VOORJAAR 01/2022
SAMEN VOOR VOGELS EN NATUUR
100 jaar broedvogels in beweging
De lente begint in de winter Kraanvogels: dansers van het geluk
100 jaar vaderlandse broedvogels in beweging TEKST RUUD VAN BEUSEKOM
De afgelopen eeuw is Nederland volledig van gedaante verwisseld. Dat laat zijn sporen na in de samenstelling van de Nederlandse broedvogelbevolking. Klimaatverandering doet er nog een schepje bovenop. Het boek Verschenen of verdwenen Ruim een eeuw Nederlandse broedvogels in beweging biedt een spectaculair overzicht van alle veranderingen.
VERDWENEN
ORTOLAAN Ralph Martin/Agami
VO G E LS 01/22•11
VERSCHENEN
OEHOE Dick Forsman/Agami
D
at vogels als griel, klapekster en ortolaan zijn verdwenen als broedvogel, is alom bekend. Het zieltogende korhoen en de strijd om zijn behoud is nu welhaast voorpaginanieuws, net zoals de komst van zeearend, oehoe en kraanvogel. Maar dat algemene broedvogels als kuifeend, knobbelzwaan, kleine mantelmeeuw en bonte vliegenvanger eigenlijk nog maar kort in ons land broeden, weten niet veel mensen. Over alle soorten broedvogels die zijn verdwenen, of juist verschenen, in de laatste honderd jaar valt een heleboel te vertellen. Sovon Vogelonderzoek Nederland houdt al zo’n vijftig jaar bij hoe het onze vogels vergaat. De schrijvers zijn medewerkers van Sovon-huize en weten dus waar ze over praten. Verschenen of verdwenen grijpt zelfs nog verder terug: naar bronnen vanaf 1900. Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam, met de oprichting van SOVON, het systematisch opgezette, grootschalige veldonderzoek naar aantal en verspreiding van vogels
VERDWENEN
GRIEL Marc Guyt/Agami
goed van de grond. SOVON stond toen nog voor Stichting Ornithologisch Veld Onderzoek Nederland. Sindsdien wordt de vogelstand minutieus bijgehouden door inmiddels duizenden, vooral vrijwillige vogeltellers en -onderzoekers, resulterend in degelijke monitoringsresultaten en diverse atlassen. Nest gevonden
Verschenen of verdwenen Ruim een eeuw Nederlandse broedvogels in beweging behandelt alle soorten broedvogels die sinds 1900 zijn verdwenen óf verschenen in ons land. Soorten die slechts incidenteel hebben gebroed, zoals de noordse nachtegaal, doen niet mee.
VERSCHENEN
BIJENETER Jeroen Stel/Kina
De volgorde van de soortbeschrijving is chronologisch en begint met de kuifeend, waarvan in 1904 een nest werd gevonden bij Vlijmen (NB) en eindigt met de visarend, die in 2016 voor het eerst in Nederland jongen grootbracht in de Biesbosch. Deze volgorde maakt het doorbladeren en lezen van het boek verrassend. In totaal zeventig soorten worden besproken, waaronder ook exoten: soorten die zich door toedoen van mensen hebben gevestigd, zoals de zwarte zwaan en de halsbandparkiet.
De soortbeschrijvingen beginnen met de kuifeend (1904) en eindigen met de visarend (2016) kan allang niet meer kleinschalig en extensief genoemd worden. En, ten slotte, milieuvervuiling nam sterk toe én werd deels weer teruggedrongen. 39 broedvogels méér
Sinds 1900 is ons land zo goed als volledig op de schop gegaan. De verstedelijking is het meest in het oog springend; de oppervlakte bebouwing en infrastructuur is gigantisch toegenomen. Daarnaast zijn er veel bossen aangelegd, ten koste van hoogveen, heide en stuifzanden. Er zijn enorme inpolderingen geweest – denk aan de IJsselmeerpolders. In de laatste decennia is er weer natuur gewonnen door natuurontwikkelingsprojecten. De landbouw
Opvallend is dat het aantal soorten broedvogels tussen 1900 en 2020 is gestegen van ongeveer 148 naar 187. Is dan de biodiversiteit toegenomen? Zeker niet, stellen de auteurs, want biodiversiteit meet je niet aan puur het aantal voorkomende soorten. Het zijn met name de specialisten van vooral voedselarme leefgebieden die zijn verdwenen, zoals die van hoogvenen (goudplevier, bosruiter), duinen (griel) en heide (duinpieper, klapekster, korhoen). Ook enkele VOG E LS 01/22•13
(BIJNA) VERDWENEN
KORHOEN Yves Adams/Vilda
boerenlandvogels zijn verdwenen (grauwe gors en ortolaan), net als een broedvogel van bebouwd gebied (kuifleeuwerik). Het zijn tekenen van een verarmde biodiversiteit. Eenheidsworst
Ook de samenstelling van de Nederlandse broedvogelbevolking is – in onderlinge verhouding – behoorlijk veranderd. Boerenlandvogels maakten honderd jaar geleden bijna de helft uit, tegenwoordig minder dan 15 procent. Het aandeel bosvogels steeg echter flink, van 9 procent naar 23 procent, net als het aandeel van soorten die we ‘generalisten’ noemen; vogels die weinig eisen stellen aan hun leefgebied Zij gingen van 9 naar 31 procent. Het heeft geresulteerd in een steeds homogenere vogelbevolking. Allerlei regionale verschillen zijn afgevlakt omdat de diversiteit van de landschappen afneemt; er is nu sprake van eenheidsworst.
Interessant is om te weten of bescherming heeft bijgedragen aan de vestiging van nieuwe broedvogels. Dat is zeker het geval, dankzij belangrijke wetgeving, zowel nationaal als internationaal. Daarbij moet je denken aan onder meer eider, reigers, roofvogels, meeuwen en sterns. Herintroducties in combinatie met beschermingswerk hebben geleid tot (her)vestiging van ooievaar, raaf en oehoe. Zeker op Europese schaal is ook de instelling van beschermde gebieden, zoals Natura 2000-gebieden, van grote invloed.
moerasvogels zijn toegenomen door verbeterde waterkwaliteit en natuurontwikkeling, waardoor vestiging van nieuwe soorten werd vergemakkelijkt. De aanpak van stikstofdepositie schiet echter tekort. Vogels van bos, hei, duin en hoogveen hebben het daardoor moeilijk. Bescherming van boerenlandvogels blijkt ook grotendeels een farce, ondanks de grote inspanningen van het agrarisch natuurbeheer. Het lukt maar niet om de trend positief om te buigen, waardoor veel soorten in de gevarenzone blijven zitten.
Niet alleen een betere wettelijke bescherming blijkt nodig, habitatherstel en verbetering van milieuomstandigheden zijn ook van belang. Dan gaat het bijvoorbeeld om het verbod op gebruik van zeer giftige stoffen in de landbouw (DDT), waardoor roofvogels en uilen uit een diep dal konden kruipen. Veel water- en
Meer nieuwkomers
Klimaatverandering, en dan met name de opwarming, heeft ook zijn weerslag op vogels. In de periode 1900 tot 1980 vestigden zich bij ons vooral soorten van noordelijke en oostelijke origine, zoals eider, stormmeeuw en kramsvogel. Sinds 1980, het moment waarop ons klimaat
VERSCHENEN
VERDWENEN
ORPHEUSSPOTVOGEL Daniele Occhiato/Agami
GOUDPLEVIER Yves Adams/Vilda
flink begon op te warmen, hebben we elf soorten mogen verwelkomen die vooral in Zuid-Europa broeden, waaronder kleine zilverreiger, steltkluut, bijeneter, Cetti’s zanger en orpheusspotvogel. Overigens zijn de veranderingen vooral goed te zien als je naar de hele broedvogelgemeenschap kijkt, dus inclusief de algemenere soorten. Dan blijkt dat de ‘warmte-minnende’ soorten relatief talrijker zijn geworden ten opzichte van de soorten met een voorkeur voor koele gebieden. Broedvogelgemeenschappen in ons land begin-
nen daarom steeds meer te lijken op die van pakweg Noord-Frankrijk zo’n veertig jaar geleden.
Verschenen of verdwenen Ruim een eeuw Nederlandse broedvogels in beweging.
En wat brengt de toekomst? Het is niet helemaal te voorspellen, maar er zijn vogels die in de nabije toekomst regelmatig in Nederland zouden kunnen broeden. Die bij ons geschikt leefgebied vinden, waar de populatie van toeneemt, soms geholpen door klimaatverandering. De zwarte ooievaar is er zo een, net als de dwerguil en de koereiger. De tijd zal het leren.
Sovon Vogelonderzoek Nederland, 2021. Verkrijgbaar in winkel en webshop van Vogelbescherming, sovon.nl en via uw lokale boekhandel. Tot 25 februari kost het boek 40, daarna 50 euro.
VO G E LS 01/22•15
Lentekriebels in
DODAARS Oliver Richter/Nature in Stock
de winter TEKST PAULA HUIGEN
Vogelliefhebbers beleven de lente vaak intens. Herkenbaar? Alle reden om het lentegevoel te vervroegen! En dat kan. Gewoon hartje winter de zintuigen openstellen voor tal van vogels die allang de lentekriebels hebben.
Z
ouden vogels er weet van hebben, dat op 21 maart de zon loodrecht boven de evenaar staat? Dat dán de astronomische lente begint? Vast niet. Vogels beleven op hun eigen manier de wisseling van de seizoenen. Voor sommige soorten begint de ‘lente’ soms verrassend vroeg. Zoals bij bosuilen. Hun lente begint eigenlijk al in de herfst. Dan verjagen de oudervogels met veel kabaal de jongen van het voorbije broedseizoen. Bosuilen zijn buitengewoon trouwe partners en bewonen meestal een vast territorium. Heel soms is de balts al in oktober en zijn er vroege broedgevallen in november of december. Maar meestal neemt de hofmakerij in januari een hoge vlucht en zit het vrouwtje eind februari op de eieren. Misschien weet u een plek in uw buurt waar bosuilen zitten. In een groene wijk met oude bomen met nestholen, een stadspark of begraafplaats. Een regelmatig avondwandelingetje wordt op het juiste moment misschien beloond met vocaal actieve bosuilen. >
VOGE LS 01/22•23
Al deze zangvogels zijn nog niet aan broeden toe. Het uitkomen van de eitjes stemmen ze veelal af op de rupsenpiek in mei. Dan is er voer genoeg. Maar ze hebben vast en zeker al één of enkele nestplekken in gedachten. En stilaan moet die plek worden opgeëist en verdedigd. Ook het verleiden van een vrouwtje kan niet vroeg genoeg beginnen. Een opvallende januarizanger is de zanglijster. Een beperkt deel van onze zanglijsters blijft ’s winters in ons land, en geleidelijk komen ook de vogels die wat zuidelijker hebben overwinterd nu terug op hun post. Vaak hoor je de zanglijster eerder dan die andere virtuoos, de merel. Die begint ons meestal vanaf februari te wekken met z’n heerlijke zang en reikt ons het vroege voorjaar aan.
HEGGENMUS Do van Dijk/Nature in Stock
Waar roodborst en winterkoning in de koude maanden nog vooral hun winterterritorium met zang bezegelen, zijn sommige mezen al voorzichtig met hun voorjaarsrepertoire gestart. Heerlijk, om op een mooie decemberdag het tweetonige deuntje van de koolmees te horen schallen. Of het wat minder opvallende ‘belletje’ van de pimpelmees. Maar let ook op de heggenmus, die in januari de struiktoppen beklimt voor z’n korte maar o zo aandoenlijke liedje. Ook voor de grote bonte specht start de ‘lente’ vroeg. Zo kun je in december tijdens een wandeling door een met sneeuw bedekt bos of park al de eerste voorjaarsroffels horen.
Bruidskostuum Zo kun je rond huis en in de tuin al heel wat lentegevoel bij elkaar sprokkelen. En beslist niet alleen door te luisteren. Volg in deze tijd eens de wonderlijke veranderingen bij de spreeuw. Al in december gaat bij de eerste spreeuwen de winterjas uit. Langzaam maar zeker verdwijnen de opvallend witte ‘sneeuwvlokjes’ op de zwarte borst. De donkere snavel kleurt aan de basis al wat geel. Er volgt een metamorfose die zo rond maart voltooid is. Dan zien we de spreeuw in een fleurig bruidskostuum. Dat is van een onbeschrijfelijke schoonheid. Als de voorjaarszon de vogel goed uitlicht zie je de prachtigste kleuren groen en purper, in allerlei schakeringen. De eigenwijze snavel, waar inmiddels de meest bijzondere klanken uit komen, is dan geheel citroengeel, met bij mannetjes een blauwe en vrouwtjes een roze basis.
Ook een winterwandeling in het buitengebied kan vele vleugjes lente opleveren. Aalscholvers bijvoorbeeld zijn vroege broeders die al flink met takken in de weer zijn voor de nestbouw. Ze kleuren nu op hun mooist. De wangen en dijen zijn wit bevederd en de kruin en nek van zilverwitte manen voorzien. Voert het wandelpad door een weiland, dan bezorgen speelse buitelingen van de kievit ons een vroeg voorjaarsgevoel. Het eerste kievitsei kan al eind februari worden gevonden. Vanaf ongeveer 1950 leggen kieviten steeds vroeger eieren, en dat loopt synchroon met een oplopende gemiddelde dagtemperatuur in februari-maart van 4 naar bijna 6˚ C. Stilaan laat ook de grutto zich weer zien en horen. In de loop van februari keren de eerste groepjes terug. Ze houden zich vooral op in plas-drasgebieden en verkennen soms van daaruit alvast waar ze straks gaan nestelen. Voor de dodaars kan ’t voorjaar niet snel genoeg aanbreken. Al vroeg kriebelt de lente in het kleine futenlijf. Trek er op een mooie februaridag op uit, naar moeras of plas. Spits de oren en luister of je ergens gehinnik hoort. Dat zijn de eerste dodaarzen op vrijerspad. Vriezen Sommige vogels zijn wel erg optimistisch en hebben in februari zelfs al jongen. Een wilde eend in de vijver van het stadspark bijvoorbeeld, of een paartje nijlganzen. Voor hen is het te hopen dat het niet meer gaat vriezen. Ook al zijn er nog lang geen zwaluwen en keert de spotvogel pas in mei terug uit tropisch Afrika, er hangt in deze tijd zeker al voorjaar in de lucht. Geniet ervan en laat de lente dit keer héél lang duren. AALSCHOLVER Menno van Duijn/Agami
VOGE LS 01/22•25
Schonere zee: minder zeekoeten op het strand D
aar... een vogel die rechtop op het strand zit... een pinguïn! Ik rijd mee met een strandjutter op Texel die mijn vogelkennis op de proef stelt. Voor pinguïns moet je naar de Zuidpool, dus het zal iets anders zijn. Dan blijven er twee mogelijkheden over: een zeekoet of een alk, want die lijken allebei, wat postuur betreft, een beetje op een pinguïn. In negen van de tien
NICO & ELWIN TEKST NICO DE HAAN ILLUSTRATIE ELWIN VAN DER KOLK
Haag; binnen namen we deel aan de zoveelste Noordzeeconferentie om vervuiling terug te dringen. Uiteindelijk is het gelukt en nu zien we gelukkig veel minder olieslachtoffers onder de zeevogels op onze stranden.
gevallen is het een zeekoet, want de alk is toch minder algemeen. Een zeekoet op het strand betekent voor de vogel weinig goeds, want dan is het een zieke vogel of olieslachtoffer. Ook deze keer was het een zeekoet, zwaar onder de vette smurrie. Wat een vogelleed! Eind vorige eeuw ging jarenlang in december bij Vogelbescherming de telefoon. Groot alarm! Tijdens harde noordwesterstormen spoelen er honderden zeekoeten en alken aan. Dood of half-levend en de vogelasiels langs de kust hadden de handen er vol aan. Bijna alle schepen die langs de Noordzeekust voeren, loosden daar hun afvalwater en vaak zaten daar ook resten afgewerkte stookolie bij. Zodra de zeekoeten en alken kwamen overwinteren langs onze Noordzeekust, was dat het vaste patroon. We legden honderden dode zeevogels bij minister Kroes van Waterstaat op de stoep, we hingen een kar vol voor de deur van het conferentiecentrum in Den
Ruigere winterwerk Zeekoeten, de naam zegt het al, wonen op zee. Alleen in het broedseizoen komen ze aan land, maar daarvoor moet je naar de Britse, Noorse en IJslandse kusten. Als je in de wintermaanden, vooral bij harde westenwind, het geduld op kunt brengen om uren met je verrekijker over zee te staren, dan zie je ze langs de horizon voorbijtrekken. In een rechte lijn, met hoge snelheid laag vliegend boven de golven. Zwart-wit met spitse, stijve vleugels en poten die iets voorbij de staart steken. Donkere oksels onder de vleugels en iets slanker dan de alken, al is dat op grote afstand soms moeilijk te zien. Zeevogels spotten langs de kust; het ruigere winterwerk voor de vogelaar. Verkleumde vingers, tranende ogen, maar ook dampende koffie uit een thermoskan. Wellicht wordt u door dit horizonvogelen gegrepen en gaat u vanaf vandaag regelmatig posten. Wees wel gewaarschuwd; zeetrek kijken is vooral voor de fanatieke doorzetters onder ons!
In deze serie nemen Nico de Haan en Elwin van der Kolk u mee in een verrassende vogelwereld.
VOG E LS 01/22•35
PRACHTVOGELS
ke opmerkelij n soorten va ijst L e od R de
TEKST RENÉ DE VOS
DUINPIEPER Daniele Occhiato/Agami
Piepende pionier Pioniers zijn ze, uit knoestig hout gesneden, in hun element waar woeste natuur zelden iets cadeau geeft en alles schaars is. Waar niks of niemand ze stoort. Waar de jagende wind vrij spel heeft en het stuivende zand gortdroog is. Daar, ja daar alleen gedijen ze: de duinpiepers. Néé… niet die hippe Zandvoortse aardappels uit de kofferbakwinkel van Bram en Chantal. Onze duinpieper is een slanke, onopvallende zangvogel van amper een handlengte, en dan nog vooral door zijn lange staart. Maar hij is beslist exclusiever dan zijn culinaire naamgenoot uit de akkertjes achter de zeeduinen. De nationale cijfers spreken voor zich: aantal broedparen 0, aantal doortrekkers 1 tot 100. Het laatste broedgeval was in 1999. De geschiedenis van de duinpieper in Nederland is een verhaal van verstarring. Van het vastpinnen van levende, dynamische landschappen. Een droef verhaal. Tot in het begin van de twintigste eeuw kende ons land uitgestrekte woeste gronden: onvruchtbaar en daarom onontgonnen. Het meest adembenemend waren de stuifzanden. Het weinige dat in deze woestijnen groeide was gehard door geselende winden, enorme temperatuurverschillen en droogte. En juist in die omgeving voelde de duinpieper zich thuis. In zijn forse territorium joeg hij op de schaarse insecten. Hier was hij gelukkig, zou je kunnen zeggen. Maar het tij keerde. De trein kwam op het toneel. En de trein bracht kunstmest mee. Met kunstmest tem je woeste grond.
Zodat er naaldbomen kunnen groeien. Van naaldbomen maak je stutten voor de mijnbouw. Tot dik een halve eeuw later de mijnbouw instortte; de bossen en weinige overgebleven stuifgronden werden natuurgebied verklaard. Wel op het pad blijven hoor, anders verstoor je die natuur. Maar ergens in de jaren tachtig of negentig werd plots de boodschap op de bordjes van Kootwijkerzand verhangen: ga gerust van het pad af. Een handige zet van beheerder Staatsbosbeheer; al die trappelende wandelvoeten zouden het zand weer los maken en doen stuiven. Want dat mulle zand was inmiddels veranderd in een onbeweeglijke korst. Stikstofdepositie – toen al! – had gewerkt als kunstmest en algen, korstmossen en later ook hogere planten aangetrokken. De duinpieper was zijn pioniersrijk kwijt. Kootwijkerzand is nog steeds het grootste stuifzandgebied van West-Europa, maar niet groot genoeg meer voor de duinpieper. Hij verdween als broedvogel uit Nederland, zoals eerder de kuifleeuwerik. De legendarische griel ging ze voor en wordt zelfs helemaal niet meer gezien. Van duinpiepers neven broeden er nog twee – boompieper en graspieper – wél bij ons; ze zijn minder eenkennig wat hun leefgebied betreft. Wat nog eens onderstreept dat pioniers op het scherp van de snede balanceren. Onze spartaanse duinpieper is in al zijn bescheidenheid mooi. Héél mooi. Hoe langer je kijkt hoe mooier hij wordt. En wat een leuk liedje heeft hij! Met veel pie-piepers erin… VOG E LS 01/22•9