3 minute read

ONTDEK DE MOLENS IN WADDENLAND

Tekst: Johan van Dijk

Windenergie speelt een grote rol in Waddenland. De grote windturbines in de Eemshaven zijn daar een prachtig voorbeeld van. Maar gaan we iets verder terug in de geschiedenis dan zijn het de stoere industrie- en poldermolens die de vorm van het landschap hebben bepaald. En dat nog steeds doen. Met twintig historische windmolens is de gemeente Het Hogeland de meest ‘molenrijke’ gemeente in de provincie Groningen. Vrijwel alle molens zijn onder normale omstandigheden met regelmaat te bezoeken. Tijd voor een kleine ontdekkingstocht op het gebied van Hogelandster molens!

Advertisement

DE MEEST BIJZONDERE MOLEN?

Van welke kant je Waddenland ook binnenkomt, al snel passeer je een van de twintig molens die de gemeente nog rijk is. Honderden jaren zorgden de molens dat de polders op peil werden gehouden en dat het verbouwde graan geschikt werd gemaakt voor menselijke consumptie. Iedere molen is daarbij uniek op zijn eigen manier. Anne Wieringa uit Winsum is met zijn bedrijf Wieringa molenbouwadvies verantwoordelijk voor de coördinatie van het onderhoud van de meeste molens in Noord-Groningen. De bouwkundige volgde ooit de opleiding tot vrijwillig molenaar en heeft uiteindelijk van zijn hobby zijn werk kunnen maken. “Als je mij vraagt welke molen in Waddenland voor mij de meest bijzondere is, dan zeg ik direct de Eva in Usquert. Deze molen werd oorspronkelijk als poldermolen gebouwd in Bedum, het dorp waar in ben geboren en getogen. In 1818 werd de molen verplaatst naar Usquert en als koren- en pelmolen in gebruik genomen. Na een grote brand in 1890 volgde het volgende jaar herbouw van de molen en daarbij werd gelijk de technische vernieuwing van zelfzwichting en zelfkruiing aangebracht. Dat maakt deze molen voor mij zo uniek.”

IERDERE MOLEN IS UNIEK OP ZIJN EIGEN MANIER

HISTORISCH EN EIGENTIJDS

Unieke molens kent de gemeente Het Hogeland overigens genoeg, wat dat betreft is de Eva geen uitzondering. De Aeolus in Adorp, die op dit moment wordt gerestaureerd, speelde ooit een rol in de ontwikkeling van de energieopwekking met ouderwetse windmolens. Even verderop in Klein Wetsinge staat De Wetsinger die nog in de Tweede Wereldoorlog van een moderne nieuwe inrichting werd voorzien en een soort van kleine fabriek op windkracht werd. Na een grote restauratie is deze molen een aantal jaren geleden weer door een beroepsmolenaar in gebruik genomen. Alle andere molens in het gebied worden draaiende gehouden door vrijwillige molenaars. De Goliath in de Eemshaven bijvoorbeeld. Deze molen is door de tijd als het ware ingehaald: als kleine dappere waker staat de toch wel forse poldermolen tussen de gigantische windturbines in het landschap. Maar ook op een andere eigentijdse manier kunnen de molens beleefd worden. Een kopje koffie of thee op het terras onder de draaiende wieken van de Hollands Welvaart in Mensingeweer of slapen op een van de zolders van molen Hunsingo in Onderdendam. Zo is iedere Hogelandster molen uniek op zijn eigen manier. Neem als de wieken draaien of de vlag wappert dan ook zeker eens een kijkje!

ZELFZWICHTING

‘Ergens voor zwichten’ is een bekende uitdrukking in de Nederlandse taal. Het woord vindt zijn oorsprong in de molenwereld: zwichten is het verminderen van zeil op de wieken om op die manier bij toenemende wind de molen in bedwang te kunnen houden. In de 18de eeuw werd in Engeland voor het eerst een systeem ontwikkeld dat we nu kennen als zelfzwichting. De zeilen zijn daarbij vervangen door kleppen op de wieken in plaats van zeilen. Deze kunnen tijdens het draaien worden bediend zodat de molen een gelijkmatige snelheid behoudt. De David (de kleinste zaagmolen van Nederland!), die tegenwoordig in Openluchtmuseum Het Hoogeland in Warffum staat, is in 1890 door molenmakers Bremer en Kremer gebouwd om dit systeem ook in Nederland te introduceren. En met succes: in 1891 werd de herbouwde koren- en pelmolen Eva in Usquert uitgerust met dit systeem. Nog steeds zijn veel molens met zelfzwichting op Het Hogeland te vinden.

DE PELMOLEN

In de tweede helft van de negentiende eeuw werd in de meeste delen van de provincie Groningen volop gerst verbouwd. Dit voedzame graan werd veel gegeten in de vorm van gortepap. Maar gerst kan niet zomaar als gort gegeten worden. Daarvoor moet eerst het harde vlies van de korrel worden verwijderd. Dit kan met pelstenen: zware zandstenen die heel snel ronddraaien en de korrel tegen een blik (een soort van rasp) slingeren zodat het harde vlies wordt afgepeld. Een ander proces dus dan de twee maalstenen waartussen de graankorrels fijn worden gemalen. De meeste korenmolens in Waddenland hebben dan ook twee van deze pelstenen en worden dan ook wel pelmolen genoemd.

This article is from: