nr 3 • 2016 • € 6,95
Ontdek onbekende historische sporen in Enkhuizen nr 3 • 2016
Romeinse kust
TWEE EXCENTRIEKE ARCHEOLOGEN IN DE ORIËNT > p. 8
Leven na de dood in het
OUDE EGYPTE Spectaculaire ontdekkingen in de
1 apr t/m 25 sep 2016
17 PAGINA’S
SPECIAL
GROT VAN HAN
SPECIAL
Mysterieuze
HUNEBEDDEN Vragen rond raadselachtige megalieten
NEDERLAND
Hunebedden als fenomeen en hun bouwers
DRENTHE
Een selectie markante hunebedden
DUITSLAND
Fietsen langs neolithische graven
HUNEBEDDEN ONZE OUDSTE MONUMENTEN
ETEN BIJ DE EERSTE BOEREN • LEO VERHART OVER ‘HET VERDRIET VAN NEDERLAND’
AP
ALLARD PIERSON MUSEUM
Familietentoonstelling
Cold Cases Amersfoort
ZUIDERZEEMUSEUM ENKHUIZEN 24 juni t/m 18 september
Oude skeletten, nieuwe ontdekkingen 18 juni t/m 25 september 2016
WIJZEN uit het Oosten 1600-1700 Partner
Met dank aan
www.museumflehite.nl Faculteit der Geesteswetenschappen Faculteit der Geesteswetenschappen Faculteit der Geesteswetenschappen
Flinders PETRIE
Emilie HASPELS
1853–1942
1894–1980
GEEF ARCHEOLOGIE MAGAZINE cadeau!
MEER DAN 50% KORTING!
Verblijd een vriend of vriendin met een jaarabonnement op uw lijfblad. Daarvoor betaalt u geen € 40,95, maar slechts € 19,95. Goed om te weten: een cadeauabonnement eindigt automatisch na 1 jaar.
€40,95
€19,95
ZELF ABONNEE WORDEN?
ARCHEOLOGIEONLINE.NL/ AANBIEDING
Ja, ik geef een jaarabonnement (6 nrs) Archeologie Magazine cadeau voor het actietarief van € 19,95,- (i.p.v. € 40,95) Mijn gegevens
Gegevens ontvanger abonnement
naam ............................................................................................................................................... naam .............................................................................................................................................. adres ............................................................................................................................................... adres................................................................................................................................................ postcode .................................... plaats ................................................................................... postcode ..................................... plaats ................................................................................. e-mail .............................................................................................................................................. e-mail ............................................................................................................................................. Ik machtig Virtùmedia hierbij om de abonnementsbijdrage van mijn rekening af te schrijven (alleen in Nederland). IBAN-rekeningnummer........................................................................................................ datum ......................................handtekening ...................................................................... Ik kies voor een acceptgiro (administratiekosten € 2,45)
Stuur deze bon in een envelop naar: Archeologie Magazine, Antwoordnummer 7086, 3700 TB Zeist, Nederland (Vanuit Nederland kan dit zonder postzegel.)
WWW.ARCHEOLOGIEONLINE.NL
FACEBOOK.COM/ARCHEOLOGIEONLINE
INHOUD
58
In dit nummer 14 Egypte Land van onsterfelijkheid
40 Nederland Dwalen door Enkhuizen
Special
54 België Grot van Han-sur-Lesse
21 HUNEBEDDEN Onze oudste monumenten 22 Hunebedden in Nederland Veel vragen rond mysterieuze megalieten 30 Markante hunebedden in Drenthe Een selectie van de meest bijzondere / opvallende / fotogenieke 33 Hunebedden in Duitsland Verslag van een fietstocht langs neolithische graven
4
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
58 Nederland Villa Rams Woerthe
Vaste rubrieken 05 Voorwoord 06 Nieuws uit de Lage Landen en uit het buitenland 18 Eten Bij… Charlotte Kleyn 20 Column Han Mulder
44 Omzien Leo Verhart 47 Column RMO 50 Arabische Voetstappen Mia Dekeersmaeker 52 Nieuwe publicaties Boeken 53 Column Knopen doorhakken 62 Tentoonstellingen 64 Benno Vranken 65 Agendatips 65 Sander Out 66 Vooruitblik
VOORWOORD
Vragen, alsmaar vragen…
D
14
België: Grot van Han-sur-Lesse Vondst van een 17e-eeuwse bronzen medaille waarop een aartsengel is afgebeeld. (FOTO: MICHEL TIMPERMAN)
54
Coverfoto: Close-up van hunebed D14 ten zuiden van Eext (Drenthe), vlakbij de weg Gieten-Rolde.
e special in dit nummer is gewijd aan reuzenkeutels in het landschap. Zo verschijnen de hunebedden in noordoost-Nederland steeds in mijn fantasieën: als uitwerpselen van reusachtige prehistorische monsters. Als je de kans krijgt om die ’keutels’ in het echt nader te bekijken en voelen weet je al snel beter: dit zijn keiharde en loodzware stenen in een bepaalde formatie. Ze fascineren me steeds weer door hun grootte en omvang en doordat ze in een bepaald patroon rusten, als rechtopstaande draagstenen waarop als dak meerdere forse dekstenen zijn geplaatst. Nu zie je in dit deel van Nederland welhaast overal in het landschap afzonderlijke exemplaren van die reusachtige keiharde stenen. Daar komt dan de eerste vraag om de hoek kijken, als ouverture van een verder vragenconcert: waarom juist hier? Een vraag die inmiddels onomstreden beantwoord lijkt. De geleerden lijken het er namelijk over eens te zijn dat het zwerfkeien zijn die in de ijstijd van ongeveer 150.000 jaar geleden naar deze contreien zijn geschoven. Maar hoe komt het dan dat ze op bepaalde plaatsen in een formatie staan/liggen? Dat weten we inmiddels kennelijk ook vrij zeker: het waren de eerste boeren die hier zo’n vijf millennia geleden neerstreken en de keien in zo’n formatie plaatsten. Maar waarom precies? En hoe verplaatsten ze die reusachtige jongens en tilden ze die dan juist in die formatie? Hoe zag het Vlakbij hunebed D49 bij resultaat daarvan er toen precies uit? Op dergelijke Schoonoord, bijgenaamd ‘De vragen komen er nog steeds antwoorden die weer Papeloze Kerk’ herinnert een betwist worden of meer vragen oproepen. bronzen portret aan prof. A.E. van Giffen, ‘de vader van de Wat mij bij de hunebedden nog het meeste fascineert is hunebedden’, die dit monudat er, zo’n dikke 5000 jaar later, nog zoveel onbeantment in zijn oorspronkelijke staat terugbracht, mede met woorde of onvoldoende beantwoorde vragen omtrent behulp van stenen van elders. hun fenomeen en functioneren leven. Waardoor er ook (FOTO: CORAL PRESS) zoveel mysteries bestaan. Dat laatste is voor de artistieken en excentrieken onder ons een zegen. En vragen vormen altijd een goede basis van een groeiende wetenschap, dus daar is op zich ook niets mis mee. Maar zoveel en tevens min of meer voor de hand liggende vragen … Archeologie heeft in het verleden reeds belangrijke bijdragen geleverd aan het beantwoorden van dergelijke vragen. Denk bijvoorbeeld aan het werk van archeoloog en hoogleraar Albert Egges van Giffen in dit verband. Maar gelet op de vele resterende vragen gaat het me te ver om nu te berusten in het feit dat je toch nooit alle vragen kunt beantwoorden. En dat je na al die jaren niets meer onder of bij die hunebedden kunt vinden. Aan de archeologie als hoeder én onderzoeker van ons erfgoed blijft de opdracht, naar wegen te zoeken om door sporenonderzoek zoveel en zo goed mogelijk informatie te verzamelen ter beantwoording van die vele vragen. Lou Lichtenberg, hoofdredacteur loulichtenberg@gmail.com
(FOTO: CORAL PRESS)
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
5
NIEUWS LAGE LANDEN
Delen Antwerps bastion wijken voor tramtunnel
V
an midden maart tot midden mei jongstleden waren in het centrum van Antwerpen restanten te zien van het bastion Huidevetterstoren, ook wel genoemd het Huidevettersbastion, onderdeel van de Spaanse omwalling die in opdracht van keizer Karel V medio 16e eeuw gebouwd werd. Antwerpen was toen de grootste stad van de Nederlanden, een welvarende handelsstad maar die ook door noordelijke opstandige provincies bedreigd werd. Vandaar dat de keizer de stad een monumentale versterking gaf. Die versterking, die de middeleeuwse stadsmuur verving, bestond uit een omwalling met negen bastions (vijfhoekige uitsprongen), acht fronten (rechte stukken muur van tien meter hoogte) en vijf Renaissancepoorten met bruggen over een vestinggracht en een buitengrachtmuur. Aan de binnenzijde van de bastions zorgden steunberen voor extra versteviging. Overigens werd Antwerpen later in de 16e eeuw ten zuiden van deze omwalling ook nog een citadel of dwangburcht rijker, als kazerne voor de soldaten die de stad tevens onder controle moesten houden.
6
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
De blootgelegde restanten van het bastion Huidevetterstoren (of Huidevettersbastion) met steunberen op 8 mei 2016. Restanten binnen de metalen wanden zijn inmiddels verwijderd voor de aanleg aan de tunnel onder het Operaplein ten behoeve van de nieuwe tramlijn. Een deel van de buitenmuur van het Huidevettersbastion op 8 mei 2016. (FOTO’S: CORAL PRESS)
Van deze bouwwerken is vandaag de dag in het straatbeeld niets meer te zien: ze werden in de 19e eeuw afgebroken om plaats te maken voor brede boulevards, andere bouwwerken en rechttrekking van de Scheldekaaien. De wallen werden geslecht, en de grachten gedempt, maar ondergronds bleven grote delen van de fundamenten bewaard. Zo werd de afgelopen jaren bij de heraanleg van de Schelde-
Kaart van de Spaanse omwalling met de citadel in het zuiden, situatie eind 16e eeuw. (FOTO: STAD ANTWERPEN DIENST ARCHEOLOGIE)
LAGE LANDEN NIEUWS
kaaien en de leien op verschillende plaatsen archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarbij werd vastgesteld dat in ieder geval fundamenten van delen van het bastion en van de stadsmuur bewaard zijn gebleven. Bij de heraanleg van de zuidelijke leien werd het Keizersbastion opgegraven. Dat is reeds te bezichtigen in de parking Nationale Bank, op niveau -3.
Noorderlijn Voor de aanleg van de Noorderlijn, een nieuwe tramlijn naar het noorden van Antwerpen waaraan momenteel wordt gewerkt, onderzochten de archeologen vanaf begin maart van dit jaar eveneens diverse locaties. Begin mei kwamen daarbij op de Frankrijklei ter hoogte van de Maria-Theresialei de voorzijden en steunberen van het bastion Huidevetterstoren aan het licht. Deze restanten waren op 8 mei voor het publiek toegankelijk gemaakt en trokken op die zonnige dag liefst 2600 bezoekers. De onderzoekers hebben vervolgens de overblijfselen verder kunnen bestuderen, maar delen daarvan hebben medio mei moeten wijken voor een tunnel onder het Operaplein die het centrum via de tram met het noorden van de stad zal verbinden. ‘We hebben in het overleg met de betrokken partijen allerlei varianten overwogen om de resten volledig te behouden, maar alle andere varianten bleken veel te duur dan wel veel te omslachtig’, aldus voormalig stadsarcheoloog Johan Veekman, thans werkzaam als adjunct-coördinator archeologie en monumentenzorg van de Stad Antwerpen. Daar staat tegenover dat andere delen van de Spaanse omwalling wel bewaard blijven. In 2017 wordt de volgende grote archeologische opgraving verwacht ter hoogte van de Kipdorpbrug. De resten van die brug en het nabijgelegen bastion en de stadsomwalling zullen vanaf 2018 permanent zichtbaar worden gemaakt in een openluchtsite. De archeologen onderzoeken momenteel belangrijke delen van de omwalling verder in het atelier. Inmiddels wordt ook de heraanleg van de Rijnkaai archeologisch begeleid. (Lou Lichtenberg)
Catharina de Grootste
250
jaar nadat zij met een opzienbarende kunstaankoop de Hermitage stichtte, brengt de Hermitage Amsterdam in een tentoonstelling het levensverhaal van Catharina de Grote, Europa’s langst regerende keizerin. Haar naam was altijd omgeven door superlatieven en mythes, vaak ook over haar intieme leven en de hofintriges. Sommige mythes horen inderdaad in het rijk der fabelen. Andere zijn helemaal geen mythes, want echt waar. Catharina de Grote (1729–1796) werd als 14-jarig Duitse prinses uitgehuwelijkt. Ze bereikte zelf de tsarentroon doordat ze haar echtgenoot, tsaar Peter III, aan de kant zette. Catharina zou de grootste tsarina aller tijden worden. Ze had een ambitieuze agenda, met hervormingen in het hele tsarenrijk. Ze keek en handelde vooruit. Ze kende tegenslagen, maar bracht vooral veel tot stand. Ze had een enorme passie voor kunst. Ze heeft meer betekend dan wie ook voor ’s werelds grootste kunstcollectie. Ze was een verlicht despoot, die correspondeerde met Voltaire en Diderot. Ze breidde haar rijk uit met een gebied zo groot als Frankrijk, inclusief de Krim. Geholpen door haar memoires en die van tijdgenoten brengen ruim driehonderd objecten uit de Hermitage St.-Petersburg de bezoeker dicht op de huid van Catharina. De tentoonstelling ontrafelt haar leven en schetst haar karakter. Een tentoonstelling als een juwelenkist, met schitterende persoonlijke bezittingen zoals japonnen, sieraden, cameeën, snuifdozen, de mooiste werken uit haar enorme kunstverzameling, schilderijen, beeldhouwwerken, toegepaste kunst en portretten van haar vrienden en geliefden.
Catharina, de Grootste. Zelfgeslepen diamant van de Hermitage, t/m 15 januari 2017 in de Hermitage Amsterdam, Amstel 51 te Amsterdam, www.hermitage.nl
Miniatuur met portret van Catharina de Grote, 1765–70. Meester onbekend (Russisch). © STATE HERMITAGE MUSEUM, ST PETERSBURG
Model van de Grote Tsarenkroon van Catharina, Smolensk, 2012. De Grote Tsarenkroon was vanaf 1762 het voornaamste machtssymbool van de Russische monarchen en heeft dienstgedaan tot en met de laatste kroning, van Nicolaas II in 1896. Catharina de Grote liet hem speciaal voor haar kroning maken door de Zwitserse edelsmid Jérémie Pauzié. De originele kroon is tegenwoordig permanent geëxposeerd in de schatkamer van het Diamant Fonds van de Russische Federatie, en mag het land niet verlaten. © STATE HERMITAGE MUSEUM, ST PETERSBURG
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
7
NIEUWS LAGE LANDEN
Ontmoetingen met twee excentrieke archeologen in de Oriënt De fascinerende Oriënt openbaart deze zomer weer wat geheimen in Amsterdam. Egypte, Turkije en Noord-Afrika worden daar in een tentoonstellingsdrieluik bekeken door de ogen van wetenschappers die allemaal een persoonlijk verhaal vertellen. In twee van de drie delen staan excentrieke archeologen centraal.
H
Vaas calciet uit graf, Badaricultuur omstreeks 2700 v.Chr.
8
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
et Allard Pierson Museum stelt in de tentoonstelling ‘Ontmoetingen met de Oriënt’ de contacten tussen oost en west centraal die hun weerslag kregen in universitaire collecties in Nederland. De expositie is in drie delen verdeeld. Het eerste deel, Wijzen uit het Oosten, speelt zich af in de Gouden Eeuw van de Republiek der Nederlanden. Persoonlijke contacten van geleerden in onze contreien met hun islamitische, joodse en christelijk orthodoxe collega’s in het Oosten droegen bij aan een nieuwe kijk op de Arabische wereld, en reizigers uit het Midden-Oosten en Marokko verrijkten de kennis van oosterse talen in het westen. Aan de hand van originele brieven en van boeken die ze voor hun Nederlandse kennissen kopieerden of verwierven, laat de expositie zien wie deze reizigers waren, hoe ze te werk gingen en wat hun betekenis voor de wetenschap in Nederland is geweest. De tweede en derde luiken van de tentoonstelling gaan vooral in op de archeologie in de Oriënt (zie hierna de bijdragen van Willem van Haarlem, resp. René van Beek en Filiz Songu). Het tweede luik belicht de excentrieke Engelsman Flinders Petrie, die van grote betekenis is geweest voor de ontwikkeling van de wetenschappelijke archeologie. Een deel van zijn vondsten bij opgravingen in Egypte kwam ook uiteindelijk terecht in het Allard Pierson Museum. Emilie Haspels (1894-1980), het onderwerp van het derde tentoonstellingsluik, was de eerste vrouwelijke hoogleraar archeologie in Nederland, en als hoogleraar-directeur van dit museum deed ze belangrijke aankopen voor uitbreiding van de collectie daarvan.
William Matthew Flinders Petrie Petrie (1853-1942) was een Engelse archeoloog, die voornamelijk in Egypte werkzaam is geweest en wel bijna 50 jaar lang, op ca. 50 verschillende plekken. Hij ging in 1880 voor het eerst naar Egypte om de grote piramide van Giza nauwkeurig op te meten. Terug in Londen kwam hij in contact met de rijke Amelia Edwards, die kort tevoren het Egypt Exploration Fund mede had opgericht. Voor deze organisatie voerde Petrie vanaf 1884 zijn eerste echte opgravingen in Egypte uit. Zijn onconventionele, nauwgezette werkmethoden zorgden bij zijn collega’s van de EEF soms voor opgetrokken wenkbrauwen, maar hij bleef daar, met tussenpozen, werkzaam tot 1904. Hij richtte toen zijn eigen steun-organisatie op, de British School of Archaeology in Egypt. Hij zou tot 1926, met een onderbreking in de Eerste Wereldoorlog, in Egypte blijven graven. Omdat hij problemen kreeg met de veranderde verhoudingen in Egypte, dat indertijd grotere zelfstandigheid ten opzichte van de Britten had verworven, besloot hij zijn activiteiten naar het toenmalige Britse mandaatgebied Palestina te verleggen. Daar beëindigde hij ook zijn lange loopbaan, na definitief naar Jeruzalem te zijn verhuisd, waar hij in 1942 overleed. Het Petrie Museum of Egyptian Archaeology in Londen, onderdeel van het University College, is door hem gesticht en bevat een groot deel van de objecten uit zijn opgravingen. Dit nog steeds belangrijke museum is een passend monument voor zijn nagedachtenis. Constant Willem Lunsingh Scheurleer was firmant uit een oud bankiershuis. Hij had een
LAGE LANDEN NIEUWS
verzameling oudheden opgebouwd, die hij in eerste instantie op de zolder van zijn woonhuis had tentoongesteld. Uiteindelijk liet hij in 1924 een nieuw museum annex woonhuis bouwen. Om zijn collectie een bredere basis te geven meldde hij zich in 1921 als contribuant aan bij de British School of Archaeology in Egypt, om in ruil daarvoor objecten direct uit diens opgravingen te verwerven, en bleef dat tot 1927. Helaas moest het Museum door een faillissement ten gevolge van de grote beurscrisis van 1929 na 10 jaar, in 1934, de deuren sluiten. Een groot deel bleef behouden voor Nederland door een actie van de Universiteit van Amsterdam, waar het de basis vormde voor het Allard Pierson Museum. Helaas kon niet alles behouden blijven: grote delen kwamen elders terecht. Kort voor zijn overlijden in 1940 op slechts 60-jarige leeftijd is hij nog benoemd tot conservator van de Egyptische afdeling van het RMO in Leiden.
William Matthew Flinders Petrie.(1853-1942) in Abydos, Egypte, 1922. Emilie Haspels reisde per kar door Phrygië (jaartal 1939).
In de 20’er jaren van de vorige eeuw had Petrie, toen rond de 70 jaar oud, er al een lange staat van dienst opzitten in Egypte sinds zijn eerste opgraving in 1884. Een aantal sites in Midden-Egypte hadden destijds zijn speciale aandacht, vooral die in het Nijldal bij de oase Fayum (Lahun, Gurob en Sidmant el-Gebel) en meer naar het zuiden Qau el-Kebir, Badari en Abydos. Met name de laatste drie locaties zouden belangrijke nieuwe informatie opleveren over de Pre- en Vroegdynastische periode. Petrie kon rekenen op een aandeel in de vondsten gedaan tijdens zijn opgravingen. Een groot deel daarvan werd na aankomst in Londen herverdeeld over de contribuanten, naar rato van bijdragen. Dat konden musea of universitaire instituten zijn, bibliotheken, wetenschappelijke verenigingen, maar ook privépersonen (verzamelaars). Deze konden bij gelegenheid objecten uitkiezen, of zelfs voorkeuren uitspreken voor een bepaalde categorie vondsten, waarmee Petrie zoveel mogelijk rekening hield. Zo ontving het Museum Scheurleer voor een bijdrage van 56 Engelse pond en 6 shilling tussen 1921 en 1924 in totaal 350 objecten, voornamelijk aardewerk en sieraden. Ter vergelijking: een contribuant als de Ny Carlsberg Glyptotek in Kopenhagen ontving voor een bijdrage van 802 pond en 2 shilling complete houten sarcofagen, houten grafbeelden en houten scheepsmodellen, inclusief zuilenfragmenten. (Willem van Haarlem)
Emilie Haspels, een pionier in de archeologie ‘… Daar ligt het nu allemaal. Van hieraf gezien is de wereld klein. En is dat niet mijn wereld? Werd hij dit niet sinds ik er nu 21 jaar geleden kwam. Want het houdt je vast, als niets anders; je komt er niet meer van los; je bent erdoor bevangen, en dan geef je je over, en gaat erin op…’ Dit schreef prof. dr. Emilie Haspels in haar dagboek in 1958. Zij reisde toen door Phrygië in Turkije waar zij onderzoek deed. De streek was haar vertrouwd, want al voor de Tweede Wereldoorlog trok zij door de onherbergzame hooglanden van Midden-Anatolië om de Phrygische hoogvlakte en haar monumenten in kaart te brengen. Zij had toen al haar sporen
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
9
NIEUWS LAGE LANDEN
verdiend in de archeologie, want in 1929 vertrok ze naar Griekenland waar ze buitenlands lid werd van de Franse Archeologische School in Athene. In de volgende jaren nam ze in Griekenland deel aan opgravingen van verschillende buitenlandse instituten in Athene, onder meer op Lesbos, Chios, Delos, Perachora en Samos. In 1937 werd Haspels door het Frans Instituut in Istanbul gevraagd de opgravingen in Midasstad in Turkije te leiden. Tussen 1937 en 1939 leidde zij vijf opgravingscampagnes. Voor die tijd was dat heel bijzonder, omdat er nauwelijks vrouwelijke buitenlandse wetenschappers in de binnenlanden van Turkije veldwerk deden. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog keerde Haspels terug naar Istanbul. Hier verbleef ze in de oorlogsjaren en werkte aan de Universiteit van Istanbul en als vertaalster op het ‘war department’ van het Amerikaanse consulaat. Na de oorlog kwam zij naar Nederland waar zij werd gevraagd om hoogleraar klassieke archeologie en kunstgeschiedenis der oudheid aan de Universiteit van Amsterdam te worden. Deze functie was gekoppeld aan het directeurschap van het Allard Pierson Museum. Als hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam organiseerde ze vier expedities naar de Phrygische hooglanden. Onder uiterst primitieve omstandigheden documenteerde en fotografeerde ze alle Phrygische stadsburchten en religieuze rotsmonumenten. Verspreid over de Phrygische hooglanden werden tussen ca. 700 en 550 v.Chr. diverse rotsmonumenten in tufsteen uitge-
10
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Het Midasmonument in Phrygië, gefotografeerd door Haspels in 1937.
‘Ontmoetingen met de Oriënt’, t/m 18 september 2016 in het Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127, Amsterdam, www.allardpiersonmuseum.nl
Het gebroken Leeuwengraf in 1953. (FOTO’S: ALLARD PIERSON MUSEUM)
houwen. Het Midasmonument is het grootste en misschien wel mooiste voorbeeld. Het maakt deel uit van een plateau dat bekend staat als Midasstad of Yazılı Kaya (rots met inscripties). De 17 meter hoge rotsgevel toont een façade van een tempel met geometrische versieringen. In de deuropening stond een beeld van de Anatolische moedergodin Kybele. Linksboven in de gevel is een inscriptie aangebracht waarin Midas genoemd wordt; de legendarische Phrygische koning. Tijdens haar laatste twee tochten in 1953 en 1958 werd ze vergezeld door Jaap M. Hemelrijk, die Haspels zou opvolgen als hoogleraar en museumdirecteur. In haar dagboek komt haar assistent en tochtgenoot voor als Yakub. Zijn taak was de monumenten op te meten en te tekenen. Haspels ging verder met het beschrijven en fotograferen. Ze maakte afwrijvingen of ‘Abklatschen’ van inscripties die in haar archief in het Allard Pierson Museum bewaard zijn. Ook maakte ze afgietsels van reliëfs afkomstig van een beroemd grafmonument uit de tweede helft van de 6e eeuw voor Christus, dat bekend staat als het Gebroken Leeuwengraf of Yılan Taş (Slangenrots) omdat de leeuwenklauwen als slangenkoppen werden gezien. Het monument is ingestort, maar oorspronkelijk was het een in de rots uitgehouwen graf met reusachtige reliëfs naast de ingang. Haar belevenissen hield ze nauwgezet bij in haar dagboek, door haar ‘Boekie’ genoemd. De resultaten van haar onderzoek verschenen in de monumentale publicatie ‘The Highlands of Phrygia. Sites and Monuments’ uit 1971, dat tot op heden als een standaardwerk geldt. (René van Beek en Filiz Songu)
(Advertorial)
Archeopark Malagne viert 20e verjaardag De site van Malagne – Archeopark van Rochefort in Wallonië, België, is een centrum voor interpretatie en experimenten in het milieu van de Gallo-Romeinse landelijke beschaving. Sinds haar opening in 1996 blaast dit Archeopark in de Famennestreek nieuw leven in een Gallo-Romeinse villa uit de eerste eeuw na Christus. Dit antiek landbouwbedrijf van meer dan 5 hectare oppervlakte omvat naast een indrukwekkend woongedeelte ook de thermen en verschillende bijgebouwen. Het Archeopark viert komende maanden haar 20e verjaardag met bijzondere evenementen.
D
e bescherming en herwaardering van dit archeologisch patrimonium, het wetenschappelijk onderzoek, en de bemiddeling zijn de voornaamste taken van het Archeopark. Verschillende archeologische projecten vinden hier plaats, zoals bijvoorbeeld het optuigen van trekdieren in de Gallo-Romeinse periode, het vervaardigen van kalk, of nog het ontwerp van tuinen en moestuinen. Het wetenschappelijk onderzoek loopt samen met een didactische taak en actieve pedagogie; verschillende workshops streven naar een herbeleving van het dagelijks leven zoals het was bij de bewoners uit de eerste eeuw van onze tijdrekening: diverse teelten, kweek van antieke diersoorten, vakmanschap, kleibewerking (leem, keramiek), ijzerbewerking (laagfornuis, smederij), brood bakken in een Gallo-Romeinse oven, brouwen
van de Cervoise, enzovoort. Ons documentatiecentrum, waar de Gallo-Romeinse periode centraal staat, wordt regelmatig geraadpleegd voor archeologisch onderzoek en door mensen met kennis in dit domein. Het Archeopark heeft een programma ontwikkeld voor schoolactiviteiten die het mogelijk maken om de archeologie beter te begrijpen en een inzicht te verwerven in het dagelijks leven van onze voorouders. Het bezoek aan de site en de interactieve workshops worden aangepast aan het niveau van de klas (vanaf 3 jaar tot 18 jaar, of zelfs meer). Wij houden ons beschikbaar voor specifieke vragen en kunnen tegemoetkomen aan de wensen van een specifiek publiek. Maar Malagne wil ook een toeristische trekpleister zijn voor families en gezinnen op zoek naar leerrijke ervaringen of met een hart voor de natuur. Het domein van de villa nestelt zich in het uitzonderlijk mooi natuurgebied van de Calestienne (Geopark Famenne-Ardenne), en biedt een kijk op een verleden van maar liefst 2000 jaar.
Evenementen
Ter gelegenheid van haar 20e verjaardag heeft het Archeopark heel wat bijzondere evenementen aan te bieden tijdens het toeristisch seizoen 2016: 01 juli 2016: Opening van de tentoonstelling ‘Les métiers de l’Archéologie’ (de verschillende archeologische beroepen) van fotograaf Guy Focant (SPW-DGO4) – te bezichtigen tussen 01 juli en 31 augustus 2016 – en de inhuldiging van de permanente tentoonstellingsruimte « Epona » met focus op de akkerbewerking in Gallo-Romeinse tijden. 03 juli 2016: Gallo-Romeinse tuinen en moestuinen – Een bezoek aan tuin en moestuinen van Malagne: een ontdekkingstocht naar planten voor de brouwerij of textielververij, en de wereld van antieke groentesoorten. 23-24 juli 2016: Het Gallo-Romeins Weekend – Een groot feest rondom Romeinse ruiters, gladiatoren, boogschutters, en talrijke vakmannen aan het werk. En geheel uitzonderlijk voor haar 20e verjaardag, een deskundige uitleg over een proefondervindelijke kalkoven. 25 september 2016: Malagne trekt haar Herfstkleed aan – Diverse animaties, en een uitzonderlijke proefondervindelijke druivenoogst in de Gallo-Romeinse wijngaard die 20 jaar geleden aangelegd werd in Malagne.
Malagne - Archéoparc de Rochefort, Rue du Coirbois 85, B5580 Rochefort (België), tel. +32 (0) 84 222 994 / +32 (0) 84 222 103, email: malagne@malagne.be, www.malagne.be
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
11
NIEUWS BUITENLAND
Eva’s beautycase
M
Gouden schijf van fibula, Merovingische periode, 3e kwart 7e eeuw n.Chr. Vindplaats Niederkassel-Rheidt. Romeinse ring met Sardonyx-Gemme, 1e helft 3e eeuw n.Chr. Vindplaats Niederbieber/ Kreis Neuwied. Gouden ring met granaat en zoetwaterparels. Merovingische periode, uit een vrouwengraf 7e – vroege 8e eeuw n.Chr. Vindplaats Kleve-Rindern. Verzameling Romeinse en Frankische juwelen en parfumflesje bij een moderne lippenstift. (FOTO’S: J. VOGEL, LVR-LANDESMUSEUM BONN)
‘Eva’s Beauty Case. Schmuck und Styling im Spiegel der Zeiten’, tot 22 januari 2017 in het LVR-Landesmuseum, Bachstrasse 5-9, Bonn, tel.: +49 (0)228/2070-244, www.landesmuseum-bonn.lvr.de
12
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
et de toepasselijke titel ‘Eva’s Beauty Case’ wordt de tweede helft van dit jaar in Bonn (D) een overzicht geboden van de vele facetten in het streven naar menselijke schoonheid, een doelstelling die onafscheidelijk verbonden is met vele culturen en tijdperken vanaf de steentijd tot vandaag de dag. Het LVR-LandesMuseum in de vroegere Duitse hoofdstad beschikt over een van de grootste en belangrijkste collecties van Romeinse en vroegmiddeleeuwse sieraden ten noorden van de Alpen. Delen van deze collectie vormen het startpunt van deze tentoonstelling over de culturele geschiedenis van sieraden en schoonheid. Edele metalen en bepaalde stenen zijn kostbaar en zeldzaam. Al eeuwenlang en in alle culturen worden aan dergelijke objecten bijzondere, bijna magische eigenschappen toegewezen. Maar naast hun schoonheid dienen ze vaak ook als schakel met of attributen van goden, als geneesmiddel, amulet, schoonheidsattribuut, handelswaar, onderpand of buit bij economische en culturele relaties. Of als statussymbool dan wel als onderdeel van klederdracht die uitdrukking geeft aan regionale of sociale identificatie. Ook gaat de tentoonstelling in op de kunst van hairstyling, parfum- en make-up creaties in allerlei fasen van de geschiedenis, vanaf de fase waarin vooral de natuur de veranderende schoonheidsidealen bepaalde tot aan de schoonheids- en beroemdhedencultuur van het heden. In een special interactief onderdeel van de expositie kunnen de schoonheidsidealen door de eeuwen heen worden beleefd. Zo kunnen de bezoekers zich onder meer in Nefertiti, Koningin Elizabeth I, een Neanderthaler of Lodewijk XIV uitbeelden. ‘Schoonheidsexperts’ uit verschillende tijdperken onthullen allerlei details over hun voorbeelden, trucs en geheimen, maar ook over de beperkingen en de neveneffecten van het alledaagse en vertrouwde ‘mooi maken’.
Tekst: Lou Lichtenberg
BUITENLAND NIEUWS
Tekst: Joost Vermeulen
Nieuwe archeologie
S
atellietbeelden, drones, Google Earth, het zijn methodes en technieken die al ettelijke decennia door klimaatonderzoekers, oceanografen en planologen gehanteerd worden, maar onder archeologen werden dergelijke ‘moderne zaken’ tot voor kort nog maar mondjesmaat gebruikt. Maar het lijkt er op als of men nu in korte tijd de achterstand aan het inhalen is. Zo ontdekte men in het afgelopen jaar met behulp van laserstralen een gigantische middeleeuwse stad in het Cambodjaanse oerwoud, werden er drones gebruikt om in de jungles van Peru en Ecuador nog onbekende Mayasteden in kaart te brengen, zag men op Google Earth voor het eerst de contouren van oeroude nederzettingen in de Egyptische woestijn en bleken er op satellietbeelden nieuwe tempels en piramides te staan. De voorlopig laatste in deze reeks van toepassingen was de vondst van een nog onbekende tempel in de Jordaanse bergen, op nog geen paar honderd meter verwijderd van een van de beroemdste monumenten van Petra. Ook deze ontdekking was te danken aan wat men eerder op satellietbeelden had gezien.
Bij deze laatste ontdekkingen werkten ‘klassieke’ archeologen, onder leiding van de Amerikaan Christopher Tuttle samen met de eveneens Amerikaanse onderzoekster Sarah Parcak. Deze laatste zou je met enige goede wil een van de godfathers van de satellietarcheologie kunnen noemen. Want zij was een van de eerste onderzoekers die satellietbeelden op grote schaal gebruikten om archeologische objecten op te sporen. Haar grootste succes tot nog toe was in 2015 toen zij in de Egyptische woestijn een aantal grote bouwwerken onder het zand ontdekte. Voor deze ontdekking kreeg zij in 2015 de prestigieuze TED prijs, een bedrag van een miljoen dollar voor gewaagd nieuw onderzoek. Geld dat zij onder andere besteed heeft voor het onderzoek in Jordanië, waarbij dus nu een bijzondere tempel is ontdekt. In een van de volgende nummers zal Archeologie Magazine uitgebreid stil staan bij al deze nieuwe technieken en ook bij de eerste resultaten van een aantal van de meest spectaculaire vondsten die met hulp daarvan zijn gedaan.
Sarah Parcak bij de uitreiking van de TED prijs 2015. (FOTO: WWW.TED.COM)
Nieuwe technieken zijn bij archeo logisch onderzoek in opmars 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
13
EGYPTE ONSTERFELIJK
Tekst: Lara Weiss, conservator collectie Egypte, Rijksmuseum van Oudheden | Foto’s: RMO
Rituelen en geheimen rond het eeuwige leven na de dood
Een blik in de tentoonstelling ´Egypte, land van onsterfelijkheid´.
Egypte land van onsterfelijkheid
Op de begane grond van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden wordt hard gewerkt aan de realisatie van een geheel vernieuwde opstelling van de wereldberoemde Egyptische collectie. In de tussentijd is een deel van die collectie in Leiden te bewonderen in de tentoonstelling ‘Egypte. Land van onsterfelijkheid’ (en in exposities in het buitenland). 14
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
K
ortgeleden ontving de reizende expositie ‘Egyptische magie’ van het Rijksmuseum van Oudheden in Quebec zijn 500.000ste bezoeker; bijna 500 Egyptische topstukken zijn momenteel te zien in het Archeologisch Museum in Bologna. Al die objecten zijn op reis zodat in Leiden gewerkt kan worden in de zalen waar zij tot vorig jaar te zien waren. De vernieuwde permanente presentatie van de Egyptische afdeling opent hier op 14 oktober aanstaande de deuren weer voor publiek. Tot dan blijven de tentoonstellingszalen op de begane grond gesloten. De totale herinrichting van deze afdeling is immers een enorme klus. Veel museumbezoekers waren begin dit jaar teleurgesteld omdat de Egyptische collectie na heropening van het museum in december nog niet te zien was. Daarom is er tijdens de laatste verbouwingsfase de tijdelijke tentoonstelling ´Egypte, land van onsterfelijkheid´.
ONSTERFELIJK EGYPTE
Daarin staan de opmerkelijke rituelen van oude Egyptenaren centraal rond dood en begraven, alsmede hun rotsvaste geloof in het eeuwige leven in het hiernamaals en wat er allemaal nodig was om als oude Egyptenaar een onsterfelijk leven in het hiernamaals te kunnen bereiken. Bezoekers maken er kennis met de Egyptische goden, tempels en rituelen en de geheimen rond de dood. Te zien zijn 150 voorwerpen, waaronder tweeduizend jaar oude Egyptische mummies, beschilderde mummiekisten, godenbeelden en tal van grafgiften als magische scarabeeën, papyri met rituele spreuken en juwelen. Die verzekerden een overledene in het hiernamaals van een eeuwig en aangenaam verblijf.
Eeuwige zonnecyclus De expositie begint en eindigt met een zon. De lichtere ochtendzon van het Oosten staat in het begin; de oranje ondergaande zon van het Westen markeert het einde van de tentoonstelling. Die twee zonnen verbeelden de dagelijkse zonnecyclus - voor de oude Egyptenaren het symbool bij uitstek voor regeneratie en vernieuwing. Zij zagen de zon als de zonnegod die in zijn bark overdag langs de hemel en ’s avonds door de donkere onderwereld moest varen. Ze geloofden na hun dood
mee te varen in deze zonnebark en zich samen met de zonnegod elke ochtend weer te kunnen vernieuwen. De reis van de zonnegod is onder andere beschreven in teksten van het Boek van Amdoeat (‘hetgeen wat in de onderwereld is’) die rijke Egyptenaren meekregen in hun graf, op de wanden, op sarcofagen of op papyri. Het Amdoeat beschrijft de ontberingen van de zonnegod tijdens de twaalf nachtelijke uren in detail. De uren zijn van
De houten mummiekist van priester Panehsy. Hout, 22e dynastie, 943-746 v.Chr., uit Thebe, inv. no. L.XII.3-b. Restaurator Helbertijn Krudop ontdoet Panehsy’s kwetsbare cartonnage zorgvuldig van stof en vuil (restauratie winter 2015-2016). Boek van Amdoeat. De zonnegod vaart in zijn bark door de onderwereld. Papyrus, ca. 1070945 v.Chr., uit Thebe, inv. no. AMS 32 vel 7.
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
15
EGYPTE ONSTERFELIJK
elkaar gescheiden door poorten. Een fragment van Het Boek van Amdoeat in de expositie laat het 11e uur zien. Op de middenstrook vaart de bark van de zonnegod voorbij. De zonnegod betreedt het dodenrijk om zich daar in het zesde uur van de nacht te verenigen met Osiris’ lichaam. Zo kreeg hij precies om middernacht de kracht om via de oostelijke horizon de ochtendhemel in te varen.
Scène uit het Dodenboek van Padichonsoe. Links offert Padichonsoe twee zalfvazen aan de god Osiris. De hiërogliefen bovenaan geven uitleg: ‘Padichonsoe, de opzichter van het tempelterrein van Amon, voert het rituele zalfoffer uit met twee zalfvazen voor Osiris.’ Op de offertafels liggen geurende blauwe lotusbloemen. Papyrus, ca. 1100 - 950 v.Chr., inv. no. RA 58 vel 1.
Rijkdom uit het depot Omdat een groot deel van de Leidse Egypte-collectie momenteel op reis is, bestaat de expositie deels uit voorwerpen die lange tijd in het depot verbleven. Een voorbeeld daarvan is de blikvanger van de tentoonstelling, de donkerkleurige houten kist van de Amonpriester Panehsy (ca. 943-746 v.Chr.), die afgelopen 40 jaar in het depot doorbracht. Panehsy draagt de driedelige strengenpruik van de goden. De ogen van zijn zwarte kist zijn sprekend - ze lijken de bezoeker doordringend aan te kijken. De donkere kleur van de mummiekist staat in schril contrast tot de kleurige cartonnage, de huls van gelijmd linnen en stuc die Panehsy’s mummie nauw omsloot.
16
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Hartscarabee van Wahsoe met Dodenboekspreuk 30, in negen regels. Steen, Nieuwe Rijk (?), 1539-1070 v.Chr., inv. no. AS 15a.
Die was rijkelijk versierd met afbeeldingen van beschermende goden en symbolen. Het gezicht van de cartonnage was zelfs met bladgoud bedekt, om het te laten lijken op de gouden glans die de goden kenmerkt.
Onsterfelijkheid De belangrijkste voorwaarde voor een leven na de dood was het bewaren van het lichaam. Daarom mummificeerden de oude Egyptenaren hun doden: door het lichaam te drogen en balsemen bleef het beschermd tegen verval. Als extra bescherming werd de mummie begraven in een of meerdere kisten, in een ondergronds graf. De mummie zelf bleef daar voor eeuwig, maar de ziel van de overledene (de ba, in vorm van een vogel met een mensenhoofd) kon zich overdag vrij in de wereld van de levenden bewegen, mits hij zich ’s nachts kon verenigen met het dode lichaam. Op een van de grote grafstèles in de tentoonstelling, die van de sandalenmaker Pacharoe, is zo’n ba-vogeltje zien. Hij zit in de schaduw van een boom, terwijl een boomgodin de knielende overledene koelte toewuift met haar bladertakken.
ONSTERFELIJK EGYPTE
Het dodengericht Om toegelaten te worden tot het hiernamaals moest de overledene een schoon geweten hebben. Alleen wie een goed en rechtvaardig leven had geleid, mocht naar het hiernamaals. De oude Egyptenaren zagen het hart als het centrum van gevoelens en het geweten. Daarom werd het hart gewogen en getoetst op zonden tijdens een dodengericht, onder toeziend oog van Osiris en Thot, de god van wijsheid. Het hart mocht niet zwaarder zijn dan de veer van Maat, het symbool van rechtvaardigheid en recht. De Egyptenaren wisten heel goed dat geen hart vrij van zonde is. Om er zeker van te zijn dat het hart niet uit de school zou klappen, kreeg de mummie een hartscarabee mee. Daarop stond een spreuk uit het Dodenboek om het hart te bezweren niet tegen de dode te getuigen.
Magische offers Eenmaal in het hiernamaals kon een dode alleen verder leven als hij voorzien bleef van voedsel en drank. Een Egyptisch graf bestaat daarom uit twee delen: een ontoegankelijk ondergronds gedeelte waar de mummie werd bewaard en beschermd, en een bovengronds gedeelte voor het brengen van offers door de familie van de overledene en ingehuurde priesters. Voor het verkrijgen van deze noodzakelijke offers vertrouwde men ook op magische formules, bijvoorbeeld op stèles en offertafels in het graf. Het gaat hier om ‘spreek-offers’ die realiteit worden wanneer men ze uitspreekt. Zo was de burgemeester van Memphis, Ptahmose, na zijn dood op magische wijze van offers voorzien door een offerformule op het schort van zijn grafbeelden. Een van deze beelden is nu te zien in de tentoonstelling in Leiden. Een ander, identiek, exemplaar staat momenteel in Bologna. Een andere veelgebruikte offerformule luidt: ‘Een offer dat de koning geeft aan Osiris, voorste van het Westen, heer van Abydos, opdat hij het spreekoffer moge geven bestaand uit 1000 broden, 1000 bier, 1000 runderen, 1000 gevogelte etc.’ Blijkbaar werd voedsel in grote symbolische hoeveelheden geofferd.
Grafbeeld van Ptahmose, burgemeester van Memphis. Kalksteen, vroege 19e dynastie, ca. 1290-1250 v.Chr., inv. no. AST 8. Het wegen van het hart, fragment uit het Dodenboek van Neshorpachered. Papyrus, 332-30 v.Chr., inv. no. CI 9b vel 1. Stèle van de sandaalmaker Pacharoe. Kalksteen, 18e-19e dynastie, 1325-1250 v.Chr., uit Sakkara, inv. no. H.III.RR.
NADERE INFO: ‘Egypte. Land van onsterfelijkheid’, te zien t/m 2 oktober 2016 in het Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, Leiden, www.rmo.nl
Onsterfelijkheid is kostbaar De weg naar het hiernamaals was al met al een kostbare operatie, waar veel bij kwam kijken. Mummificatie door priesters, de aanschaf van een mummiekist, het uitzoeken van het juiste graf met de bijhorende inventaris zoals beelden, stèles, dodenboeken, amuletten en hartscarabeeën, en het verkrijgen van kostbare offers van nabestaanden bleef voorbehouden aan de elite. Het geloof in cyclische vernieuwing van de wereld was echter alomtegenwoordig en kende mogelijk daarom geen welvaartsgrenzen. De minder fortuinlijke bevolking behielp zich veelal met een eenvoudig kuilgraf in het hete woestijnzand en vond zo hopelijk op eigen manier, met bescheiden middelen, alsnog een weg naar het land van onsterfelijkheid. 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
17
ETEN BIJ… DE HUNEBEDBOUWERS
Door Charlotte Kleyn
Wat aten de eerste Noord-Nederlandse boeren?
Landbouw en lactose De makers van de hunebedden waren de eerste Noordoost-Nederlanders die land bewerkten en dieren hielden. Waren ze ook de eerste mensen die melk konden drinken? Wat aten ze? En zou hun pap hebben geleken op de huidige kruudmoes? Reuzen of boeren? ‘Barbarische en wreede Reusen, Huynen, Giganten, menschen van grauwelijcke Statuer, groote krachten en beestelijcke wreetheijdt, die God noch menschen gevreest hebben, maer geacht worden geboren te zijn tot verderf des menschelijcken geslachts’, zo schreef dominee Johan Picardt in 1620 over de hunebedbouwers. Wie anders dan reuzen (huynen) had de immense stenen constructies kunnen maken? Maar nee, Picardt had ongelijk. De bouwers waren geen giganten met beestelijke wreedheid, maar de eerste boeren in het huidige noordoost-Nederland. Ze bewerkten land, hielden vee, bouwden huizen
en grafmonumenten (de hunebedden) en… bakten potten. Die hadden veelal de vorm van de bovenkant van een trechter en zodoende worden deze eerste boeren ook wel het trechterbekervolk genoemd.
Neolithische revolutie De overgang van de middensteentijd (Mesolithicum) naar de nieuwe steentijd (Neolithicum) wordt gekenmerkt door de overstap van jagen en verzamelen naar landbouw en veeteelt. In Drenthe begon dit ongeveer 3400 v.Chr. maar elders veel eerder. In het gebied van de Vruchtbare Halvemaan in het Midden-Oosten en Zuid-Anatolië ging men zo rond 11.000 v.Chr. land
Verschillende potten van het trechterbekervolk.
18
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
bewerken en vee houden. Door immigratie verspreidde dit zich langzaam via de Balkan naar Zuid-Europa en later ook naar het noorden door imitatie. Tijdens het Midden Neolithicum, (34002900 v.Chr.) verschenen de eerste boeren op de noordelijke zandgronden.
Eerste boeren Emmertarwe, eenkoorn (voorlopers van onze tarwe), gerst, erwten, linzen en bonen stonden op kleine akkers, die door middel van brand van het Drentse loofbos waren afgesnoept. Het trechterbekervolk gebruikte ossen om een primitief soort ploeg voort te trekken. Dit zogenaamde eergetouw haalt alleen nog de grond open, terwijl de latere ploeg de grond ook keert (die ploeg verscheen pas rond het jaar 1000 ten tonele). Verder werden schapen, geiten en varkens gehouden. Kippen waren er nog niet, die kwamen pas in onze streken met de Romeinen, maar honden hadden de boeren wel. Een belangrijke verandering die gepaard ging met de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw en veeteelt is dat de mens op één plek ging wonen. In prehistorisch Drenthe werden kleine boerderijen gebouwd van een frame van houten palen, muren van klei, stro en mest en een dak van riet of hooi. In
Eenkoorn (één bloem per aar). Emmerkoorn (twee bloemen per aar, ook wel tweekoorn). (FOTO’S: BEEKSVERLEDEN.NL)
tegenstelling tot eerdere nederzettingen, leefde het trechterbekervolk in gezinsverband in de huisjes en niet met hele families. Hoewel de mens nu niet meer rondtrok, verdween de jacht overigens niet. De hunebedbouwers joegen op grote vogels en zoogdieren. Zo zijn bij Slootdorp resten van een jachtkamp gevonden, waar men waarschijnlijk alleen in de wintermaanden verbleef.
Oorsprong lactose tolerantie? Het is eigenlijk wel een beetje wonderlijk: wij drinken het spul dat voor kalfjes (of lammetjes) bedoeld is. Melk! Het menselijk lichaam verdraagt in feite ook alleen de moedermelk, maar heeft zich soms in de loop der tijd
DE HUNEBEDBOUWERS ETEN BIJ…
Een van de theorieën over de verspreiding van lactosetolerantie. (BRON: LEONARDI, M., GERBAULT, P., THOMAS, M. G. & BURGER, J. INT. DAIRY J. 22, 88–97 (2012)).
kunnen aanpassen aan de lactose in koe-, schapen- en geitenmelk. In 2007 werd gesuggereerd dat in de Noord-Europese Trechterbekertijd de oorsprong ligt van het vermogen om lactose te verteren. Zo rond de tijd van de hunebedbouwers dus. Het kunnen drinken van melk zonder dat je er ziek van werd had een groot evolutionair voordeel. Met een koe, schaap of geit die melk gaf had je een continue voedselaanvoer, ook in tijden van slechte oogsten. Daarnaast was het veiliger om verse melk te drinken dan water, dat parasieten kon bevatten. Ook gaan stemmen op die zeggen dat de relatieve hoge concentratie aan vitamine D
in melk de noordelijke bewoners met zontekort de nodige energie en vitaminen gaf. Lactosetolerantie kwam echter ook in Spanje voor, wat de laatste theorie weer wat doet wankelen.
… of toch niet? Maar bij het begin van de landbouw in de Vruchtbare Halvemaan en (later) de Balkan werden toch ook dieren gehouden? Werden zij niet gemolken? Jazeker. De melk werd echter niet zo gedronken, maar tot kaas of yoghurt gemaakt. Die bevat minder lactose en is dus makkelijker te verteren. Bovendien kan je melk in die bewerkte vorm langer bewaren. In het koelere noorden
is het makkelijk melk langer goed te houden. Het is echter nog niet zeker of die tolerantie werkelijk in het noorden begon. Er wordt ook aangenomen dat volkeren in Oost-Europa in staat waren melk te verteren en deze eigenschap verspreidden in Noord-Europa. Hoewel het ontwijken van melk, yoghurt en andere zuivelproducten nu een trend lijkt (samen met de wens geen gluten meer te eten), zijn juist de mensen die wél tegen lactose kunnen nog steeds de uitzondering. Het grootste deel van de wereldbevolking krijgt er darmklachten van, in Afrika en Azië zelfs 90% van de mensen.
Pap We keren weer terug naar de boeren in Drenthe. Wat zullen ze zo, na een dag werken op het land, jagen in de bossen of pottenbakken, hebben gegeten? Er werd dus al melk gedronken en er was graan. Dat kunnen ze tot plat brood of een soort koeken hebben gebakken, maar ook samen tot pap hebben gekookt. En laten ze daar nou ook die handige trechtervormige potten voor hebben gehad. Wie weet stopten ze nog wat kruiden die ze uit het bos haalden in de pap. Ik kan het Reconstructie van een hut van een trechterbekervolk in Noord-Duitsland, in Archeon.
niet laten een vergelijking te maken met een veel jonger gerecht, ook een pap van graan en (karne)melk: kruudmoes! Door de kruudmoes gaat ook nog rookworst, spek en rozijnen. Dit is dus een soort chique versie van de ‘hunebeddenpap’. Dat de moes meer geassocieerd wordt met Gelderland en Overijssel dan met Drenthe zien we voor het gemak even door de vingers. Wie voor de echte ‘oerversie’ gaat, verzamelt de verse kruiden natuurlijk zelf in het bos (kijk bijvoorbeeld op wildplukwijzer.nl en oogstenzonderzaaien.nl)!
RECEPT
Kruudmoes BEREIDING: Week 350 gram gort een nacht in ruim water. Kook de volgende dag in 2 liter karnemelk in 2 uur zachtjes gaar. Voeg dan 250 gram gewelde rozijnen, 250 gram spek en 1 rookworst toe en kook 1 uur zachtjes mee. Haal de worst en het spek uit de pan en snijd in plakjes. Doe terug in de pan. Voeg twee handjes gemengde verse kruiden (bijvoorbeeld kervel, dille, peterselie, selderieblad, venkelgroen, zuring, munt of brandneteltopjes) toe en roer goed door. Serveer met een klontje boter en stroop.
Kruudmoes. (BRON: MIJNSLAGER.INFO)
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
19
COLUMN HAN MULDER
Sporen van vuur Speuren in het verre verleden in het algemeen en archeologie in het bijzonder dienen tweeërlei doel. Doelen die ook nog eens onderling tegenstrijdig kunnen zijn. Neem nou die archeologie. Aan de ene kant bezorgt zij ons vondsten die doen vermoeden dat onze voorouders veel slimmer waren dan we altijd hadden gedacht. Anderzijds helpen die archeologie en de oudheidkunde een handje om aan te tonen dat weliswaar de mensheid steeds opnieuw een trede nam, die trap op van het denken, weten en begrijpen, maar dat die mensheid vervolgens ook vaak weer flink naar beneden tuimelde. Dan wel heel lang niet bewoog en op een trede bleef hangen.
Euforie Dat Neanderthalers blijkens een recente vondst 175 duizend jaar geleden honderden meters diep in een grot bij Toulouse van gebroken stalagmieten mysterieuze cirkels maakten, streelt onszelf en ons DNA. Want wij concluderen dat deze verwanten uit de zijlijn dus veel verder ontwikkeld waren dan we lang meenden. Het was aardedonker in die grotten, dus de Neanderthaler moet het maken van vuur bij wijze van verlichting onder de knie hebben gehad. Hoewel menige voorzichtige archeoloog die conclusie iets te snel noemt, worden we alvast heel blij. En een recent proefschrift van een Nijmeegse wetenschapper dat constateert dat in het Romeinse keizerrijk de vrouw een belangrijke maatschappelijke rol vervulde en zelfs hoofd van een familia kon worden, terwijl haar man vooralsnog onmondig bleef in diens eigen familia, dat is ook weer zoiets. Het persbericht van de universiteit dat die dissertatie begeleidde, stelde dan ook vast: ‘een omkering van de genderrollen met flinke consequenties’. De promovendus zelf temperde enigszins de
20
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
emancipatorische euforie. Tijden veranderden. De vrouw had ten tijde van keizer Augustus en diens opvolgers meer persoonlijke vrijheid dan de vrouw in westerse landen tot ver in de 20e eeuw. Om over haar islamitische zuster in de boerka verder naar het oosten in de 21e eeuw maar te zwijgen.
Duisternis Het is niet de taak van de historische wetenschap om de pr voor de Vooruitgang te verzorgen. Soms is het zelfs andersom. Hoe lang hebben de Middeleeuwen niet in de duistere hoek van hel en verdoemenis gestaan? Ook bij de geschiedschrijvers. Het verhaal van de ‘donkere’ Middeleeuwen na die stralend verlichte Oudheid. De waardering bij onderzoekers voor een tijdperk verraadt de mode van de dag. Vaak is die mode hardnekkig. De Verlichting heeft daar een flinke steen aan bijgedragen. Na Griekenland en Rome kwam het christendom en was het vele eeuwen lang in het duister wachten op de Renaissance. Zo leerden we. Ik heb ook eens de theorie gehoord dat als de christelijke duisternis niet over Europa was nedergedaald al in de 5e eeuw of daaromtrent het vliegtuig zou zijn uitgevonden alsmede de verbrandingsmotor en paardentram. Dat in die duistere eeuwen Italiaanse monniken de eerste visuele hulpmiddelen ontwikkelden en ze rond 1300 in Venetië de eerste bril maakten? Het zij zo. Dat de boekdrukkunst, het spinnewiel, de mechanische klok, allemaal uit die tijden dateren? Prima. Als de Oudheid de Oudheid had kunnen blijven, de barbaren buiten de poort en het nieuwe geloof buiten de tempel dan was dat spinnewiel er eeuwen eerder geweest. En trouwens ook de paardentram. Aldus de redenering. En een wilde redenering turn je niet gemakkelijk om. O ja, rond 45 duizend jaar geleden nam de homo sapiens, onze eigen volbloed voorvader, het estafettestokje van de evolutie over van diens volle neef. Maar wat, als deze Neanderthaler toch stug was doorgegaan?
HAN MULDER (1935) is journalist en columnist (op website Haagse Columnisten) en dol op sporen van het verleden. Hij was onder meer hoofdredacteur Leidsch Dagblad, hoofd voorlichting Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en werkte voor omroep en andere dagbladen.
SPECIAL
HUNEBEDDEN Vragen rond raadselachtige megalieten
NEDERLAND
Hunebedden als fenomeen en hun bouwers
DRENTHE
Een selectie markante hunebedden
DUITSLAND
Fietsen langs neolithische graven
NEDERLAND HUNEBEDDEN
Tekst en foto’s: Lou Lichtenberg
SPECIAL
Veel vragen rond mysterieuze megalieten
Hunebedden in Nederland
Hunebedden zijn de oudste monumenten in onze streken. Maar ze behoren hier eveneens tot de meest raadselachtige fenomenen. Ooit werd verondersteld dat hun bouw het werk van reuzen zou zijn. Zo op het eerste oog doen ze soms weleens denken aan uitwerpselen van giganten. Wat weten we vandaag de dag nu feitelijk over hun ontstaan, functies en bouwers? In deze special een stand van zaken van de (archeologische) kennis op dit gebied.
U
it tot dusver verschenen literatuur leren we dat deze monumenten ongeveer 5.000 jaar geleden gebouwd werden in de nieuwe steentijd, de laatste periode van de steentijd. Ze werden gemaakt van enorme zwerfkeien,
22
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Eerste boeren produceerden oudste monumenten
ook wel megalieten genoemd, die met de ijskap in de ijstijd van ongeveer 150.000 jaar geleden naar deze contreien zouden zijn geschoven. De keien van deze grootte worden dan ook vooral gevonden waar de ijskap is geweest: het noorden van Nederland en Duitsland. Daar zijn ook de meeste van deze prehistorische monumenten te vinden. Wat Nederland betreft liggen de meeste
hunebedden op de Hondsrug die het Drents plateau begrenst en waarachter zich het Hunzedal en het veenkoloniale gebied uitstrekken. Net over de Nederlandse grens, aan de andere kant van het Boertangerveen, liggen op zandruggen ook soortgelijke monumenten. Voor deze special namen we in deze gebieden een kijkje om te aanschouwen wat er momenteel nog van te zien is. In dit eerste deel van de special geven we na een toelichting op het fenomeen hunebedden en hun bouwers, een impressie van hedendaagse overblijfselen hiervan in Drenthe. Hierna volgt in het tweede deel van deze special een rapportage over een fietstocht langs megalithische monumenten in Noord-Duitsland.
Wat zijn hunebedden? Waar kunnen we een dergelijke impressietocht beter beginnen dan bij het Hunebedcentrum in Borger? Daar krijg je niet alleen een introductie van megalieten in het algemeen en hunebedden in het bijzonder (zie bijgaand kader over het Hunebedcentrum). Naast het Hunebedcentrum is bovendien het grootste en misschien wel meest fotogenieke hunebed van Nederland (D27) gelegen. Het Hunebedcentrum is dus een prima startpunt voor een kennismaking met de hunebedden, nog afgezien van de centrale ligging van Borger te midden van het fascinerende landschap van de Hondsrug. Directeur Hein Klompmaker van het Hunebedcentrum en zijn adjunct Harrie Wolters weten alles te vertellen over de actuele kennis wat betreft het fenomeen hunebed, de functie en verschijningsvormen
SPECIAL
HUNEBEDDEN NEDERLAND
Hunebed D49 bij Schoonoord, bijgenaamd De Papeloze Kerk. Hunebed D18 bij Rolde. Naast een boerderij in Midlaren liggen de hunebedden D3 en D4. Hier zicht op D4 pal naast het woongedeelte.
daarvan in onze contreien. Hein Klompmaker: ‘Een hunebed is een graf dat meerdere eeuwen gebruikt is. Tegelijk fungeerde het ten tijde van het gebruik daarvan al als een soort van monument van de boeren die de moed hadden zo’n hunebed te bouwen. Ze vervaardigden deze dus niet alleen om hun doden daarin te begraven en aldus bij zich te houden in het kader van een soort van voorouderverering, maar tevens wilden ze daarmee een signaal afgeven in de trant van: dit is ons bezit, ons gebied’. ‘We spreken hier over een periode in de nieuwe steentijd’, vervolgt hij, ‘zo tussen 3400 en 2950 v.Chr. waarin de jagers die hier in het huidige Noord-Nederland woonden voor het eerst huizen bouwden en akkers gingen aanleggen. Dat waren dus de eerste boeren. Met die landbouwcultuur, die uit Noord-Duitsland kwam aanwaaien, ging ook bezitsvorming gepaard. Die uitte zich hier eveneens in vormen van prachtig versierd aardewerk zoals de karakteristieke trechterbeker waaruit de naam van deze cultuur, de Trechterbekercultuur, ontstond. En die eerste boeren produceerden hier dus ook van de aanwezige zwerfstenen de monumentale hunebedden’ (over die eerste boeren en hun cultuur zie bijgaand kader). De naam van deze monumenten heeft overigens niets te maken met de Hunnen of Hunen, maar veeleer met vroegere ideeën dat ze het werk van ‘grouwsamen barbarische en wreede reusen, huynen, giganten’ zouden zijn (aldus de Duits-Nederlandse dominee, medicus, veenontginner en 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
23
HUNEBEDCENTRUM ZET IN OP MEER TOTAALBELEVING VAN DE PREHISTORIE
SPECIAL
Het Hunebedcentrum in Borger is gelegen op zo’n 18 km ten westen van Drenthe´s hoofdstad Assen, halverwege tussen Groningen en Emmen. Aan de wieg van dit centrum staat professor Van Giffen, die in 1967 het initiatief nam om in deze plaats een hunebedmuseum in te richten. Dat kwam er en fungeerde aanvankelijk als Oudheidkamer. In 1987 werd een nieuw museum als informatiecentrum geopend in een oud Armenwerkhuis op de huidige locatie bij het fotogenieke hunebed D27. Dat informatiecentrum ging zich vervolgens in meer professionele zin ontwikkelen en werd in 1995 een grote aanbouw rijker. ‘We waren intussen uiteraard blijven nadenken over meer mogelijkheden om onze presentatie van de prehistorie levendiger en eigentijdser te maken’, lichtte directeur Hein Klompmaker in een interview in Archeologie Magazine (nr 2 van 2005, pag. 6-11) toe. ‘Daarbij gingen we steeds meer uit van een verhalende, belevende, spannende expositie, een ervaring die men kan ondergaan, ook inhakend op het feit dat heel Drenthe eigenlijk een archeologisch museum is. Er is hier geweldig veel te zien op een relatief kleine oppervlakte: 52 hunebedden en ruim 800 grafheuvels, er zijn karrensporen, galgenbergen, urnenvelden en akkercomplexen. Het hunebed fungeert in dat verband voor ons als de poort naar het prehistorische verleden, de prehistorische sensatie. Ook wordt daarbij aandacht besteed aan hedendaagse culturen die de prehistorie en dus ook de hunebedbouwers ook als inspiratiebron gebruiken. Dat kan variëren van poëzie tot beeldende kunst en theater’. Die ambitie resulteerde in 2005 in de opening van een nieuw hoofdgebouw en de verbouwing van het oude gebouw. Het Hunebedcentrum presenteert thans in die gebouwen de hunebedden en de Trechterbekercultuur in een verhaal van 150.000 jaar geschiedenis van het Hondsruggebied, waarin Geopark de Hondsrug een belangrijke centrale rol vervult. Daarin fungeert het centrum als museum, kenniscentrum en openluchtpark. Dat laatste omvat niet alleen het grootste hunebed van Nederland, maar ook een Oertijdpark waarin verschillende boerderijen uit de historie zijn nagebouwd en waarin bezoekers ook aan verschillende
Reconstructie van een boerderij van de Trechterbekercultuur (hunebedbouwers) in het Oertijdpark van het Hunebedcentrum.
Hunebedcentrum, reconstructie van een moeder met kind ten tijde van de Trechterbekercultuur, de fase van de eerste boeren in Noord-Nederland. HunebedCentrum, de Keientuin met vele duizenden zwerfkeien van verschillende gesteentetypen die in Drenthe tijdens de voorlaatste ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden, terecht kwamen.
activiteiten en evenementen kunnen deelnemen. En vanaf 2009 tevens een Keientuin, waarin vele duizenden zwerfkeien van verschillende gesteentetypen liggen die in Drenthe tijdens de voorlaatste ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden, terecht kwamen. Erfgoedavontuur De museale presentatie is alweer ruim tien jaar oud en is inmiddels min of meer gedateerd nu ze steeds minder bij veranderde, ook meer multimediale, wensen van de bezoekers blijkt aan te sluiten. Het Hunebedcentrum werkt momenteel aan de uitvoering van plannen voor een herinrichting waarin de beleving nog meer en beter bij bezoekerswensen aansluit. Adjunct-directeur Harrie Wolters: ‘We hebben nu een masterplan ontwikkeld dat uitgaat van een integrale benadering van omgeving en museum, monumenten en landschap, fysieke en virtuele presentatievormen, authenticiteit en beleving/inleving. Kortom, een totaalbeleving, waarbij het verhaal van de oudste monumenten van ons land - de hunebedden - als een erfgoedavontuur wordt gepresenteerd dat ook alle zintuigen prikkelt. Erfgoed als avontuur betekent voorlichting en informatie in de vorm van belevende verhalen, over de zoektocht naar meer kennis en over het leven in de prehistorie’. In dat verband wordt ook verder gewerkt aan nationale en internationale samenwerking. Zo is het Hunebedcentrum een van de oprichters en huidig voorzitter van de Europese organisatie ‘Megalithic Routes’, een samenwerkingsverband tussen gebieden en organisaties die megalithische monumenten als basis hebben. Het beoogt de vele prehistorische monumenten met elkaar te verbinden door middel van routes, informatie, musea, kennis en educatie. In 2013 werd deze nieuwe organisatie officieel erkend door de Raad van Europa en is het onderdeel geworden van de Culturele Routes van Europa. Hunebedcentrum, Bronnegerstraat 12, 9531 TG Borger, www.hunebedcentrum.eu. Megalithic Routes: www.megalithicroutes.eu
24
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
SPECIAL historicus Johan Picardt in zijn geschiedenisboek over de regio uit 1660). Dichteres Titia Brongersma zou eind 17e eeuw voor het eerst de naam ‘hunebed’ hebben gebruikt.
Naast het Hunebedcentrum is het grootste en misschien wel meest fotogenieke hunebed van Nederland (D27) gelegen.
Vormen en bouw ‘Hunebedden’, legt Klompmaker verder uit, ‘hebben verschillende vormen, maar in Nederland zie je vooral wat grotere varianten in de vorm van een uitgebreid portaalgraf. Dat is een hunebed met een ingang aan een lange zijde in de vorm van een portaal gemarkeerd door een paar poortzijstenen. Dergelijke hunebedden hebben een dubbele rij van rechtopstaande draagstenen met de platte zijde naar binnen. Daarop werden als dak meerdere forse dekstenen met de platte zijde naar onder geplaatst. Verder kennen we in ons land nog het ganggraf, waarvan het portaal een smalle gang kent gevormd door twee paar poortzijstenen. Zo’n ganggraf beschikt ook vaak over een steenkrans die op de ingang aansluit en rondom de voet van de dekheuvel loopt. Incidenteel hebben we hier ook nog andere typen hunebedden, zoals een
Kaart van Drenthe. De nummers verwijzen naar de hunebedden. (BRON: WWW.HUNEBEDDEN.NL)
Directeur Hein Klompmaker van het Hunebedcentrum en zijn adjunct Harrie Wolters in de kelder van hunebed D27.
trapgraf - waarvan een grafkelder via een trap te bereiken valt -, een langgraf - in feite bestaande uit twee portaalgraven – en verlengde dolmen met de ingang aan een korte zijde. In vele andere landen van de Trechterbekercultuur zie je vaak alleen dolmenachtige constructies met doorgaans één deksteen’. In het Hunebedcentrum leren we ook dat alle hunebedden genummerd zijn, voorafgegaan door een hoofdletter die de provincie aanduidt (G1 ligt dus in Groningen, D1 in Drenthe). En hier kan tevens een indruk worden verkregen van hoe zo’n hunebed er uitgezien kan hebben. Dit aan de hand van hunebed D26 bij Borger dat hier op ware grootte en compleet met grafkelder is nagebouwd. Het is geen exacte kopie, maar weergegeven is hoe dit alles vermoedelijk rond 2800 v.Chr., kort na de Trechterbekercultuur, oogde. Zoals wij vandaag de dag de hunebedden zien, hebben de bouwers ze nooit gekend. In hun tijd lag over de hunebedden een heuvel van zand. Je kon alleen de toppen van de dekstenen zien. Die heuvels zijn al lang geleden afgegraven en wat je nu ziet zijn de reusachtige stenen, waar-
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
25
SPECIAL
NEDERLAND HUNEBEDDEN
Ets van hunebedden door Gerrit van Goedesbergh, gepubliceerd in het geschiedenisboek van Johan Picardt over de regio uit 1660. Schoolplaat van ‘De hunebedbouwers’, in 1959 gemaakt door J.H. Isings.
van er inmiddels vaak een aantal ontbreekt. Hoe hunebedden werden gebouwd blijft ook nog een vermoeden. Zeker is al wel dat het geen reuzen of in wonderdrankjes gedompelde Obelix-achtige personen waren die hier de hand in hadden. Sterk moeten ze zeker zijn geweest, maar ook vindingrijk om de keien waarschijnlijk door middel van hefbomen via houten rollers of sleden en met behulp van touwen en ossen te verslepen. Lange tijd is aangenomen dat eerst de draagstenen rechtop in vooraf gegraven sleuven werden geplaatst en dat daarna er een heuvel overheen werd gebouwd om langs de hellingen daarvan de dekstenen omhoog te slepen. Harry Wolters tekent aan dat experimenten inmiddels duidelijk hebben gemaakt dat deze werkwijze waarschijnlijk niet is gevolgd, omdat de draag- en dekstenen dan niet zo goed op elkaar zouden aansluiten. ‘Dit millimeterwerk kan alleen succes hebben wanneer eerst de dekstenen op het dak van een heuvel worden geplaatst en daarna pas de draagstenen daaronder, waardoor die op de juist hoogte kunnen worden aangebracht’.
Hergebruik
Tot dusver nog nauwelijks menselijke resten in hunebedden gevonden 26
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
‘De hunebedden werden hier in relatief korte tijd gebouwd, zo tussen 3400 en 3200 voor Christus’, vervolgt Hein Klompmaker. De meeste bleven een paar honderd jaar in gebruik. Of ze bestemd waren voor een belangrijk iemand of voor meerdere begravingen is nog verre van duidelijk. ‘In de loop der tijd werd hier verschillend over gedacht. Zo werd in de 18e eeuw aangenomen dat dit grafmonument bedoeld was voor een soort van koning of een ander voornaam persoon. Later werd op grond van de enorme hoeveelheid aardewerk die in hunebedden werd gevonden – en aannemende dat het aantal aan de doden
meegeven stuks aardewerk beperkt bleef tot één of enkele - verondersteld dat er per hunebed honderden mensen werden bijgezet. Die gedachte is inmiddels ook weer verlaten. Nu is op grond van een studie van archeologe Anna Brindley van het Groninger Instituut voor Archeologie geconcludeerd dat het per generatie één belangrijk persoon moet zijn geweest die in een hunebed werd bijgezet. Volgens deze studie (uit 1996 – LL) werd het graf slechts één keer per tien of vijftien jaar gebruikt of misschien één keer per generatie. Als we dat als uitgangspunt nemen en daarbij kijken naar de aantallen nog aanwezige en inmiddels verdwenen hunebedden in deze regio, dan zouden er toch resten van in ieder geval een behoorlijk aantal personen moeten zijn gevonden. Maar voor zover bekend, zijn er tot dusver nauwelijks menselijke resten in Nederlandse hunebedden aangetroffen. Dat zal mede toe te schrijven zijn aan de betrekkelijk natte ondergrond waardoor organische resten slecht behouden blijven. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Scandinavië, waar door mummificatie en/of een kalkhoudende ondergrond wel sporen van mensen in dergelijke grafmonumenten zijn waargenomen. Hier blijft het gevonden sporenmateriaal van menselijke overblijfselen beperkt tot wat gebitskapsels, tanden en flintertjes van botjes in crematieresten’. In de bestaande literatuur valt ook te lezen dat er na 2950 v.Chr. bijna geen mensen meer in hunebedden begraven werden. Op bijna spannende wijze brengt Klompmaker een verhaal te berde dat een aanwijzing voor het tegendeel opleverde. Het verhaal start in 1983 toen een 14-jarige jongen onder het hunebed D27 naast het Hunebedcentrum een vondst deed op een avond vlak voordat de ondergrond daarvan met
TRECHTERBEKERCULTUUR
Zelfbewust en tevreden ‘Dat beeld van die ongelukkige primitieve mensen moet echt worden gecorrigeerd. Ze kenden net als wij cultuurvormen, religie, economie en een sociaal leven, maar de verschijningsvormen daarvan waren anders en hun accent lag op landbouw. Net als wij legden en onderhielden ze ook contacten met andere personen die op vaak ook gigantische afstanden van hen leefden en importeerden en exporteerden ze ook goederen over die afstanden. Ze kenden scheepvaart en navigatie, ook al waren ze technisch minder geoutilleerd. Getuige bijvoorbeeld de afbeelding op een pot uit Polen kenden ze karren. Dat nieuwe, mijns inziens meer correcte imago wordt treffend door collega-archeologen in Halle,
Archeoloog Jaap Beuker, conservator ar cheologie prehistorie van het Drents Museum. Voorpagina van de gids (2008) voor de vaste opstelling van het Neolithicum in het Landesmuseum für Vorgeschichte te Halle, Sachsen-Anhalt. Dit laat een voorbeeld zien van een reconstructie van meer zelfbewuste, tevreden mensen in de Trechterbekercultuur voorzien van ingewikkelde haartooien en veel versieringen om hun lichaam.
grasbetonblokken werd verzegeld. ‘In 2005 benaderde een lid van de vrijwillige brandweer mij tijdens een oefening bij het centrum met de vraag of wij belangstelling hadden voor wat materiaal dat hij ruim twintig jaar daarvoor onder het hunebed met behulp van een stokje had opgegraven. Dat materiaal, dat hij in een oude modelbouwdoos bewaarde, had hij eerder aan het Drents Museum laten zien, hetgeen hem op een ernstige reprimande was komen te staan. Daarna raakte de doos met de markante inhoud in de
Duitsland, afgebeeld in de vorm van meer zelfbewuste, tevreden mensen’. Waar hielden deze mensen zich zoal mee bezig? ‘Landbouw speelde een grote rol in hun leven. Maar als je de vindplaatsen van hun cultuur in Noordwest-Europa nader onderzoekt, kom je ook veel resten van wild tegen. Dus er werd nog op grote schaal gejaagd en verzameld. Dat blijkt ook uit hun woonplaatskeuze: landbouw wordt doorgaans bedreven op wat hoger gelegen gronden die goed ontwaterd zijn, maar je komt ook vindplaatsen tegen juist in lager gelegen gebieden. Die kunnen worden geïnterpreteerd als kampen voor de jacht of visvangst. Het meest sensationeel in dit verband was de vondst van overblijfselen van een bereklauw in het hunebed bij Havelte’. ‘Dat ze meer dan een primitieve cultuur hadden en ook contacten legden over grote afstanden blijkt ook uit de objecten die ze hebben nagelaten. Daarin worden bijvoorbeeld bewerkte stenen hamers en bijlen aangetroffen die niet voor gebruik bestemd waren, maar een status- of rituele functie hadden. Tevens is er in deze regio nogal wat materiaal gevonden dat oorspronkelijk niet uit deze buurt komt, zoals pyriet of klatergoud, zwavel-ijzerbolletjes die voor het maken van vuur werden gebruikt. Ook vuursteen werd op grote schaal van elders aangevoerd. In Noordwest-Europa is bijvoorbeeld vuursteen gevonden dat afkomstig is uit de omgeving van bijvoorbeeld Aken, maar ook markante rode vuursteen van Helgoland’. Het Drents Museum bereidt momenteel een grote internationale tentoonstelling over de Trechterbekercultuur voor, gepland voor de jaren 2018-2019. Daar zullen ongetwijfeld al deze aspecten van de Trechterbekercultuur nader worden toegelicht en met talrijke vondsten worden geïllustreerd. Daarin zal ook een belangrijke plaats worden ingeruimd voor de vele bijzondere vondsten van de Trechterbekercultuur die onlangs in het Overijsselse Dalfsen werden gedaan, waaronder een grafveld met 120 graven met spectaculaire grafgiften, een aarden monument en resten van een huis langs een even oude weg (zie ook eerdere afleveringen van Archeologie Magazine).
SPECIAL
De hunebedden in Nederland zijn overblijfselen van de Trechterbekercultuur, genoemd naar de karakteristieke trechtervorm van de aardewerken potten die men maakte. Die cultuur manifesteerde zich in een periode van de nieuwe steentijd, ook wel Neolithicum genoemd. Deze nieuwe steentijd strekte zich in Noord-Europa uit tussen grofweg ca. 4900 en 2000 v.Chr. De hunebedden werden hier gebouwd in de periode van ca. 3400 tot 3200 v.Chr. ‘In feite is de naam trechterbekercultuur een verzamelnaam voor een groot aantal min of meer met elkaar verwante gemeenschappen in Noordwest-Europa in die periode’. Aan het woord is archeoloog Jaap Beuker, conservator archeologie prehistorie van het Drents Museum. ‘Hun leefgebied strekte zich uit over een zeer groot gebied, dat delen omvatte van het huidige Zuid-Zweden, Noord-Duitsland, Nederland, Polen, Tsjechië en Oekraïne. Het was één cultuurgebied, maar wel met nogal wat onderlinge verschillen. De mensen die in deze cultuur leefden worden blijkens hun afbeeldingen en reconstructies nogal eens beschouwd als primitieve en ongelukkige wezens. Dat imago klopt niet. Dat is voortgevloeid uit een ongepast superioriteitsgevoel van de hedendaagse mens, die ervan uitgaat dat hun verre voorgangers over veel minder kennis en techniek beschikten, dus primitiever leefden en derhalve ook niet gelukkig konden zijn’.
vergetelheid. Die inhoud bleek te bestaan uit scherven aardewerk van verschillende grootte en vorm en een stukje bot. Toen rees bij ons ook de vraag wat er met de grond is gebeurd die in 1983 voor die verzegeling was weggegraven. Foto’s van die verzegeling laten zien dat die grond is gezeefd en tonen ook plastic zakken met grondmonsters. Na lang speurwerk kwamen we dat materiaal tegen in het depot van het Groninger Instituut voor Archeologie. Uit nadere analyse hiervan bleek dat zich hier eveneens wat stukjes menselijk 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
27
SPECIAL
bot in bevonden. Sommige daarvan dateren uit de late bronstijd, zo rond 800 voor Christus. Een belangrijke aanwijzing voor de veronderstelling dat in ieder geval dit hunebed niet alleen werd gebruikt voor bijzettingen ten tijde van de bouwers ervan, maar ook in gebruik was bij latere generaties tot en met de late bronstijd. Een totale periode dus van meer dan tweeduizend jaar’.
Onderzoek tot dusver De tot dusver bekende historie van de hunebedden in Nederland leert dat al ver in het verleden in de ondergrond daarvan werd gegraven. De eerdergenoemde dominee Johan Picardt meldde in 1660 dat er volgens hem op dat moment nog geen hunebedopgravingen in Drenthe hadden plaatsgevonden, maar een kwart eeuw later, in 1685, werd er kennelijk voor het eerst gegraven in een Drents hunebed. Dit was althans de eerste opgraving waarvan een verslag bewaard is gebleven. Het betrof hier de opgraving van dichteres Titia Brongersma onder hunebed D27 van Borger, waarvan de arts en oudheidkundige Ludolph Smids in 1711 een verslag schreef. Blijkens dat verslag vond zij eerst veel kleine kiezelstenen en daaronder veel ronde bruinblauwe en donkerrode potten. Ook stuitte zij daarbij op een askist, die bij het lichten ervan in scherven uiteenviel, maar die nog wat botresten en as bevatte. Overigens bleef van haar vondsten voor zover bekend niets bewaard. De eerste echte opgraving vond in 1912 plaats door Jan Hendrik Holwerda, toen conservator bij het Rijksmuseum van Oudheden (waarvan hij later ook directeur werd). Hij onderzocht de ondergrond van de hunebedden D19 en D20 bij Drouwen en trof daar onder meer naast talrijke aardewerk scherven
28
ARCHEOLOGIE MAGAZINE  03 2016
De oude modelbouwdoos met de vondsten die een toen 14-jarige jongen onder hunebed D27 opgegraven had op een avond in 1983 vlak voordat de ondergrond van dat hunebed werd verzegeld. In 2005 kwam deze doos met de unieke vondst bij het Hunebedcentrum terecht en ze worden daar ook tentoongesteld. In het Hunebedcentrum worden bijna alle vondsten tentoongesteld die bij de opgraving van hunebed D26 aan het licht kwamen. Daaronder meer dan 25 trechterbekers in allerlei vormen en maten. Hier een van die bekers die de naam aan de Trechterbekercultuur gaven.
stukjes bot, resten van tanden en kiezen en verbrande beenderresten aan. Zijn assistent en latere rivaal Albert Egges van Giffen, archeoloog, hoogleraar en directeur van het Biologisch-Archeologisch Instituut, zette het opgravingswerk bij de hunebedden grootschalig voort en bracht daarbij in opdracht van de regering ook alle nog bestaande hunebedden in kaart. In 1928 verscheen hierover een boek van zijn hand dat nog steeds als standaardwerk wordt beschouwd. Naast onderzoek restaureerde hij veel ingestorte en deels vernielde hunebedden. Het laatste archeologische onderzoek naar hunebedden dateert van 1968-1970, toen niet ver van Borger, in het Drouwenerveld hunebed D26 werd opgegraven, mede onder leiding van Van Giffen. Daarbij werden vele duizenden aardewerk scherven gevonden, afkomstig van 159 potten en 25 bekers, alsmede pijlpunten en bijlen van vuursteen, kralen van barnsteen, verbrande botresten en enkele voorwerpen van na de Trechterbekertijd. De meeste van deze vondsten worden thans in het Hunebedcentrum getoond.
Verder onderzoek?
KIJK YOUTUBE-LINK: https://www.youtube.com/ watch?v=wPAdyu9xqhs
Het graafwerk van 1983 bij hunebed D27 voor de verzegeling daarvan met grasbetonblokken was overigens geen echte opgraving, maar veeleer een beschermingsmaatrel om het bodemarchief in stand te houden. Hein Klompmaker pleitte in het verleden meerdere malen voor een tijdelijke verwijdering van die blokken om een volledig en multidisciplinair onderzoek in de ondergrond te kunnen uitvoeren. Dat pleidooi leidde tot negatieve reacties van archeologen, zoals provinciaal archeoloog Wijnand van der Sanden. (zie filmpje op YouTube voor een discussie tussen Klompmaker en
HUNEBEDDEN NEDERLAND
SPECIAL
waarin materiaal behouden kan blijven. Maar daarbij wordt onvoldoende in aanmerking genomen dat er zich daar vaak stoffen en organismen bevinden die de eeuwigheidswaarde van bijvoorbeeld metalen en botten ernstig bedreigen’.
Hedendaagse sporen Van der Sanden bij RTV Drenthe in 2009, via de links in bijgaand kadertje). In die reacties werden tegenargumenten aangevoerd als: elke opgraving leidt per definitie tot vernietiging (vaak van waardevol materiaal over de context van voorwerpen). Ook mag je volgens het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg alleen opgraven als het echt niet anders kan, omdat archeologisch materiaal in de bodem bedreigd wordt bijvoorbeeld. Waar materiaal niet bedreigd wordt is ‘behoud in situ’ het uitgangspunt. Dat uitgangspunt is ook gekozen in de overweging dat er in de toekomst mogelijk betere, verfijndere en minder schadelijke methoden worden ontwikkeld om de ondergrond te onderzoeken. En critici voerden ook de overweging aan dat de kans dat verder onderzoek nog nieuwe informatie oplevert minimaal zou zijn. Klompmaker stelt daar allereerst tegenover dat verder onderzoek nodig is omdat er tot dusver nog nauwelijks volledig onderzoek is uitgevoerd, er teveel vragen onbeantwoord blijven en er aanwijzingen zijn dat huidige veronderstellingen over de hunebedden steeds meer om herziening of precisering vragen. Bovendien: ‘In 2009 hebben we ondergrondmetingen bij hunebed D27 op basis van een soort van grondradartechniek in combinatie met tracertechniek laten uitvoeren. Daarbij konden we zien dat er zich onder het hunebed op zo’n 30-40 cm diepte een keienvloertje bevindt met daaronder ook nog wat interessante structuren, die niet van geologische maar eerder van antropomorfe (mensvormige – LL) aard zijn. Dat maakt de kans op belangrijke nieuwe informatie groter. En wat het uitgangspunt ‘behoud in situ’ betreft wordt er teveel verondersteld dat het bodemarchief een soort van ijskast zou zijn
Richtingaanwijzer bij heden daagse sporen van hunebedden. In het Hunebedcentrum kan aan de hand van een kopie van hunebed D26 bij Borger een indruk worden verkregen van hoe een hunebed er uitgezien kan hebben. Hier de grafkelder daarvan, zoals die vermoedelijk rond 2800 v.Chr., kort na de Trechterbekercultuur, oogde.
LEES NADERE INFO: • Hein Klompmaker, Harrie Wolters (red.), In het spoor van de hunebedbouwers. Profiel Uitgeverij, Bedum, 2007, ISBN 90 5294 397 4. • L. Koops, Het geheim van het grootste hunebed. Discussies over archeologie. Profiel Uitgeverij, Bedum 2008, ISBN 978 90 5294 445 6 • H. Clerinx, Kathedralen uit de steentijd. Hunebedden, dolmens en menhirs in de Lage Landen. Davidsfonds, Leuven 2001, ISBN 90 5826 123 9 • E. van Ginkel, S. Jager & W. van der Sanden, Hunebedden. Monumenten van een steentijdcultuur. Uitgeverij Uniepers, Abcoude 2006, ISBN 90 6825 333 6. • www.hunebedden.nl • www.hunebeddeninfo.nl • www.hunebeddenwijzer.nl • www.hunebedcentrum.nl • www.hunebednieuwscafe.nl
Voorlopig ligt deze discussie stil en blijven er nog heel veel vragen en mysteries. Voor liefhebbers van sporen van het verleden en in het bijzonder van prehistorische sporen in een prachtig rustiek en pittoresk landschap valt er gelukkig ook nog veel te genieten. Dit deel van Noordoost-Nederland ligt bijna overal nog bezaaid met reusachtige keien. Hier hebben tenminste 88 en vermoedelijk honderden hunebedden bestaan, waarvan er thans nog 54 resteren: 52 in Drenthe en 2 in Groningen (G1 in Noordlaren en G2 uit noord-Groningen opgegraven en ondergebracht in het Muzeeaquarium te Delfzijl). Van 34 zijn er sporen gevonden, waarvan drie in Groningen, twee in Overijssel en één in Friesland. De grootste concentratie vinden we echter op de Drentse Hondsrug met Borger en Emmen als opvallende centra. Voor deze special maakten we een tocht langs de 52 hunebedden in Drenthe en daarvan bespreken we aan dit slot van het eerste (Nederlandse) deel van de special de meest markante. Overigens is het vinden van de locaties van deze hunebedden de laatste tijd een stuk eenvoudiger geworden. Niet alleen doordat we inmiddels daarvoor nieuwe mogelijkheden hebben via internet en navigatiesystemen, maar ook door de nieuwe en moderne aanwijzings- en informatieborden die de hunebedden hebben gekregen. Deze nieuwe borden hebben de bronzen platen met de hunebednummers vervangen die Van Giffen had laten plaatsen en waarvan de meeste vanwege hun brons in de loop der tijd waren gestolen. Nieuw is ook dat bezoekers met een smartphone na het scannen van een QR-code op het informatiebord ter plekke via internet specifieke informatie over het hunebed, routebeschrijvingen en allerlei tips kunnen opvragen. Ook oude wijn in nieuwe zakken kan uitstekend smaken. 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
29
SELECTIE  DRENTSE HUNEBEDDEN
Een selectie van de meest bijzondere/opvallende/fotogenieke SPECIAL
Markante hunebedden in Drenthe In het navolgende overzicht worden, in de volgorde van de nummering door prof. A.E. van Giffen, de hunebedden besproken die we om verschillende, daarbij aangegeven redenen als markant aanduiden. Het is uiteraard een subjectieve selectie uit de in totaal 52 hunebedden die in de provincie Drenthe per fiets, auto of al wandelend bezocht kunnen worden. Daar komen ze eigenlijk allemaal voor in aanmerking, maar deze selectie is vooral bedoeld om een keuze te vergemakkelijken wanneer de tijd voor een bezoek daaraan beperkt is.
D1
oostwaarts van het dorp te bereiken valt. Beide exemplaren zijn tamelijk groot en hebben nog vrijwel alle dekstenen, al is een deel daarvan in het hunebed gezakt.
D1 Steenbergen Dit is het meest noordelijke hunebed van Drenthe, gelegen in de Noorder Duinen in een kleine zandverstuiving bij het gehucht dat zijn naam aan het hunebed dankt. Het is een middelgroot, redelijk compleet hunebed en daarom zeker al een bezoek waard.
D3 en D4 Midlaren Deze twee hunebedden zijn achter elkaar gelegen pal naast een boerderij, dat via een smal zandpad
D3
30
ARCHEOLOGIE MAGAZINE  03 2016
D4
D6 Tynaarlo Dit kleine tot middelgrote hunebed ligt niet ver van de spoorlijn Assen-Groningen, vlak naast de weg van Tynaarlo naar Zeegse. Het is een redelijk compleet en compact monument dat ook nog over zijn drie dekstenen beschikt. Daardoor ook redelijk fotogeniek.
D6
D13 Eext Dit hunebed, een trapgraf aan de zuidwestkant van Eext, ligt nog in zijn dekheuvel verpakt. De (gesloten) ingang bevindt zich bovenop de heuvel, waar ook nog een van de draagstenen zichtbaar is.
D15
nog brokken. Rond het monument is nog het merendeel van de kransstenen aanwezig.
D16 Balloo
D13
D14 Eext Ten zuiden van Eext, vlakbij de weg Gieten-Rolde is dit grote hunebed gelegen, dat niet alleen groot is qua formaat, maar ook wat de stenen betreft. Zes dekstenen rusten nog op de draagstenen. Van de overige twee of drie dekstenen liggen er nog wat brokstukken in het monument.
Aan een zandpad ten noorden van het natuurgebied Kampsheide ten westen van Balloo kan dit grote, bijna complete en pittoreske hunebed worden bewonderd. In de prachtige omgeving liggen ook verscheidene grafheuvels. Een aanrader ook vanwege de omgeving.
D16
D17 en D18 Rolde
D14
D15 Loon (Assen) Een middelgroot hunebed bevindt zich ten westen van de weg Loon-Taarlo in een parkje tussen de weilanden, te zien vanuit de trein van Assen naar Groningen. Vier van de vijf forse dekstenen liggen nog op hun plaats, van de vijfde resteren alleen
Vlakbij de middeleeuwse kerk van Rolde en grenzend aan het kerkhof zijn deze twee beslist fotogenieke hunebedden te vinden. De grootste en bijna complete van de twee, D18, spreekt het meeste tot de verbeelding. De draag en sluitstenen
D17
DRENTSE HUNEBEDDEN  SELECTIE
D18
D19 en D20 Drouwen Deze twee middelgrote hunebedden bevinden zich ten westen van Drouwen en werden twee decennia geleden ingrijpend gerestaureerd. Van beide monumenten ontbreken er diverse stenen maar de resterende geven nog een prima indruk van hun grootse gestalte. Ze werden in het verleden door de archeologen Holwerda en Van Giffen diepgaand onder-
D19, D20
zocht. Vooral bij de opgravingen onder de westelijke en tevens grootste van de twee, D19, kwamen talrijke voorwerpen aan het licht, waaronder 400 potten, 13 vuurstenen bijlen, 9 barnstenen kralen, 6 koperen reepjes, stukje menselijk bot en kapsels van kiezen. D20 is bijzonder vanwege de complete aanwezigheid van kransstenen.
D21 t/m D25 Bronneger Deze vijf hunebedden zijn ten zuidwesten van het dorpje Bronneger en ten noorden van Borger gelegen. Hunebed D21, dat met de onbeduidende D22 een paar vormt, gaat door voor de mooiste van de vijf en werd in 1918 door Van Giffen opgegraven. Imposant is vooral de naastgelegen beuk die ook de functie van een draagsteen bijna geheel heeft overgenomen. Van D23 en D24 resteren in feite niets meer dan een paar steenhopen. Deze vormen een drieling met D25, die groter en meer als hunebed herkenbaar is met zijn vier dekstenen die op acht draagstenen en twee sluitstenen rusten.
D27 Borger
SPECIAL
hiervan zijn nog voltallig aanwezig evenals de twee poortzijstenen, terwijl van de dekstenen er zeven resteren. D17 daarentegen is wel groot, maar volledig ingestort. Van zijn dekstenen rust er nog een op zijn dragers.
D42 D27
Dit hunebed bevindt zich pal naast het Hunebedcentrum en is met zijn lengte van 22,5 meter, 9 dekstenen op 26 draagstenen en 2 sluitstenen en een complete poort het grootste hunebed van Nederland. En ook het meest complete en zonder twijfel ook het meest fotogenieke.
D43 Emmen Dit unieke hunebed, gelegen aan de westkant van de weg Emmen-Odoorn, is een zogenaamd langgraf, bestaande uit twee kleine, redelijk complete hunebedden binnen een meer dan 40 meter lange krans van stenen.
D41 Emmen D43
D45 Emmen D41
D21
D22
D23
D25
Aan de noordkant van de stad, tegenover de woonwijk Emmermeer en langs de weg richting Odoorn, staat dit kleine, maar vrij complete hunebed. Vier dekstenen op draagstenen en twee sluitstenen zijn nog aanwezig.
In de bossen van de Emmerdennen, ten oosten van de bebouwde kom, staat dit hunebed op een zandheuvel. Het behoort tot de grootste van Nederland, met zijn ooit acht dekstenen waarvan er nog zes resteren, met een fors exemplaar in het midden. Deze forse deksteen zou Lodewijk Napoleon compleet met paard hebben bestegen.
D42 Emmen Dit in het oosten van Emmen en ten noorden van het dorp Westenacht gelegen incomplete hunebed is vooral pittoresk door de boom die midden in het graf staat. Ooit heeft dit hunebed waarschijnlijk negen dekstenen gekend, waarmee het tot de grotere heeft behoord, maar hiervan zijn er nog maar vier dekstenen over, waarvan er nu twee op hun plaats rusten.
D45
D49 Schoonoord Dit is het enige hunebed in Nederland met een eigen naam: De Papeloze Kerk. Deze naam dankt het monument aan zijn latere functie in de 16e eeuw als podium
03 2016  ARCHEOLOGIE MAGAZINE
31
SELECTIE DRENTSE HUNEBEDDEN
SPECIAL
D50 en D51 NoordSleen
D49
D49
waarop protestantse geestelijken hun geheime hagepreken hielden tegen het paapse gezag in. Het ligt in een bos ten westen van de weg Schoonoord-Sleen en verkeerde begin vorige eeuw in een uiterst slechte conditie. Van Giffen bracht het in 1959 in zijn oorspronkelijke staat terug, mede met behulp van stenen van elders – onder meer van niet meer te redden hunebedden - en een nieuw deel van de dekheuvel. Daardoor kan je thans ook nog goed zien hoe vroeger de poort en de kelder er uitgezien moeten hebben. Vlakbij het monument herinnert een bronzen portret aan Van Giffen, ‘de vader van de hunebedden’.
LEES BRONNEN: • Gids voor de hunebedden in Drenthe en Groningen; • website Hunebedden in Nederland (www.hunebedden.nl); • www.hunebeddeninfo.nl; • www.hunebeddenwijzer.nl
32
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
D52 Diever
Ten westen van dit dorp staan links en rechts van een weg twee hunebedden. D50 rechts van de weg is een tamelijk groot hunebed en oogt ook fraai, met zijn nagenoeg complete vorm – zeven van de acht dekstenen zijn nog aanwezig - en omgeven door 24 grote kransstenen. Zo’n 100 meter verder links van de weg steekt hunebed D51 daarbij tamelijk schril af. Van dit ooit nagenoeg even grote monument zijn vier van de zeven dekstenen verdwenen, waardoor het geheel op een grote holle kies lijkt.
Opnieuw een hunebed dat hoog scoort in de wedloop van meest fotogenieke exemplaren. Dit middelgrote monument bevindt zich even ten noordoosten van Diever en telt zes dekstenen waarvan er twee enorm zijn en drie andere tussen de draagstenen zijn gezakt. Een deksteen ontbreekt.
D52
en de stenen ervan werden in een kuil begraven, omdat de Duitsers hier een vliegveld wilden aanleggen. Na de oorlog zijn ze met behulp van kaarten en foto’s weer precies op hun plaats gelegd. Het hunebed oogt vrij compleet met zijn negen dekstenen en beschikt ook nog over een deel van de kransstenen. Zo’n 200 meter zuidelijker bevindt zich het kleinere hunebed D54. Dit was in de oorlog voor de zekerheid ingepakt in een zandheuvel, die in 1946 weer is weggegraven. Ook dit hunebed is nog redelijk compleet met zes dekstenen.
D53 en D54 Havelte
D50
D51
Aan de oostkant van de weg Vledder-Havelte, in het Holtingerveld, het ‘oerlandschap gekneed door ijs en oorlog’, zijn twee hunebedden vlak bij elkaar te bewonderen. D53 is het westelijke monument en met zijn lengte van bijna 18 meter de grootste van de twee, zelfs de op een na grootste van Nederland. Het werd in 1945 helemaal uit elkaar gehaald
DE LOOP LANGS DE HUNEBEDDEN Zojuist is een gids verschenen voor een nieuwe langeafstandswandeling van meer dan 300 kilometer lang in 19 etappes van elk gemiddeld 15 kilometer door heel Drenthe. De etappes voeren langs alle 52 Drentse hunebedden plus het ene Groninger hunebed. Ruim tweederde van de route gaat over onverharde wegen. Tegelijk met de archeologische monumenten leer je onderweg het Drentse landschap in al zijn gevarieerdheid kennen. De Loop langs de Hunebedden is niet met bordjes en tekens op bomen
D53
D54
TIP
o.i.d. uitgezet. Je loopt hem aan de hand van gedetailleerde kaarten en routebeschrijvingen. Onderweg vind je in het boekje voor elk hunebed een pagina met tal van bijzonderheden over het monument. Verkrijgbaar bij Stichting Drents Landschap, www.drentslandschap.nl. Prijs € 13,50.
Tekst: Joost Vermeulen | Foto’s: Rénie van der Putte
HUNEBEDDEN DUITSLAND
Verslag van een fietstocht langs neolithische graven SPECIAL
Hunebedden in Duitsland
Joost Vermeulen en Rénie van der Putte fietsten onlangs op verzoek van Archeologie Magazine van Osnabrück naar Oldenburg op zoek naar een stukje van de ongelofelijke rijkdom van de ‘Duitse’ prehistorie.
Z
e dragen namen als: ‘De Duivelsteen’, ‘Stenen sleutel’ of ‘Het Gerechtshof’. Ze staan verscholen in diepe dennenbossen of ze rijzen als stenen bakens op in uitgestrekte heidevelden. Net over de Nederlandse grens, aan de andere kant van het Boertangerveen liggen op slingerende, oude zandruggen honderden prehistorische monumenten. Van simpele dolmen, twee staande stenen met één deksteen, tot immense langgerekte monumenten met wel twaalf paar draagstenen en vier enorme dekplaten.
Osnabrück De stad waar de ‘Radroute der Megalithkultur’ begint - een ruim 350 kilometer tellende (fiets)route die in 8 dagetappes langs meer dan 70 prehistorische grafmonumenten voert –noemt zichzelf ‘Stadt des Friedens’. Dat heeft alles te maken met een voor de Europese geschiedenis belangrijke gebeurtenis die zich hier in 1648 afspeelde. Op de 30e januari van dat jaar werd in Osnabrück namelijk de Vrede van Westfalen gesloten. Een vredesakkoord dat een einde moest maken aan een reeks van gewapende conflicten die al decennialang heel Europa teisterden. In het gerestaureerde neogotische stadhuis van de stad is een kleine tentoonstelling ingericht over deze voor heel Europa zo belangrijke gebeurtenis. Pronkstuk vormt het originele einddocument waaronder ook
de handtekeningen van de vertegenwoordiger van de koning van Spanje en die van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden prijken. Met de Vrede van Westfalen eindigde namelijk formeel ook de tachtigjarige oorlog tussen de Republiek en Spanje. Enkele maanden later (15 mei) werd het verdrag van Westfalen in Münster door beide partijen geratificeerd, waarmee aan de
Hunebed ‘Düvelskuhlen’ (15b). Bord langs de ‘Radroute der Megalithkultur’, een ruim 350 kilometer tellende (fiets)route die in 8 dagetappes langs meer dan 70 prehistorische grafmonumenten voert.
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
33
DUITSLAND HUNEBEDDEN
SPECIAL
graven, een paar menhirs (losstaande stenen) en zekere een steencirkel. Dat is overigens nog maar een fractie van het aantal neolithische monumenten dat deze omgeving ooit telde. Ernst Sprockdorff vermeldt in zijn, in de jaren zestig van de vorige eeuw verschenen catalogus (‘Atlas der Megalithgräber Deutschlands’) voor de provincie Osnabruck zelfs 42 graven (de nummers 882-923 in zijn overzicht). Een deel daarvan is intussen echter niet meer zichtbaar of in zo’n slechte staat dat een bezoek eraan nauwelijks de moeite waard is.
Hunebedden
Ganggraf ‘Gretesche Steine’ (01b). Emslander grafkamer met enkele stenenkrans ‘Steenhus in de Klöbertannen’ (18a).
34
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
oorlog definitief een einde kwam. De meeste toeristen die Osnabrück bezoeken komen voor de historische binnenstad met zijn fraaie marktplein en de middeleeuwse Sint-Petersdom. De geschiedenis van de stad gaat echter veel verder terug. Haar oorsprong lag op kleine verhoging langs de rivier de Hase. Deze verhoging maakt deel uit van een complex van oeroude zandruggen die in de laatste ijstijd zijn ontstaan. Op die zandruggen, de eindmorenen van de enorme gletsjers, die 200.000 jaar geleden grote delen van Noordwest-Europa bedekten, troffen de prehistorische bewoners van deze streek de enorme rotsblokken aan die ze nodig hadden voor de bouw van hun monumenten. Rondom Osnabrück zijn nog steeds talloze overblijfselen van de bouwwoede uit het Neolithicum te bewonderen; een tiental
Een zo grote concentratie aan hunebedden (in de rest van het artikel gebruik ik verder deze term voor alle soorten neolithische graven) suggereert een relatief hoge bevolkingsdruk. Maar die bewoners hebben verder geen aanwijsbare sporen nagelaten. Of elk monument verbonden was met een bepaalde groep, of dat de verschillende hunebedden onderling met elkaar verbonden waren valt ook nauwelijks na te gaan. Het feit dat de hunebedden vaak in groepjes bij elkaar liggen suggereert dat er althans op beperkte schaal sprake is geweest van een verband. Een nog niet zo lang geleden uitgevoerde studie naar de geologie van de omgeving van Osnabrück heeft aangetoond dat de meeste hunebedden en ook de andere megalithische monumenten op of langs de eindmorenen zijn gebouwd, dus vermoedelijk niet ver van de plekken waar men het benodigde bouwmateriaal had aangetroffen. De suggestie die soms wordt geopperd dat er over deze zandruggen ook een vorm van verbindingsweg heeft gelopen is nooit hard gemaakt. Alleen het hunebed dat het dichtst bij het centrum van de huidige stad ligt (de allereerste waar de Radtour der Megalithkultur langs komt) lijkt aan een oude verbindingsweg te hebben gelegen. Hoewel deze weg ook uit een latere periode zou kunnen stammen. Van alle hunebedden in de omgeving van Osnabrück passeert de Radtour der Megalithkultur er echter maar twee, de Duivelstenen en de Gretescher stenen. Vooral dit laatste complex heeft door zijn romantische
HUNEBEDDEN DUITSLAND
SPECIAL
ligging in de 18e en begin 19e eeuw kunstenaars geïnspireerd. Afbeeldingen ervan zijn onder andere te zien in het stadsmuseum van Osnabrück en in het archeologische museum van Meppen.
Soorten grafmonumenten Wat al direct opvalt bij deze eerste twee graven is dat, in tegenstelling tot in Nederland, waar al dergelijke prehistorische graven hunebedden heten, dat men in Duitsland een duidelijk onderscheid maakt tussen de verschillende verschijningsvormen. Zo onderscheidt men in Duitsland zeven verschillende soorten grafmonumenten. (1) De gewone dolmen, waarbij er slechts sprake is van één grafkamer, vier orthostaten dragen de enkele deksteen. (2) De uitgebreide dolmen, bestaande uit twee aan elkaar geschakelde gewone dolmen. (3) Grote dolmen, een serie aaneengeschakelde grafkamers die steeds door één deksteen zijn bekleed. (4) Ganggraven, dit type heeft meerdere aaneengeschakelde grafkamers en een centrale entree aan de zijkant. (5) Het Emslander kamergraf, een langgerekt grafmonument met soms wel tien compartimenten. Het geheel wordt omgeven door een cirkel van staande stenen. Ook bij dit type is er een centrale ingang aan de zijkant. De naam Emslander grafkamer verraadt het al, dit is in de regio Emsland de meest voorkomende. (6) In een beperkt aantal gevallen worden graven van het type 5 omgeven door een dubbele rij staande stenen. Het gaat dan altijd om grote complexen waarin er sprake is van meer dan tien kamers. Ten slotte kent men de Hunebedden (7). Kenmerkend voor dit soort graven is dat het vaak uit meerdere kamers bestaande graf staat binnen een rechthoek van staande stenen. Archeologisch onderzoek en de schaarse grafgiften die in de verschillende types graven zijn gevonden doen de archeologen veronderstellen dat de gewone (1) en de uitgebreide dolmen (2) de eerste fase in de megalithische grafcultuur vertegenwoordigen. De datering daarvan is ergens rond tussen 3500 en 3200 v.Chr. Ganggraven, kamergraven en hunebedden vormen volgens deze
theorie een latere ontwikkeling. Tot wanneer er nog van dit soort megalithische grafmonumenten werden opgetrokken is niet zeker, maar men vermoedt dat de laatste uiterlijk rond 2000 v.Chr. werden gebouwd. Wel zijn bijna alle neolithische grafmonumenten in dit deel van Duitsland nog lang daarna in gebruik gebleven. In een aantal werden er crematieresten uit de bronstijd teruggevonden. En in één geval, het graf bij Ankum (nummer 9 op de Megalietenroute), werden waarschijnlijk zelfs tot in de 19e eeuw mensen begraven. Werden sommige hunebedden dus lang hergebruikt, het merendeel is echter in de loop de eeuwen verdwenen. Vooral in de 19e eeuw zijn heel veel hunebedden gesloopt. Hoeveel er nu nog resteren staat in tegenstelling tot Nederland niet vast. De schattingen lopen uiteen van ruim 1000 – het aantal dat
Emslander grafkamer met dubbele stenenkrans ‘In den Kunkenvenne’ (12a). Ganggraf 1 bij Hekese (10a).
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
35
DUITSLAND HUNEBEDDEN
SPECIAL
megalithische grafmonumenten voor) is met uitzondering van enkele recent onderzochte exemplaren weinig informatie. Om hoeveel graven het in Polen gaat is ook geen precieze informatie beschikbaar.
Duivel
Ernst Sprockhoff in zijn atlas vermeldt - tot meer dan 1500. Dit verschil komt omdat Sprockhoff een monument pas in zijn lijst opnam wanneer de vorm van het monument door hem duidelijk te herkennen was. Daardoor zijn tientallen clusters stenen waarvan de meeste archeologen nu denken dat ze tot een grafmonument behoorden, niet in zijn verzameling opgenomen. En hij heeft sommige evidente graven ook gewoon over het hoofd gezien. Hoewel er dus geen compleet overzicht van alle Duitse hunebedden bestaat zijn er voor verschillende Duitse regio’s wel min of meer complete lijsten met vindplaatsen beschikbaar, bijvoorbeeld van de regio Emsland (zie www.megalitica.be/ megasite/emsland1b.htm). Het verspreidingsgebied van hunebedden zoals die langs de megalietenfietsroute worden aangetroffen omvat behalve Nederland en Duitsland ook Denemarken, Zuid-Zweden en Polen. Van de Deense hunebedden staan de meeste op het eiland Jutland. Een compleet overzicht betstaat voor zover mij bekend nog niet. Een redelijk overzicht is te vinden op de website: www.megalitica.be/ megali/denemarken.html. Over Zuid-Zweden (in het noorden komen geen
36
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Grote dolmen ‘Große Karl steine’ (07a). Grote dolmen ‘De stenen sleutel’ (13).
NADERE INFO: Van de Radtour der Megalithenkulthur is een goede beschrijving, verkrijgbaar onder meer bij het VVV in Osnabrück en die in Meppen. Zie ook de website www.strassedermegalithkultur.de De brochure is ook te bestellen bij het Duitse verkeersbureau. www.germany.travel/nl/ index.html Zowel Osnabrück als Oldenburg zijn uitstekend per trein te bereiken. Onderweg zijn talloze accommodaties in allerlei prijsklassen. Het archeologisch museum in Meppen is geopend van dinsdag tot en met zondag van 10-17 uur. Met dank aan het Duits Verkeersbureau, Emsland Touristik GmbH en de Duitse Bundesbahn.
De megalietenfietsroute buigt vanaf de buitenwijk van Osnabrück in een wijde boog om de stad heen om vervolgens in noordwestelijk richting een oude zandrug te volgen in de richting van Meppen. Op dit deel van de route passeert men twee belangrijke concentraties van hunebedden: iets voorbij het dorp Ostercappeln (3a-d) en verderop bij Verthe (4b en 4c). Het monument 4a ligt iets van de route af in een dennenbos. Het is ook geen hunebed maar een losse grote rechtopstaande steen (een menhir) die vermoedelijk een religieuze functie had. Het pad daarheen is slecht aangegeven en dit monument is daardoor lastig te vinden. De hunebedden bij Verthe hadden een slechte naam, daar zou namelijk de duivel ‘s nachts huishouden. Vandaar de bijnaam ‘Teufels Backtrog en Teufels Backofen’. Dit fenomeen kom je tijdens de fietstocht vaker tegen. Zo komt de route nog langs de Düvelskuhlen (nr 15b bij Sögel, dit is één van de twee grafcomplexen van het type 7 die je tijdens de Megalietenroute tegenkomt) en de Teufelsteine (nr 21 bij Molbergen) Het hunebed nr 13 van de route (net buiten het plaatsje Apeldorn) draagt de bijnaam Der Steinerne Schlüssel. Volgens een legende zou hier de toegang tot de hel verborgen zijn. Nog voor Meppen, ter hoogte van het dorp Ankum, komt men een grote concentratie aan prehistorische monumenten tegen (nummers 9a-f). Niet alleen hunebedden, maar ook enkele menhirs en een paar grafheuvels. Die laatste stammen uit de bronstijd (rond 1500 v.Chr.). De laatste groep hunebedden voordat men de stad Meppen bereikt ligt bij Lingen. Meppen, dat niet ver van de Nederlandse grens ligt, is de centrumstad van de regio Emsland. Ook deze regio telt meer dan honderd hunebedden en nog vele andere
SPECIAL
MEGALITHISCHE MONUMENTEN ELDERS IN DE WERELD Gedurende het hele Neolithicum en grote delen van de bronstijd hebben mensen over de hele wereld megalithische monumenten gebouwd. Van Korea tot Jordanië, van Schotland tot het zuiden van Portugal, hoog in de Armeense bergen, op de vlaktes van Iran en op het eiland Malta over al in de wereld tref je megalithische monumenten aan. Een groot deel van deze monumenten had een funeraire functie, individuele graven, maar ook enorme grafcomplexen bestemd voor vele tientallen individuen. Een ander type megalithisch monument vormt de stenen cirkel. Óók die zijn er van simpel tot groot en complex. De beroemdste stenen cirkel is natuurlijk die van Stonehenge in Engeland. Een derde categorie wordt gevormd door losse of in rijen opgestelde stenen. Daarvan is Carnac in Frankrijk een mooi voorbeeld. Een aparte groep wordt gevormd door de stenen tempels van Malta (zie hiervoor
het artikel in de Malta-special van Archeologie Magazine, nr 2 van 2015). Vorm en grootte van de megalithische monumenten werd altijd mede bepaald door het aanwezige materiaal. Soms werden de stenen uitvoerig bewerkt bijvoorbeeld op Malta, maar vaak ook niet, bijvoorbeeld in het geval van de hunebedden. Over de specifieke functie van bepaalde monumenten, zoals de stenen cirkels hoog in de Armeense bergen, of de stenen lanen in West-Frankrijk zijn de meningen sterk verdeeld. Hoewel het aannemelijk lijkt dat dergelijke monumenten altijd een religieuze betekenis hebben gehad is dat niet met zekerheid vast te stellen. In veel gevallen ontbreekt ook de informatie over wie de monumenten hebben gebouwd. Voor de suggestie, die in de populaire literatuur nogal opgeld doet, dat dergelijke grote monumenten alleen maar met behulp van slavenarbeid gebouwd
megalithische monumenten. Een deel daarvan ligt op een zandrug die min of meer parallel loopt met de Nederlandse Hondsrug aan de andere kant van het Bargerveen. In het archeologische museum van Meppen is veel informatie te vinden over de prehistorie van dit gebied.
Bruid en Bruidegom Vanuit Meppen volgt de Megalietenfietsroute eerst de oostoever van de rivier de Nordradde. Pas nadat men deze stroom is overgestoken, komt men ter hoogte van het wat hoger gelegen plaatsje Staveren langs een volgende cluster van hunebedden (14af). Niet veel verderop bij Gross Berben ligt een van de grootste concentraties van hunebedden (16a-d en 17a-c), waarvan de
Menhirs in Zorats Karer (Armenië). Tawahin al-Adwan (Jordanië) 1 Ta’Cenc (Gozo-Malta). Kamenica (Albanië); grafcirkel en daarachter grafstructuren.
konden worden, bestaat echter geen enkel bewijs. Sterker nog, de meeste wetenschappers veronderstellen nu dat het bouwen van megalithische monumenten vrijwel altijd een ‘communal effort’ is geweest en van grote sociale betekenis was voor de gemeenschap die ze bouwden.
laatste zich net aan de andere kant van een riviertje bevindt. Voorbij Werlte voert de route opnieuw door een lagergelegen deel, om dan in Cloppenburg aan te komen. Voorbij Cloppenburg in het Naturpark Wildeshauser Geest, een schitterend heidegebied ten oosten van het dorp Alhorn, liggen nog twee beroemde, door legendes omgeven hunebedden. Ze zouden gebouwd zijn voor een echtpaar dat in de huwelijksnacht was omgekomen. ‘Bruid’ en ‘Bruidegom’ liggen sindsdien elk in hun eigen stenen graf. De weg die de twee monumenten verbindt heet ook nu nog de ‘Bruidsweg’. De Radtour der Megalithenkultur eindigt na ruim 350 kilometer, 70 hunebedden en talloze andere megalithische monumenten in de middeleeuwse stad Oldenburg.
Bij de hunebedden van Verthe zou de duivel ‘s nachts huishouden 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
37
Vanaf 1 juli 2016 met de
Museumkaart gratis toegang tot heel Archeon
ONTDEK DE DRENTHE CULTUURZOMER!
Drenthe Alle culturele activiteiten
zomer 2016
EEN EXEMPLAAR RESERVEREN? DAT KAN! Voor slechts € 4,95 inclusief verzendkosten: drenthe@virtumedia.nl
Tom de Ket Into Nature art expedition
En nog 600 andere unieke vondsten! Archeon is al 23 jaar hét Archeologisch Openlucht Museum van Nederland. Met 43 reconstructies van gebouwen, boerderijen en hutten op basis van archeologische opgravingen en wetenschappelijk onderzoek. De prehistorie (v.a. mesolithicum 8000 voor Chr.), de Romeinse periode(van 12 v. Chr. tot 406 n. Chr) en de middeleeuwen (406 n. Chr. tot 1500 n. Chr.).
Richard III IN DIEVER Gijs Scholten van Aschat vertelt
Jonge designers in gevangenis Veenhuizen
€ 4,95
Deze kalkstenen plaat is een fragment van een van de toegangspoorten van het Romeinse fort Albaniana. Datering c.a. 2e eeuw
Het Pauperparadijs AP
Cover Drenthe met rug.indd 1
17-05-16 21:55
LEES DRENTHE CULTUURMAGAZINE
Vanaf 3 juni overal verkrijgbaar Facebook.com/drenthemagazine
vind ARCHEOLOGIE MAGAZINE leuk!
Een dag Archeon is een dag vol vermaeck. Met dagelijks presentaties, shows, rondleidingen, en vele activiteiten. www.archeon.nl
Museumpark
De wereld van onze geschiedenis van mesolithicum (8800 voor Chr.) tot de 15e eeuw
FACEBOOK.COM/ ARCHEOLOGIEONLINE
NEDERLAND ENKHUIZEN
Tekst en foto’s: Dave Boots
Wandeling langs onbekende historische sporen Dwalen door
Enkhuizen
Het is dit jaar precies 660 jaar geleden dat Enkhuizen stadsrechten kreeg. Het Noord-Hollandse IJsselmeerplaatsje is vooral bekend om zijn Drommedaris en om het Zuiderzeemuseum, maar wat veel mensen niet weten is dat het nog veel meer heeft te bieden. Dwalend door het historische centrum stuit je er op de ene na de andere bezienswaardigheid vol sporen van een boeiend verleden. Verborgen juweeltjes waar de hiernavolgende wandeling stuk voor stuk langs leidt.
S
ightseeing in Enkhuizen begint in wezen meteen al op het station, op bijgaande plattegrond aangeduid met het cijfer 1 (zoals ook de andere bezienswaardigheden die in dit artikel van cijfers zijn voorzien). De perrons zijn er meestentijds ronduit verlaten, maar het stationsgebouw, met binnenin iets van een negentiende-eeuws sfeertje, maakt die stilte
Plattegrond van Enkhuizen met aanduidingen van beziens waardigheden, aanbevolen in deze wandeling.
ruimschoots goed. Wij gaan echter naar de Havenweg, richting Drommedaris, alwaar het piepkleine Almanakmuseum (2) staat. Hier vindt u een permanente expositie over de ‘Enkhuizer’, ‘s werelds oudste nog verschijnende almanak, en even verderop, achter de Drom, over het bruggetje en dan een stukje naar links, vindt u alweer een vólgende bezienswaardigheid: het Snouck van Loosenhuis (3). Een statig pand waar ooit een rijke VOC-familie woonde, met direct ernaast een klein achthoekig bijgebouwtje waar de heer des huizes toentertijd kantoor hield.
Nautisch Madurodam Vlakbij het zonet overgestoken bruggetje, aan het Zuiderspui en letterlijk bóven het water van Enkhuizens oudste haven, ligt het Spuihuisje. Oorspronkelijk werd vanuit hier de inpandige spui-schuif bediend, maar thans is het kleine en van fraaie gevelstenen voorziene gebouwtje vooral bekend als Flessenscheepjesmuseum (4). Begonnen in 1992 herbergt dit pittoreske museumpje, nautisch ingericht met boegbeelden, knopen en scheepvaartgerelateerde foto’s en prenten, ‘s werelds grootste collectie in flessen verstopte miniatuurscheepjes. Variërend van glazen giganten met
40
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
complete vloten tot gloeilamppeertjes waarbij een loep is benodigd om het bootje erin te kunnen zien. Alles is, het hele idee erachter, via de flessenhals op z’n plaats gebracht en hoewel dat op zich al moeilijk genoeg is, zijn sommige exemplaren ook nog eens uiterst gedetailleerd en zeer zorgvuldig vervaardigd. Zeilen, touwen, vlaggetjes, ankers, roeispanen, kabels, ruimen en rompen, en soms nog een havengezicht op de achtergrond ook, en voor zowel Sinterklaas (1997) als koning Willem-Alexander (2013) dan ook fascinerend genoeg om even binnen te koekeloeren. Er zijn bekende namen, zoals de Titanic, Willem Barentsz. en de Groene Draeck, en hele bijzondere, zoals eentje die geheel is uitgevoerd in barnsteen. Het museum telt in totaal ruim duizend gebottelde scheepjes, met evenzoveel verhalen en anekdotes, en de vrijwilligers kunnen je er van alles over vertellen. Het is, zogezegd, het nautische zusje van Madurodam, gelegen op een locatie die er perfect bij past. Eenmaal weer buiten het Spuihuisje kun je, indien gewenst, linksaf voor een ijsje of rechtsaf voor een visje, maar wij gaan rechtdoor – helemaal naar het einde van de Zuider Havendijk. Je kunt vanaf hier nog iets verder lopen, naar het Waaggebouw (5) met haar royaal versierde gevels, of je kunt de straat zelfs helemáál uitlopen, tot aan het zogeheten Wilhelminaplantsoen. Oorspronkelijk lag hier een haven, maar in de jaren dertig van de vorige eeuw werd het een park. Thans kun je er wandelen, staat er het gemeentelijke
Enkhuizens monumentale Stadhuis uit 1686.
oorlogsmonument en bevindt zich er een hertenkamp (6), waar onder meer vijf lieve lama’s leven. Wij lopen echter terug naar het einde van de Zuider Havendijk en slaan vervolgens linksaf, alwaar recht voor het oog Enkhuizens monumentale Stadhuis (7) opdoemt. Het uit 1686 stammende gebouw heeft onmiskenbaar iets weg van het Amsterdamse Paleis op de Dam en dat is niet zo vreemd, want de bouwmeester, Steven Vennekool, was een leerling van Jacob van Campen, bouwmeester van het Paleis.
Marmeren vloeren en plafondschilderingen
Het Flessenscheepjes museum.
Oorspronkelijk had Enkhuizen een ander stadhuis, uit circa 1450, maar de stad was in de VOC-tijd dermate groot en aanzienlijk dat een statig stuk nieuwbouw passender werd geacht. De voorgevel, 14 meter hoog en bekroond met een torentje, is, anders
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
41
NEDERLAND ENKHUIZEN
dan de bakstenen rest, bekleed met natuursteen. Ter hoogte van de burgemeesterskamer bevindt zich een balkon en op, naast en boven dat balkon zijn versierselen aangebracht. Te zien zijn het Enkhuizer wapen (drie haringen), twee stedenmaagden en het boek met de stadsrechten. Binnenin zijn er de Burgerzaal, met marmeren vloer en schilderij van Paulus Potter aan de muur, en enkele andere zalen. De Raadszaal, met plafondschilderingen en schilderijen, de Burgemeesterskamer, welke volledig is gedecoreerd, en de Schepenenkamer, thans in gebruik als trouwzaal. Achter het Stadhuis staat nog de oude en scheve stadsgevangenis (8) en iets verderop, aan de overkant van de Oosterhaven, ligt het Peperhuis (9). Ooit het pakhuis van de VOC (vandaar de naam) huisvest het tegenwoordig de binnencollectie van het Zuiderzeemuseum. Hoog boven Enkhuizens andere gebouwen, vlakbij het Stadhuis, troont de 75 meter hoge Zuidertoren, behorend bij de naastgelegen Zuiderkerk (10). Gebouwd tussen 1423 en 1524 bevat de kerk originele plafondschilderingen uit 1484 en de toren, met haar ‘Kremlin-achtige’ uientop, herbergt een carillon met twintig originele Hemony-klokken. Wij echter laten hem voor wat hij is en gaan de Westerstraat in, naar een andere kerk. Niet naar de neogotische katholieke (11), gebouwd in 1905 en thans niet meer in gebruik, maar naar de iets verderop gelegen Westerkerk. Dit godshuis is van zichzelf al bijzonder genoeg, met zijn zerkenvloer en fraaie koorhek, maar misschien nog wel bijzonderder is de omstreeks 1620 gebouwde zij-aanbouw. Hier namelijk, enigszins verscholen en weinig bekend, bevindt zich Enkhuizens ronduit unieke Librije (12).
Ware boekhistorische schatten Vanuit de zuidmuur van de kerk kom je in een halletje en van daaruit loopt er een wenteltrap omhoog. Hier, achter een houten hek, staan drie grote authentieke boekenkasten, met bijbehorende lectrijnen, en liggen 583 eeuwenoude boekbanden
42
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
opgeslagen. Oorspronkelijk hadden veel meer steden zo’n ‘librije’ (kerk- of stadsbibliotheek), waaronder Amsterdam, Utrecht, Gouda en Deventer, maar tegenwoordig is, naast eentje in Zutphen, alleen die van Enkhuizen nog over. De ruimte is onlangs opgewaardeerd naar de meest recente beveiligings- en klimaateisen, maar aan de sfeer en inrichting, die de indruk wekken dat de tijd er heeft stilgestaan, is niets veranderd. Wat betreft de totstandkoming van de Librije zijn er nog wat vraagtekens, maar in de jaren die volgden werden er talloze boeken gekocht, geschonken en nagelaten. Vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw echter, toen Enkhuizen economisch terugkrabbelde, zakte de bibliotheek langzaamaan steeds iets verder weg in de onverbiddelijke vergetelheid. De collectie, die volgens boekwetenschapper Leerintveld ware ‘schatten’ bevat, telt een groot aantal godsdienstig gekleurde werken, zoals bijbels en prekenbundels, maar er staat nog
STRAATNAAMSPOTTEN Behalve rijk aan monumen ten is Enkhuizen ook qua straatnamen goed bedeeld. Ronduit berucht is de ‘Hoe rejacht’, door 3FM gekozen tot lelijkste straatnaam van Nederland, maar er zijn er meer. Als u de wandeling uit de hoofdtekst uitloopt zoals beschreven, dan komt u langs het ‘Slijkwegje’, langs ‘Tussen Hel en Vagevuur’, ‘Het Glop’, de ‘Roopaardsteiger’, ‘Doorn kroontje’, het ‘Hemeltje’ en de ‘Olifantsteiger’. En wat die ‘Hoerejacht’ betreft: volgens een boek over Enkhuizens straatnamen verwijst de naam van dit smalle en ver der weinigzeggende steegje inderdaad ‘naar de in vroeger eeuwen hier kennelijk aanwe zige rosse buurt’ – al wordt ‘een verbastering van […] Hoornjacht’ niet uitgesloten.
veel meer. Van geschiedkundige boeken en atlassen (waaronder drie van Blaeu) tot werken over staatsrecht, geneeskunde, plantkunde en navigatie. Leesvoer genoeg, kortom, maar wij moeten weer naar buiten. Westwaarts over de Westerstraat naar een paar volgende bezienswaardigheden, al kan de wandeling nog iets verder worden uitgebreid door eerst rechtsaf te slaan en even te dwalen door de zogeheten Boerenhoek (13) met haar rustieke karakter, witte bruggetjes en stadsboerderijen. Helemaal aan het einde van de Westerstraat staat de Koepoort (14), een rond 1650 gebouwde monumentale stadspoort. Tot een kleine eeuw geleden moest men er nog echt onderdoor, maar tegenwoordig rijdt het inkomende verkeer zuidwaarts en het uitgaande noordwaarts lángs de poort. Als je rechtsaf slaat, het wandel- en fietspad omhoog, dan kom je op wat Enkhuizers ‘de Vest’ (15) noemen, de vestingwal die de stadsuitbreiding van 1590-1593 beschermde. Sla je echter linksaf, de Oranjestraat in, dan kom je bij een heel ander stukje historie – een stukje dat letterlijk verstopt ligt. Achter de huizenblokken alhier, de eerste naoorlogse nieuwbouw, bevindt zich namelijk een kleine joodse begraafplaats (16). Vanaf de straat niet te zien, maar via de paadjes tussen de woningblokken kun je er komen – al is het terrein zelf niet toegankelijk.
Medemenselijkheid De linkerzijde van het kerkhofje wordt ommuurd door een lage bakstenen muur,
De Librije telt ware schatten in zijn boekencollectie. De joodse begraafplaats. De Zuidertoren, behorend bij de Zuiderkerk, gebouwd tussen 1423 en 1524.
LEES BRONNEN: • R.P. Zijp, De Librije van Enkhuizen, Vereniging Oud-Enkhuizen, 1991 • Afdeling publiekszaken en communicatie, Het Stadhuis van Enkhuizen, infobrochure Gemeente Enkhuizen • Max Snijders, De Joodse Gemeente in Enkhuizen, jaarboek Steevast (Vereniging Oud-Enkhuizen), 1999 • P.A.M. Zwart, Tussen Hel en Vagevuur, Vereniging Oud-Enkhuizen, 1986 • Dries de Jong, infobrochure Open Monumentendag Enkhuizen, Vereniging Oud-Enkhuizen, 2015 • www.oudenkhuizen.nl • www.flessenscheepjes museum.nl • www.jhm.nl/cultuur-en-ge schiedenis/nederland/ noord-holland/enkhuizen
het rechterdeel door een prunushaag en ertussenin staat een klein zogeheten metaheerhuisje (joods lijkwassingshuis) met Hebreeuwse inscriptie boven de deur. Links is de begraafplaats het oudst, 1738, terwijl rechts er later is bijgekomen, rond 1870. Er staan 45 grafstenen op het terrein, maar het aantal begravenen ligt volgens de boeken rond de 130. De laatste begrafenissen vonden plaats in de jaren negentig van de vorige eeuw en afgezien van een enkele nabestaande komt er verder nooit meer iemand. De joodse gemeenschap in Enkhuizen is nooit echt heel groot geweest, maar ze is de Tweede Wereldoorlog, naar omstandigheden, redelijk goed doorgekomen. De toenmalige burgemeester verzette zich tegen de verwijdering van joodse kinderen uit het openbaar onderwijs, vrijwel iedereen lukte het om onder te duiken en Enkhuizen verplichtte zich in 1967 (bij opheffing van de joodse gemeenschap) om eeuwig voor de begraafplaats te blijven zorgen. Een medemenselijke gang van zaken, kortom, en dat geldt ook voor onze volgende en laatste bezienswaardigheid. Het Snouck van Loosenpark (17) namelijk ziet er naar hedendaagse maatstaven misschien luxe en lommerrijk uit, maar is eind negentiende eeuw opgezet als sociaal woningbouwproject – en dat is het tot op de dag van vandaag nog steeds. Een even mooie als sociale afsluiter van deze wandeling, en als u nog tijd over heeft, dan kunt u wellicht tóch nog naar de Drom en het Zuiderzeemuseum! 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
43
OMZIEN
Door Leo Verhart
Belvédère Onlangs bezocht ik weer de groeve Belvédère in Maastricht. Daar werden in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw de oudste sporen van menselijke aanwezigheid in Nederland opgegraven en ik was daarbij.
N
u had ik die sporen niet zelf ontdekt, maar enkele fanatieke amateurarcheologen hadden jarenlang de metershoge steile wanden van de groeve afgeschraapt op zoek naar stukken vuursteen in de verder vondstloze löss. Zo’n stuk vuursteen verraadde de menselijke aanwezigheid en in 1984 was het eindelijk raak. Kort daarop werden nog meer vindplaatsen ontdekt en begonnen de opgravingen onder leiding van de nog jonge Wil Roebroeks van toen nog hetende Instituut voor Prehistorie (IPL) in Leiden.
niet, dus motivatie en doorzettingsvermogen waren belangrijk. In de zomer waren tientallen studenten op de opgraving te vinden, maar in de winter zaten zij in de collegebanken. Er moesten andere arbeidskrachten gerekruteerd worden.
In de kou werd gebruikt om bakstenen te bakken en het zand en grind zijn weg zocht naar andere bouwprojecten. Soms kon een gebied een tijdje gespaard worden en kregen de archeologen de tijd hun tijdrovende werk te verrichten. Met een troffel werd de grond uit een vak van een bij een meter geschraapt, afgevoerd in emmers en kruiwagens om vervolgens nog eens gedeeltelijk gezeefd te worden. Talrijk waren de vondsten
Rond die tijd was er een soort trainerscarrousel gaande tussen het IPL en RMO. Leendert Louwe Kooijmans ging van het RMO naar het IPL en Jan Verwers nam de andere route. De persoonlijke contacten werden ook inniger en ik was als veldtechnicus wel bereid om naar het verre zuiden af te reizen en Wil Roebroeks bij te staan om zoveel mogelijk op te graven. Naar goed gebruik werd ik ondergebracht bij de
Het vuurstenen mes waarmee een dier met een dikke huid, waarschijnlijk neushoorn, is geslacht. (TEKENING: FACULTEIT ARCHEOLOGIE LEIDEN)
nonnen in de stad, waar in een kleine kale cel een bed stond en ik op vaste
Tijdsdruk Die ontdekkingen en het voorzichtig opgraven van nederzettingen en concentraties vuursteen stonden op gespannen voet met de exploitatie van de groeve. Die ging gewoon door. De hele dag waren er graafmachines te horen en reden brullende vrachtwagens hun ladingen löss, zand en grind de steile weg op in een poging de diepe groeve uit te komen. Bovengekomen gingen ze naar een verwerkingscentrale waar de löss
44
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Vrachtwagens en graafmachines aan het werk bij het uitgraven van de groeve. In het midden is een stuk gespaard waar archeologen aan de slag zijn. Links de schoorsteen van steenfabriek Belvédère. (FOTO: FACULTEIT ARCHEOLOGIE LEIDEN)
OMZIEN Archeoloog Leo Verhart was 30 jaar conservator van de collectie Nederlandse prehistorie bij het Rijksmuseum van Oudheden, beter bekend als presentator van de TELEAC-serie ‘Nederland in de prehistorie’. In deze rubriek vertelt hij over wat hij heeft meegemaakt in de archeologie, wat hem raakte, fascineerde en verbaasde. In Nederland of daarbuiten en vaak over zijn grote liefde: de prehistorie.
tijdstippen, herkenbaar aan gongslagen, kon ontbijten en het avondeten gebruiken. De rest van de tijd waren we in het veld, in december, en het was koud. Het vroor in de nacht, maar overdag niet. Dan was het waterkoud en verkleumde je vreselijk. Van het graven werd je niet echt warm. Op je knieën, met wat zachts eronder, schraapte je met een troffel of een haaks schoffeltje de grond af. Eerst het bevroren deel, maar na een tijdje het gedeelte dat nog zacht was. Veel bewegen deed je dus niet. Ook werd je niet warm van de vondsten. We vonden bijna niets. Een paar splinters of een onooglijke afslag was de schrale oogst van een dag werken. Een keer had ik ontzettend geluk. Ik was te vroeg en in plaats te wachten op de anderen en kou te lijden, ging ik alvast aan de slag. Ik was nog geen vijf minuten bezig of ik stootte op een stuk vuursteen. Het was veel groter dan wat we de afgelopen dagen hadden gevonden en na een kwartiertje graven lag een mooi brok vuursteen vrij. Niet zomaar een brok, maar een Levalloiskern, een van de weinige die er gevonden is. Vol trots liet ik het aan mijn kompanen zien en stik jaloers gingen ze met mij de keet in. Die keet was de enige plek waar het warm was. We konden er een gaskacheltje aansteken en koffiezetten. Tussen de middag was er ook soep uit een zakje. Mijn
Zorgvuldig wordt de grond afgeschraapt bij het onderzoek van Kesselt-Op de Schans, net over de Nederlandse grens bij Maastricht. (FOTO: EENHEID PREHISTORISCHE ARCHEOLOGIE, KU LEUVEN)
eerste cup-a-soup. Ik had er nog nooit van gehoord. Daar warmden we dan eerst onze koude vingers mee om het vervolgens op te eten. Daarna weer de putjes in.
Warm in het verleden De kou van het opgraven stond in schril contrast met wat we aan het opgraven waren. Ongeveer 250.000 jaar geleden hadden hier de eerste kleine groepjes vroege Neanderthalers gebivakkeerd. Ze zaten langs de oevers van de Maas, mogelijk op de plaats waar toen de Jeker in de grote rivier uitmondde Er waren ook botten gevonden van dieren die op een veel warmere omstandigheden duidden. Zo waren er resten van een moerasschildpad, die alleen maar kunnen overleven in zomers die een
gemiddelde dag- en nachttemperatuur in juli hebben van 18 graden Celsius. Resten van andere dieren zoals nijlpaard, bosolifant, reuzenhert, neushoorn en ree zouden ook niet misstaan in deze Maastrichtse mediterrane omgeving en die zijn ook gevonden. Bijzonder waren de botten van een jonge neushoorn en een vuurstenen mes dat ernaast lag. Gebruikssporenonderzoek van de werkkanten van het mes toonde aan dat het was gebruikt om een dier met een dikke huid open te snijden, waarschijnlijk die jonge neushoorn. Het was er niet altijd warm. In de groeve zijn ook in de stratigrafie vindplaatsen bekend die op veel koudere omstandigheden wijzen en toen waren de mensen er ook. Ze joegen op bizons, wolharige
neushoorns, mammoeten, paarden en rendieren.
Gepasseerd door de Belgen Een vrij lange tijd hadden we de oudste, of even oudste vindplaatsen als onze zuiderburen, de Belgen. Kwam het onderzoek naar de vroegste bewoning in het zuiden van Nederland na 2000 enigszins tot stilstand, in België ging men juist verder. Net over de landsgrens, soms maar op enkele honderden meters afstand ervan, werden bijzondere vindplaatsen ontdekt bij Veldwezelt, Kesselt-Hezewater en Kesselt-Op de Schans. Die laatste vindplaats is de oudste. In situ is vuursteen gevonden, zoals kernstenen, werktuigen en vuistbijlen. Ook zijn er botten verzameld en is er houtskool aangetroffen, mogelijk een aanwijzing
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
45
OMZIEN
Het archeologisch/geologisch monument Kesselt-Op de Schans. De grote stalen daken zijn ter bescherming van de bodemprofielen. (FOTO: EENHEID PREHISTORISCHE ARCHEOLOGIE, KU LEUVEN)
voor het gebruik van haarden. De vindplaats heeft een ouderdom van 390.000 jaar. In diezelfde groeve zijn ook niveaus gevonden met verspoelde artefacten die nog ouder moeten zijn, tussen de 400.000 en 500.000 jaar oud. In deze regio kunnen nog oudere vondsten verwacht worden. Vroege Neanderthalers kunnen hier ook zijn gepasseerd. Dat valt af te leiden aan de ontdekking van twee vindplaatsen aan de Engelse Oostkust, Pakefield en Happisburgh. Engeland maakte toen nog onderdeel uit van het continent en de vindplaatsen hebben een ouderdom van rond de 800.000 jaar.
Een monument van de tijd Onze zuiderburen doen nog iets bijzonders. Die opmerkelijke oude vindplaatsen
46
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
worden gekoesterd en je kan ze bezoeken. Nu zijn alle artefacten weliswaar weg, maar de profielen van de groeve waarin ze zijn gevonden staan er nog. Meestal zijn die weinig tot de verbeelding sprekend voor een leek, maar daar hebben de Vlaamse archeologen iets op gevonden. Het eerste schrikt misschien wat af. Het deel van de groeve met het profiel is namelijk omgeven door een hek, want je kan het alleen met een gids bezoeken. Daar moet je een afspraak mee maken. Door het hek zie je een uitnodigende diepte, gedeeltelijk overdekt door een bijzondere staalconstructie die de profielen tegen de regen moet beschermen. Een smal pad leidt de diepte in en ik had echt het gevoel terug te lopen in de tijd toen ik met zo’n gids afdaalde in het verleden. Dat heb je toch niet
zo vaak op of in een archeologisch monument. Er zijn informatiepanelen, maar de uitleg van de gids is toch het leukst en die kan je ook nog vragen stellen.
En de Belvédère? Het verdriet van Nederland dacht ik, toen ik onlangs met een excursie mee was en de groeve Belvédère weer inkeek. Grotendeels volgestort met Limburgs huisvuil was het overgroeid met
bomen en struiken. Er omheen stond een hoog hek met gaas. Daar kon je doorheen kijken. Door de bomen zag je niets en het weer zat ook niet mee. Grijs en bewolkt was het. Alles was troosteloos. We stonden op een industrieterrein dat zijn beste tijd gehad leek te hebben. Het ligt langs de Brusselse weg en daartussen bevindt zich een smalle groenstrook. Er staan twee grote treurwilgen met daaronder een schuin geplaatste natuurstenen plaat. De druilerige takken hangen over het geheel heen. Je zou denken een oorlogsmonument of iets dergelijks. Nee, het is onze landmark die aangeeft dat hier sporen zijn gevonden van de oudste bewoning van Nederland. Dat zou te lezen moeten zijn op de met mos overgroeide ingehakte letters, als je de overhangende takken van de treurwilg opzijschuift. Belvédère, onze topvindplaats? Wat een treurnis. Kunnen we daar nu niet iets beters van maken? Laten we een voorbeeld nemen aan onze zuiderburen.
Het archeologisch monument Belvédère bezocht door deelnemers aan het Bandkeramiek-congres in 2014. (FOTO: ANNELEEN VAN DE WATER)
LUC AMKREUTZ COLUMN
Oudheden Onderzoekt!
Het gat van Holwerda Met de zwaardententoonstelling geopend, werd het tijd de blik weer te verleggen. Een van de lang gekoesterde wensen was om vanuit het RMO weer actief te participeren in veldwerk en zo toog ik eind mei richting de oostelijke Veluwe. De komende dagen zou een bungalowpark bij Vaassen mijn nieuwe thuis zijn. ’s Ochtends in het opgravingsbusje trotseerden we hoosbuien en files en na alle snelwegen bevonden we ons ineens in het groen van de Veluwse Kroondomeinen. Daar ligt namelijk tussen Epe en Niersen een lange rij grafheuvels die hun oorsprong hebben in het laat-neolithicum A (2900 v.Chr.) en die onderwerp van onderzoek vormen van het NWO-VENIproject Networked Landscapes van Quentin Bourgeois aan de Universiteit in Leiden.
Netwerken Doel van het project is om inzicht te krijgen in de fysieke en conceptuele netwerken die Corded Ware-gemeenschappen over grote delen van Europa verbinden. Hoe eenvormig zijn deze groepen, wat verbindt, of onderscheidt ze? Onderzoek naar grafheuvels en dan met name hun onderlinge relatie en inhoud, kan voor een deel daaraan bijdragen. Maar dan moet je wel eerst weten wat je hebt. Grafheuvels zijn namelijk al eeuwenlang verstoord, geplunderd, onderzocht en weer gerestaureerd. Met de boorcampagne die nu uitgevoerd mocht worden, bood zich een kans aan vast te stellen wat er nu mogelijk nog zit. Aanvullend geofysisch onderzoek zal ook meer inzicht in de samenhang tussen de heuvels en andere landschapselementen verschaffen, zoals urnenvelden en Celtic fields. Juist vanwege de iets recentere geschiedenis was het interessant voor het RMO om deel te nemen. Mijn verre voorganger hier, J.H. Holwerda, onderzocht namelijk vanaf 1907 een
aantal van deze heuvels op uitnodiging van Hare Majesteit. Tevens zijn de vondsten uit die campagnes in onze collectie aanwezig. In een van de heuvels, Galgenberg 4, trof hij een bijzonder hurkgraf aan waarin meer dan één persoon begraven bleek. Vanwege de slechte conservering van het botmateriaal besloot Holwerda het stuk in te gipsen: de eerste bloklichting van Nederland. Eerder berichtte ik hier al over die bijzondere vondst en het nieuwe onderzoek waarmee we een belangrijk deel van het grafritueel, de bijgaven en de heuvelopbouw konden reconstrueren…
Voetsporen Nu stond ik er bovenop. Dat was een bijzondere gewaarwording, om te ervaren waar Holwerda gegraven heeft en grotendeels hetzelfde uitzicht als hij, zo’n 110 jaar geleden te hebben. Zouden we nog gipsbrokjes in de boring terugvinden? In een andere heuvel, die Holwerda omschreef als verstoord en waarin hij slechts kort groef, was het in ieder geval al raak. In de boring was naast de heuvelopbouw en restauratie-fase, ook het restant van de verstoring en dus de mogelijke sleuf die Holwerda liet graven te zien. Ik betrapte me erop dat ik me afvroeg wat hij ervan zou denken, dat we in zijn voetsporen onderzoek deden. Misschien vond hij het overbodig, hij had immers toch al uitgebreid gekeken…maar de tijden veranderen. Ik denk dat hij in ieder geval wel blij zou zijn dat het RMO na bijna 200 jaar veldwerk in Nederland en na een pauze sinds 1998 nu eindelijk weer met de laarzen in de modder stond.
ANNEMARIEKE WILLEMSEN Conservator Middeleeuwen
& LUC AMKREUTZ Conservator Prehistorie beiden werkzaam bij het Rijksmuseum van Oudheden, gaan op zoek naar nieuwe verhalen over oude objecten
Blik op enkele van de Galgenbergheuvels tussen Epe en Niersen. In de verte Galgenberg 4. (FOTO: LUC AMKREUTZ/RMO)
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
47
g
Find your wow. Now. Op veilingsite Catawiki strijden bieders uit de hele wereld om duizenden bijzondere objecten. Gewoon online! Dus Catawiki heeft genoeg wow voor iedereen.
Ga naar www.catawiki.nl/bodemvondsten
V a n
VGN d o c e n t e n
V e r e n i g i n g
i n
V a n
g e s c h i e d e n i s
d o c e n t e n
i n
e n
o Kleio
s t a a t s i n r i c h t i n g
g e s c h i e d e n i s
e n
i n
s t a a t s i n r i c h t i n g
Word lid van de vGn en ontvang het prachtblad Kleio thuis
V o o r
d o c e n t e n
n e d e r l a n d
i n
n e d e r l a n d
g e s c h i e d e n i s
e n
Uitgave van de vgn Jaargang 57 | februari 2016
s t a a t s i n r i c h t i n g
afscheid van een
luis in de pels
D Van aFscheiu ige De ee w e ass th in tussen de pain conflictueuze relatievan Castro a De n en het Cub Amerikane
islam gen tussen rp gesteld Tegenstellin dom op sche en christen
N echo va
chteN kruiSto
che nde historis ht nieuw geteke j alle aandac minder vaak was ijs waarbi Nico vind je steeds krijgt, is het onderw htlettinck n binnen in de aandac basisonderwijs tot 2014 docentien eindigde or minder ontwikkelinge Gods’, n voor het nis aan de daardo aangez en ‘de wegdie vier geschiede cht’, ofvakken met de huidige ‘boeteto denismethode Jeruzalem aan dit vak. Lerarenopleiding van ng vanbudget een een van de In geschie alles te maken ol rekenen. gewelddadige veroveri or minder zelfs enkele dit heeft en zich raden. de Chr. Hogescho lezen en zeer s, joden ende gevolg ren daardo illustraties. im te kken taal, op het en spende 1099. Moslim Windeshe eid is, laten een orgie van op de kernva geproclameerd is het! jaar later, inre bezigh God wil trendvolgers werden in en zijn werd oorlog gericht Zwolle. 27 ht kostba op christen erijen ankrijk, en dus Uitgevin officiële heilige ende verdwaa lde De eerste kruistoc Zuid-Fr tijdrovriep paus nt ties ht. De eerste eenadering geschiedenis. Hoe had Clermo illustra geweld afgeslac jke kerk was een feit. concilie van vanOp deze kerkverg strijd met heilige bescheiin een christeli uit het maken niet 1095. de en tot er dit vanuit novemb ristenen op ihad – misschi kunnen komen? Was Bob zegt zijn medech naasten.liefde n van de ongelov te brengen s die het zover kunnen Christu alles moet Urbanus II leven te bevrijde pen omor atie ap van een illustrat overgeleverd Jeruzalem opgeroe – dat wat minder deze combin New de boodsch gen had oorlog om denheid van deze preek dit budgetp t in beweren dat ik volgelin niet robleem Monumen t en zijn durf te(Lucas een andere teksten die ij waar Ikkeren? tijd datnders toe. te gepredik gen. In de tekenen de plek is wang Om is. Met van ndedetegensta zeldzaam wordt ve uitgever de diensten York opeens: educatie gelezen? med is geloof ten vrij welde twin er towers heeft de vijand de andere van wel goed t van wordt het kwalitei helaaswaar hun Hans van Moham zijn,vermeer speelde, Bijbel het gemaak de ik s naam nodig zijn ben Kleio. wekin De het gebruik van en id. is t nog osama bin afschrik van hem HadrUrbanu redacteur een vaak tekenaa stonden. en 6:29). nader aangedu voor werk beantwokorden uitspraa e con-ende ambach s schetste in hilder dit verdwijn te kunnen , kunstsc inmentale d. Urbanu laden motiveerd dieen ‘ketters’ vragen he d he Brobbel in historisc Bobdeze niet genoem historisc metBob liseerddeze denieman vandie n. wereld, de aanslag gespecia . jke te gaan op van de ellende de christeli werk gvan kan verdiene naar de tot eeninselect kon ontstaan hoedanigheid zichken kend beeld brood de hand van die l van rekenendieper verwijzin deze oorlog laat ik aan mag het symboo ies ingezet e kruisde geestelij waarinweet aliteiten ies. Hij text hieven christelijk Jeruzalem, In dit artikel he illustrat illustrat telijke tekenkw ht. Daarop voor hoe historisc enis tot ambachde tochten. datgewapen hadden aangeric Brobbel zien groepjege prachtige bronnen hand van gie en geschied wil het!’ getale aanwezi archeolo de worden als omGod wil het, en de in groten (kunnen) te zetten in‘God rachten. Aan 1 41 De kleioeen tevens slogan aan: 2016 schrijvers. ken en zoekopd en geef ik kroniek strijders de gesprek e tekening als de erwijs sommig id sties bij enisond Althans, volgens de bronnen werd aangedu de lessugge het geschied ies aanpak van die in ik de illustrat expeditie, kijkje in de Bovenal wil vererwijs. het aan in het basisond te brengen liseerde om een ode h gespecia gebruiken gilde van historisc dwijnende illustratoren.
I
de Staten en de Verenig de eeuw, als e relatie tussen in de achttien Cuba begint in het geheim kolonisten rden Amerikaanse met de Spanjaa n opzetten betalen handelscontacte le belasting te hoeven r’ van kolonia , ‘eigenaa om zo geen De Engelsen en en suiker. niet blij mee over tabak t waren hier de Staten, vanaf het momen de Verenig in 1762. Maar onafhankelijk bezetten Havana zich op 4 juli 1776 open staten ë ligt de weg dat dertien rGroot-Brittanni omdat de Spanjaa uit verklaren van met Cuba ren handel handela voor de voor legale openstellen op handen de havens Gevolg is wel dat Cuba van de staat. wordt lijk nieuwe de afhanke grotendeels delsgebied Staten. Verenigde
D
de Staten Father van de Verenig van hoe het ontstaan een besef Al vroeg na politieke kringen Thomas was er in hoge was. In 1820 noemt Cuba interessant
is Jan Verdonk van Kleio. redacteur
ld van straatbee cuba. Foto havana,
FounDing Illustratie
3,
he atelier vermeer het Minoïsc Uit: Bij onder andere & van rijn. groef daar , tie ervan vanuit John Evans de restaura de tijd, Malmberg begon aan In het arbevatten. De 2000. vermoedde. paleis op en feiten zou heid hij als de juiste en als illusen te weinig tot grote verdeeld e kennis die vakgenoten verbeelding dje leidde dat bedoeld voor een dergelijk vondsttekening cheologenwerel nders van tekening was alleen een als je als en tegensta je daarom vindplaats heb je nu nog bij tussen voortrator mocht archeologische ing. dubbele gevoel ziet dat er ond van de aanpak. Dat ing of verfraai of plattegr ng loopt. Je zijn toevoeg opgravi staal enige de als en toerist over archeologen len als beton maken zonder t beeld van willen zowel uctie materia en is de een complee de reconstr aanspreken Tegenwoordig ing je ziet ook verbeeld breder publiek n geaccepteerd. Maar je t. je een i dat gebruik historic kleio 1 reconening algemee ie van4de2016 te tempel zonder dat je kijkt naar de je de imposan reconstructietek de acceptat . Ook al weet discussie e rondom tred met de moet pijnigen één man. Die discussi hield gelijke tie van van zoals die van verbeelding tekeningen structietekening gie rondom de restaura e enisles zijn villa (illusarcheolo is de discussi Romeinse In de geschied binnen de voorbeeld het tie 1) en de het belang Een bekend op Kreta in de terp (illustra eeld te gebruiken om vondsten. van Knossos gie te laten oog Arthur restauratie de archeolo tratie 2) bijvoorb n: rondom de te eeuw. Archeol linksbove mingen van ek van de de twintigs 1, en de tekortko begin van kun je de invalsho de volIllustratie leerkracht Wijs met vanuit Terp. Uit: voelen. Als gebruiken ee, tekening chronologie de Waddenz internet een omgekeerde het ff t: zoek op Meulenho Wat kan de ef, 1980. boerderij. gende opdrach Informati ng van een vanuit dit r: van een opgravi reconstructietekening linksonde niet 2, een Wat kan hij Illustratie tekenaar van al. vrij zeker weten? wat zijn villa voerenda ijnlijk? En Land, soort tekening erg waarsch Uit: Verleden heden wel is onzeker ff weten maar Meulenho kan hij die de ef, 1981. heden? Hoe latie vanuit Informati de onzeker eeld door extrapo boeren? invullen, bijvoorbhet gaat om jagers en io 1 als 2016 kle antropologie
s
er 2001 in n op 11 septemb Qaida Al inds de aanslage gton door door en Washin opgeschrikt New York regelmatig eerd wordt de wereld n die religieus gemotiv op aanslage ‘ineens’ IS verscheen terroristische een jaar geleden met geweld worden. Twee van daaruit alle aanslain Irak om het toneel stichten. Vrijwel moslims kalifaat te die zich islamitisch door mannen acties een gepleegd adige zijn gen geweldd geven hun n naar Allah, noemen. Zij te verwijze In apocaly ps. dimensie door religieuze eindtijd, de de de naderen verwezen naar de jihad en niet zelden nda wordt euwen uitgehun propaga de middele en hten die in die zich christen de kruistoc door mannen de heilige vochten werden verwezen naar God, s geweld die ps. Religieu noemden en de apocaly eveneens, oorlog en, tijden. lijkt van alle
S
een T aMbacH Ode aan ened wIjn illustraties aar verd van historisch arde rwa dS hoorb De mee NoG Stee
s
heden doel het heeft tot ering van onderwijs door bestud Geschiedenis beter te elijk te maken verleden beter begrijp eerd: het in dit artikel n en omgek het heden. het verlede ering van de eerste door bestud ronden van begrijpen de achterg zicht krijgen lettinck wat meer bekijkt Nico misschien geweld. zodat we kruistocht, s gemotiveerde religieu op het huidige
d zijn afschei Fidel castro erende geleden dat els verbet acht jaar van de inmidd ri is het precies sant vanuit in het licht is het interes op 19 februa nt van cuba. de staten als preside . want waarom en de Verenig aankondigde ie van castro che eiland aan hem? op de revolut het caribis ijke hekel te blikken zo’n gruwel relatie tussen eens terug ook alweer ctief nog beleidsmakers dat perspe amerikaanse hadden de
Jorge royan.
o ! s e l e d j i b d ltij A Kleio de verbeeldIng tref je ze aan: enismet hode vanzelfIn elke geschied eningen. Dat lijkt een de laatste reconstructietek is dat iets van maar toch zeventig van sprekendheid, het heeft tot de jaren uctieWant de reconstr decennia. geduurd voordat Voor die de vorige eeuw n geaccepteerd werd. die te veel tekening algemee tekening taboe, omdat soort tijd was dit
Te veel
kle 40 2016
io 1
io 1 5
2016 kle
s
kle 14 2016
15
io 1
www.vgnkleio.nl
• • •
denk mee over een nieUw curriculum vlaamse Vluchtelingen creëerden welvaart ode aan de illustrator
1
HET GALLO-ROMEINS WEEKEND LE RENDEZ-VOUS GALLO-ROMAIN
va
23 Za - tn 24 Z o n 1 1 u .0 . t o 7.1 t 6 18
GLADIATOREN IN HET GEVECHT
u
DEMONSTRATIE ROMEINS BOOGSCHIETEN
20 ANS
OPTOCHT VAN DE ROMEINSE HULPTROEPEN OPTREDEN VAN DE RUITERIJ GELEID BEZOEK AAN DE SITE SCHIETEN MET BALISTA BROOD BEREIDING EN BAKKEN, SPINNEN, SMEDEN, ENZ ...
MEER INFO
WWW.MALAGNE.BE
malagne@malagne.be A R C H E O PA R C D E R O C H E FO R T
Revue NL.indd 1
MALAGNE LA GALLO-ROMAINE
16-06-16 16:50:24
ARABISCHE VOETSTAPPEN
Pre-islamitisch schrift en rotstekeningen in de Arabische wereld
De taal van de voorouders In de provincie Dhofar, in het zuiden van Oman, vindt men heel wat pre-islamitische schrifttekens en tekeningen geschilderd of uitgehouwen op stenen, in grotten en op archeologische sites. Ze wachten op ontcijfering.
I
n 1990, op een congres in Oxford over Arabië, presenteerde Ali al Shahri een essay over pre-islamitische schrift en rotstekeningen. In april van dit jaar organiseerde de nu 68-jarige onderzoeker in Salalah voor de eerste keer een publieke tentoonstelling.Redenen genoeg voor ons om eens te kijken hoe het zit met de schrifttekens en rotstekeningen niet alleen in Oman, maar tevens in Colorado US en het Midden-Oosten, meer bepaald Iran en Saoedi-Arabië. Tegelijkertijd gaan we na welke onderzoekstechnieken er nu gebruikt worden.
Passie Ali al Shahri, die op zoek is naar de oorsprong van de taal van al-Shari, zijn stam, wil zijn 27 jaar veldwerk met
andere onderzoekers delen. Hij studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Beiroet en maakte carrière in Oman bij Defensie. Hij heeft in zijn huis een privémuseum. We treffen er foto’s aan over de schrifttekens en de rotstekeningen die hij tijdens zijn omzwervingen in Dhofar vond. Soms trof hij ze aan in inkt of werden ze gekerfd in rotsen en stenen. De onderzoeker slaagde erin om de ingrediënten van enkele kleuren van de inkt die gebruikt werden, terug samen te stellen. Over zijn ervaringen schreef hij twee boeken.
Specifiek In zijn boek de ‘Language of Aad’, waarin zijn speurtocht naar de taal van zijn voorouders centraal staat, lezen we dat de schrifttekens van
Zuid-Semitische oorsprong zouden zijn. Rond de classificatie van de oude Zuid-Arabische talen worden nog heel wat discussies gevoerd. ‘Hoewel er overeenkomsten zijn met geschriften uit Noord-Arabië, blijken verschillende tekens toch compleet nieuw te zijn’, stelt de onderzoeker. ‘Dit is een belangrijke ontdekking. Want dat zou kunnen betekenen dat het zuiden, dus Dhofar, zijn eigen geschiedenis kende. ‘De kans bestaat dat de schrifttekens in Dhofar gelinkt kunnen worden aan schrifttekens gevonden in Colarodo US. Hoe die taal tot daar geraakt is, blijft een open vraag. Heel wat internationale onderzoekers van de US brachten een bezoek aan zijn museum. Nadere studie is noodzakelijk. Op de pre-islamitische site Sumhuram werden zeven stenen met inscripties aangetroffen. De geschriften op de stenen, die de oprichting van de stad voor het bewaken van de wierookhandel beschrijven, blijken een interessant voorbeeld te zijn voor de relatie tussen de zuid-Arabische en Syrië-Palestijnse regio in de geschiedenis van de schrijftechnieken, zo werd in studies geconcludeerd.
Rotskunst Opening van de persoonlijke tentoonstelling van Ali al Shahri over de schrifttekens en rotstekeningen gevonden in Dhofar, COPYRIGHT ONA-OMAN
50
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Naast inscripties laten de tekeningen die Ali al Shahri fotografeerde menselijke figuren zien, alsmede
paarden, kamelen, steenbokken, schapen, schepen, vee, wilde dieren… ‘Vijfennegentig procent van de schrifttekens en tekeningen trof ik in grotten of op rotsen aan. Ze lagen steeds meer gesitueerd in het binnenland’. En dit beeld is gelijkaardig voor vele landen in het Midden-Oosten waar men rotstekeningen vond. Vandaag de dag worden rotstekeningen of rotskunst, erkend als een esthetisch interessant bewijs van hoe de vroegere bewoners hun omgevingen zagen en ervaarden. Volgens de Britse archeoloog Paul Bahn, die zich op prehistorische kunst toelegde, laat rotskunst zien dat zelfs in vroegere tijden mensen activiteiten hadden die niet alleen utilitair waren. In de meeste rotskunst, betoogt Bahn, was de artistieke inspiratie gerelateerd aan
Cover Language of Aad, de aanwezigheid van schrifttekens naast bepaalde afbeeldingen zoals bij de kamelen of het vee kunnen namen van stammen of eigenaars zijn. (FOTO: MIA DEKEERSMAEKER)
VOETSTAPPEN ARABISCHE Onze Arabische correspondent Mia Dekeersmaeker werd geboren in Lier (België) en verblijft al jaren in Oman. Zij schrijft voor kranten en tijdschriften over onder meer kunst en cultuur, toerisme, architectuur en archeologie. Van haar hand verschenen eveneens diverse boekwerken.
een wat meer wijdverbreid systeem van denken. De teksten en tekeningen brachten boodschappen over zoals handtekeningen, eigendomsrecht, waarschuwingen, afbakeningen, verhalen, mythen en metaforen. De Iraanse archeoloog dr. Mohammed Naserifard, die de prehistorische rotskunst in Iran exploreerde, stelt dat rotskunst de basis is van een schrift waarmee culturele boodschappen, overtuigingen of mythes overgebracht werden. Dr. Majeed Khan, een mondiale autoriteit op het gebied van Saoedi rotstekeningen en momenteel consultant in de Saoedische Commissie voor Toerisme en Oudheden, stelt dat van de meer dan vierduizend geregistreerde archeologische vindplaatsen in Saoedi-Arabië, vijftienhonderd rotskunst omvatten en dat er ongetwijfeld nog meer zullen ontdekt worden.
Onderzoeks technieken Rotskunst, in tegenstelling tot archeologie, kent praktisch geen aardewerk scherven of historische bronnen aan de hand waarvan de ouderdom van een vondst bepaald kan worden. De grootste uitdaging met rotskunst blijft chronologie en datering. Dit vereist dan ook naargelang de kwaliteit van de rotstekeningen verschillende technieken. De ‘GigaPan technologie’ maakt gebruik van een robot camera op een statief, waarmee tot honderden
Vijfennegentig procent van de schrifttekens en tekeningen trof de onderzoeker in grotten of op rotsen aan, steeds in open drogere regio’s, dus meer gesitueerd in het binnenland. (FOTO UIT: ALI AL SHAHRI: LANGUAGE OF AAD).
Sommige Arabische traditio nele dansen van vandaag hebben nog altijd elementen gemeen met millennia-oude afbeeldingen op de rotsen. (FOTO’S: MIA DEKEERSMAEKER)
gedetailleerde digitale beelden een naadloze panoramafoto produceren. Deze panoramafoto kan vervolgens online onderzocht worden. Complementair worden ook nachtopnames gemaakt, zeker bij rotstekeningen die diep ingehouwen zijn in de steen. Om de zichtbaarheid van subtiele details bij oppervlakte tekeningen te verhogen, wordt gebruik gemaakt van de RTI, Reflectance Transformation Imaging. Een techniek van beeldvorming en interactief weergeven van de tekeningen onder wisselende lichtomstandigheden. Met een 3D-laser scanner verzamelt men nauwkeurige gegevens en analyse van de rotstekeningen. De verzamelde gegevens kunnen dan nadien gebruikt worden om 3D-modellen te berekenen op de computer of om fysieke replica of prototypes te maken. En om dikwijls bijkomende informatie te verkrijgen, worden er tevens door een tekenaar lijntekeningen gemaakt, met zoveel mogelijke accurate details. In de toekomst hoopt men in Saoedi-Arabië om het scala van technieken uit te breiden.
Overeenkomsten en zwaartepunten De beschrijvingen van Dr. Majeed Khan in een essay over rotstekeningen in Saoedi-Arabië, van prehistorie tot nomaden, komen in vele opzichten overeen met andere sites in de Arabische wereld zoals in Oman. Algemeen kan aangenomen worden dat sinds de Oudheid de tribale systemen in de Arabische wereld sociale en culturele tradities in stand gehouden hebben tot aan het begin van de islamitische jaartelling. Sommige Arabische dansen van vandaag hebben nog altijd elementen gemeen met millennia-oude afbeeldingen op de rotsen. Menselijke figuren worden steeds in verband gebracht met jacht of met dieren, vooral vee. Vermoedelijk werden deze dieren gedomesticeerd. De aanwezigheid van
schrifttekeningen naast bepaalde afbeeldingen van vee of kamelen, kunnen de namen van de eigenaars of de stammen zijn. Representaties van handafdrukken met open handpalmen en uitgebreide vingers vindt men ook regelmatig terug op rotstekeningen. Bijna negentig procent van de Iraanse rotskunst bevat het steenbok motief, stelt archeoloog dr Mohammed Naserifat vast in zijn artikel over Iraanse rotskunst. De steenbok maakte een deel van de voedselketen uit en zou ook afgeleide producten opgeleverd hebben. Volgens dr Naserifat werd de steenbok in pre-islamitisch Iran gekozen als symbool van goddelijke hulp en garantie voor vruchtbaarheid en geboorte. De steenbok werd tevens aangeroepen bij waterschaarste en voor bescherming.
GERAADPLEEGDE BRONNEN EN LITERATUUR • Ali al Shahri ‘Language of Aad, 2000, • http://saudi-archaeology.com/ • Maria Dekeersmaeker, ‘The DNA of Salalah-Dhofar’, 2011, www. amazon.com • Peter Harrigan, Lars Bjurström, ‘Art Rocks in Saudi Arabia’, Saudi Aramcoworld, 2002 • Catalogus van het ‘Museum of the Frankincense Land’, Salalah • www.bradshawfoundation.com • Dr. Majeed Kahn, ‘Rock Art of Saudi-Arabia’, Oxford, 2003 • Dr. Mohammed Naserifard ‘Rock Art of Iran’, http://iranrockart.com
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
51
BOEKEN NIEUWE PUBLICATIES
TIP
Stukjes van Alkmaars centrum
I
Auteur: Peter Bitter en Guus van den Berg Titel: Stukjes van het centrum. Opgravingen bij de Payglop, Langestraat en Gedempte Nieuwesloot in 2012. Reeks Rapporten over de Alkmaarse Monumenten en Archeologie, RAMA 23. Uitgave: Gemeente Alkmaar ISBN: 978-90-820837-6-7. Verkrijgbaar bij SPA-Uitgevers in Zwolle Prijs: € 32,50.
n 2012 vonden in hartje Alkmaar op een drietal locaties opgravingen plaats, waarover in dit interessante boekwerk wordt gerapporteerd. Het betreffen opgravingen bij de Payglop, Langestraat en Gedempte Nieuwesloot. Het onderzoek richtte zich vooral op de bewoningsgeschiedenis. De eerste sporen op de bouwlocatie Payglob waren 12e-eeuwse overstromingspakketten, 13e-begin 14e-eeuwse mestkuilen en een midden 14e-eeuws eenvoudig huisje, dat in de loop der tijd diverse keren werd ver- en herbouwd. Op de locatie Langestraat betrof het de opgraving bij een inpandige verbouwing waar sporen werden aangetroffen van een groot L-vormig pand daterend vanaf 1500, dat eind 16e eeuw werd gesplitst in een herberg en een kapitaal woonhuis. De opgraving bij een rioolaanleg onder de Nieuwesloot bracht resten aan het licht van de 10e tot de 20e eeuw. Het boek beschrijft en illustreert de opgravingen en vondsten gedetailleerd en met talrijke foto’s en kaartjes.
O
52
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Nieuw standaardwerk over Vikingen en Noormannen
I
Hadrianus en het recht, portretten van Hadrianus, Sabina en Antinous, Hadrianus als bouwheer, Grieken in een Romeinse wereld en Hadrianus’ gedenkschriften van Marguerite Yourcenar. De auteurs laten stuk voor stuk ook in heldere woorden hun licht op deze fascinerende figuur schijnen.
n de vroegste geschiedenis van onze landstreken spelen de Vikingen een belangrijke rol. Dit haast mythisch geworden volk uit het noorden had in de 9e en 10e eeuw vele grafplaatsen en nederzettingen in Nederland en België. Luit van der Tuuk laat in zijn vlot en pakkend geschreven standaardwerk zien waar de Noormannen zich bevonden en welke sporen ze hebben nagelaten. Daarnaast gaat hij in op de cultuur, kunst en religie van de Vikingen. In navolging van Middeleeuwse monniken beschouwen we de Vikingen te vaak nog als duivelse plunderaars uit het noorden. Van der Tuuk nuanceert dit eenzijdige beeld: hun tijd was veel minder een ellendige periode, zij hadden niet die verlammende werking op het dagelijks leven en ook de berokkende schade viel nogal mee. In de reeks plunderingen ontdekt hij een patroon, waarachter een complexe machtsstrijd met een politieke achtergrond schuilgaat.
Auteur: Olivier Hekster en Corjo Jansen (red.), Titel: De wereld van Hadrianus Uitgeverij: Vantilt, Nijmegen ISBN: 978 94 6004 232 4 Prijs: € 18,95.
Auteur: Luit van der Tuuk, Vikingen. Titel: Noormannen in de Lage Landen. Uitgeverij: Omniboek, Utrecht ISBN: 9789401906821 Prijs: € 19,99.
De wereld van Hadrianus
nder het bewind van keizer Hadrianus (117138) was het Romeinse Rijk een echt wereldrijk. Hadrianus bleef niet in het centrum ervan, in Rome, maar trok van Brittannië en Spanje tot Egypte en Klein-Azië. Overal drukte hij zijn stempel op de antieke cultuur. Als bouwheer, jurist, bestuurder, legerleider, kunstliefhebber en intellectueel liet hij ook figuurlijk geen terrein onbetreden. In De wereld van Hadrianus kijken verschillende auteurs naar deze figuur en zijn Romeinse wereld. Een greep uit de onderwerpen van dit boeiende boek: Hadrianus en de grenzen aan de macht, zijn visie op het Romeinse Rijk, Hadrianus en de antieke literatuur,
Tekst: Lou Lichtenberg
RIEMER KNOOP COLUMN
Knopen doorhakken
Markt Musea bewaren hun spullen voor de eeuwigheid, en er komt gedoe als ze ergens vanaf willen, dat is bekend. Maar wat als musea zelf verdwijnen? Een mini-onderzoekje in de tijd, met een opmerkelijke ont dekking. We keken eens in wat oude almanakken, en schrokken ons een hoedje. De helft van de Amsterdamse musea uit 1980 is inmiddels opgeheven of opgegaan in een ander. Lees het Groot museumboek, de geïllustreerde gids langs 660 Nederlandse musea uit 1980. Wie kent nog het Architectuurmuseum, gefuseerd in het Nieuwe Instituut in Rotterdam? Het Banketbakkers Museum, het Bilderdijk-Museum (nu Bijzondere Collecties VU) of het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum (nu in Heerenveen)? Het Drukhuis aan de Herengracht en de Stempelplaats in de St. Luciensteeg zijn er volgens internet nog, maar de aldaar gegeven teksten zijn letterlijk die uit het Groot museumboek. Hoed u voor internet! Het Vondelmuseum en het Frederik van Eeden Museum (eigenlijk alleen collecties), het Geologisch Museum op de Nieuwe Prinsengracht, het Medisch-Pharmaceutisch Museum aan de Koestraat waar later nog even het Wijnmuseum in zat en toen Museum Het Wijnkopersgildehuys heette (bent u daar nog?), het Theatermuseum (het latere TIN), en Schriftmuseum J.A. Dortmund: ze zijn alle opgegaan in Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Mooi, maar ook minder uitbundig. Het NINT ontpopte zich tot NEMO. Het Roothaan-Museum in de pastorie van de Krijtberg, de bedevaartplaats voor de zalig verklaarde generaal der Jezuïeten uit Amsterdam, is niet meer. Het Schrijfmachinemuseum aan de Utrechtsestraat werd nog even onderdeel van het Scryption in Tilburg, ook alweer ter ziele,
maar de typemachines van W.F. Hermans kregen asiel in Vlaanderen. Het Nationaal Spaarpottenmuseum uit de Raadhuisstraat was nog even in het Openluchtmuseum zichtbaar. De fameuze Peter Stuyvesant Stichting, van de sigaretten, de oudste bedrijfscollectie van het land, ooit in de Drenthestraat, ging nog even naar Zevenaar, waar in 2012 het laatste werk werd geveild. Het Restauratie-atelier Uilenburg verhuisde naar Dieren, Het Waaierkabinet loste op, evenals het (Stork) Werkspoor Museum op Oostenburg, dat in 2011 sloot. Met die eeuwigheidsclaim van musea valt het dus wel mee. De spullen zullen er deels nog wel zijn (wie zet nou kunst bij het oud vuil?), maar als collecties zijn ze eeuwig voormalig.
RIEMER KNOOP is klassiek archeoloog, was in de jaren negentig hoofd Archeologisch Informatiecentrum (RMO, Leiden), en heeft sindsdien cultureel adviesbureau Gordion.
Prijsexplosie Hoe kom ik hierop? Ik was eigenlijk op zoek naar toegangsprijzen. Het Museumboek uit 1980 vermeldt ook wat de toegangskaartjes destijds kostten. Dat viel reuze mee, van het Rembrandthuis fl 1,50 tot Rijksmuseum wel 3 gulden. Tegenwoordig is dat € 13 en € 17,50. Omdat een gulden uit 1980 nu een koopkracht van € 0,97 heeft, is dat zes tot acht keer zo duur geworden. Hoe is dat te verklaren? Nieuwbouw, zou je zeggen. Maar check dat bij musea die nooit verbouwd werden, en ook nog bestaan, haha. Daarvoor moet je naar buiten de stad. Schattig immer hetzelfde gebleven musea, zoals het Tegelmuseum in Otterloo en het Marechausseemuseum in Buren, vroegen destijds een daalder en een riks, nu 5 respectievelijk 6 euro – twee tot drie keer zo duur, zelfs gecorrigeerd voor inflatie. Gek: er is flink wat doorstroom aan musea (het totale aantal in Amsterdam bleef gelijk, met de helft nieuw), maar ze zijn als ‘product’ fors duurder geworden. Het aandeel dat u als bezoeker betaalt, is fors gestegen. Dat vond u goed: ook dat is toe-eigening.
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
53
BELGIË HAN SUR LESSE
Tekst: Mia Dekeersmaeker
‘De eerste menselijke sporen gaan tot 9000 jaar terug’
Grot van Han-sur-Lesse Meer dan stalactieten en stalagmieten De ‘Grot van Han-sur-Lesse’ nabij Rochefort in de Belgische Ardennen staat bekend als één van de grootste grottencomplexen in Europa. Ze verrassen met betoverende landschappen; een wisselwerking tussen het water van de Lesse en het bijzondere ritme van stalactieten en stalagmieten. Feit is dat grotten in het algemeen en zeker de Grot van Han ‘steeds’ mensen aangetrokken heeft. De eerste sporen dateren van liefst negen millennia geleden.
D
e grot van Han–surLesse is het resultaat van de ondergrondse loop van de rivier de Lesse door het kalksteen massief van Boine. Het is de rivier die het landschap vormde en het labyrint van de Grot van Han uitkerfde. De eerste schriftelijke vermelding van het bestaan van
54
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
Uitgang Trou de Han. (FOTO: PIERRE GÉRARD)
de Grot dateert uit de 16e eeuw, lezen we in het interessante werk ‘La Grotte de Han, au fil des siècles…’ van Michel Timperman, huidige conservator van het museum ‘Prehistohan’ en onze gids ter plekke.
Fascinatie Eeuwenlang probeerden onderzoekers de mysteries van het ondergrondse labyrint in de grot te ontrafelen. Waar de Grot van Han
HAN SUR LESSE BELGIË
in het begin van de 19e eeuw een spelonk was van vijfhonderd meter, spreken we nu over een netwerk van zalen en galerijen van zeventien kilometer. Een meer dan honderd jarige tram brengt jaarlijks een driehonderdduizend toeristen naar het twee kilometer toegankelijke netwerk. Goed voor het bezoeken van ongeveer 11 zalen en galerijen met klinkende namen. In 1817 vindt de eerste doortocht plaats van het gehele massief van Trou de Han (nu uitgang) tot Trou d’Enfaule (nu ingang). Het was een belangrijke doorbraak voor verdere exploratie van de grotten en voor de toeristische ontwikkeling. Vandaar dat dit tweehonderdjarig heuglijk feit volgend jaar hoog op de agenda van de Grot van Han zal staan. Onder andere het in kaart brengen van de zalen en galerijen lag aan de basis voor het verder exploreren van de Grot en voor nieuwe ontdekkingen. Een studie in 1822 geeft een goed overzicht van wat er op dat moment aan het bezoeken van de grot mogelijk is. Zes jaar later, in 1828, verschijnt er de eerste handleiding voor de bezoekers. Voor de details lezen we in het werk van Timperman dat men de dames aanraadt korte rokken en laarzen te dragen. Het hoofd bedekken ze het best met een muts. Het dragen van handschoenen en zich van een wandelstok voorzien, blijkt handig. Geadviseerd wordt verder zich te voorzien van lucifers, kaarsen, een fles wijn en brood. Om een goed beeld van de omvang van de grot en de verscheidenheid in de zalen te verkrijgen, raadt men een bezoek van ten minste zes uur aan. In 1857 worden de zalen door gaslampen verlicht. Maar de meest belangrijke vernieuwing in die tijd is dat er voor de eerste keer richtlijnen voor de bezoekers opgemaakt worden over de route die gevolgd dient te worden. In feite werd de in-en uitgang zoals ze nu bestaat in deze periode vastgelegd. In 1897 worden de zalen in de Grot elektrisch verlicht. Nu doet Ledverlichting de Grot stralen. Na de eerste onderzoekspogingen in 1818 heeft de ondergrondse rivier de Lesse, bijna 170 jaar later, al heel wat van haar mysteries prijsgegeven. Wat de Grot van Han op zich betreft, blijven er nog vele open vragen.
Vondsten Gewapend met het nodige licht betreden we de grot langs de uitgang, de Trou de Han. Diep hoeven we niet te gaan om het licht te laten schijnen op sporen van houtskool en niet ver uit de buurt, boven onze hoofden op een zwarte vlek van een brandende toorts, zo lijkt. Het zijn enkele bewijzen van het gebruik van de grot door mensen. ‘De sporen gaan ongeveer 9000 jaar terug’, vertelt Timperman. ‘De eerste archeologische opgravingen in de grot vonden in 1902 plaats. Ze kwamen er na een toevallige ontdekking van een bewerkt gewei door Edouard de Pierpont aan de Trou de Han, de uitgang dus. Het zou hem verder op weg zetten naar verschillende plaatsen en niveaus. Hij stootte er op resten van menselijke aanwezigheid van het stenen tijdperk
Archeologische opgravingen CRAF bij Trou de Han. (FOTO: PETER VAN DER PLAETSEN)
Onderwater topografie. (FOTO: VALÉRIE FASSOTTE)
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
55
BELGIË HAN SUR LESSE
voorwerpen blootgelegd. Vijftig jaar later zijn de archeologische opgravingen nog steeds aan de gang onder leiding van het Centre de Recherches Archéologiques Fluviales (C.R.A.F.) Het intensief zoeken naar voorwerpen werd in de vroege jaren negentig stopgezet. Nog steeds is het C.R.A.F. betrokken bij de Grot Han-sur-Lesse in samenwerking met de Openbare Dienst van de Archeologie van het Ministerie van Wallonië en met de steun van de NV Grotten van Han en van Rochefort.
Duiken in het verleden
Vondsten 1959. (FOTO: MARC JASINSKI)
Bronzen spelden, late bronstijd. (FOTO: MICHEL TIMPERMAN) Aan deze vitrine vol vragen laat je je referentiekader los. (FOTO: MIA DEKEERSMAEKER)
Pijlpunt in vuursteen, laat- Neolithicum. Paardenbit met oogjes versierd, late bronstijd. Emmer in messing van het type Hemmoor, Romeinse Tijd. (FOTO: MICHEL TIMPERMAN)
56
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
tot de Romeinse tijd’. Toen dan ook nog in 1959 Paul Cornet, de technicus van de grot, de aanwezigheid van beenderen en fragmenten van aardewerk boven het talud van klei langs de onderaardse Lesse in de omgeving van de Trou de Han ontdekte en er de duiker-speleoloog Marc Jasinski bij riep, was het hek van de dam. Overblijfselen van de late bronstijd tot de moderne tijden zagen het daglicht. In 1963 begon men systematisch op te graven. Onder leiding van Marc Jasinski en later van Albert Henin, conservator van het Museum van de Onderaardse Wereld dat in 1969 werd ingehuldigd, werden honderden
‘De best vertegenwoordigde periode in de totale vondstenverzameling is de late bronstijd, (1000-800 v.Chr.)’, vertelt Timperman, terwijl we de grot achter ons laten. ‘Opmerkelijk was de manier hoe de voorwerpen gegroepeerd gevonden werden, alsof ze opgeslagen waren… Over de ware aard van deze opslag wordt nog steeds gediscussieerd’, vertelt hij. ‘Diende de grot als opslagplaats, of als toevluchtsoord of als een rituele plek, of een cultplek naar een andere wereld?’ Om de koude van de grot een beetje uit ons lijf en leden te halen, drinken we een kop koffie op het terras van het restaurant ‘Le Pavillon’ nabij de Trou de Han. De zon schijnt volop. En misschien was dit wel de reden waarom onze voorouders deze plek uitkozen, vraag ik hem. In 1961 schreef M.E. Mariën, toen assistant conservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, in een monografie gepubliceerd door de asbl ‘Ardenne et Gaume’, dat de toegang tot de vijf meter hoge en zeven meter brede Galerie de la Grande Fontaine, vlak aan de Trou de Han, aan de kant van de zonsopgang lag. Het water (een meer?) aan de Trou de Han zou visrijk geweest zijn. Dieper in de grot kon men zich laven aan zuiver bronwater. Dr. Eugene Warmenbol, hoogleraar archeologie aan de ULB, spreekt in verschillende publicaties over ceremonies en rituelen die zouden plaatsgevonden hebben en die tevens verklaren waarom vondsten door hun eigenaars gedurende de verschillende periodes zo gegroepeerd achter gelaten werden.
HAN SUR LESSE BELGIË
PrehistoHan In 2013, een jaar nadat Michel Timperman conservator werd, kregen het Museum van de Onderaardse Wereld en de collectie in het huidige ‘PrehistoHan’ een grondige facelift. Voor het concept baseerde Timperman zich op de vele vragen die er rond de vondsten leven. Hij draait zelfs de tijdslijn van het Mesolithicum (middensteentijd) tot de moderne tijd (17e eeuw) in de vitrines in het museum om. ‘Ik hoop hiermee dat de bezoeker zijn referentiekader even opzijzet en zich probeert in te leven in de referentiekaders waarmee onze voorouders te maken hadden. Dan spreekt hij tevens over de overvloed van de vondsten, hun rijkdom, hun weelde, en de zeldzaamheid van een aantal gouden voorwerpen…’ De hoeveelheid gevonden voorwerpen uit de late bronstijd is zo groot dat ze van Han één van de belangrijkste West-Europese vindplaatsen maakt. Nochtans werd van de 17 kilometer totale oppervlakte van de grotten er maar één procent onderzocht. Van de vijfduizend gevonden voorwerpen worden er driehondervijftig in PrehistoHan tentoongesteld.
Bijzonder De eerste vitrine met omgekeerde tijdslijn en waar alleen maar vragen gesteld worden bij de voorwerpen, stemt tot nadenken en maakt nieuwsgierig naar de rest van de collectie. Van zestig pijlpunten in vuursteen is de bewerking van één exemplaar (28002400 v.Chr.) vergelijkbaar met de pijlpunten gevonden in prinselijke graven in Bretagne. Van de vijf paardenbitten uit de bronstijd gekend in België, werden er drie in Han ontdekt. ‘Het zijn de oudste bewijzen in ons land van het gebruik van het paard door de mens’. De Grot van Han leverde meer dan tweehonderd bronzen spelden op om de kledij vast te hechten en gaat door voor één van de rijkste verzamelingen in Europa. In de goudkamer zijn het voorts vijf gouden schijven (1100-1000 v.Chr.) uit de late-bronstijd die de aandacht trekken. ‘Het was ook een van de meest spectaculaire ontdekkingen in de Grot van
Han. Goud was zeldzaam in die tijd. De schijven hebben een dikte van 0,2mm en een gewicht van 2,40g’. Verder: ‘Het heft van een zakmes uit de Romeinse tijd in de vorm van een katachtige behoort tot de mooiste exemplaren die ooit gevonden werden in België’. Door de opstelling en het spelen met woord en beeld, soms tot in detail, wordt niet alleen de historische waarde van de collectie duidelijk. Ook de vraag over de concentratie van zoveel voorwerpen uit verschillende periodes in de Grot van Han blijft beklijven en ook de manier waarop onze voorouders vol wilskracht prachtige voorwerpen creëerden, wordt duidelijk. Jaarlijks mag PrehistoHan zich op meer dan zestigduizend bezoekers verheugen.
GERAADPLEEGDE BRONNEN • Michel Timperman, ‘La Grotte de Han, au fil des siècles’, 1989. • M.E. Mariën, ‘Les Vestiges archéologiques de la Région de Lesse-et-Lomme des Origines aux Mérovingiens’, l’ asbl ‘Ardenne et Gaume’, monographie 4, 1961 • Eugène Warmenbol, ‘Le Trou de Han à Han-sur-Lesse,’ in Chr. Frébutte (dir.) ‘Coup d’oeil sur 25 ans de recherché archéologique à Rochefort, de 1989 à 2014’, www.academia.edu/11142999 • Michel Timperman , ‘PrehistoHan- Een duik in het verleden’, l’asbl Grotte de Lorette-Rochefort, Domaine des Grottes de Han.
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
57
NEDERLAND STEENWIJK
Tekst en foto’s: Ad van Schaik
Architectonische parel met vele sporen van Art Nouveau en Nieuwe Kunst
Villa Rams Woerthe een ‘Gesamtkunstwerk’
De villa Rams Woerthe in Steenwijk prijkt op de lijst van honderd belangrijkste Nederlandse monumenten. Dit ‘Gesamtkunstwerk’ is een hoogtepunt uit de vroege 20e eeuw met prachtige voorbeelden van onder meer Art Nouveau en Nieuwe Kunst. Onlangs verkocht de gemeente Steenwijkerland de villa aan de monumentenvereniging Hendrick de Keyser. Dat heeft helaas grote gevolgen voor de openstelling. 58
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
I
k ging naar Steenwijk om de villa Rams Woerthe te zien. Op internet zag ik al dat het een architectonische parel betreft, die gelegen is in een uitgestrekte Engelse landschapstuin. De villa stelt niet teleur. In tegendeel. Het is 1890 en de schatrijke houthandelaar Jan Hendrik Tromp Meesters (1855-1908) besluit samen met zijn vrouw Anna Catharina Fresemann Viëtor een villa naar hun zin te bouwen. Na het overlijden van zijn vader heeft Jan Hendrik een vermogen geërfd dat
STEENWIJK NEDERLAND
hem daartoe in staat stelt. DeTromp Meesters zijn niet zomaar houthandelaren. In een film in het museum vertelt een nazaat dat de Tromp Meesters in Scandinavië houtplantages bezaten en zelfs eigen schepen die het hout naar Steenwijk transporteerden. Ook volgt uitleg over de geheimzinnig aandoende naam. Woerthe betekent weiland en de vier percelen waarop de villa staat, behoorden ooit toe aan burgemeester Ram. Kortom: de weilanden van Ram. Na een wedstrijd onder architecten kiest het paar voor het ontwerp van de gerenommeerde architect Dolf van Gendt (18351901) die in 1888 het Amsterdamse Concertgebouw en in 1890 de villa Heineken had getekend. Naast deze toparchitect kiezen Jan Hendrik en Anna Catharina een top tuinarchitect, top kunstenaars en ambachtslieden. Zo zijn de talrijke muurschilderingen van de hand van Co Breman (1865-1938), de gebrandschilderde ramen van glazenier Adolf le Comte (1850-1921) en de tuin van de befaamde Utrechtse tuinarchitect Hendrik Copijn (1842-1923), die eveneens de tuin van kasteel De Haar ontwierp. Tezamen maken zij deze villa tot het mooiste wat er in Nederland rond 1900 is gebouwd.
Nieuwe Kunst Rams Woerthe vind ik bij de vestingstad Steenwijk net buiten de grachten en
Het hek voor Rams Woerthe is net als de villa ontworpen door architect Dolf van Gendt, die kort daarvoor in 1888 het Concertgebouw tekende. Kenners noemen de villa ook wel eclectisch omdat er veel andere stijlkenmerken in verwerkt zijn, zoals het vakwerk dat vaak te zien is in Engelse landhuizen en het torentje in de ‘Scotch baronial style’. Villa Rams Woerthe (1890) bevat veel elementen die geïnspireerd zijn op de toen moderne Art Nouveau. Alles in deze villa is van topniveau: de architect, de tuinarchitect, de glazenier, muurschilder en stucwerkers.
stadswallen uit de Tachtigjarige oorlog (15681648). De bouw in 1890 van de villa duurt een jaar, de totale kosten bedragen 75.582 gulden. Het sierlijke Art Nouveau toegangshek van architect Van Gendt valt gelijk op. De villa zelf bestaat uit diverse stijlen en wordt daarom eclectisch genoemd. Ruim aanwezig zijn Art Nouveau en Nieuwe Kunst. In het zonlicht bewonder ik de gevel van het huis. ‘De vakwerk betimmering en het pleisterwerk zijn kenmerkende elementen voor de Engelse landhuisstijl en het excentriek geplaatste torentje is karakteristiek voor de Scotch baronial style’, schrijft Eloy Koldewey in ‘Leven in toen. Vier eeuwen Nederlands interieur in beeld’. De gevel is verder levendig door de vensters in verschillende vormen en afmetingen en de toepassing van blauw/ groen geglazuurde bakstenen. De voordeur in de vorm van een champignon is in de Art Nouveau stijl, in die tijd uiterst modern. Rond 1900 raken Nederlandse ontwerpers en architecten in de ban de Nieuwe Kunst. Het is de Nederlandse variant van Art Nouveau. In 1898 was Berlage in Amsterdam in die stijl begonnen met de naar hem genoemde Beurs, eveneens een rijksmonument in de Top 100. Die Beurs is net als villa Rams Woerthe een ‘Gesamtkunstwerk’, een totaal ontwerp waarin alles op elkaar is afgestemd. Het toegangshek en de voorgevel doen uitbundig aan. In de villa zelf zien kenners ook nogal wat Nieuwe Kunst die minder overdadig, minder weelderig is dan Art Nouveau of Jugendstil. Kenmerkend 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
59
NEDERLAND STEENWIJK
voor de Nieuw Kunst zijn onder meer constructieve elementen als versiering en de toepassing van gietijzer, smeedijzer, keramiektegels en geglazuurde ramen.
Verkocht Jan Hendrik Tromp Meesters heeft niet lang van zijn creatie kunnen genieten. Al in 1908 overlijdt hij op 53-jarige leeftijd. Zijn weduwe besluit met haar vijf kinderen kleiner te gaan wonen, waarna de villa jarenlang leeg staat, tot de gemeente Steenwijk het huis koopt en er het raadhuis in vestigt. Aanpassingen worden gemaakt, maar kenners zeggen dat het karakter van het huis niet wordt aangetast. In januari van dit jaar is de villa overgegaan in andere handen. De Vereniging Hendrick de Keyser, een monumentenorganisatie die zich inzet voor het behoud van historische huizen, heeft de villa gekocht. Nog tot eind juni van dit jaar is in de villa in gebruik door het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland. B&W verlaten dan hun bijzondere werkplek. Tot die datum was een deel van het huis dankzij de inzet van vrijwilligers in het weekend te bewonderen. Daar is dan een eind aan gekomen. Wel open voor bezoekers blijft het Hildo Krop Museum dat in het souterrain van het huis is ingericht. De gemeente heeft voor dat doel het souterrain van het huis gehuurd. De befaamde beeldhouwer Hildo Krop (18841970) werd geboren in Steenwijk, stadsbeeldhouwer was hij van Amsterdam.
Salon met uitzicht op Engelse landschapstuin van toptuinarchitect Hendrik Copijn. De centrale hal met de gebeeldhouwde eikenhouten trap, papier maché versiering die lijkt op stucwerk en muurschildering van Co Breman.
Doodzonde Het 10 ha grote park in Engelse landschapsstijl blijft eigendom van de gemeente en voor iedereen toegankelijk. Drs. N.F. (Niek) Smit van de monumentenvereniging Hendrick de Keyser: ’De zalen op de bel-etage worden in gebruik genomen voor huwelijken, recepties, diners en culturele bijeenkomsten. Ook de gemeente kan daar gebruik van blijven maken. De eerste verdieping, de kamers van de burgemeesters en wethouders, zal als kantoor worden verhuurd. Alleen op deze wijze zijn de enorme onderhoudskosten van de villa te betalen.’ Lag het niet meer voor de hand om van dit
60
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
INFO Villa Rams Woerthe, Gasthuislaan 2, 8331 MX Steenwijk Voor info over toegang tot beeldententoonstelling Hildo Krop www.hildokrop.nl
unieke huis een museum te maken, vraag ik hem. Smit: ’Dat is financieel onrealistisch en nooit een plan geweest.’ De befaamde restaurator Randolph Algera verbaast zich over dit antwoord. Hij kent de villa als geen ander. Tussen 1994 en 2015 heeft hij in verschillende fases het interieur van de villa gerestaureerd. Algera, in 2013 winnaar van de nationale schildersprijs in de categorie restauratie en best gerestaureerde project in Nederland, is met name trots op zijn natuurgetrouwe restauratie/conservatie van de drie stijlkamers. ‘Wat een mooi huis’, zegt hij. ‘Een echt ‘Gesamkunstwerk’ en een hoogtepunt uit de vroege 20e eeuw.’ Alles is volgens hem op elkaar afgestemd. ‘Dat zie je goed terug in die stijlkamers met in de donkere koele ruimtes kleurtinten van warme felle kleuren en in de lichte warme ruimtes gematigde tonen en kleuren.’ De verkoop van de villa is de slechtste deal die de gemeente Steenwijkerland volgens hem had kunnen maken. Door openstelling had het imposante huis een echte trekpleister
STEENWIJK NEDERLAND
Delftse kunstenaar Adolf le Comte (18501921) was naast glazenier ook werkzaam als decorateur van de Delftse plateelbakkerij De Porceleine Fles. Het kleurrijke raam wordt gerekend wordt tot de tien mooiste gebrandschilderde ramen van ons land. Dat verbaast me niet. Als ik verder om me heen kijk zie ik verrassend stucwerk. De beste Spaanse en Italiaanse vaklieden reisden daarvoor speciaal naar Steenwijk. Uit onderzoek bleek echter dat het geen stucwerk betreft maar papier-maché. Ik geniet van de levensechte uilen, grappige apen en sierlijke hagedissen.
Filantroop kunnen worden waarvan de middenstand in Steenwijk had kunnen profiteren. En wat de onderhoudskosten betreft: ’De villa is net voor lange tijd stabiel gerestaureerd en kent daardoor lage onderhoudskosten.’ En voegt hij eraan toe: ’Als Hendrick de Keyser de villa rendabel kan maken, waarom kan de gemeente dat dan niet?’ Wel wil hij benadrukken dat Hendrick de Keyser niet de slechtste partij is om dit monument over te nemen. De monumentenorganisatie gaat volgens hem wel met respect met monumenten om. Algera is echt begaan met de villa. ‘Ik vind het doodzonde wat er is gebeurd.’
Gebrandschilderd raam van glazenier Adolf le Comte. Onderwerp is de lente. Raam hoort tot de top tien van mooiste ramen in ons land.
Lente Samen met een vrijwilliger, die ook al niets begrijpt van de verkoop, bewonder ik deze zonnige zaterdag het interieur van de villa. In de centrale hal zie ik de openstaande deuren naar de salon, de eetzaal, de woonkamer en de herenkamer. Opvallend in de hal is een marmeren schouw met het oude stadswapen van Steenwijk, een schild met een anker en de initialen TM van de opdrachtgever. In de salon staan de stoelen keurig op een rij. De rijk gedecoreerde ruimte is in trek bij trouwlustigen. Het uitzicht vanuit hier op de landschapstuin is fenomenaal. Dan lopen we de fraai gebeeldhouwde eikenhouten trap op die via een bordes naar de eerste verdieping leidt. Wat een schitterend metershoog gebrandschilderde raam zie ik daar. Het is van Adolf le Comte, die het overigens pas in 1919 hier aanbracht. De in die tijd befaamde
LEES BRONNEN: ‘Vier eeuwen Nederlandse interieurs in beeld’. Met bijdragen van ondermeer Eloy Koldeweij, Uitgeverij Waanders Zwolle Over Nieuwe Kunst: www.rondom1900.nl Vereniging vrienden Nieuwe Kunst: www.vvnk.nl
Sfeervol en boeiend vind ik links en rechts van de trap en in de hal op de eerste etage de metershoge wandschilderingen van Co Breman. Ze beelden, zoals wel vaker in de Nieuwe Kunst, situaties uit van het platteland. Hier heeft Breman, die bekend staat om zijn heldere kleuren, de agrarische kringloop van graan tot brood in beeld gebracht. Ik zie de boeren eggen, zaaien, de zeis haren, de schoven binden, dorsen en graan malen en een bakker brood bakken. Co Breman (1865-1938), in zijn tijd een schilder van naam, wordt gerekend tot de Haagse School; hij is een van de eerste schilders in ons land die de techniek van het pointillisme toepaste. In de tijd van Rams Woerthe was hij 35 jaar, hij maakte hij toen wel meer decoratief werk. Breman studeerde in Brussel aan de Académie Royal des Beaux Arts. Zijn werk was ook in trek in het buitenland, waar hij exposeerde in Berlijn en Parijs. In ons land zijn z’n schilderijen te zien in onder meer het Singer Museum in Laren en het Dordrechts Museum. In 1908 overlijdt bouwheer Tromp Meesters. De plaatselijke krant besteedt in een uitgebreid ‘in memoriam’ veel aandacht aan zijn filantropie. Tromp Meesters bevorderde het volksonderwijs en schonk 100.000 gulden voor de stichting van een HBS in Steenwijk. Heeft Jan Hendrik na een lang ziekbed zich erbij neergelegd dat hij zo jong op de leeftijd van 53 jaar zou overlijden? De inscriptie op zijn graf luidt: ‘In volledige overgave zit het geheim van het leven’. 03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
61
TENTOONSTELLINGEN INTERNATIONAAL
T/M 15 DECEMBER 2016 LEIDEN -Pracht & precisie -Maas & mens Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 T/M 15 JANUARI 2017 AMSTERDAM Catharina, de Grootste Hermitage Amsterdam, Amstel 51
NEDERLAND T/M 30 OKTOBER 2016 DIEVER Albert Egges van Giffen 1884-1973. Beroemd archeoloog uit Diever Oermuseum, Brink 7
TOT 20 NOVEMBER 2016 MORLANWELZ Dieux, genies et demons d’Egypte Musée royal de Mariemont, Chaussée de Mariemont 100
NEDERLAND
FRANKRIJK
T/M 4 SEPTEMBER 2016 ASSEN Maya’s - Heersers van het Regenwoud Drents Museum, Brink 1
TOT 29 AUGUSTUS 2016 PARIJS Les émaux de Limoges à décor profane Musée de Cluny, Musée national du Moyen Âge, 6 Place Paul Painlevé
T/M 18 SEPTEMBER 2016 AMSTERDAM Ontmoetingen met de Oriënt Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127 T/M 25 SEPTEMBER 2016 LEIDEN Romeinse Kust Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28 T/M 2 OKTOBER 2016 LEIDEN -Egypte, land van onsterfelijkheid -Vlijmscherp verleden Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28
62
BELGIË
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
TOT 10 OKTOBER 2016 PARIJS L’or du pouvoir. De Julius César à Marianne Crypte archéologique de l’île de la Cité, 7 Place Jean Paul II TOT 31 DECEMBER 2016 STRAATSBURG Brumath-Brocomagus. Capitale de la Cité des Triboques Musée Archéologique, Place du Château 1 TOT 15 JANUARI 2017 PARIJS La mode au Moyen Âge
Tour Jean sans Peur, 20 Rue Étienne Marcel 8 OKTOBER 2016 TOT 22 JANUARI 2017 ARLES Khaemouaset : le prince archéologue Musée departemental Arles antique, presqu’île du cirque romain TOT 31 MAART 2017 JUBLAINS Les premières villes de l’ouest. À la rencontre des Gaulois Musée archéologique départemental de Jublains, 13 Rue de la Libération
DUITSLAND TOT 22 JULI 2016 BERLIJN Forum Romanum 3.0 – Roms antikes Zentrum zwischen Realität und Virtualität Humbold-Universität / Winckelmann-Institut, Unter den Linden 6
TOT 7 AUGUSTUS 2016 BERLIJN Die Maya – Sprache der Schönheit Martin-Gropius-Bau, Niederkirchnerstrasse 7 TOT 21 AUGUSTUS 2016 KARLSRUHE GLOBALE: Allahs Automaten. Artefakte der arabisch-islamischen Renaissance (800-1200) ZKM Zentrum für Kunst und Medientechnologie, Lorenzstrasse 19 TOT 28 AUGUSTUS 2016 HILDESHEIM Mumien der Welt Roemer- und Pelizaeus-Museum Hildesheim, Am Steine 1-2 TOT 3 OKTOBER 2016 BRAMSCHE-KALKRIESE Gefahr auf See – Piraten in der Antike Museum und Park Kalkriese, Venner Strasse 69 TOT 9 OKTOBER 2016 BAD BUCHAU UND BAD
FRANKRIJK TOT 31 AUGUSTUS 2016 BAVAY Marguerite Yourcenar et l’empereur Hadrien, une réécriture de l’Antiquité Forum antique de Bavay, Musée archéologique, Allée Chanoine Biévelet
INTERNATIONAAL TENTOONSTELLINGEN
SCHUSSENRIED 4000 Jahre Pfahlbauten. Grosse Landesausstellung zum Unesco-Welterbe Steinzeit: Kloster Schussenried, Neues Kloster 1 Bronzezeit: Federseemuseum Bad Buchau, August-GröberPlatz TOT 15 OKTOBER 2016 SPEYER Vogelperspektiven. Luftbildarchäologie in der Pfalz Archäolog. Schaufenster Speyer, Gilgenstrasse 13 TOT 30 OKTOBER 2016 OSTERBURKEN Im Dienste des Kaisers. Roms Soldaten im Kleinformat. Teil 1: Ordnung und Disziplin Römermuseum Osterburken, Römerstrasse 4 TOT 6 NOVEMBER 2016 IPHOFEN Alltag – Luxus – Schutz. Schmuck im Alten Ägypten Knauf-Museum, Am Marktplatz TOT 13 NOVEMBER 2016 KEULEN Zerbrechlicher Luxus. Köln – ein Zentrum antiker Glaskunst Römisches-Germanisches Museum, Roncalliplatz 4 TOT 4 DECEMBER 2016 ROSENHEIM WIKINGER! Ausstellungszentrum Lokschuppen-Rosenheim, Rathausstrasse 24 TOT 18 DECEMBER 2016 RUFFENHOFEN Im Dienste des Kaisers.
DUITSLAND TOT 16 OKTOBER 2016 TRIER Nero – Kaiser, Künstler und Tyrann Rheinisches Landesmuseum, Weimarer Allee 1 Nero und die Christen Museum am Dom, BischofStein-platz 1 Lust und Verbrechen. Der Mythos Nero Stadtmuseum Simeonstift, Simeonstrasse 60
Roms Soldaten im Kleinformat. Teil 2: Auf dem Marsch Limesmuseum Ruffenhofen, Römerpark Ruffenhofen 1 TOT 30 DECEMBER 2016 CHEMNITZ GELD – Die Ausstellung smac – Staatliches Museum für Archäologie Chemnitz, Stefan-Heym-Platz 1 TOT 8 JANUARI 2017 MÜNCHEN Die Etrusker. Von Villanova bis Rom Staatliche Antikensammlungen, Königsplatz 1-3 TOT 22 JANUARI 2017 BONN Eva’s Beauty Case. Schmuck und Styling im Spiegel der Zeiten LVR-Landesmuseum Bonn, Colmantstrasse 14-16
TOT 27 NOVEMBER 2016 LONDEN Sunken cities. Egypt’s lost worlds British Museum, Great Russell Street
OOSTENRIJK
ITALIË
TOT 30 OKTOBER 2016 GRAZ Tieropfer. Töten in Kult und Religion Archäologiemuseum, Schloss Eggenberg, Eggenberger Allee 90
TOT 4 SEPTEMBER 2016 TURIJN Il Nilo a Pompei. Visioni d’Egitto nel mondo romano Museo Egizio, Via Accademia delle Scienze 6
TOT 27 NOVEMBER 2016 ASPARN AN DER ZAYA Von der Urgeschichte bis ins Mittelalter News from the past Museum für Urgeschichte, Dr. Franz Hampl-Platz 1
TOT 30 SEPTEMBER 2016 NAPELS Mito e natura. Dalla Grecia a Pompei Museo Archeologico Nazionale, Piazza Museo 19
ZWITSERLAND TOT 9 OKTOBER 2016 OLTEN ‘Wer is(s)t denn da?’ 80.000 Jahre Essen und Trinken Archäologisches Museum, Konradstrasse 7
GROOT-BRITTANNIË TOT 30 JULI 2017 MANNHEIM Ägypten – Land der Unserblichkeit Reiss-Engelhorm-Museen, D5
TOT 25 SEPTEMBER 2016 OXFORD Storms, War and Shipwrecks: Treasures from the Sicilian Seas The Ashmolean Museum / Temporary Exhibition Galleries 58-61, Beaumont Street
TOT 14 AUGUSTUS 2016 LONDEN Sicily - culture and conquest British Museum, Great Russell Street
DENEMARKEN TOT 23 OKTOBER 2016 KOPENHAGEN Crustumerium. Death and afterlife on the threshold of Rome Ny Carlsberg Glyptotek, Dantes Plads 7
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
63
AGENDATIPS
31 JULI T/M 13 AUGUSTUS 2016 ALPHEN AAN DEN RIJN Het jaarlijkse Romeins Festival. Tientallen Romeinse legionairs, leden van de Brits-Nederlandse groep Legio Secvnda Avgvsta, komen naar Archeon en slaan daar hun kamp op. Zij worden vergezeld door ambachtslieden, dames, slaven en kinderen. Tijdens het festival staan veel extra demonstraties en activiteiten op het programma. Plaats: Archeon, Archeonlaan 1 Meer info: www.archeon.nl
8 T/M 10 JULI 2016 AMSTERDAM MuseumCamp Amsterdam: creëer in drie dagen een unieke tentoonstelling waarin nieuwe vormen van storytelling ingezet worden. Voor MuseumMakers (museumprofessional, maker, ontwerper of coder) die In deze driedaagse pressure-cooker met in workshops en activiteiten willen ervaren op welke manier digitale technologie kan bijdragen aan museumbezoek en die zelf tools willen ontwikkelen voor tentoonstellingen. Plaats: Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127 Meer info en aanmelden: www.allardpiersonmuseum.nl; C.A.H.Verweij@uva.nl 27 JULI 2016 AMSTERDAM Wijzen uit het Oosten. Lezing door gastconservator Dorrit van Dalen (historica en arabiste). In 1609-1610 overwinterde de Marokkaanse diplomaat Abd al-Aziz vier maanden in Amsterdam, in het huis van Hebraïcus en Arabist Jan Theunisz. Abd al-Aziz was een van de mensen uit de Arabische wereld die hier in de
Gouden Eeuw om verschillende redenen verbleven en bijdroegen aan ‘onze’ kennis van oosterse talen. Plaats: Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127 Aanvang: 15 uur Meer info en aanmelden: www.allardpiersonmuseum.nl 21 AUGUSTUS 2016 LEIDEN Zwaardendag. Demonstraties zwaardvechten en rondleidingen. Verschillende zwaardvechtverenigingen uit Leiden en omgeving laten zien wat ze zoal doen tijdens een training. In de tentoonstellingszalen zijn instap-rondleidingen te volgen en geven specialisten gratis speedlezingen. Plaats: Rijksmuseum van Oudheden, Rapenburg 28, Tempelzaal Aanvang: 12 uur (tot 17 uur) Meer info: www.rmo.nl 27 EN 28 AUGUSTUS 2016 ALPHEN AAN DEN RIJN Viking Festival. Vikingen slaan hun kamp op in Archeon met vredelievende bedoelingen. Er zijn tal van kraampjes die alles verkopen van sieraden tot kleding, zeep tot honingwijn, wapentuig
tot speelgoed. Ook zitten de Vikingen niet graag stil, zij vertellen over het leven in de vroege Middeleeuwen. Dagelijks geven zij een demonstratie van de verschillende wapens en harnassen die door de Vikingen werden gebruikt en gedragen. Plaats: Archeon, Archeonlaan 1 Meer info: www.archeon.nl 3 EN 4 SEPTEMBER 2016 ALPHEN AAN DEN RIJN Prehistorisch Weekend. Tijdens dit weekend laat Archeon zien hoe thans vermoed wordt dat mensen toen leefden. Overal zijn prehistorische mensen drukdoende met eten bereiden en met voorbereidingen op de lange, koude winter. Bezoekers kunnen daarbij de helpende hand bieden. Plaats: Archeon, Archeonlaan 1 Meer info: www.archeon.nl
6 EN 7 OKTOBER 2016 UTRECHT Religieus Erfgoed en Toerisme. Dit internationaal congres wordt in het kader van de Agenda Toekomst Religieus Erfgoed georganiseerd door de United Nations World Tourism Organization, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Museum Catharijneconvent, het Vlaamse Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur (CRCK) en Future for Religious Heritage (FRH). Meer info: www.toekomstreligieuserfgoed.nl; m.blott@ cultureelerfgoed.nl 3 EN 4 NOVEMBER 2016 HEERLEN (46e) Reuvensdagen 2016, het nationale archeologiecongres Plaats: Parkstad Limburg Theater, Burg. Van Grunsvenplein 145 Meer info: www.reuvens dagen.nl
SANDER time OUT
03 2016 ARCHEOLOGIE MAGAZINE
65
Colofon VOORUITBLIK
Verschijning 6 maal per jaar ISSN 15667553 UITGAVE Virtùmedia Postbus 595 3700 AN Zeist Tel: 030 692 06 77 Fax: 030 691 33 12 www.archeologieonline.nl Uitgever: Pepijn Dobbelaer Bladmanagement: David Veldman dveldman@virtumedia.nl REDACTIEADRES Koraaldijk 133 4706 KG Roosendaal Tel: 0165 541 010; 06 275 904 11 loulichtenberg@gmail.com redactie@archeologieonline.nl Hoofdredacteur: Lou Lichtenberg Adjunct-hoofdredacteur, eindredactie: Ineke Geraerdts MEDEWERKERS Luc Amkreuz, René Asselbergs, Corien Bakker, René van Beek, Dave Boots, Arnold Carmiggelt, Guido Creemers, Mia Dekeersmaeker, Esdor van Elten, Astrid Engels, Evert van Ginkel, Ruurd Halbertsma, Charlotte Kleyn, Riemer Knoop, Ruurd Kok, Jessica de Korte, Lizet Kruyff, Jan Kuipers, Han Mulder, Olivier Nieuwenhuyse, Sander Out, Lucas Petit, Rénie van der Putte, Maarten Raven, Ad van Schaik, Els Seymour, Theo Toebosch, André Veldmeijer, Leo Verhart, Joost Vermeulen, Vincent van Vilsteren, Benno Vranken, Lara Weiss, Mariska Wildschut-Doesburg, Annemarieke Willemsen, Hans Zijlstra
Special: Dresden, het Florence aan de Elbe
D
resden, de hoofdstad van de Duitse deelstaat Saksen, is de laatste jaren uitgegroeid tot een toeristentrekker van formaat. Geen wonder, want deze barokstad in het Elbedal met haar herbouwde historische monumenten, boeiende musea en talrijke andere fascinerende plaatsen is een waar paradijs voor cultuurliefhebbers. Veel van al dat moois dateert van de periode waarin de hertogen van Saksen Dresden als hoofdstad kozen. Maar de stad kon in de loop van haar historie ook catastrofes niet ontlopen, waaronder het grootschalige bombardement in februari 1945 dat het oude centrum en wijken ten oosten daarvan in puinhopen veranderde. Daaropvolgende pogingen van het DDR-regime om hier een modelstad vol strakke modernistische architectuur te realiseren, hadden ook niet al te fraaie uitwerkingen. Voor deze Special gingen we op zoek naar wat er nog aan sporen van het rijke en gevarieerde verleden in het herbouwde Dresden resteert en naar de rol van de archeologie in dat verband.
Kamperen op archeologie
D
uizenden campinggasten hebben gedurende decennia bovenop een bijzondere archeologische vindplaats aan de kust bij het Zuid-Hollandse kustdorp Monster in de gemeente Westland gekampeerd. Dat bleek nadat de camping het veld had geruimd en een hobby-onderzoeker met zijn metaaldetector het terrein in de duinen afspeurde. Zijn
66
ARCHEOLOGIE MAGAZINE 03 2016
vondst van een gouden munt leidde tot een uitgebreid archeologisch veldonderzoek. Daaruit kwam naar voren dat dit stukje duingebied al sinds de ijzertijd werd bewoond.
Resten Romeinse waterhuishouding sieren Tunesisch landschap
O
p het moment waarop de Romeinen Carthago innamen (146 v.Chr.) waren de meeste woningen in de stad voorzien van individuele cisternen, waarin tijdens de wintermaanden het regenwater werd opgeslagen. Daarnaast waren er enkele kleinere bronnen vlak buiten de stad waaruit water naar de stad werd geleid. De waterhuishouding van de Romeinse stad, die ruim een eeuw later op de ruïnes van het oude Carthago verrees, was van een heel andere orde. Zij bouwden een ruim 132 kilometer lang aquaduct waardoor vers water vanuit de bergen naar de stad werd vervoerd. Van dit enorme bouwwerk, waarmee en passant ook nog eens de steden Dougga en Thurburbo Majus van water werden voorzien, zijn grote delen in het landschap bewaard gebleven.
FOTOGRAFIE Tenzij anders vermeld: Coral Press BASISONTWERP EN VORMGEVING Rimke Bartels, Marije Wietsma-van der Veen, Simon van Kessel, Twin Media bv DRUK Veldhuis Media B.V., Raalte ADVERTENTIES Albert van Kuijk, Tel: 030 693 38 22 avankuijk@virtumedia.nl DISTRIBUTEUR Aldipress, www.aldipress.nl ABONNEMENTEN Voor vragen over abonnementen: Uitgeverij Virtùmedia, t.a.v. Archeologie Magazine, Postbus 595, 3700 AN Zeist, Nederland. Tel: +31(0)85-0407400 E-mail: klantenservice@virtumedia.nl Archeologie Magazine is een vakblad over archeologie, geschiedenis en cultuur en verschijnt 6x per jaar. Opzegging dient schriftelijk te geschieden, uiterlijk twee maanden voor afloop van de abonnementsperiode. Abonnementsprijzen: Nederland & België jaarabonnement (6 nrs) € 43,40 (bij machtiging € 40,95) | Studenten € 26,50 | Europa € 54,50 | Buiten Europa € 62,95 © Copyright 2016 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Door het opnemen van advertenties doet de redactie van Archeologie Magazine c.q. de uitgever geen aanbeveling van de daarin vermelde diensten of producten.
ALLARD PIERSON MUSEUM
Familietentoonstelling
Cold Cases Amersfoort
ZUIDERZEEMUSEUM ENKHUIZEN 24 juni t/m 18 september
Oude skeletten, nieuwe ontdekkingen 18 juni t/m 25 september 2016
WIJZEN uit het Oosten 1600-1700 Partner
Met dank aan
www.museumflehite.nl Faculteit der Geesteswetenschappen Faculteit der Geesteswetenschappen Faculteit der Geesteswetenschappen
Flinders PETRIE
Emilie HASPELS
1853–1942
1894–1980
nr 3 • 2016 • € 6,95
Ontdek onbekende historische sporen in Enkhuizen nr 3 • 2016
Romeinse kust
TWEE EXCENTRIEKE ARCHEOLOGEN IN DE ORIËNT > p. 8
Leven na de dood in het
OUDE EGYPTE Spectaculaire ontdekkingen in de
1 apr t/m 25 sep 2016
17 PAGINA’S
SPECIAL
GROT VAN HAN
SPECIAL
Mysterieuze
HUNEBEDDEN Vragen rond raadselachtige megalieten
NEDERLAND
Hunebedden als fenomeen en hun bouwers
DRENTHE
Een selectie markante hunebedden
DUITSLAND
Fietsen langs neolithische graven
HUNEBEDDEN ONZE OUDSTE MONUMENTEN
ETEN BIJ DE EERSTE BOEREN • LEO VERHART OVER ‘HET VERDRIET VAN NEDERLAND’
AP