meesters onverkort mee. Daarom zijn er ook zoveel tekeningen in de collectie aanwezig. Ze was een rationele verzamelaar. Als een schilderij van Saenredam op een veiling wegliep, dan bood ze niet mee. Ze vond dat soort bedragen te gek, zelfs als Anton het wel wilde betalen. Ze vult dat hiaat op met een tekening van Saenredam.’

Geheimschrift De selectie voor de tentoonstelling bevat een aantal zeldzame tekeningen, zoals van de Milanees Giovanni Ghisolfi (1623-1683). Verrassend is een schetsblaadje van de enige tekenares in de verzameling, Christina Chalon (1749-1808). Zij specialiseerde zich in het uitbeelden van gewone mensen in de 18e eeuw. De persoonlijke en humoristische

Rechts Pieter Christoffel Wonder, Portret van Laurens van Schaik

dagboektekeningen van Christiaan Andriessen (1775-1846) geven juist een inkijkje in het mondaine leven in het vroege 19e-eeuwse Amsterdam. Tervaert: ‘Hij maakte kleine tekeningetjes van wat hij meemaakte, soms met aantekeningen, deels in geheimschrift. Er zijn 500 tekeningen bekend, maar de vier uit onze collectie bleven onontdekt.’ Bijzonder is Andriessens tekening ‘Willemina Balk vertelt over haar vertrek van Berbice en doet het afscheid nemen van haar ouders na’. Tervaert: ‘Balk kreeg les van Andriessen. Het inmiddels ontcijferde geheimschrift bij de aantekeningen leert ons dat hij een bijzonder innige band met Balk had. Hij beschrijft een op het portret aansluitende stoeipartij die nog twaalf uur duurde. Ze trouwt uiteindelijk met iemand anders, de tekening is wat rest.’

De knecht van P.C. Wonder Het portret dat Pieter Christoffel Wonder (1780-1852) maakte van Laurens van Schaik toont een ongebruikelijk woest ogende man. Ter-

vaert: ‘Het bijzondere is dat het een portret van de huisknecht van de familie Wonder is. Het is enerzijds een oefening, maar ook een soort portfoliotekening, waarmee hij potentiële klanten zijn vaardigheden kon laten zien. Mede daarom is het waarschijnlijk zo’n ongebruikelijk grote tekening en zijn de stoffering van de kleding en de pasteltekening van het gezicht uitgewerkt. Het is ook gesigneerd.’

Intieme beleving Het bijzondere van tekeningen is dat ze traditioneel niet zomaar aan de wand worden gehangen, want licht en papier verdragen zich slecht. Tervaert: ‘Verzamelaars hielden ze in een portfolio en dat werd bij vertoningen op tafels neergelegd en daarna weer opgeborgen. De uitdaging voor ons was het intieme

Links Christiaan Andriessen, Willemina Balk vertelt over haar vertrek van Berbice en doet het afscheid nemen van haar ouders na

karakter van die tekeningen in een overweldigende museumomgeving tastbaar te maken. Tekeningen moet je van dichtbij kunnen bekijken. De helft van de tekeningen komt daarom op hoge, schuine tafels. Daar zijn zitjes bij voor mensen die ze echt goed willen bekijken. We vonden het belangrijk dat je de tijd kunt nemen, als je dat wilt. Tekeningen staan namelijk het dichtst bij de kunstenaar. Het zijn grondgedachten, terwijl een schilderij is uitgewerkt.’

Pareltjes van tekenkunst Onder de persoonlijke favorieten van Tervaert bevindt zich een pasteltekening van Hendrick Goltzius, een aandoenlijke scène van Maria, Jozef en het kind: ‘Het is een heel zacht pastel. We wisten dat er van deze voorstelling een prent bestond. Recent is er ook een medaillon van opgedoken. Tekeningen en voorstudies werden dus niet altijd schilderijen. Het konden prenten worden, zelfstandige werken, maar ook medaillons of glasontwerpen. Het was een hele industrie. Zo waren er ook markttekenaars zoals Jan van Goyen en Pieter de Molijn. Die hadden ateliers waarin eindeloze variaties op geijkte composities met weggetje, hegje, boom, boerderijtje werden vervaardigd.’

Blikvanger Een blikvanger in de tentoonstelling is ‘Stilleven van schelpen op een marmeren blad’ van Henricus Franciscus Wiertz uit 1808. Tervaert: ‘Wiertz was eigenlijk landschapsschilder. De uitzonderingen zijn een schelpenstilleven op doek en deze tekening. Het bijzondere is dat hij er een echt stilleven van heeft gemaakt, anders dan een wetenschappelijke tekeningen waarin de schelpen naast elkaar liggen.’

Tekeningen staan ‘ het dichtst bij de kunstenaar. Het zijn grondgedachten’

Mooi Oud 4 december 2021 t/m 20 maart 2022 Kröller-Müller Museum Houtkampweg 6 6731 AW Otterlo krollermuller.nl

Boven Henricus Franciscus Wiertz, Stilleven van schelpen op een marmeren blad, 1808

This article is from: