De Vorlesebühne No. 7 Januari 2016

Page 1

De thuisplek voor kort vreemd proza - No.7

“Het gaat beter als ik het verhaaltje zichzelf aan mij laat vertellen” Toen de Vorlesebühne begon, was daar Sylvia Hubers. En ook nu is zij regelmatig te beluisteren bij de Vorlesebühne. Hoewel zij bij sommigen bekender is als de eerdere staddichter van Haarlem, heeft zij laatst een bundel uitgebracht met 268 korte vreemde miniatuurtjes: “Hier moet ik ingrijpen”. Een bundel om zonder omwegen vrolijk van te worden. Om dat te

Ze mogen in mijn tenen 20 februari 2016 MOLEN DE STER

vieren vindt u in dit nummer een interview met de dame die in haar stukjes regelrecht de vinger op de rare plek legt en de lezer vaak in ontroering achterlaat. Daarnaast in dit nummer al een aantal van die korte vreemd prozaatjes, over werelden, god, de tijd, zin, gelukkig, niets en plezier. Als u meer wilt: dat is mogelijk. In februari is Sylvia weer bij de Vorlesebühne.

Het lange verhaal tussen de korte vreemde proza’s Het korte aan het kort vreemd proza van de Vorlesebühne is soms relatief. Soms is het ook langer. Wanneer het bijvoorbeeld om sprookjes gaat moet er ruimte zijn om een andere wereld te scheppen. Dat biedt jou, de lezer, de kans om die wereld in uw geest te herscheppen. Dat is hard werken, zeker als we de plotse plotwendingen van de vreemde sprookjes tegenkomen. Het biedt jou ook de kans om je nog even langer te verbeelden dat je een prins of prinses bent, om de wolf aan de lijn te houden, om een walrus te aanschouwen, om de dood na te tekenen, om je bloot te geven, om de tijd te bellen of om gewoon ongehoord plezier te hebben. En als je in januari, februari of maart ook bij de Vorlesebühne komt, horen wij graag hoe het je vergaan is. De Vorlesebühne www.kortvreemdproza.nl


Ze mogen in mijn tenen

Jouw leuk is niet mijn leuk

20 februari MOLEN DE STER, UTRECHT

19 maart MOLEN DE STER, UTRECHT

De twijfel blijft doorgaan, het raakt wel vermoeid, maar slapen kan het niet. Het nodigt van alles uit. De angst is bang voor de twijfel, maar ook voor het besluit, als een muurbloem blijft het daar staan. De jaloezie meent alles beter te weten en komt in actie, al probeert de twijfel het tegen te gaan. Het verdriet kan door alle omstandigheden geen kant meer op. Wat een gezelschap. Wat nu? Wat een zielig feest! De vlaggetjes hangen er, de bedden zijn opgemaakt. Ja, ze mogen in mijn tenen!

‘Nee, jij bent leuk. Waarom moet ik leuk zijn? Altijd ik! Als ik moet zeggen wie van ons tweeën het leukst is, dan weet ik het wel. Er is niks leuks aan jou, dus dat is makkelijk. En als jij mij leuk vindt, dan ervaar ik dat als een belediging. Maar je vindt mij niet leuk. Gelukkig maar.’

Met Dick Tuinder, Wim Noordhoek, Sylvia Hubers, Liesbeth Mende en Bernhard Christiansen. Muziek: Bertine Klappe.

Met o.a. Sofie Tseng, Rinske Kegel, Bernhard Christiansen. Muziek: Moi, le voisin


Rebel Zonder Doel Het is niet gepast om tegen de dood in te gaan. De dood heeft zijn hoed afgezet en is in de hoek gaan zitten en vloekt over de vloerverwarming. De dood zucht en steunt en kreunt. We maken het haar blijkbaar niet makkelijk.

gertje naar mijn hart.

‘Wie het laatst lacht, lacht het best’, aldus de dood. Verder niks.

‘Dat weet jij beter dan ik.’

Salades op lange tafels zijn, voor wie goed kijkt, altijd droevig. Ze huilen tomatenvocht en zweten olijfolie en de dood, de dood heeft ons allemaal in de gaten. Ik begin maar. ‘Ik kom hier om formeel protest aan te tekenen tegen de datum van mijn sterven. 23 november is geen sterfdag. Het klinkt niet, het smaakt niet, het is vlees noch vis, het is vroeg donker maar nog geen vakantie, het is bewolkt maar het regent niet. Zo’n datum is 23 november. Ik had ooit eens een hele slechte 25 november, die staat nog in mijn geheugen gegrift. Daar zit nog een soort esthetische poëzie in. Of misschien voelt het gewoon zo, nou goed, doe 25, of voor mijn part 21, of 11, de elfde van de elfde. Of 10-11 om 12 uur 13.’ ‘Wilt u een persoonlijke dood?’, vraagt het meisje achter de balie. ‘Wat is een persoonlijke dood?’ ‘Gewoon, echt iets voor u, een unieke dood. Stikken in een klavertjevier of zoiets.’ ‘Maakt me niet uit.’ ‘Ik ga even voor u kijken.’ In het kantoor staan oude stoelen op oude betonnen relingen gemonteerd tussen de oude mollige bejaarden. De dood staart me levendig aan, met helderblauwe ogen. ‘Wat zit daar?’ De dood wijst met een bottig vin-

Ik lach verlegen. Ik moet toch iets. ‘Wat zit daar?’ zegt de dood nog eens.

‘Integendeel,’ zegt de dood, ‘ik weet er niks van.’ ‘Nou, ik ook niet. Sorry, ik ben hier alleen om te protesteren...’ ‘Ik bijt niet hoor.’ ‘Nou, ik ook niet.’ Het blijft heel lang stil. Het lijkt met de minuut stiller te worden. Ik vraag me af of ik nog wel adem. Ik begin bewust in en uit te ademen. Voor je het weet vergeet je door te leven. ‘Mag ik raden?’, kraait de dood plotseling. Ze heeft duidelijk na zitten denken. Bij de dood gaat het ademen kennelijk vanzelf. ‘Jij wil helemaal niet dood. Jij probeert het gewoon uit te stellen. Jij wil dat ze je naam van de 23ste schrappen en dan vergeten je ergens anders in te plannen en dat je dan eeuwig doorleeft. Dat willen ze allemaal.’ ‘En lukt ze dat?’ ‘Een enkeling.’ De dood zakt onderuit en valt in slaap. Ik teken haar na in een klein schetsboekje dat uit haar rugzakje gevallen is. ‘Zelfs de dood heeft een rugzakje,’ denk ik, en als ik een paar uur later onverrichter zake weer de trein naar de bewoonde wereld in stap, probeer ik me te troosten met de gedachte dat de dood waarschijnlijk die enkeling was. Sander Buesink


Ruimte

's Ochtends lees ik stiekem de krant terwijl ik met mijn gezin rond de ontbijttafel zit. De verse krant leg ik links van mij en terwijl ik een dubbele espresso drink, scan ik de berichten. Soms verdiep ik mij heel stilletjes in een niet al te lang artikel. En dan ben ik gelukkig. Tot vandaag op de plek waar anders de krant ligt, pontificaal een dochter zat. Wegsturen durfde ik haar niet. Dat had ik laatst gedaan toen ze daar op een avond ineens was gaan zitten en dat had niet goed uitgepakt. 's Avonds in bed had man gezegd: 'Ze vindt het gewoon ook leuk om náást je te zitten. Wat is daar nou mis mee?' Met links van mij een kind en rechts van mij een kind smeerde ik dus mijn boterham. Ik legde de krant opgevouwen voor me, tussen broodmand en beleg. Het jongste kind aan de rechterkant bevoelde met smeerworstvingers mijn arm, streek door mijn haar en schoof nog iets dichter tegen me aan. Wilde bij me op schoot klimmen. Het kind aan de linkerkant praatte tegen me, wees me terecht 'het is onbeleefd om de krant te lezen terwijl we aan tafel zitten, mama', ging door over het te kiezen onderwerp voor haar spreekbeurt, het te koken gerecht uit de Allerhande voor kids. 'Ze zijn gewoon graag in je buurt,' glimlachte man aan de andere kant van de tafel.

Mijn walrus

Ik deed de plastic sloffen om mijn schoenen en daar gingen we, de baby en ik. We kwamen voor de eerste kennismaking. We paradeerden de ruimte binnen. Iedereen zou meteen zien met wat voor een leuk, bijzonder meisje ik hier aankwam. Een aanwinst voor de crèche. Zo jong nog en dan al zo wijs. Ik legde haar bij de andere baby's op de mat. Terwijl ik met de leidster het intakegesprek voerde, bekeek ik de scharrelende zuigelingen. De mijne lag er als een walrus tussen. Plat op haar buik. Armen en benen wijd. Ze verroerde zich niet. Na een tijdje richtte ze alleen haar hoofd een heel klein stukje op. Alsof het topzwaar was. Ze staarde mij aan met lodderige, wateroogjes. Als je haar niet kende, zou je denken dat ze gewoon zo'n onscherpe blik had. Nog niet echt kijkend, niet in staat tot contact maken. Een paar andere baby's begonnen op hun buik door de ruimte te schuiven. 'Zij zijn allemaal wat ouder,' zei de leidster. 'Jouw baby ligt nog echt stil, hè?' Nou, nee hoor, wilde ik zeggen. Ze rolde zich met anderhalve maand al om en met drie maanden maakte ze haar eerste kruipbewegingen. Maar ik mocht vooral niet overkomen als een streberige moeder, dus zweeg ik en keek naar de walrus op het kleed die nu heel ongericht naar een speelgoedje aan het slaan was. Elke Geurts

heb ons lief en achtervolg ons op facebook, twitter en kortvreemdproza.nl


SYLVIA HUBERS In 1988 debuteerde Sylvia Hubers met Doodskreten worden graag gehoord, een bundeling zeer korte, sprookjesachtige en absurdistische verhalen. Daarna volgden vijf dichtbundels en een stadsdichterschap. Haar korte vreemde prozaatjes heeft zij vanaf het begin van de Vorlesebühne met het publiek gedeeld en deze zijn nu ook gebundeld in een dikke vreemde en vrolijke bloemlezing. In deze papieren Vorlesebühne een langverwacht interview. door Bernhard Christiansen

Als je niet kon of mocht schrijven, wat dan? Dat weet ik niet. Ik heb een tijd allerlei baantjes gehad, maar dat ging niet zo goed. Als je schrijft, wil je dan iets vertellen? Als ik denk dat ik iets te vertellen heb, wordt het al gauw een matig stuk. Het gaat beter als ik het verhaaltje zichzelf aan mij laat vertellen. Het verdwijnen van jouw vader is wel een thema geweest op allerlei manieren. Mijn vader is ongeveer tien jaar ziek geweest, een ziekte waarbij geleidelijk alles wegvalt. Vooral de laatste twee jaar kon hij bijna niets meer. Als iets erg naar is, dringt het zich vanzelf op tijdens het schrijven, ik wil het dan ombuigen tot een vorm waarin het beter te behappen is. Hoe is dat voor jouw naasten? Voor mijn moeder is het soms even slikken. Mijn soort absurde verhalen is niet haar geliefde lectuur, zij wil graag verha-

len die overeenkomen met de realiteit. Ik heb voor haar een ode aan de mantelzorg geschreven, die had zij wel verdiend. Overigens belt ze nu wel af en toe op, om te zeggen dat ze om iets in mijn boek heeft moeten lachen. Schreef jouw vader ook? Hij schreef grappige columns voor een personeelsblad. En hij schreef de notulen van zijn werk in verhaalvorm. Ik wist dat niet. Toen hij op het laatst niet meer kon praten, wees hij op een kast en daar kwamen die verhalen uit. Ik heb ze aan hem voorgelezen, we hebben er samen van genoten. Je bent een kleine 25 jaar geleden begonnen om in café Averechts poëziemiddagen te organiseren, dat wat ik nu sinds 12 jaar ook daar doe. Al 12 jaar Blauw? Petje af. Ik ben er na vijf jaar mee gestopt omdat het organiseren het schrijven in de weg zat.


Waarom altijd die onmogelijke namen in jouw werk, Frismibsja, Olmwroeg, Kloemp, Hugelbarf, Lalelie? Ik werd op een ochtend wakker en toen had ik de zin 'Zwetend werd Frismibsja wakker' in mijn hoofd. Uit die zin kwam een verhaal. Zo'n zelfverzonnen naam heeft het voordeel dat ie nog niet bestaat, dus dat niemand het personage associeert met iemand die hij al kent. Tenminste, ik ga er van uit dat er nog geen Frismibsja's en Olmwroegen rondlopen. Ha ha, misschien komt dat nog. Voel je je bij je personages betrokken? Ja, ik vraag me regelmatig af hoe het nu met hen gaat. Heb ook weleens geprobeerd de vervolgverhalen te schrijven, maar het lukte niet de personages opnieuw tot leven te wekken. Ik kon schrijven wat ik wilde, maar ik kreeg er de personages niet mee terug. Ze kwamen gewoon niet opdagen.

Wat nou als ik eens een heel lelijk verhaal over Olmwroeg ga schrijven? Ha ha, misschien komt hij bij jou wel opdagen en wordt het een fantastisch verhaal. Of het wordt een heel andere Olmwroeg en wordt mijn Olmwroeg besmet door die van jou. Je zit vanaf het begin bij de Vorlesebühne. Zijn er momenten voor jou die als hoogtepunten gelden? Ja, veel. Bijvoorbeeld de muur-aflevering met onze voorouders, de Berlijners. Een dialoog met Wim Noordhoek over zijn vader in Indonesië, waarin ik de moederrol op me nam. En de aflevering waarin we teksten voor elkaar schreven, in elkaars stijl. Je bent een veel gedisciplineerder schrijver dan ik, zou je ook kunnen schrijven zonder optredens erbij? Ja. Maar ik vind het wel leuk om zo'n raar thema als opdracht te krijgen. Dat inspireert. En af en toe voor een publiek staan kan ook bemoedigend zijn om door te gaan. Voor publiek heb ik trouwens altijd respect, zij werken tijdens een Vorlesebühne veel harder dan wij. Wij lezen alleen maar voor, terwijl zij onze woorden tot verhalen moeten zien te herscheppen in zichzelf. Als puber vertrouwde je op de komst van de derde wereldoorlog, was jij somber van aard wat de toekomst betreft. Hoe is het nu met jou gesteld? Je zou kunnen zeggen dat de wereld er nu nog veel slechter aan toe is dan nu, maar ik heb geen zin meer in die somberheid. Als morgen de wereld vergaat schrijf ik vandaag nog een boek. ¶

foto: Veronique Hogervorst


Werelden Een dochter. Twee dochters. Een vader. Twee dochters hebben een vader. De vader zegt ja als ze vragen of hij vla wil. En ze gaan dan vla halen. Bij het vla halen kijken ze elkaar aan, de twee dochters. De vader kijkt soms langs de ene dochter en soms langs de andere dochter naar een oneindige verte - of naar iets ontzettend dichtbijs. De dochters langs wie wordt gekeken, kijken naar de vader met een onderzoekende blik. 'Er zijn heel veel verschillende werelden tegelijkertijd in één kamer', denkt de ene dochter. 'Misschien moet er meer vla komen', denkt de andere. De vader heeft beide dochters even lief. Hij heeft ze even lief en nog even hebben de dochters een vader. Er is leven na vla. En er zijn veel werelden te ontdekken.

Een zin om maar één keer te zeggen 'Ik heb vandaag de as van mijn vader onder de vlinderstruik in het park van zijn geboortedorp gestrooid.' Dat is een zin die ik maar één keer in mijn leven zal hoeven zeggen, alleen vandaag. 'Ik deed de gordijnen open, schonk een kopje koffie in en nam de stofzuiger ter hand.' zou ik al veel vaker kunnen zeggen, evenals: 'Ik kleedde me uit en ging naar bed.' 'Ik schonk me nog wat in waarna ik een paar bladzijden las en in slaap viel.' 'Ik deed wat ochtendgymnastiekoefeningen en voelde me daarna verkwikt.' Heerlijke zinnen, die ik elke dag zou kunnen zeggen in mijn normale leven waarin zo weinig mogelijk gebeurt. Dat wat ik met mijn vader deed onder de vlinderstruik hoop ik niet nog een keer te hoeven zeggen. Maar wat dat betreft ben ik volkomen veilig. Ik had maar één vader, dus de kans dat ik nog een keer de as van mijn vader onder de vlinderstruik moet strooien is nul.

De tijd bellen Vroeger kon je de tijd bellen. Je draaide een nummer en een mevrouw zei: 'Bij de volgende toôn is het 3 uur, 34 minuten en 45 seconden - piep'. En dan moest je naar de klok rennen om hem (bijna) gelijk te zetten. De mevrouw zei er nooit bij hoe laat het werkelijk was. 'Het is tijd om de pan van het vuur te nemen - piep', 'Het is tijd om die pukkeltjes op uw genitaliën eens door een dokter te laten bekijken - piep', 'Het is tijd voor uw moeder om u de waarheid te vertellen - piep'. Toch was het een stem die je aan het denken zette: 'Bij de volgende toon is het piep'. Er was altijd piep. Er was altijd tijd. Er was altijd altijd. Er was een moment, het moment piep. Dat moment kon je in je zak steken. Als een onzichtbaar wapen. Tegen het voorbijgaan. Van alles.

Er was een overbodige god Er was een overbodige god in een overbodig universum die overbodige mensen aan het denken had gezet. Om nog maar te zwijgen van al die andere universa waar overbodige goden overbodige mensen aan het denken hadden gezet. In et-te-lijke universa worden op dit moment et-te-lijke overbodige mensen door et-te-lijke overbodige goden tot allerlei overbodige gedachten aangezet. En het ergste is dat ik daar steeds aan zit te denken. Ik! Mij hebben ze echt goed te pakken. Sylvia Hubers


Sprookje van de prinses die geen prinses “Brengt u mij wat kussens en een deken! Ik heb iets te vertellen.” Iedereen ging zitten, de prinses zweeg. “Prinses…”, fluisterde iemand. “Ik ben geen prinses, ik ben gewoon Tamara. U mag uw handen nu in uw schoot leggen. Wat ik wilde zeggen….”De mensen legden hun handen in hun schoot, iedereen spitste zijn oren. “Ik wil nu graag iemand mijn aandacht schenken. Wie mag ik mijn aandacht schenken?” Iedereen stak aarzelend een vinger in de lucht. De prinses koos een jonge man met krullen, hij mocht naast haar komen zitten. Zij keek hem zorgvuldig aan, kriebelde een tekening in haar boek. “Wat doe jij zo allemaal? Wil je dat ik jou ga zoenen?” De jongeman bloosde en knikte schuchter. Zij zoende hem hartstochtelijk en klapte toen haar schetsboek dicht. Zij klapte in haar handen. “Weg, weg iedereen! En geen papiertjes achterlaten!” Haar volk haastte zich naar buiten. De jonge man met krullen bleef nog even in de deuropening staan. “Wat nou? Je hebt je portie aandacht wel gehad vandaag, dacht ik zo. Weg nou, weg!” Op een andere dag besloot de prinses om zich eens bloot te geven tegenover haar volk. Zij pakte een van haar notitieboekjes en duwde dat in de handen van een andere jongeman met krullen. “Hier, je mag erin kijken!” De jongeman keek aandachtig naar haar woordjes en haar schetsen, naar haar uitroeptekens en haar zachte golfjes. “Toen was ik zo. En toen was ik dus zooooo.”De jongeman knikte, wilde iets zeggen, toen graaide zij het boek weer uit zijn handen. “Zo, snap je mij nu? Nee, hé, de chemische processen in het hoofd moeten op elkaar afgestemd zijn, die van jou zijn niet afgestemd, ga weg!” Op een andere dag besloot de prinses eens te oefenen met omgekeerde aandacht. Zij vroeg een jongeman met krullen om eens haar voeten te bekijken. De jongeman bekeek aandachtig haar voeten en kon zich toen niet inhouden, hij zoende de voeten van de prinses die geen prinses genoemd wilde worden. “Hé, wat is dat nou?” De prinses giechelde. De jongeman glunderde. De prinses liet haar voeten zoenen, meer dan vijf minuten. “Hé, dat was leuk!” riep ze. ‘Maar nu is het wel genoeg geweest, opgehoepeld!” De prinses besloot om voor de afwisseling haar leven eens te delen. Zij liet een aantal jongemannen met krullen komen, koos diegene met de leukste ogen, maakte toekomstplannen. “Vanaf vandaag zijn wij dus man en vrouw, ja? Wij gaan voortaan samen wandelen, samen kastelen bouwen, ik blijf mijn schetsen maken en jij bent altijd om me heen en dat is altijd prettig, ja?” De jongeman knikte, was ontroerd, zijn ogen leken te zwemmen. “Je huilt. Dat mag. Je bent mijn man.” Van wandelen kwam weinig terecht maar de jongeman mocht naast de prinses liggen en haar hoofd en billen masseren, urenlang, zij had gevoelige billen. Soms verdwaalde zij in kussen en in knuffelen, dan weer zette zij zich schrap. “Doe nou eens een vrije gedachte, hop!” De jongeman ontwierp epistelen, moeilijke epistelen waar de mensen om moesten lachen. Soms was hij druk, soms keek hij uren voor zich uit. Na een maand vertelde de prinses die geen prinses genoemd wilde worden van de noodzaak van voldoende prikkels in haar leven en dat zijn prikkels langzaam doffer werden en dat hij haastig maar wat moest verzinnen. En hij verzon dit sprookje maar dat hielp hem niet. “Nu is het wel genoeg geweest, opgehoepeld!” Bernhard Christiansen


‘Sprookjesombudsman.’ ‘Met Roodkapje.’ ‘Ah mevrouw Kapje, zegt u het maar, ik schrijf mee.’ ‘We hebben een probleem. Ik sta hier in het huis van grootmoeder. En ze is er nog.’ ‘Mevrouw Kapje, hier hebben we het eerder over gehad. Ik weet dat u liever een andere grootmoeder hebt en de vacature staat uit maar-‘ ‘Nee, ik bedoel zij is er nog. Zij is niet opgegeten.’ ‘Is de wolf te laat? Die is zelden te laat. Vrij stipt zelfs. In tijden niet zo’n stipte wolf gehad, dacht ik.’ ‘De wolf was keurig op tijd. As we speak ligt de wolf ligt naast mijn grootmoeder in bed. Ze scrabbelen.’ ‘Scra-be-len. Ik schrijf mee.’ ‘Dat is de klacht.’ ‘De klacht is dat ze scrabbelen.’ ‘Nee.’ ‘De klacht is dat De Wolf ongewenst bij uw grootmoeder in bed is gaan liggen.’ ‘De klacht is dat De Wolf weigert oma op te eten.’ ‘En waarom?’ ‘Hij beweert vegetariër te zijn geworden. Iets met het klimaat, wacht ik geef hem even.’ ‘De Wolf.’ ‘Meneer de Wolf, er is een probleempje?’ ‘Zegt u maar gerust probleem.' 'Ik begreep dat u vegetariër wilt worden?' 'Absoluut.' 'Dat u weigert grootmoeder te verorberen?' 'Pertinent.' 'En u bent zich er van bewust dat u daarmee behoorlijk wat andere sprookjesfiguren in de problemen brengt?' 'Grootmoeder heeft er geen bezwaar tegen, zij staat volledig achter mijn beslissing.' 'Dat begrijp ik vanuit haar eh, positie heel goed, maar er zijn ook andere betrokkenen. Roodkapje, de jager... En niet alleen zij, denkt u aan de 7 geitjes die u hierna weer verwachten. U weigering schopt zo het hele sprookjessysteem in de war en eerlijk gezegd kunnen we dat niet hebben.' 'U begrijpt het niet, met deze actie red ik juist ons voortbestaan. Wist u, meneer de ombudsman, dat ons bos in de afgelopen 100 jaar met 0,9 hele graden is opgewarmd. De lucht bedoel ik dan? En dat mijn vleesconsumptie – die van u ook, maar ik heb het nu alleen even over mezelf- hier een substantiele bijdrage aan heeft geleverd? En dat als ik zo doorga met dit consumptiepatroon, ik meewerk aan een verdere opwarming en de toenemende onleefbaarheid van hele landen hier en ver weg? Elke keer weer een

oma, weer 7 geitjes, weer 3 varkentjes. Varkentjes die voordat ik aanklop en hun huisjes omver blaas kilo’s soja verorberen. Soja die verbouwd wordt op akkers waar ooit schitterende sprookjeswouden stonden, waar de meest legendarische dieren leefden en de meest wonderlijke verhalen hun wortels vonden. Bossen die met de grond gelijk zijn gemaakt ten behoeve van onze sprookjes? Niet eens om het direct te eten, nee om te voeren aan een varken, waarna ik dat varken dan weer eet. Ontzettend inefficiënt. Als we dat hier in dit sprookjesbos hadden gedaan, meneer de ombudsman, hadden we deze sprookjes al veel eerder op kunnen doeken.' 'Op-doe-ken. Juist. Nou, meneer de Wolf, ik heb alles genoteerd. Uw klacht wordt straks uitgewerkt en dan eind deze maand voorgelegd. Tot die tijd stel ik voor dat u zich gewoon even aan het verhaal houdt-' 'Geen sprake van. Ik weiger nog langer deel te nemen aan dit verrotte systeem.' 'Meneer de Wolf. Als ik even mag. Kunt u me vertellen hoe het verhaal waar u nu in zit eindigt?' 'Normaal gesproken bedoelt u?' 'Normaal gesproken.' 'Nou, dan komt de jager en die snijdt mijn buik open waar Roodkapje en oma uitspringen en ze leven nog lang en gelukkig.' 'En het verhaal van de zeven geitjes?' 'Nou dan komt de moeder terug van de markt, dat kleine ettertje dat zich verstopt had verraadt me, waarna de moeder me doodslaat en haar jongen uit mijn maag bevrijdt.' 'Precies. Dus als ik even resumeer wordt in al deze verhalen niemand echt opgegeten. Verorberd: ja, verteerd: nee.' 'Daar zit wat in.' 'Eigenlijk bent u de enige die dood gaat. Met een lege maag bovendien.' 'Daar heeft u een punt. Zo had ik het nog niet bekeken.' 'Zeg Wolf, waarom krijg je nu zulke grote ogen?' 'Denk je ook eens aan je medemens, maar wie is weer de pineut?' 'Eh-, Wolf, wat heb je ontzettend grote tanden.' 'Zij straks aan een feestmaal en ik loop hier voor hun klimaat een beetje honger te lijden. Nou dacht het niet.' 'Zeg Wolf wat heb je- aaaah!' 'Eet u smakelijk meneer de Wolf.' Hiekelien van den Herik


Mijn hele leven lang gelukkig Ik had mijn hele, mijn hele, mijn hele leven gelukkig kunnen zijn. Als ik had geweten hoe. Nu weet ik het. Dus nu ben ik het. Maar ik ben al in de veertig. Ik had meer dan veertig jaren gelukkig kunnen zijn, als ik het simpele kneepje maar eerder had geleerd. Voor mij is het dan nu de kunst om niet zuur te gaan zitten zijn over die veertig jaren. Maar ik ben het wel. Hadden ze het me maar eerder verteld, dan had ik veertig jaar langer gelukkig kunnen wezen. Mmm ... misschien h茅bben ze het mij lang geleden ook al verteld, maar heb ik toen niet geluisterd, gezegd: 'Dikke lul, jij hebt makkelijk praten, ouwe.' Test: als ik u nu in de hierop volgende minuut precies uit zou leggen hoe ik zo simpel en zo snel in een voortdurende staat van gelukkig zijn ben gekomen, zou u dan nu uw oren spitsen om mijn bericht zo aandachtig mogelijk in u op te nemen en onmiddellijk zelf in de praktijk te gaan brengen?

Intens gelukkig met niets Ik ben intens gelukkig met niets. Op een stoel zitten, met niets, en te luisteren naar het zingen van vogeltjes is voor mij genoeg om gelukkig te zijn. Dat is lekker makkelijk, en ook nog goedkoop!, hoor ik u denken. Maar dat is niet zo. Denk u eens in: het bezitten van een stoel is eigenlijk al niet niets. En dan het zitten: daar is energie voor nodig, energie uit eten en drinken en hoe kom je daar aan? Om niet te spreken van de huur van de kamer waar de stoel zich in bevindt en die nodig is om niet van het niets te worden afgeleid door regen en wind. Als ik dat allemaal heb, stoel, energie, kamer, moeten we de vogeltjes nog aan het zingen krijgen. Wat een gesleep met vetbolletjes, nestkastjes, pindakoorden. Maar dan kan ik gaan zitten. En wanneer ik zo stil ben geworden dat ik het niets kan waarnemen - wat een enorme tijdsinvestering is dat, stil worden van binnen - vind ik in het luisteren naar het gefluit van de vogeltjes mijn gelukzalige niets. Nou, er is dan dus al heel wat werk verricht. Gelukkig ben ik dan wel een tijdje helemaal gelukkig. Totdat het circus weer begint dat voortdurend om mijn verlangen naar niets ronddraait.

Ongehoord plezier Het ging hartstikke slecht met de wereld - de mensen deden elkaar gruwelijke dingen aan, de aandelenkoersen zaaiden angst en paniek, zelfs onder de gewone bevolking, de dreiging van een wereldoorlog was groter dan ooit, wat zeg ik, die was eigenlijk al bezig - maar ik had net geleerd hoe je gelukkig kunt zijn, dus al werd ik nog zo geprikt en gestoken en geschuurd door al die nare dingen, ik liep rond met een lach op mijn gezicht. Ik viel op. De mensen keken met een schuine blik naar mij. Welke pil zal dat nu weer zijn? - Die is niet goed snik! - De volle evangeliegemeente heeft weer een slachtoffer gemaakt! - Moet dat nou, z贸 verliefd? - Die snapt er echt niks van... Dat is een gevaarlijke gek! - Kijk haar lopen, het klopt niet. - Ze deugt niet. - Dat soort lieden... Die is niet van hier! - Weg moet ze, weg! - Ja! Weg! - Ja! Weg! - Weg! - Weg met dat stuk ongehoord plezier!' Sylvia Hubers


Felroze flessenpost K

O

R

T

V

- door Jolanda’s Keuken R E E M D

Probeert u wel eens een rood bietje in een fles te krijgen? Niet zo’n ouderwetse glazen sapbokaal met wijde hals, nee, een fles zoals de spa-roodflesjes van een halve liter. Probeert u dat wel eens? Zo ja, stopt u er maar mee. Het scheepje in de fles kan worden ingeklapt en met touwtjes overeind getrokken maar zo’n bietje is er niet op ingericht te worden ingeklapt en met touwtjes overeind te worden getrokken. Maar omdat we soms nu eenmaal een rood bietje in een flesje zouden willen krijgen, heb ik daar iets op verzonnen. Koken is een oplossing voor veel, zo niet alles, in elk geval voor het rode bietje in de fles. Rode bietenkokossoep uit een flesje. 1 rode ui (is puur voor het idee. Een witte doet aan dit recept ook niets af) 400 gram rode bietjes. Vers, niet gekookt! 3 eetlepels olijfolie 5 takjes munt 50 gram santen 2 eetlepels bouillonpoeder Peper, zout 2 liter kokend water 5 flesjes van een halve liter Pan met dikke bodem Staafmixer Maatbeker Maak de ui schoon en snij deze in grove stukken. De tranen? Daar krijgt u mooie ogen van.

(kijk uit! Heet!) R

E

C

E

P

T

Schil de bietjes en snij ook deze in grove stukken. Zet een pan met dikke bodem op het vuur, olijfolie erin en de uitjes. Zachtjes fruiten, een minuutje of zeven. Omscheppen zodat ze niet aanzetten op de bodem. Voeg dan de bietjes toe en roer ook deze even mee om. Na een minuut of vijf voegt u het kokende water toe en laat de bietjes zachtjes garen. Onderwijl kunt u vast de santen toevoegen, en het bouillonpoeder. En de takjes munt wassen en op maat snijden zodat ze precies in de flesjes passen. Sterker nog, u kunt de takjes munt al in de flesjes doen! Intussen zijn de bietjes misschien al gaar? Pureer de soep met de staafmixer (een passe-vite mag ook, als u nog zo’n mooi ouderwets exemplaar heeft staan) en breng de soep zo nodig op smaak met zout en wat versgemalen peper. Is ze te dik, dan nog wat bouillon toevoegen. Is de soep minder roze, dan kan een scheutje slagroom wonderen doen. Of wat extra santen. Zet de flesjes op een stevige ondergrond, de gootsteen is wel zo veilig. De soep is inmiddels iets afgekoeld en dat komt mooi uit, niet alle flesjes kunnen tegen kokende vloeistof. U kunt het ook tevoren even testen natuurlijk. Schenk de soep in de maatbeker, en vanuit de maatbeker in de flesjes. Draai de dop erop, en voila: de biet is in de fles! Adressticker erop en hup, de Oude Rijn in. Of het Merwedekanaal. Hoewel, als de ontvanger hem warm wil kunnen eten kan hij of zij beter bij u aan tafel zitten. En dan zet u hen het flesje gewoon voor. Even waarschuwen dat de soep heet is?


de thui sp l e k vo o r kor t vr eemd p r oza - ww w.kor tv r eemdpr oza.nl

De liedjes die de kachel altijd zong 15 & 16 januari DE BRAKKE GROND, AMSTERDAM MOLEN DE STER, UTRECHT

De poes knort. De plant fluistert. De hond denkt na over stukken bot uit heden en verleden. Het glas kijkt je vragend aan. De strijkplank ook. De kachel zingt liedjes. Vage liedjes, van vroeger. Die je liever nooit had gehoord. met Anna Vercammen, Tine Moniek, Gerard Herman, Ariadne Verstegen, Bernhard ChristiansenMuziek: Genetic Choir

Ze mogen in mijn tenen 20 februari MOLEN DE STER, UTRECHT De twijfel blijft doorgaan, het raakt wel vermoeid, maar slapen kan het niet. Het nodigt van alles uit. De angst is bang voor de twijfel, maar ook voor het besluit, als een muurbloem blijft het daar staan. De jaloezie meent alles beter te weten en komt in actie, al probeert de twijfel het tegen te gaan. Het verdriet kan door alle omstandigheden geen kant meer op. Wat een gezelschap. Wat nu? Wat een zielig feest! De vlaggetjes hangen er, de bedden zijn opgemaakt. Ja, ze mogen in mijn tenen! Met Dick Tuinder, Wim Noordhoek, Sylvia Hubers, Liesbeth Mende en Bernhard Christiansen. Muziek: Bertine Klappe.

Jouw leuk is niet mijn leuk 19 maart MOLEN DE STER, UTRECHT ‘Nee, jij bent leuk. Waarom moet ik leuk zijn? Altijd ik! Als ik moet zeggen wie van ons tweeën het leukst is, dan weet ik het wel. Er is niks leuks aan jou, dus dat is makkelijk. En als jij mij leuk vindt, dan ervaar ik dat als een belediging. Maar je vindt mij niet leuk. Gelukkig maar.’ Met o.a. Sofie Tseng, Rinske Kegel, Bernhard Christiansen. Muziek: Moi, le voisin

Vooraf (18u) kunt u in de houtzaagmolen met de schrijvers en musici van die avond meeëten! Jolanda’s Keuken bereidt een overheerlijk en voedzaam driegangenmenu. Iedereen is welkom. Een echte aanrader. U betaalt naar rato van uw smaakgenot. Reserveren via vorlesebuhne@gmail.com is nodig, uiterlijk de donderdag voor de Vorlesebühne. Deze Vorlesebühnes beginnen om 20.00 uur (zaal open 19.30 uur) Houtzaagmolen De Ster, Molenpark 3, Utrecht. (Dichtbij Utrecht CS, toegankelijk via het parkje en dan hek door, of aan de stadskant over de loopbrug). Toegang: 10 euro of met korting 7 euro (ook met bibliotheekpas!) Reserveren of andere opmerkingen? vorlesebuhne@gmail.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.