Vogels voorjaar 01/2020

Page 1

e j ef o tons r ui p r e i o t c e l Vo nse s. l

ge etee i i Voge pr e Uzi n acht z a t i g d a vang ui edenm enont l h s. d i art l a j d r r o e p W ne5x zi a g a m


PRACHTVOGELS

ke opmerkelij n soorten va ijst L e od R de

DRIETEENMEEUW Servan Ott

TEKST RENÉ DE VOS

De meeuw van zes tenen Ze zouden vogels gaan vangen op zee; een krankzinnig plan. Maar het ging wonderlijk goed. Als lokaas hadden ze visafval. Dat ging overboord en dan hing Wouter over de reling met een enorm soort vlindernet. Hij veegde ze waarachtig zo van het water: drieteenmeeuwen. Rob van Bemmelen is zeevogelspecialist bij onderzoeksbureau BUWA. Tijdens die kleine expeditie op de Noordzee met Pterodroma Adventures, en in gezelschap van zijn vriend en collega Wouter Teunissen, hield hij voor de tweede keer in zijn leven een drieteenmeeuw vast. Opnieuw voelde hij bewondering: die zachte veren, die mooie scherpe zwart-wittekening, de pikzwarte zwemvliezen en ja: die kale poot, zonder vierde teen – en zo licht als het dier was! Waar kwam hij vandaan? Zocht hij vaker de zee af naar vissers en visafval? Rob dacht terug aan die eerste keer: vijftien was hij en de vogel op het natte strand was op sterven na dood. Hij had hem behoedzaam opgepakt en voorzichtig tegen zich aangedrukt gehouden. Niks in de vogel verzette zich; hij was bezig dood te gaan. Niet gewond, niet olie-besmeurd. Doodgewoon, en onomkeerbaar, compleet uitgeput. Door stormweer vermoedelijk, dezelfde storm die hem hier op de vloedlijn had neergekwakt. De zeereis van Wouter en Rob was een wetenschappelijke onderneming geweest: ze wilden meer over die mysterieuze drieteenmeeuw leren en dat kon alleen – zoals met alle vogels – door die beesten te vangen. Dan kun je meten, wegen en

ringen. Het probleem met drieteenmeeuwen echter is dat ze altijd op zee zwieren. Behalve als ze broeden. Dat doen ze vooral op steile kliffen, maar ook op boorplatforms, midden op zee. Daar zijn ze in principe voor biologen bereikbaar. Alleen: niemand heeft dat geregeld. De schepnet-op-zee-expeditie was een beloftevolle nieuwe benadering. Maar de drieteenmeeuw blijft vooralsnog toch een wat mysterieuze vogel. Er is één ding dat we zeker níet, maar ook één ding dat we zeker wél weten. Die teen; niemand lijkt te kunnen verklaren waarom deze kleine meeuw in de loop van de evolutie zijn vierde teen is kwijtgeraakt. Wat we zéker weten is dat de soort ‘superhard achteruitgaat’ om Rob te citeren. Dat blijkt uit monsterexpedities langs de Schotse en Noorse kust waarbij nesten worden geteld. Enig idee over de reden voor de achteruitgang is er ook. Het favoriete voedsel, zeker om de jongen mee groot te brengen, is zandspiering. En die vis is schaars geworden. Door overbevissing, maar zeker ook door klimaatverandering. De Noordzee en noordelijke Atlantische Oceaan worden rap warmer. En zandspiering houdt van koud, voedselrijk water. Dus staat de drieteenmeeuw nu op de Nederlandse Rode Lijst; met slechts zo’n 100 paar Nederlandse broedvogels heel kwetsbaar. Bijna allemaal broeden ze op het Friese Front, boven de Wadden. Daar immers rijzen hoog, de meeste boorplatforms op. VO G E LS 01/20•7


Familie is alles TEKST RUUD VAN BEUSEKOM

Staartmezen! Dat zijn nou vogels waar je altijd je kijker op richt. Aandoenlijk zijn ze, nee: lief! Met hun kleine bolle lijfje en ronde kop, met daarop een minuscuul snaveltje geplakt. Stijlvol zwartwit getekend met wat roze accenten. Een in veel opzichten bijzondere vogel.

T Mannetjes van de staartmees baltsen met een opvallend golvend vlindervluchtje over korte afstand, een baltsvluchtje waarbij ze ook hun staart spreiden.

sjirrp… tsjirrp… De avond valt op een koude winterdag, de schemer kleurt alles blauw. Naast onze tuin hoor ik staartmezen. Bij het oversteken van het ene naar het andere bosje kan ik ze tellen. Het zijn er acht. Omdat ik ze graag wil zien, ga ik op het geluid af. Na enig zoeken zie ik op een tak van een hazelaar zeven staartmezen zitten, op een rijtje dicht tegen elkaar aan, onderwijl opgewonden tsjirpend. Nummer acht probeert zich in het midden van het rijtje te wurmen en landt fladderend op de rug van een van zijn soortgenoten. Deze schuift op en daar zit het kaboutervolkje, klaar voor de lange winternacht. Ik ben verrukt over dit schouwspel van deze intens sociale wezentjes. Zulke momenten maken vogels kijken uniek. De staartmees is helemaal geen mees, hij is zelfs in de verste verte niet verwant aan mezen. Staartmezen vormen een aparte vogelfamilie van veertien soorten, die in de indeling van vogel-

families dichter bij grasmus en Cetti’s zanger staan. Een daarvan is onze staartmees – voorkomend van West-Europa tot Japan en Kamtsjatka – en die kent weer zeventien verschillende ondersoorten. In Noord- en Oost-Europa vanaf Denemarken en Noordoost-Duitsland komt de witkopstaartmees voor, die met enige regelmaat op trek in Nederland verschijnt. Deze heeft een zuiver witte kop, scherp afgescheiden van de zwarte halskraag en veel wit in de vleugels. Enige invloed van de nabijheid van deze ondersoort is wel te bespeuren, want er broeden in Nederland veel zogenaamde ‘witkoppige staartmezen’ met een variabele hoeveelheid wit op de kop, een soort overgangsvorm dus. In sommige jaren en op sommige plaatsen maken deze zelfs het grootste deel van de broedvogels uit, zoals ik zelf ontdekte in de jaren negentig in het Horsterwold in Flevoland. >

VOGE LS 01/20•25


foto: G.J. Cromwijk/Buiten-Beeld

Staartmezen zijn heel sociaal en leven buiten de broedtijd in groepen die bestaan uit families. Ze trekken rond in een eigen groepsterritorium van enkele tientallen hectaren groot, dat verdedigd wordt tegen andere groepen staartmezen. De leden van de groep herkennen elkaar aan de roep, die zelfs per individu verschilt. Een groepje kan een tijdje rustig foerageren, om dan plots weer snel verder te gaan, druk roepend. Als waarnemer ben je ze dan ook zo weer kwijt. Vaak sluiten andere kleine bosvogels zich aan bij staartmezen: pimpelmezen, koolmezen, goudhaantjes, vuurgoudhaantjes, tjiftjaffen en boomkruipers. De staartmees weegt bijna niks, hooguit tien gram. Hij kan aan de dunste twijgen hangen, op zoek naar zeer klein gefriemel van insecten, spinnetjes e.d. dat voor ons met het blote oog niet te zien is. De nacht brengen staartmezen

dus zittend op een tak door, dicht tegen elkaar aan. Het is heel effectief, energiebesparend gedrag. Dat is wel nodig ook in een winternacht. Knus geheel Al in februari en maart krijgen staartmezen lentekriebels. De wintergroepen vallen uit elkaar en er vindt paarvorming plaats, waarbij de vrouwtjes de eigen groep verlaten om in een naburige groep een mannetje te zoeken. Mannetjes baltsen met een opvallend golvend vlindervluchtje over korte afstand, waarbij ze ook de lange staart spreiden. Meerdere vogels kunnen dit tegelijkertijd doen rond ĂŠĂŠn vrouwtje; een geweldig gezicht! Als een paartje is gevormd, wordt een territorium bezet in het groepsgebied van het mannetje en begint de nestbouw. En dat is bij staartmezen


foto: Hugo Willocx/Vilda

’s Nachts zitten staartmezen dicht tegen elkaar op een tak heel efficiënt energie te besparen in een koude winternacht

wel een ding… Om een nest af te bouwen is een paartje wekenlang, tot ruim een maand bezig! Maar dan heb je ook wat: een ovaal, dicht nestje met een smalle opening aan de zijkant. Het bestaat uit mos, spinrag en haar, met een voortreffelijk gecamoufleerde buitenkant van stukjes korstmos. Het interieur bestaat uit veren, dat wel 40 procent van de massa van het nest vormt. Een knus geheel dus. Hoe eerder in het jaar het nest wordt gebouwd, hoe meer veren het bevat, een antwoord op de lage temperaturen zo vroeg in het voorjaar. Helpers Al in de tweede helft van maart kan het vrouwtje op de eieren zitten, dat zijn er acht tot twaalf. Als na een week of twee de eieren uitkomen en beide ouders direct aan de bak moeten om de hongerige jongen te voeden, gebeurt er iets merk-

waardigs. Niet zelden sluit een derde of soms wel een vierde staartmees zich aan bij het ouderpaar, om te helpen met het voeren van de jongen. Dit gebeurt bij veel zangvogels wel eens, maar bij staartmezen regelmatig. Het is gebleken dat het broedsucces groter is bij paren met helpers en bovendien dat de uitgevlogen jongen meer kans hebben om volwassen te worden en zelf te kunnen broeden. Helpers zijn familie van het paar voor wie het broedseizoen mislukt is, om wat voor reden dan ook. Zo maken ooms, tantes en jongen van eerdere jaren in een voor hen verloren broedseizoen zich toch nog erg nuttig voor de staartmezengemeenschap. Die maakt zich al in de zomer weer op voor een rondzwervend bestaan, uiteraard met de hele familie. Want daar moet je het van hebben, weten staartmezen. VOGE LS 01/20•27


foto: Rudmer Zwerver/Nature in Stock

Rijke nawinter-wandeling Liefhebbers van water-, bos- en roofvogels: rept u naar de Amsterdamse Waterleidingduinen, want daar zijn ze volop te zien! Dankzij permanent open water excelleren vooral de watervogels, maar met kekkerende haviken, jagende sperwers en soms zelfs een appelvink zijn ook de andere soortgroepen goed vertegenwoordigd.

D

e Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) vormen een waterwingebied van Waternet. Voorgezuiverd Lekwater wordt via brede sloten in het duingebied gebracht om daar te worden gezuiverd. Het water stroomt daardoor voortdurend en vriest nooit dicht. En dat weten de vogels. De waterplas (Oranjekom) vlakbij het bezoekerscentrum De Oase zit vol eenden en futen

van allerlei pluimage: krak-, kuif- en tafeleend, fuut en dodaars plus meerkoet en aalscholver. Veel futen hebben al opspelende hormonen en dansen hun schitterend ballet. Dat geldt ook voor de brilduikers die zich vooral in de waterwinkanalen ophouden. Die brilduikerbalts heeft altijd iets lachwekkends: zoals ze de kop in de nek gooien. De waterwinkanalen zijn ook prima voor

grote zaagbekken. En er zijn ijsvogels te zien. De wateren bevatten vis, en takken als loerposten zijn er genoeg. Licht in het bos Ook het gevarieerde binnenduinrandbos met loof- en naaldbomen biedt volop genoegens. Eind februari vind je er koolmezen, roodborsten, winterkoningen en vinken. Haviken baltsen, kekkerend en met kenmerkende vlindervluchten. De gele sijsjes brengen licht in het bos, net als de grote bonte, de kleine bonte en de groene spechten. Koperwieken en kramsvogels zijn alweer op weg vanuit hun zuidelijke overwinteringsplaatsen naar hun noordelijke broedgebieden en rusten overdag in de AWD, tsjilpend en tsjak tsjak tsjak roepend. Bijzonder is


KIJKTIP AERDENHOUT stuw

A M S T E R D A M S E

N206

knuppelpad

W A T E R L E I D I N G D U I N E N

Oranje-

kaartje: Anyway Productions

De Oase

ngseweg e l enza

kom

Blauwe Weg

Vo g

Het duingebied is vermaard én berucht om zijn damherten waarvan er zelfs op een korte wandeling tientallen zijn te zien. Het zijn sierlijke beesten maar ze hebben, ook al gezien het forse aantal van 3000, kwalijke kanten. De kruidlaag van het bos en de onderste anderhalve meter bladeren van struiken en bomen is compleet verdwenen; een aanslag op de levensomstandigheden van insecten en zangvogels. Daardoor gaat het hier met de nachtegalen niet goed, zo wijst onderzoek uit. Een gelijk effect op andere vogels is waarschijnlijk. Het zijn gevolgen om in de gaten te houden. Want zeg nou zelf: duinen zonder vogels is als een wereld zonder muziek.

TEKST MONICA WESSELING

altijd om een kolonie aalscholvers te zien; in de AWD kan dat het best via de ingang aan de Zandvoortselaan.

HOE ER TE KOMEN Wandelroute

0

De AWD zijn Extra goed bereikbaar met route naar vogelkijkhut openbaar vervoer. Vanaf NS HeemsteParkeerplaats Horeca de-Aerdenhout rijdt bus 9 (richting Bushalte Vogelenzang-dorp), halte Waterleiding. Vogelkijkhut 200 m. P100ruim aanwezig. Bezoekerscentrum 1:15.000 Kaartje kopen, hek door, RD klinkerpad op en bij groen kraantje rechtsaf. Rechtse bospad nemen (niet knuppelpad). Bij witte ronde ‘toren’ linksaf omlaag en bij stuwtje langs het water gaan lopen. Volgende brug oversteken (= LA), naar boven lopen en LA klinkerpad op.

Volgende brug oversteken (= LA) en A M S T E R D A klinkerpad omhoog volgen. Na bezoekerscentrum knuppelpad op, terug naar de uitgang. W A T E R L E I D I N De AWD zijn open van zonsopgang tot zonsondergang. Fietsen en honden verboden, vrij wandelen, entree € 1,50. Horeca: Uitspanning De Oase bij de ingang. Voor vogelkijkhut na de ingang A M S T E R D A M S E RD lopen op klinkerpad. Op Y-splitsing rechts aanhouden. Wandeling minder gevarieerd dan onze route. W A T E R L E I D I N G D U I N E N

Wandelroute

Blauwe Weg

Extra route naar vogelkijkhut Parkeerplaats Horeca Bushalte Vogelkijkhut 0

100

200 m.

Bezoekerscentrum

1:15.000

Wandelroute Extra route naar vogelkijkhut Parkeerplaats Horeca Bushalte Vogelkijkhut 0

100

200 m.

Bezoekerscentrum

HAVIK Andy Luberti/Kina

1:15.000

Met dank aan Vincent van der Spek, Waternet. VOG E LS 01/20•41


Dol op tuin- en TEKST JEANET VAN ZOELEN

Zaai nĂş keukenkruiden, binnen in bakjes, en plant ze in april uit in de tuin. Insecten zijn er gek op, wat weer vogels trekt. Buiten groeien ze snel en worden ze sterk: u kunt ze continu plukken en gebruiken. Bieslook zijn die lange dunne

Wilde marjolein staat graag

Peterselie is vooral bekend

sprieten die in juni en juli een paars-roze bol bovenop krijgen. Goed te zien dat het familie is van de ui. Hommels en bijen hangen eraan en maken de bloem topzwaar.

in de zon, wordt zo’n dertig centimeter hoog en bloeit roze van juli tot september. Het is een magneet voor eigenlijk ieder denkbaar insect, dus zolang hij bloeit gonst de tuin.

als groen polletje uit de supermarkt, maar laat u hem in bloei komen, dan maakt hij in mei lange bloeistengels met fijne, witgele bloempjes. Er komen allerlei kevertjes en torretjes op af.


keukenkruiden F

ebruari of maart is een mooie periode om binnen te zaaien. In zo’n klein plantenkasje, of gewoon op de vensterbank. De kiemplantjes krijgen dan extra warmte, geen concurrentie van tuinplanten om licht of ruimte en extra zorg, want ze staan tenslotte in uw gezichtsveld. Daardoor worden ze groter en sterker voor ze uiteindelijk de tuin in gaan rond april. Winterharde kruiden Kruiden lenen zich goed voor het zaaien ‘onder glas’, maar u kunt ze natuurlijk ook kopen als plantje. Veel keukenkruiden zijn winterhard, zoals rozemarijn, bieslook, peterselie, wilde marjolein en munt en kunnen dus gerust buiten in een pot of gewoon in de border worden geplaatst – dat overleven ze prima en ze worden groter en sterker dan binnen. De wilde varianten van deze kruiden zijn namelijk inheems in Nederland, behalve rozemarijn dan, dat komt uit Zuid-Europa. Hoe dan ook: insecten zijn er gek op, en vogels weer op insecten.

Munt kunt u ook stekken door

Rozemarijn is een heerlijk

een takje in water zetten, dan maakt het al snel wortels. Munt woekert, dus houd het in een pot/ krat/kist als u dat niet wilt. De meeste varianten bloeien van juli tot september met witte of paarsige bloempjes. Het munt-vlindertje laat dan niet lang op zich wachten, maar ook andere vlinders en (gaas)vliegen zijn er blij mee.

ruikende struik die ongesnoeid zo’n anderhalve meter hoog wordt. Hij bloeit in maart - april, met paarsblauwe bloempjes. Snoei hem direct na de bloei, want als u het later doet, knipt u de knoppen er juist uit.

foto’s: Shutterstock


NICO & ELWIN TEKST NICO DE HAAN ILLUSTRATIE ELWIN VAN DER KOLK

Geler dan geel in de sneeuw

K In deze serie nemen Nico de Haan en Elwin van der Kolk u mee in een verrassende vogelwereld.

leurrijke vogels zijn mooi, maar in de sneeuw zijn ze nog veel mooier. Een ijsvogel bij een wak, een goudvink in zwaar berijpte bomen, de kleuren spatten eraf. Zo zag ik een paar jaar terug een groepje geelgorzen op een besneeuwd heideveld. Het geel van de mannen was nog geler dan geel. Uit de sneeuw staken sprieterige pijpenstrootjes waar kennelijk van alles aan te knabbelen viel, wat een schouwspel! Insecteneters zoals zwaluwen en vliegenvangers trekken weg naar Afrika om te overleven, maar geelgorzen kunnen zich permitteren hier te blijven want het zijn ’s winters zaadeters. Dicht bij hun broedgebieden gaan ze in groepjes op zoek naar onkruidrijke akkerranden. Gelukkig zijn die de laatste jaren weer vaker te vinden. Overwinteren dicht bij je broedgebied heeft grote voordelen, want bij mooi weer racen de mannetjes al in februari naar hun territoria, om zo vroeg mogelijk het gebied te claimen. In maart gebeurt dat steeds vaker en na een paar weken verlaten ook de vrouwtjes de wintergroep om hun plaats in te nemen. Dat gaat overigens met onstuimig

gevlieg en baltsgedrag gepaard. Ik heb gezien hoe het mannetje het vrouwtje in hoog tempo achtervolgt, waarna ze samen in tollende vlucht naar de grond dwarrelen. Daarna vindt de paring plaats en wordt er hard gewerk, want meestal brengen ze twee of zelfs drie broedsels groot. Een muzikaal feestje Een zingende geelgors in het voorjaar is een feestje. Niet omdat ze bijzonder zingen, want ze zingen steeds hetzelfde, maar het deuntje klinkt een beetje als de vijfde symfonie van Beethoven. De voorlaatste noot is wat hoger en de laatste wat lager. Maar wat ik er prettig aan vind is dat ze zo lang en zo vaak in dezelfde boomtop zitten te zingen. Je kunt erbij gaan zitten luisteren. Als dan de zon schijnt spat het geel van de kop je tegemoet. Een uurtje geelgors luisteren in het voorjaar is een van de beste vormen van meditatie die ik ken. Maar nu eerst op zoek naar groepen geelgorzen op de onkruidakkers in en rond natuurgebieden, want daar hebben we de beste kansen.

VOGE LS 01/20•35


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.