De Vorlesebühne No. 9 Juni 2016

Page 1

De thuisplek voor kort vreemd proza - No.9

Stemmen uit het verleden

Er is iets met met vergankelijkheid van stemmen. Als je er naar luistert, vlak nadat ze zijn opgenomen, zijn ze nog vers. Later worden het stemmen uit het verleden en het hier-en-nu van destijds zet je eerder op afstand dan dat je er dichtbij komt. Ik doe al enkele jaren mee aan De Vorleseb端hne. Vroeger meer dan nu, een mens moet ook weer eens wat anders doen dan zich bezighouden met kort vreemd proza, maar toch. Iedere derde zaterdag van de maand staan ze er weer, vijf schrijvers en een muziek. En ze lezen hun teksten voor, aan elkaar gesmeed tot een verrassend meanderende dialoog. Vanaf het begin dacht ik: 'Ze zouden dit eigenlijk op moeten nemen, zodat je het allemaal in de auto kunt horen, tijdens lange ritten naar het buitenland.' Welnu, sinds kort gebeurt dat, door een initiatief van onze technica Veronique Hogervorst. Hier heb ik de aflevering van april dit jaar: 'De minutieuze munitie in het ambivalente amfibie'. Bernhard Christiansen doet niet mee, maar Ingmar Heytze wel, met een wat vreemde stem, en Thomas Verbogt, Helena Hoogenkamp, Sylvia Hubers en Willem Bongers. En Lauw speelt. Het is echt te gek. Een vreemd radioprogramma, dat je doet lachen en nadenken, dat ontroert en een beetje verwart. Ik ben benieuwd hoe ik het over tien jaar zal ervaren. En over twintig jaar. Jan Veldman

Getekend? Bent u al getekend? Of met een potlood omtrokken, uw gelaatstrekken vastgelegd, uw sprekende ogen, uw ziel zwart op wit op het papier? Getekend met een blauwe ballpoint, door een zoemend tattoomasjien, door een halfzacht HB-potlood of door een harde kroonpen die u Oost-Indisch vastlegde? Door de potloden van een creatieve liefde, van het leven, van een onbeteugelbaar geluk of misschien van onverhoeds ongeluk, dat behalve een bijzondere tekening ook krassen op uw ziel achterliet? Ook de Vorleseb端hne wordt regelmatig getekend, door de dame die u midden in deze uitgave beter leert kennen. Maar hoe mooi, raak of passend vreemd haar tekeningen ook mogen zijn, de Vorleseb端hne wordt het best opgetekend door uw eigen oren. De Vorleseb端hne www.kortvreemdproza.nl vorlesebuhne@gmail.com


Kleine aggressieve les over het vol kunnen houden zonder eten Op elke straathoek vliegt u deze dagen het lekkerste eten in de mond. Normaal is anders. We worden tegenwoordig veel te weinig getraind voor normale toestanden. Met: David Troch, Tine Moniek, Jeroen Boone, Sylvia Hubers, Bernhard Christiansen. Muziek: Steffie van Cauter 20-22 juli, GENTSE FEESTEN, BACKSTAY HOSTEL, Gent


V O R L E S E B U H N E

A U S L E S E

Gat Drie bosarbeiders hoog in de bomen, klimhaken, motorzagen. Je kunt niet zeggen dat het stil is in het bos, maar het is er wel eenzaam, want mijn zoon en ik zijn de enigen die toekijken. Hij is zeven, ik vierendertig. Als de kruinen eruit gezaagd zijn komen twee arbeiders naar beneden, een blijft achter. We zien iets wat we niet geloven: hij vliegt naar de top van een andere boom, en vandaar weer naar een andere. Hij heeft grote vleugels gekregen, hij is een engel geworden. Wij rennen op de grond met hem mee, we horen het zware ruisen boven ons hoofd. Aan de rand van het bos houdt hij in, dan gaat hij recht omhoog, tot we hem niet meer zien. Ik kijk naar mijn zoon, die er rustig bij staat, alsof we iets gewoons hebben gezien. Ik vraag hem wat er gebeurd is. Hij zegt: 'De man is ontsnapt, er zat daar een gat in de lucht.' Daarna lopen we rustig naar huis en praten er niet meer over. Op zijn vijfenveertigste verjaardag breng ik de gebeurtenis voor het eerst weer ter sprake. Ik vraag hem waarom hij dat gat in de lucht had verzonnen. Zijn antwoord: 'Ik kon het alleen via een positieve aanpak.' A.L. Snijders We zijn omsingeld door een groep wild enthousiaste indianen. We weten niet zeker of ze zo enthousiast zijn omdat ze ons op gaan eten of omdat ze het grappig vinden hoe wij eruit zien. We nemen het zekere voor het onzekere en bedenken een vluchtplan. De indianen kijken geamuseerd toe terwijl wij beraadslagen. We besluiten dat we met een groot net één van ons omhoog gooien. Zo hoog dat diegene over de indianen heen aan de andere kant van het prikkeldraadhek weer op de grond terecht zal komen. Daarna zien we wel weer verder. Het klinkt als een briljant plan. Iedereen kijkt naar mij want ik ben de jongste en lichtste van de groep. Bovendien vinden ze mij een flexibel persoon. Zo iemand die alles wel wil proberen, iedereen een kans wil geven en het anderen niet kwalijk neemt wanneer dingen uit de hand dreigen te lopen. Ik ben dus uitermate geschikt voor deze klus. Hup, één twee...” de indianen grimassen met hun stokken stevig op de grond, hun ferme knuisten eromheen geslagen, klaar om op elk moment toe te steken en te beginnen met eten, of iets anders wat ze in onbekende culturen doen waarvan wij allemaal niks snappen en wat dus best wel spannend is. De eerste worp kom ik maar een meter omhoog. Ik voel me een beetje misselijk. “Hup, één twee...” ik beland naast een grote rode indiaan met indrukwekkende wenkbrauwen. Hij kijkt me aan en lacht langzaam. Het duurt even voor hij wat zegt. “Meisje, kom maar bij pappa. Ik ben pappa.” Alle indianen beginnen te brullen. “Pappa!” roepen ze in indianentaal. Pappa neemt mij in zijn armen. Dat is het voordeel van flexibel zijn. Ariadne Verstegen Goeiendag ruiken Soms, als ik over straat loop en een voorbijganger steekt spontaan zijn neus in mijn sjaal om mij te ruiken, dan moet ik aan jou denken. Echt waar. Ik denk dan ook aan vroeger, aan een paar jaar geleden, toen ik veel spontaner was. Ik was eigenlijk de persoon die impulsief mijn neus in iedereens nekplooien stak. Maar de jaren gaan voorbij, je wordt ouder, en dan gebeurt het weleens dat de mensen niet terugruiken, je groet niet beantwoorden. Dus ben ik er ergens onderweg mee gestopt. Het komt natuurlijk ook wel door alles wat je hoort en ziet tegenwoordig. Je durft de mensen soms zelfs niet aan te kijken, laat staan aan te raken. Bepaalde mensen dan. Dat je zegt: aan die daar zal ik maar niet ruiken, want... Dat is het. Je denkt er wel aan, je wil wel, maar je durft niet meer. Carmien Michels


Openbare ruimte Om te zorgen dat burgers zich van het ene privé-pand naar het andere kunnen bewegen zonder bij andere burgers in te hoeven breken, is een deel van het oppervlak van Nederland ‘openbaar’. Dit oppervlak, dat voornamelijk uit tegels en asfalt bestaat, zou in de regel toegankelijk moeten zijn voor iedere Nederlander die niet in een gevangenis of in een gesloten kliniek zit. Soms komt het echter voor dat een groep gelijkgestemde individuen de openbare ruimte in beslag neemt voor luidruchtige privé-activiteiten. Hoe zo’n inbeslagname precies genoemd wordt, hangt af van de houding van de overheid die de openbare ruimte beheert. Als de overheid de inbeslagname negeert, heet ze een ‘demonstratie’. Als de overheid haar bestrijdt, heet ze een ‘rel’. En als de overheid geld aan haar verdient, heet ze een ‘evenement’. Demonstraties zijn vreedzame inbeslagnames van de openbare ruimte met een ideëel doel. Een demonstratie duurt meestal tot de beslagnemers in de gaten krijgen dat er niet naar hen geluisterd wordt, en verandert dan in een rel. Een rel is een demonstratie die niet te negeren

valt. Als een rel uitbreekt, probeert de overheid die neer te slaan. Lukt dit niet, dan is de rel een revolutie. Een revolutie is een langdurige inbeslagname van alle openbare ruimte, inclusief de overheid. De gevolgen van een revolutie zijn lastig te voorspellen, maar één ding is zeker: er zal een nieuwe overheid geïnstalleerd worden, die de revolutie jaarlijks zal herdenken tijdens lucratieve evenementen in de openbare ruimte. Een evenement in de openbare ruimte is een door de overheid gesteunde, agressieve expansie van een specifieke subcultuur ten koste van andersdenkenden, aan wie middels wegafzettingen en ticketsystemen de toegang tot de openbare ruimte wordt ontzegd. Drie subculturen maken met name gebruik van het evenement als middel om hun macht en hun welvaart te vergroten. Ze heten Sport, Entertainment en Godsdienst. De andersdenkenden behoren meestal tot de subcultuur der Intellectuelen, een verzameling individualisten die zelden de openbare ruimte in beslag nemen, omdat ze de excentrieke mening zijn toegedaan dat de openbare ruimte openbaar hoort te zijn. Kasper C. Jansen


BERNADET WILLEMEN

Sinds september 2015 heeft de Vorlesebühne de luxe van een eigen tekenares, Bernadet Willemen, die op eigenwijs-grappige en soms ook ietsje wrange manier haar eigen interpretaties geeft aan onze maandelijkse thema's, te vinden op Facebook en soms ook op posters in de stad. Tot dat tijdstip kenden wij haar nog vooral als 'de moeder van', de moeder van Kasper C. Jansen, gekoesterd Vorlesebühne-veteraan en landelijk veel succes oogstend met zijn concept 'De Snijtafel'. door Sara Sloan en Bernhard Christiansen

S: Hoe ben je betrokken geraakt bij de Vorlesebühne? Ik heb Bernhard ontmoet toen Kasper voorlas bij de Vorlesebühne en via Facebook raakten we aan de praat over mijn werk. Hij vroeg: ‘Heb je geen zin om iets te maken voor Sorry maar u plakt? Dat lijkt me wel een thema voor jou’. Zo is dat gekomen. B: En nu zit je er dertig jaar aan vast. Ja, nou kom ik daar niet meer weg, ze zeggen: ‘eens de Vorlesebühne, altijd de Vorlesebühne’. S: De Vorlesebühne is in de regel één avond en vervliegt dan. Hoe is dat eigenlijk met jouw werk? Jij maakt per editie heel veel dingen die dus één keer verschijnen. Daarna is het voorbij, net als met een tijdschrift, maar ik heb het evengoed toch in mijn portfolio. Daarom vind ik het leuk om te gaan doen: ik ben echt toegepast kunstenaar. Ik heb graag een prikkel van buitenaf en ik vind het fijn als iemand zegt ‘graag volgende week af!’ Die druk op de ketel stimuleert. Het ene onderwerp van de Vorlesebühne gaat wat stroever, het andere lijkt juist onuitputtelijk. S: Kom je ook vaak luisteren naar de Vorlesebühne? Niet regelmatig, ik woon ook niet in Utrecht. Ik vind de cd’s van de Vorlesebühne daarom een leuk initiatief, of een magazine met plaatjes waar de teksten achteraf na te lezen zijn. II B: Je krijgt langzamerhand steeds meer invloed op de onderwerpen van de Vorlesebühne. Ik mag ook weleens iets verzinnen. Je komt op de leukste ideeën door gewoon vrij te associëren. Ook met mensen aan de zijlijn, zoals oud kunstacademie-medestudenten met wie ik chat op facebook, of familie die ik beneden heb zitten, dan zeg ik: ‘roepen jullie ook eens wat, een onderwerp voor de Vorlesebühne!’ B: Het zou wat zijn als alle onderwerpen steeds uit die ene familie komen.

Ja. In eerste instantie zijn de mogelijkheden schier eindeloos, maar ik kan me voorstellen dat jij op een gegeven moment ook wel denkt: ik wil nou input van buiten, als dat altijd maar bij mij op moet borrelen dan weet ik het ook niet meer. B: Ik merk voor mezelf dat ik het in het begin heel makkelijk vond om steeds van die rare omschrijvingen van de thema’s te verzinnen, nu vraag ik ook regelmatig Sylvia Hubers om hierover mee te denken. Ja, ieders fantasie bewandelt gemakkelijk bepaalde banen, zoals ik ook met het tekenen merk. Je bent geneigd om vanuit je eigen persoonlijkheid bepaalde dingen te verzinnen. Soms moet je even van je eigen paadje af door een techniek toe te passen die je niet eigen is. Dan praat ik met mensen die er niets mee te maken hebben – de buurvrouw, bakker, de buren – en roep ik uit het raam: ‘Sorry maar u plakt! Waar denk je aan?’ Ik was eens een dagje aan zee toen iemand zei: ‘aan zo’n marathon waar die mensen bezweet en dicht bij elkaar aan het rennen zijn’. Daar heb ik toen een plaatje van gemaakt. S: Wanneer is het een thema waarmee je veel kan? Ligt dat eigenlijk aan het thema of aan iets anders? Het onderwerp doet er niet zo toe. Het ligt vooral aan mijn geestesgesteldheid en of ik in de stemming bent om een twist te maken. Misschien is het een heel goed thema als het niet al te veel vertelt, zoals bij Sorry maar u plakt: dat kan gaan over dingen, mensen, situaties. Reuzel en het meisje met de gouden oren beperkt al een beetje je fantasie. S: ‘De minutieuze munitie in het ambivalente amfibie’ is ook concreter, toch? Ja, maar tegelijkertijd zo’n ontzettende onzin dat je je er dan al tekenend ook niet al te veel van aantrekt. Je fantasie kun je ook trainen, het gaat een beetje bij je persoonlijkheid horen. Ik geef nu 8 jaar teken- en schilderles aan kinderen en volwassenen en daar merk ik dat volwassenen meteen op slot springen als ze iets moeten verzinnen. Je kunt ze dan leren om te associëren. Dan merk je dat dat ook gewoon een


training is en dat je blijkbaar een vaardigheid hebt ontwikkeld om associatief te denken. B: Ik ben zelf niet zo zeer iemand om een roman te schrijven, meer van die gesnipperde, kleine, geconcentreerde dingen. Heb jij dat ook of zou je jezelf net zo goed een half jaar kunnen afzonderen om een reuzegroot schilderij te maken? Nee, ik ben denk ik ook van de korte sprint. Ik wil iets maken – klaar – iets maken – klaar. Een kinderboek maken, lijkt me bijvoorbeeld zo’n lang traject: als ik bij illustratie dertig ben, dan wil ik opnieuw beginnen en iets anders maken. B: Zou je er last van hebben als het zo’n logisch doorlopend verhaal zou zijn? Ja, het nadeel van de diversiteit van mijn werk is dat ik er moeite mee heb om consequent voor een techniek te kiezen. Voor een albumhoesje met songteksten moest ik een keer consequent zijn qua stijl, maar eigenlijk wilde ik bij iedere songtekst weer iets heel anders doen. Vroeger kreeg ik te horen dat mijn portfolio te veelzijdig was. Veel illustratoren hebben een vaste stijl, en uitgeverijen hadden niet die herkenning dat ze bij een bepaalde opdracht denken: dat moeten we Bernadet laten toen. Ik denk dat ze vaak bang zijn dat ze onaangenaam verrast zullen worden. B: ‘Dit moet een heel onvoorspelbaar boek worden, dat is iets voor Bernadet!’ S: Is er binnen die diversiteit ook iets waarvan je zegt: dit is karakteristiek aan mijn werk? Ik vind het heel moeilijk om dat over mijn eigen werk te zeggen. Ik denk dat er altijd een beetje humor inzit. B: Vind je de humor van jou en ons op elkaar lijkend of zijn er toevallige raakvlakken? Het enthousiasme van jouw reacties loopt niet altijd synchroon met het mijne. Soms vind ik er één zelf hilarisch en dan zegt Bernhard ‘oh leuk, bedankt’ en soms vindt hij er één fantastisch terwijl ik het eigenlijk niet zo wist. Om sommige heb ik verschrikkelijk gelachen terwijl ik ze aan het maken was, zoals die haas die op dat verkeersbord lag, voor “Rebelleren, omdat het kan”. B: Die vond ik ook ontzettend goed. Voor mij voel je wel verwant door de soort van humor, dat is voor mij iets anders dan gewoon iemand te hebben die leuk kan tekenen. Ik denk dat we qua humor en ideeën goed begrijpen waar het naartoe moet. Ik merk dat ik bij de thema’s ook altijd wel zoek naar iets wat een klein beetje wringt, dat herken ik in de teksten die worden voorgelezen. Een beetje schuren, maar er ook nog wel om

kunnen lachen. B: Ik word een tikje onrustig wanneer ik mijn tekst eigenlijk iets te normaal vind. Ja, dat heb ik met ontwerpjes ook. Er moet ten minste een aha-gevoel gebeuren, een soort verrassing. S: Ik vind het soms ook wel gewoon lekker als er normalere teksten tussen zitten. III B: Voel je iets van een missie om te ontregelen, te wrikken? Niet zozeer, maar ik put wel inspiratie uit dingen die een beetje misgaan. Ik word zelf overigens niet zo graag ontregeld, in mijn dagelijks leven moet alles harmonieus verlopen! Dan kan ik er wel wat bizar proza bij hebben. B: Als je een heel bizar leven hebt, dan heb je misschien behoefte aan gewoon mooie bloemen. Ik heb leuke schilderijen staan die niet verkopen, maar als ik op Facebook een tekening plaats van zo’n tak met bloemen die ik zelf bijna gewoon zou weggooien, dan zeggen mensen dat ze het zo aan de muur zouden willen hangen. B: Welke mensen vind je nou het vervelendst? Religieuze mensen die dat uitdragen, dat vind ik een van de ergste dingen. S: Zou je het doen als je een opdracht kreeg van een kerk of iets dergelijks? Never nooit. B: En als je bij wijze van spreken alle vrijheid kreeg? Ja, maar dan wordt het subversief. Zet mij in zo’n groep mensen om te vergaderen en we hebben meteen ruzie. Een kerkelijk clubje, als ze dat ook zo uitstralen, nee. Ik kan moeilijk met mensen die ergens heel zeker van zijn en daarvan alleen maar bevestiging zoeken zonder te twijfelen. Ik vind dat je overal aan moet twijfelen. Ik verzet me extra heftig tegen astrologie en religie omdat je anders gauw meegesleept wordt richting onzin. S: Jij kan er dus niet tegen als mensen iets heel zeker weten. Heb je dan wel het idee dat je heel zeker weet dat iets onzin is? Nee, dat weet ik ook niet zeker. Ik zet mijn hakken in het zand en roep dat tegen mensen die heel zeker weten dat het wel zo is. Ik ben heel religieus opgevoed, ik denk dat ik daarom wel op moet passen. B: Een beetje de ex-roker die daar nu heel fel tegen is. Ja, we gingen elke week naar de kerk. Het katholicisme is een feest-geloof met heel veel gezelligheid maar ook de wonderen. Ik ben vernoemd naar


Bernadette Soubirous, die Maria-verschijningen zag. Als kind geloofde ik braaf in de wonderen die ik voorgeschoteld kreeg. Als kind snap je sowieso niet alles, dus waarom kan er niet veel meer zijn waarvan grote mensen zeggen: ‘dat snappen wij ook niet, wat een geheimzinnige wereld’? We hadden een gezin met zes kinderen en van lieverlee zeiden we allemaal: ‘ik ga niet meer naar de kerk, ik geloof er niet in’. Mijn vader noemde ons verloren schapen maar we hoefden niet meer te gaan. Op het laatst ging hij in zijn eentje naar de kerk, mijn moeder had het ook afgezworen. S: Was het ook een kunstenaarsnest? Ja, het is me met de paplepel ingegoten. Mijn vader was beeldend kunstenaar maar wel erg op een religieuze leest geschoeid. Kerkramen, glas-in-lood ramen, bijna altijd religieuze voorstellingen. S: Het is je met de paplepel ingegoten, maar waarom ben je er nooit mee gestopt? Toen mijn kinderen klein waren, was ik jarenlang met enthousiasme en plezier gewoon huismoeder, verder kwam er toen niets uit mijn handen. Mijn gezin was toen mijn zingevende activiteit. Ik heb nooit voor mezelf aan marketing of netwerken gedaan. Dan was er zo’n receptie waar alle illustratoren en schrijvers van Malmberg elkaar konden ontmoeten – gadverdamme – daar móét je natuurlijk heen, maar dat deed ik dan niet. Ik stuurde af en toe een mapje gefotokopieerd werk naar uitgeverijen en daar kwamen dan opdrachten uit, zoals voor de tijdschriften Okki of J/M. Dan bloedde dat weer dood en dacht ik: oh, oké. Zo zag mijn leven er toen gewoon uit, met een man met een inkomen en twee kleine kinderen. En af en toe wat friemelen. Toen ik meehielp met het decor voor een kindermusical zeiden andere ouders wel: ‘wat leuk, Bernadet, daar moet je wat mee doen, op de braderie!’ Toen dacht ik: Jezus, wat een schande, ik heb gewoon zeven jaar opleiding! IV B: Had je een mogelijkheid gehad om de ontwikkeling van Kasper te blokkeren? Ik denk dat Kasper hoe dan ook geworden zou zijn wie hij is, met of zonder mij als verzorger. Ik denk niet dat ik dat had kunnen blokkeren. Ik zou het alsnog kunnen proberen. Ik had het misschien wel ernstig kunnen ontmoedigen door steeds te zeggen ‘je kunt dat niet, je bent een sukkel’ maar dat is emotioneel manipulatie. Dan kun je iedereen natuurlijk in de vernieling helpen als ouder. Het enige wat ik heb gedaan is steunen en aanmoedigen.

S: Het klinkt alsof Kasper net als jijzelf uit een creatief nest komt. Scheelt dat, denk je? Mensen die kunstacademie gaan doen hebben vaak een maffe, schilderende vader en een moeder die er een beetje bij schrijft. Dat is waar, die voedingsbodem was er. Ik was een moeder die thuis was dus ik had tijd. Als ze uit school kwamen en iets wilden maken dan was ik enthousiast om mee te denken. Maar dat was eigenlijk alleen stimulerend en ondersteunend ouderschap. Vanuit mijn religieuze opvoeding hoefde ik mijn kinderen trouwens niets uit te leggen over Sinterklaas. Andere ouders worstelden ermee om alle vragen van hun kinderen te beantwoorden. ‘Ik hoef dat niet uit te leggen aan mijn kinderen’, zei ik tegen mijn vriendin. ‘Ik leg niks uit. Ik zeg juist dat ik het ook niet snap.’ S: Als Sinterklaas echt zou bestaan dan was jij er natuurlijk niet verantwoordelijk voor om het uit te leggen. Nee, dan hoef ik het ook niet te snappen. ‘Hoe kan Sinterklaas nou honderden jaren oud zijn?’ Dat weet ik ook niet, maar ja, ze zeggen het. Achteraf hebben mijn kinderen het beschouwd als de eerste les dat heel de wereld om je heen kan samenspannen om jou een leugen wijs te maken. Ze vonden het het toppunt van de firma List & Bedrog. V B: Is de negatieve basisbenadering voor jou een wezenlijke bron? Dat denk ik wel. Ik ben zeker geen zuurpruim, maar het misgaan der dingen is een bron van pret. Ik had laatst visite die vertelde over zijn ouders en hun vrienden. Als hij had gezegd: ‘mijn ouders hebben diverse goede vrienden met wie ze al jaren omgaan’, dan had ik gezegd ‘oh leuk, wil je nog koffie?’. Maar hij zei: ‘maar met één zo’n stel zijn ze toen zo vreselijk gebrouilleerd geraakt…’. Dan zeg ik: ‘oh, wat gebeurde er toen?’ Dat wil ik wel weten! Dat zit ook wel een beetje in de Vorlesebühnethema’s, daar moet iets een beetje schuren. Dat vind ik bij een tekening maken ook leuk. B: Hoe belangrijk is erkenning van jouw werk voor jou? Wel belangrijk, maar ik ben me ervan bewust dat mijn werk niet zo commercieel is. Als ik met mijn kaarten naar winkeltjes ga die ‘leuke spulletjes’ verkopen, dan zeggen ze: ‘oh nee, maar wij willen juist een beetje lieve vrolijkheid!’ Ik kom daar dan eigenlijk een schop tegen geven, dat wordt niet


zo gewaardeerd. Laatst kwam er op facebook een plaatje voorbij met daarboven Teaching diversity. Er waren twee eieren, wit en bruin, maar als je ze kapot sloeg dan zat er dezelfde dooier in. Dat was om kinderen te leren: aan de buitenkant zijn we anders maar aan de binnenkant zijn we lekker hetzelfde. B: Dus als je kinderen kapot slaat… S: …dan ziet het er hetzelfde uit. Ja! Maar dat is geen teaching diversity, dat is teaching similarity. Ik zou juist zeggen: ook aan de binnenkant zijn we anders en mogen we anders zijn, graag zelfs. S: Of misschien twee eieren die er hetzelfde uitzien maar de een is rot vanbinnen en in de ander zit een dood kuiken. Ja, er zijn ook rotte eieren maar dat zie je niet aan de buitenkant, pas op, kinderen! Ik ben geen zwartkijker maar bij heel veel positiviteit reageer ik allergisch. B: Maar het omgekeerde hebben wij ook. Ja, als iemand heel erg down is, dan denk ik: ‘jezus, wat een zwartkijker’. Je zoekt eigenlijk juist de balans. S: Worden je kaarten nu verkocht via een Bernadet-webshop? Nee, ze liggen bij mij thuis en af en toe deel ik er

wat uit. Ik ben ook geen commercieel type, daar zou ik iemand voor aan moeten trekken. Ik weet mezelf niet te gelde te maken, dat is eigenlijk wel een handicap. B: Een vertrouwd handicapje. S: Ben je van plan om alsnog meer te gaan netwerken? Ik heb eens geëxposeerd in een winkeltje dat vilten kleren voor artistieke vrouwen verkocht. Daar verkocht ik drie schilderijen in twee weken tijd. Het volgende jaar mocht ik weer exposeren, maar dat ging niet door omdat ik geen nieuwe schilderijen had gemaakt. En zo als een soufflé zakte het weer in. Wat dat betreft ben ik denk ik niet zo’n doorzetter in dat soort dingen. Het is een kwestie van netwerken, denk ik, en de goede mensen tegenkomen, met geld. Cultureel is het nog steeds armoe troef. Je moet dingen sturen maar er dan ook achteraan bellen, en daar heb ik helemaal geen zin. Dan ga ik nog liever huizen schoonmaken bij oude mensen. B: Ik merk dat ik steeds koppiger word. Echt werk gaan doen waar ik helemaal niks mee heb? Gewoon verhongeren lijkt me intussen de betere optie. Dan maar heel arm, denk ik dan, dan maar elke dag soep en brood. Ik heb weinig geld maar ik amuseer me wel heel goed.


V O R L E S E B U H N E

A U S L E S E

Ik stel me wel vaker voor hoe het zou zijn als we de babymanieren niet zouden afleren. Rond etenstijd zou er een oorverdovend lawaai ontstaan door huilende mensen, op zoek naar eten, in dorpen en steden. Restaurants zitten vol gillende klanten die ontroostbaar lijken. Niemand kan elkaar sussen, tenzij er gegeten wordt in shiften. Het snot en de tranen spatten in het rond, tafellakens liggen overal. En na een tijd beginnen ook de obers te wenen. Schreeuwend lezen ze het menu voor. Door de tranen heen brengen ze schotels aan, de borden worden afgedekt tijdens de bediening. Eenmaal de rust is teruggekeerd, begint nu ook de kok op zijn beurt te huilen. Uit de keuken hoor je een onophoudelijk geklaag en gejammer, gelukkig voor even, aangezien het eten er maar te rapen is. En dan is er nog het boertje. Wie schudt wie sussend door elkaar? Zonen nemen moeders vast, moeders pakken de grootmoeders, kleinkinderen dragen vaders, om te beurt. Knallen van opluchting zijn hoorbaar. Iedereen plakt aan iedereen. Een mensenkluwen van jewelst. Dat zou nog eens iets zijn. Eva Herman Verlichting Alles met liefde en vriendelijkheid bekijken. Alles. Ik geef het je te doen. Het moet. Dat weten we. Maar het moet wel vrijwillig. Anders is het geen vriendelijkheid. Geen liefde. En dan werkt het niet. Maar we moeten ook niet al te graag willen dat het werkt. Het moet niet moeten. Liefde. Vriendelijkheid. Ze moeten, nee, mogen, er gewoon zijn. O nee, ze zijn er al. Ze hoeven niks, niks van ons. Ze moeten niks. Wij moeten niks. Niks moet niks. Hoe komen we daar? Oeps, nee we moeten nergens komen, we zíjn er al. We moeten het ons - nee, we mogen het ons alleen maar bewust worden. Mogen? Van wie dan? Van niemand? Van het? Wat is hét dan? Het niets? Het alles? O, fuck a duck, dit lukt nooit! Sylvia Hubers. Uit:‘Hier moet ik ingrijpen’, Prometheus 2015 Datdat Wanneer je iets heel graag wilt, wanneer je iets echt heel graag wilt, dan wil je iets heel graag, ook al zegt jouw omgeving dat dat niet kan, dat dat niet kan, altijd maar dat dat. Je moet jezelf gewoon losmaken van dat datdat. Als je wilt vliegen, ik bedoel, als je vliegen wilt, er zijn genoeg vliegen. Als je iets verwacht van de toekomst, dan kan dat gewoon, dan kun je gerust iets verwachten. En wat de anderen ook mogen zeggen, en zeggen, en zeggen, en zeggen, het is toch vooral geklets. Jij bent wie je bent, en ook al vindt iedereen jou een etterbak, dan is dat toch niet meer dan de mening van iedereen, je hoeft je daar niets van aan te trekken. Waar het om gaat is dat je weet wat je doet, waar je voor staat, en als dat de invoering van een maximale snelheid van 80 km per uur in de binnenstad is, dan is dat toch ook iets, iets waar je trots op kunt zijn, ja, niet iedereen kan dat, maar jij, jij kunt dat, jij kunt daar trots op zijn. Dat is toch goed? Bernhard Christiansen Graag eens een Vorlesebuhne in jouw eigen stad of op jouw eigen kasteel? Heb wat budget en boek ons! Of graag eens zelf wat verdienen met de Vorlesebuhne? Ga voor ons als agent aan de slag, ga voor ons ontdekken waar wij welkom en gewenst zijn. Graag erbij willen zijn zonder alweer geld te betalen of te ontvangen? Kom ons team van vrijwilligers versterken! Ben je of weet je een uitzonderlijk en voor ons geschikt muzikaal of literair talent? Stuur ons een piepje! vorlesebuhne@gmail.com


VORLESEBUHNE

AUSLESE

Als alles overbodig was Komijnia peinsde en peinsde... Was zij nu overbodig, zij zelf, of was het hele universum, inclusief zijzelf, overbodig, niet nodig, boventallig, ongewenst? Als alleen zij zelf overbodig was, was het makkelijk, dan ging ze gewoon weg. Waarheen wist ze weliswaar niet, en over de vraag of ze op de plek waar ze na het weggaan terecht zou komen niet ook weer overbodig zou zijn, dacht ze niet na. Sommige mensen denken niet overal over na. Maar... als álles overbodig was, de hele wereld inclusief zijzelf, wat waren daarvan dan de consequenties? Moest zij met de hele aardbol - alle mensen, dieren, alles wat krioelde, groeide, kroop, vloog, zwom en ook alles wat niet krioelde, groeide, kroop, vloog, zwom - dan vertrekken? En waar naartoe? Was er een plek waar die hele aardbol misschien wél een nuttige rol zou kunnen vervullen? Sylvia Hubers.Uit:‘Hier moet ik ingrijpen’, Prometheus 2015 In de krant stond een artikel over het einde van het heelal, de laatste theorieën aangaande het einde van alles en iedereen, oceanen aeonen na het einde van aarde dat óók miljarden jaren later is dan nu, geen paniek dus – hoewel, geen paniek, in het artikel stond ook het verhaal van de man die bang was voor de dood en alle tijd daarna waarin hij niet meer zou bestaan, maar ook voor het verleden waarin hij er nog niet was. Ik geef het je te doen, de doos van zolder halen, achtmillimeter-films bekijken van je zusje en je moeder in de tuin, weemoedig, blij, totdat je ziet: jij bent daar nog niet bij. En daar dan bang voor zijn. Ingmar Heytze Het ergste, denk ik vandaag, en dan heb ik een goede dag, er zijn dagen dat ik niet kan kiezen – het ergste is beeldende kunst van moderne kunstenaars die alleen dingen bedenken. Je hoort mij niet zeggen dat die lui altijd maar door moeten gaan met schilderen of beeldhouwen. Dat is geweest, dat begrijp ik ook wel, dat houdt een keer op. Maar bedenk dan tenminste iets goeds! Niet van die slappe verzinseltjes die leiden tot dingetjeskunst. Je laat bijvoorbeeld tweehonderd T-shirts bedrukken met het woord ‘boom’. Die deel je dan uit aan joggers in het park, zodat ze samen een levend bos vormen. Vervolgens trek je de bomen in dat park enorme, speciaal genaaide sportkleding aan. Die bomen staan er natuurlijk nog als die joggers allemaal al weg zijn, en dan loop ik me ‘s avonds weer een half uur af te vragen wat er toch met het park aan de hand is. Wat ik daar doe? Ik laat een denkbeeldige Duitse Herder uit. Mag het misschien? Ik hoef er geen subsidie voor! Ingmar Heytze De duivel De duivel had een keer niks te doen en zocht iemand om te pesten. Hij zag een buschauffeur die heel hard wegreed waardoor een oude vrouw, die nog niet naar haar zitplaats was geschuifeld, bijna viel. Daarna zag hij een studente die haar grofvuil zó op straat gooide, gewoon omdat ze geen zin had de gratis ophaaldienst te bellen. Tenslotte zag hij een alleenstaande moeder van twee kinderen, die na een dag hard werken in een winkel even een dutje wilde doen voor ze zich overgaf aan het huishouden. Ja, dacht de duivel, díé pak ik! Kasper C. Jansen heb ons lief en achtervolg ons op facebook, twitter, kortvreemdproza.nl en vorlesebuhne@gmail.com



De

presenteert

in de zomerpauze


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.