6 minute read

HANDEL EN WANDEL OVER HET WATER

Tekst: Annemarie Bergfeld

Groningers zijn handelsmensen. Wat ze door de eeuwen heen ook wilden ondernemen, ze hadden altijd water nodig. Over handel en wandel, oude rivieren en jonge havens.

Advertisement

Ze staat in het centrum van Onderdendam: een voorovergebogen vrouw, hangend ‘in de lijn’. ‘Wèl zien vrouw laif het holdt heur veur ogen, zee schipper en dee heur ien lien’ - ‘wie zijn vrouw liefheeft houdt haar voor ogen, zei de schipper en deed haar aan de lijn.’ De vrouw heeft een trekband om de borst, de lijn is vastgemaakt aan een geelzwarte ijzeren paal met sierlijke krullen bovenin. Het mooie tafereeltje naast de Zijlvesterbrug over het rustige Boterdiep vertelt een verhaal van bloed, zweet en tranen. De Groningse rivieren en riviertjes, maren en diepen waren van levensbelang voor de handel en wandel van de Groningers. Eeuwenlang ging immers alle vervoer over het water. Nu bevaren plezierbootjes en kano’s de kleinere wateren, maar de geschiedenis van hard werken is op sommige plaatsen nog aan het water af te lezen.

MEESLEPEND

Groningers zijn ondernemers, en mensen van het water. Dat blijkt wel uit de Veenkoloniën. Toen al het veen was afgegraven en de inwoners van de streek hun geld niet meer konden verdienen door turf naar het westen van het land te varen, verlegden ze hun grenzen en stuurden ze hun boten de wereldzeeën op. Ze brachten hun ladingen tot aan Rusland, New York en Brazilië. Op tientallen scheepswerven werd dag na dag aan nieuwe schepen getimmerd. Rond 1870 stond meer dan zestig procent van de hele Nederlandse vloot in de Veenkoloniën geregistreerd. Op het Hogeland zijn de verhalen minder werelds en groots, maar niet minder meeslepend. Het standbeeld van de schippersvrouw in Onderdendam staat symbool voor eeuwen ploeteren. Turf, suikerbieten, graan, aardappelen: het moest voortdurend van A naar B. Was er geen wind of was de wind tegen en had de schipper ook geen 50 cent om een paard te huren, dan moest de vrouw ‘ien lien’. Trekband om de borst, de jaaglijn vast op het schip en sjorren maar. De paal waar de stenen vrouw in Onderdendam aan staat te trekken, is niet een zomaar een sierlijk geval in geel en zwart. Het is een rolpaal: het zwarte deel draait om twee assen. Rolpalen werden in bochten van vaarwaters gezet om de jaaglijn langs te geleiden, anders zou het schip zich met de punt in de oever boren. Nog een handjevol van deze objecten uit de tweede helft van de 19de eeuw is in Groningen bewaard gebleven, onder andere bij Feerwerd en natuurlijk staat er een in het Noordelijk Scheepvaartmuseum in Groningen.

EB EN VLOED TOT IN DE STAD

‘Knerpende schelpen, ruischend riet, laat je gedachten dwalen... en geniet’ staat naast de deur van café-restaurant Garnwerd aan Zee, aan de voet van de Garnwerder molen De Meeuw. Ruisend riet aan de oevers van het Reitdiep, oké... maar knerpende schelpen op hemelsbreed elf kilometer van Groningens Grote Markt? Toch is het niet zo gek. Lang was het Reitdiep de verbinding tussen de stad Groningen en Lauwerszee, Waddenzee en de rest van de wereld. De veerboot naar Schiermonnikoog, Engelse schepen met steenkool, Zweedse met hout, Italiaanse met zuidvruchten, allemaal kwamen ze langs Garnwerd en brachten ook daar handel met zich mee. Pas in 1877, toen Zoutkamp een sluis kreeg, verdwenen eb en vloed uit het Reitdiep.

ADUARDERZIJL

De mooiste sluis van Groningen? Dat moet Aduarderzijl zijn, op de plek waar het Aduarderdiep afwatert in het Reitdiep. Diep en sluis werden aangelegd om de gebieden bij Stad te ontwateren, maar in de loop van de tijd werden ze ook economisch belangrijker. Toen de boogbrug over de sluis in 1914 vervangen moest worden, betaalde strokartonfabriek De Halm in Hoogkerk een deel van de kosten zodat schepen met hun hoge ladingen stro er nog steeds onderdoor konden varen.

ROEMLOOS EINDE TEGEN DE DIJK

Wie over het Mensingeweersterloopdiep door Mensingeweer vaart, ziet een molen, tuinen volop in bloei, knusse zitjes aan de waterkant en huizen die met de voorzijde naar het diep gekeerd staan. Want dáár gebeurde het. Nu glijden er plezierbootjes en kano’s langs, vroeger waren het schuiten volgeladen met suikerbieten of koeien op weg naar de veemarkt. De maren, waar het Mensingeweersterloopdiep er een van is, zijn natuurlijke stroomgangen die ooit met de Waddenzee in verbinding stonden. Maar Groningen kende het Ommelander Landrecht: al het land dat tegen het stuk zeedijk van een boer aanslibde mocht hij als zijn eigendom beschouwen. Zodra een stuk aangeslibd land groot genoeg was werd het ingepolderd en kwam er verder naar het noorden een nieuwe zeedijk. Sindsdien vinden de maren een roemloos einde tegen dijken die inmiddels kilometers ver van het Wad liggen. De Eenrumermaar loopt op de kade dood, de Pieterbuurstermaar achter het Zeehondencentrum, de Molenrijgstermaar op de weg van Kloosterburen naar Wehe-den-Hoorn. Overal zijn kleine haventjes en altijd moet je keren. Maar de maren zijn juweeltjes. Geen stukje gaat rechtuit en haast moet je er niet hebben, maar hoe mooi is het om te varen tussen metershoog riet aan beide kanten. Soms priemt er een kerktoren of boerderijdak hoog bovenuit.

MILJONAIRS

Ook Usquert kent zijn eigen maar, de Usquerdermaar. Ook hier een haventje, ook hier aanlegmogelijkheden en kanosteigers. De vruchtbare kleigrond die de boeren op de zee hadden gewonnen, legde hen geen windeieren. In de jaren twintig van de vorige eeuw waren twaalf Usquerder boeren miljonair. De garnalenvissers van het dorp hadden hun haven aan de rand van de Waddenzee, bij de sluis van de Noordpolder: Noordpolderzijl. Nu ligt er hooguit nog een enkele platbodem aan de hoge kade. Het uitzicht over het Wad is onveranderd en ook café ‘t Zielhoes is nog altijd een populaire bestemming.

DE VIS IS NOOIT VERTROKKEN

Met de afsluiting van de Lauwerszee verkaste de Zoutkamper vissersvloot naar Lauwersoog. De inwoners waren bang dat hun dorp ten dode was opgeschreven. Het tegendeel gebeurde. In de haven liggen nog steeds kotters, bij sommige kun je inschepen en een stukje meevaren, de vishandels aan de kade serveren de beste vis en het Visserijmuseum heeft de deuren wijd en gastvrij openstaan. De vis is nooit vertrokken uit Zoutkamp en rond de haven heerst ‘s zomers een gezellige drukte.

DE VIS IS NOOIT VERTROKKEN UIT ZOUTKAMP EN ROND DE HAVEN HEERST ‘S ZOMERS EEN GEZELLIGE SFEER

HAVENS VAN DE TOEKOMST

De Eemshaven is de grootste zeehaven van Noord-Nederland. De eerste klant, in 1976, was rederij AG Ems die een passagiersdienst naar Borkum opzette. Nog altijd is de Eemshaven vertrekpunt voor iedereen die naar dit Duitse eiland wil. De haven was bedoeld voor chemische en olie-industrie, maar ontwikkelde zich tot een centrum van logistieke activiteit en energiecentrales. Tegenwoordig is het een belangrijke aanvoerhaven van materialen en personeel voor de aanleg van windmolenparken op zee. Een haven vol felgekleurde kotters, een visafslag, populaire visrestaurants, de veerboot naar Schiermonnikoog, uitzicht óp Schiermonnikoog... de grote haven van Lauwersoog is een populair uitstapje waar altijd bedrijvigheid is. Een deel van die bedrijvigheid speelt zich nu nog achter de schermen af, maar van Lauwersoog horen we de komende jaren vast meer. Een aantal bedrijven is hard op weg van deze haven een groene haven te maken, met schepen die varen op het duurzame en milieuvriendelijke waterstof.

This article is from: