10 minute read

Kruid om glas te poetsen

Next Article
Diepgeworteld

Diepgeworteld

Glaskruid: “Door de ruwheid is het zeer geschikt om glazen en bekers te poetsen en schoon te maken”, aldus het Cruydt-boeck van Dodonaeus (Dodoens) uit 1608. Werkt dat echt? En wat is het eigenlijk voor plant? Caroline Elfferich ging op onderzoek uit.

Tekst Caroline Elfferich

Advertisement

In een voortuin in Pijnacker ontdek ik glaskruid onder een boompje. Op het eerste gezicht meen ik de planten te herkennen als klein glaskruid (Parietaria judaica): een soort uit de brandnetelfamilie, die op oude muren groeit in het stedelijk gebied. Enkele jaren geleden viel het me op dat klein glaskruid veel voorkomt op kademuren in het historische centrum van Dordrecht.

Vroeger was deze plant zeldzaam in

Nederland, maar in de Heukels’ flora1 staat bij de soort vermeld ‘toenemend’. Op

Verspreidingsatlas.nl is te zien dat het verspreidingsgebied niet duidelijk is toegenomen. Het gaat dus om een toename van het aantal planten per kilometerhok.

Klein of groot

Hoewel het glaskruid in Pijnacker sprekend op klein glaskruid lijkt, voel ik toch enige twijfel. Vooral vanwege de groeiplaats. In mijn beleving is het heel ongewoon om klein glaskruid aan te treffen op een schaduwrijke plek op de bodem, in een wijk die zo’n dertig jaar geleden is aangelegd. Dan lees ik in de Nederlandse oecologische flora2 dat er in ons land ook groot glaskruid (Parietaria officinalis) voorkomt: een soort die inheems is in Midden- en Zuid-Europa. Deze soort groeit juist op beschaduwde locaties op de bodem. Groot glaskruid is al sinds de oudheid bekend als geneeskruid tegen vele kwalen. In de middeleeuwen werd de plant gebruikt als rookplant om duivels te bezweren en om glas te poetsen. Aan deze laatste eigenschap heeft glaskruid zijn naam te danken. Groot glaskruid werd vroeger vaak aangeplant in tuinen van kloosters en buitenplaatsen. Op dergelijke plekken zijn ze tegenwoordig nog steeds te vinden. Ook in boomkwekerijen groeit soms groot glaskruid en deze planten kunnen als verstekeling meeliften met pootgoed. Het glaskruid in Pijnacker is dus wellicht aangevoerd met het boompje waaronder het groeit.

Determinatiekenmerken

Groot glaskruid heb ik nog nooit bewust gezien en foto’s op internet geven geen

Groot glaskruid in Pijnacker gevonden in een voortuin onder een boompje | Foto Caroline Elfferich

duidelijkheid. De Oecologische flora vermeldt dat beide soorten tamelijk variabel van uiterlijk zijn. Ze kunnen bovendien op elkanders groeiplaats voorkomen. In zulke gevallen nemen ze elkanders habitus (groeivorm) aan. Om de glaskruiden met zekerheid van elkaar te onderscheiden moet je tamelijk ingewikkelde details aan de bloemen en vruchten bestuderen. Onder de stereomicroscoop bekijk ik de kleine uitgebloeide bloemen en vruchten. Met enige aarzeling determineer ik de planten die ik in Pijnacker heb gevonden als groot glaskruid. Daarna breng ik het plantmateriaal bij de Delftse plantenkenner Raymond van der Ham, die mijn determinatie bevestigt. Hij maakt me attent op een groeiplaats van groot glaskruid in Delft, nabij de Botanische tuin. Als ik daar een kijkje ga nemen, zie ik dat deze planten langere bladeren hebben dan het groot glaskruid in Pijnacker. Habitus is dus inderdaad geen betrouwbaar kenmerk om glaskruid te determineren! Foto’s van bloeiend glaskruid zijn te vinden op wilde-planten.nl.

Verklaring van naam

In de Oecologische flora valt te lezen dat glaskruid vroeger werd gebruikt om glas te poetsen. Dit poetsen probeer ik mij voor te stellen. Als glaswerk enige tijd ongebruikt in de kast staat ontstaat er vaak een matte aanslag op, die je met een schone droge theedoek kunt verwijderen. In de horeca noemt men het glanzend poetsen van glaswerk ‘poleren’. Het lijkt me nogal wonderlijk om glazen te poleren met plantmateriaal en ik leg mijn bedenkingen voor aan Raymond. Zijn reactie: “Als je in het Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten3 kijkt, dan zie je dat de naam glaskruid (glascruyt) al erg oud is: Fuchs4 gebruikte hem al in 1543.” Raymond stuurt een kopie van de originele oud-Nederlandse tekst over glaskruid, afkomstig uit het Cruydt-boeck van Dodonaeus (Dodoens)5 uit 1608. Hij heeft het moeilijk leesbare krullerige drukwerk ontcijferd en daarin een passage gevonden waarin de poetskwaliteiten worden aangeprezen: “… om dattet seer goet en bequaem is / door sijne rouwicheyt / om de gelasen en bekers daer mede te wrijven ende schoon te maecken.” Vrij vertaald maak ik hiervan: “Door de ruwheid is het zeer geschikt om glazen en bekers te poetsen en schoon te maken.”

Klein glaskruid op een kademuur in Delft | Foto Cor Nonhof

Dopvruchten groot glaskruid op liniaal. Bij één vruchtje is het bruine bloemdek niet verwijderd | Foto Raymond van der Ham Dopvruchten klein glaskruid op liniaal. Bij één vruchtje is het bruine verlengde bloemdek niet verwijderd | Foto Raymond van der Ham

Uitgebloeide bloemen groot glaskruid | Foto Caroline Elfferich

Uitgebloeide bloemen klein glaskruid, waarvan een met verlengd rood bloemdek | Foto Raymond van der Ham

Bierglas poetsen

Als een ruim vierhonderd jaar oud boek met enthousiasme verhaalt over het poetsen van glazen met glaskruid, dan wil ik dat wel eens proberen! In de kast vind ik een aangeslagen bierglas. Zou het glaskruid gedroogd of vers worden gebruikt? Eerst probeer ik te poetsen met een los gedroogd blaadje. Het blad is dun en teer, plakt aan de aanslag en poetst waardeloos. Dan waag ik een poetspoging met een vers takje, waar een stuk of tien bladeren aan zitten. De dunne, maar stevige blaadjes vormen zich soepel tot een handzaam poetsdoekje en tot mijn verbazing verdwijnt de aanslag razendsnel van het glas. De ruwheid waar Dodonaeus over schrijft is voelbaar als je de bladeren van het glaskruid tussen duim en wijsvinger wrijft. Onder de stereomicroscoop zijn vele kleine en grotere glasachtige haartjes te zien op de bladeren. Op de bovenkant van de bladeren liggen talloze kleine witte bolletjes, regelmatig verdeeld over het gehele bladoppervlak. Deze raadselachtige bolletjes heb ik niet eerder gezien in plantmateriaal. Ik vraag Raymond of hij hier meer van weet.

Cystolithen

Raymond: “Het zijn zogenaamde cystolithen: cellen met opslag van calciumcarbonaat. Vermoedelijk spelen ze een belangrijke rol in de calcium-, carbonaat- en/of kooldioxide-huishouding van een plant. Uit de foto van de dwarsdoorsnede (zie blz. 17 rechtsboven, red.) blijkt dat de cystolithen niet onder de epidermis liggen, maar dat het speciale epidermiscellen zijn (die dus deel uitmaken van de epidermis). In een vers blad steken ze niet uit, maar in een gedroogd blad veroorzaken ze bobbeltjes op de bovenkant. Op de onderzijde van de bladeren is niets te zien.” Cystolithen (cyste = blaas, litho = steen) blijken niet uitsluitend in glaskruid voor te komen. Ze worden aangetroffen in meerdere plantensoorten, vooral uit de plantenorde Rosales, waartoe ook de brandnetelfamilie behoort. Calciumcarbonaat (CaCO3) is een chemische verbinding die veel voorkomt in de natuur. Het is een van de verbindingen waar kalk uit kan bestaan. Veel levende organismen maken ervan gebruik, onder andere in eierschalen en slakkenhuisjes. Zouden de cystolithen bijdragen aan de poetskwaliteiten van glaskruid? De calciumcarbonaat-kristallen hebben een diameter van ongeveer 0,04 millimeter en ze liggen net onder het bladoppervlak. Het is niet goed in te schatten of ze tijdens het poetsen het glasoppervlak raken en een schuureffect bewerkstelligen.

Kalium en natrium

Raymond maakt mij attent op een artikel van de Israëlische onderzoekers Iluz en

Bovenkant van blad groot glaskruid, de witte stipjes zijn cystolithen | Foto Rob van Es Detailopname van bovenzijde blad met 1 cystolith. In het midden is een pinnetje zichtbaar waaraan het calciumcarbonaat kristal is bevestigd | Foto Rob van Es Dwarsdoorsnede door een blad van groot glaskruid, waarop 1 cystolith zichtbaar is als blauw bolletje in een blaasje | Foto Rob van Es

Amar6. In historische literatuur uit het Midden-Oosten hebben ze achterhaald dat glaskruid al in de tiende eeuw wordt genoemd als poetsmiddel voor glas. Daarnaast analyseerden ze een aantal chemische elementen in klein glaskruid en vonden verrassend hoge gehaltes aan kalium en natrium. Soms zelfs nog hoger dan in plantensoorten die op zilte grond of in woestijnen groeien. Iluz en Amar beschrijven dat men in de middeleeuwen planten met hoge kalium- en natriumgehaltes in ovens verbrandde om alkalische grondstoffen te verkrijgen voor de productie van zeep en schoonmaakmiddelen. Dit gebeurde vooral in Palestina en Syrië. Men gebruikte hiervoor verse planten die op zilte bodems groeien, voornamelijk soorten uit de amarantenfamilie, zoals zeekraal en loogkruid. De auteurs suggereren dat men misschien ook klein glaskruid hiervoor heeft gebruikt, maar daar zijn geen concrete aanwijzingen voor. Uit de literatuur halen ze enkele verwijzingen dat vervuild glaswerk kan worden schoongemaakt door het in te weken met water waar glaskruid aan is toegevoegd. Dit zou kunnen duiden op chemische reinigingskwaliteiten van glaskruid.

Bierglas inweken

Om de chemische werking te testen heb ik een takje groot glaskruid met water in een aangeslagen bierglas gedaan en twee dagen laten inweken. Dit had geen merkbaar reinigend effect. Bij het vrijkomen van alkalische verbindingen in water valt een verandering van de zuurgraad (pH) te verwachten. Met pH-metingen heb ik dit echter niet waargenomen, ook niet als ik de bladeren onder water kneusde. Kalium en natrium veroorzaken zelf geen pH-verandering in water. Maar als deze elementen worden verbrand, zoals men dit deed in de middeleeuwen in het MiddenOosten6, dan ontstaan er chemische verbindingen waarvoor dit wel geldt, zoals: kaliumhydroxide (KOH) en natriumhydroxide (NaOH). Deze sterk ontvettende verbindingen zijn niet aanwezig in vers plantmateriaal. Het calciumcarbonaat in de cystolithen van glaskruid lost in water slecht op en zal daardoor geen opzienbarende pH-veranderingen opleveren tijdens het inweken. Vooralsnog denk ik dat de eeuwenoude faam van glaskruid als poetsmiddel beter verklaard wordt door de ruwe structuur van de plant, dan door de chemische eigenschappen.

Functie cystolithen

De functie van cystolithen in het poetsproces is onbepaald, maar over de functie die ze vervullen in de plant valt meer te zeggen. Raymond stuurt een artikel van Griekse onderzoekers7, waaruit blijkt dat het calciumcarbonaat (CaCO3) in de cystolithen van klein glaskruid, door de plant gebruikt kan worden als interne bron van kooldioxide (CO2) voor de fotosynthese, onder omstandigheden dat de huidmondjes gesloten zijn. Bij de fotosynthese worden CO2 (kooldioxide) en H2O (water) onder invloed van licht omgezet in C6H12O6 (glucose) en O2 (zuurstof). Dit proces is van levensbelang voor planten. Gewoonlijk nemen ze CO2 uit de lucht op via de huidmondjes in hun bladeren, maar daarbij verliezen ze ook water. Bij watergebrek moeten de huidmondjes dicht blijven om uitdroging te voorkomen, maar dan kan er geen CO2 worden opgenomen. Als er bij droogte CO2 kan worden vrijgemaakt uit CaCO3 in de cystolithen, dan is dat gunstig voor planten die op zonovergoten muren groeien: een milieu dat vergelijkbaar is met een woestijnklimaat. Groot glaskruid zal op de gebruikelijke groeiplaatsen minder extreme omstandigheden ervaren dan haar kleine verwant, maar waarschijnlijk maakt deze soort op dezelfde wijze gebruik van cystolithen. Opmerkelijk vind ik dat glaskruid er niet uitziet als een woestijnplant, zoals cactussen of vetplanten. Ze hebben dunne bladeren die er heel gewoontjes uitzien. Maar schijn bedriegt. Niet voor niets was men al in de oudheid onder de indruk van deze onopvallende planten.

Literatuur

1. Duistermaat, H., 2020. Heukels’ Flora van Nederland. 2. Weeda, E.J. et al, 1985. Nederlandse oecologische flora, deel 1. 3. Heukels, H. 1907. Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten. 4. Fuchs, J. 1543. Den nieuwen herbarius. 5. Dodonaeus, R. 1608. Cruydt-boeck. 6. Iluz, D. and Amar, Z., 2008. Wall pellitory as a glass cleaning material in de Land of Israel in the Middle

Ages. Economic Botany 62 (1). P.85-89 7. Giannopoulos, A. et al, 2019. Cystoliths of Parietaria judaica can serve as an internal source of CO2 for photosynthetic assimilation when stomata are closed.

Journal of Experimental Botany, vol. 70, no.20, p. 5753-5763.

This article is from: