13 minute read

CANDY DULFER

Let’s Talk

About Sax

Advertisement

Optreden met wereldsterren als Prince, Pink Floyd en David Stewart; Candy Dulfer heeft het gedaan. De saxofoniste is zelfs te horen op een plaat van Aretha Franklin. Jazz zit in haar bloed; geërfd van vader Hans Dulfer, de gerespecteerde jazz-saxofonist. Ook moeder Inge, geliefd door Prince, speelt een essentiële rol in haar carrière. Candy vindt zichzelf niet interessant, maar de documentaire Candy, waarin ze ook het belang van haar familie wil benadrukken, bewijst het tegendeel. GW sprak met de wereldberoemde saxofoniste.

oe zou je Candy omschrijven?

Het klinkt misschien een beetje ordinair, maar technisch gezien is het een vorm van reality-tv. Ik word de gehele dag gevolgd, maar er zitten geen scenes in waarin ik op een stoel een indringend gesprek voer. Een portret van iemand zonder iets te zeggen. De nadruk ligt op lichaamstaal en blikken. Dat doe ik ook in de muziek. Je speelt saxofoon en dan gebruik je in principe geen woorden, maar wat je overbrengt wordt wel duidelijk ontvangen. Candy laat door middel van beelden zien wie ik ben en wat ik doe. Regisseuse Carin Goeijers heeft die essentie goed gevangen.

Familie en vooral jouw vader speelt een aanzienlijke rol in de documentaire. Is het een hommage aan hem?

Dat zeg je heel goed. Mijn vader zou al lang een portret moeten hebben. Hans heeft veel gedaan en hij wordt nu ook oud. Ik zou graag willen dat hij een documentaire krijgt, maar hij wijst iedereen altijd af. Hans vindt het te veel gedoe en dat is het ook, de hele dag mensen om je heen en achter je aan hebben lopen. Het is best heftig. Zelf wilde ik het ook niet en had het bijna afgewezen. Uiteindelijk ben ik toch met Carin op een terras gaan zitten. Tijdens ons gesprek werd ik even emotioneel, want de reden dat ik akkoord ben gegaan is omdat ik eigenlijk vind dat er een documentaire over mijn ouders moet komen. Dat ze op deze manier toch een klein beetje onsterfelijk worden.

Jullie band komt goed naar voren. Veelzeggend is de scene waarin Hans en jij een discussie hebben vlak voordat jullie het podium opgaan.

De scene die je net beschreef, vind ik heel grappig om te zien en dat kun je alleen maar doen als je een hele goede relatie hebt. Natuurlijk hebben we heus wel eens onze dingen gehad, maar die warme band gaat nooit verloren. Ik ben enig kind van heel beschermende ouders, dus we hebben een rare, maar mooie relatie. Ik vraag me soms wel eens af of het wel normaal is; drieënvijftig jaar (lacht) en zo close zijn met jouw ouders. Maar mensen zijn er juist soms jaloers op, al romantiseren ze het spelen met mijn vader op het podium misschien wel eens te veel: ‘Oh, zo lief die vader en dochter’, maar zij zien de discussies niet die we vlak van te voren hebben: ‘Neehee, dat moet je in die maat doen.’

Uiteindelijk verloopt alles soepel.

Zo gaat het altijd, het gaat nooit mis. Dat hoort bij artiesten die op het punt staan om op te treden. Als je een serieuze artiest bent, moet je altijd honderd procent uit jezelf halen, je moet er vol ingaan. Maar soms maak je je ook te veel zorgen. Dat doet mijn vader ook. Die zegt al twintig jaar elke dag: ‘Ik kan niet meer spelen.’ Hans is nu tweeentachtig en hij speelt nog steeds iedereen naar huis.

Perfectionisme, de angst dat het mis kan gaan.

Onze fans onthouden nooit wat briljant was op dat moment. Het gaat altijd om de sfeer en indruk, maar dat is ook de kracht van mijn vader en mij. Het

“ik vind eigenlijk dat er een documentaire over mijn ouders moet komen.”

mooie aan muziek is het ontdekken van iets nieuws en, ik geloof niet in God, het goddelijke in mensen horen. Mijn vader en ik zijn zeker geen perfecte spelers, maar wij creëren een sfeer en dat blijft mensen bij.

Waarom nu een documentaire?

Ze wilden me nu ‘capturen’, want ik zit nu op een bepaald punt in mijn leven. Ik was negenenveertig toen ik begon met de docu en dan zit je als vrouw op een soort van scheiding. Je hoort niet meer bij de jongeren, je wordt een senior die mensen dingen te vertellen heeft. Grappig, want ik voel me absoluut niet zo oud, in mijn hoofd ben ik nog veertien. Maar dan hoor je van een band, waarvan je vindt dat ze er vrij oud uitzien: ‘We zijn opgegroeid met jouw muziek.’ (lacht) Dat zijn de momenten die iedereen gaat meemaken, dus dat wilde de documentairemaker laten zien. Hoe ga je om met het feit dat jouw vruchtbare leeftijd -achteraf bleek ik nooit vruchtbaar te zijn geweest- achter je ligt. Eerlijk gezegd zou ik dit twintig jaar geleden helemaal niet gezegd hebben, juist omdat ik mijn privacy wilde beschermen. Je moet natuurlijk wel een grens trekken, maar het is stiekem wel goed om te laten zien aan mensen.

Een boodschap.

Ja. Hopen dat mensen er wat aan hebben. Dat ik zeg: ik ben kinderloos, maar dat is uiteindelijk goed gekomen. Er kan weer geluk op je pad komen. Het is niet zo dat het trauma je hele leven blijft, men moet weten dat je het kan verwerken. Als je het maar niet wegstopt. Dat is ook een functie van muziek, het is uitspugen wat je in je hebt. Het klinkt vies, maar het moet eruit. Af en toe wil je het ook niet, zit ik liever met een boekje bij de kachel, maar dan moet je naar Den Bosch of Polen. Uiteindelijk zie ik dat het een positief effect heeft op anderen en daardoor ook op

mezelf. Ik heb gelukkig veel mensen in mijn omgeving bij wie ik terecht kan, dat heeft niet iedereen. Dan heb ik ook nog het publiek bij wie ik mijn laatste dingen eruit kan gooien. Dat is de kern van het geluk van mijn bestaan. Dat zie je ook in de documentaire. ‘What you see is what you get.’ Mensen vergeten vaak dat ieder huisje zijn kruisje heeft.

In Candy maken zowel Hans als jij je zorgen over de Dulfer nalatenschap. Deze documentaire is een bijdrage hieraan?

“Ik heb gelukkig veel mensen in mijn omgeving bij wie ik terecht kan, dat heeft niet iedereen.”

Ja. Graag zou ik willen dat mijn vader meer in beeld komt; mensen weten niet dat hij aan de wieg van veel dingen heeft gestaan. Maatschappelijke en muzikale ontwikkelingen die hij voor het eerst in Nederland heeft geïntroduceerd en waar grote programma’s en evenementen uit voort zijn gekomen. Hij voelt zich niet miskend, maar het zou leuk zijn als iemand dat nog een keer belicht.

Zonde als dat verloren gaat.

Dat is zo, maar veel van hem zit weer in mij, dus dat wordt wel doorgegeven. Het enige dat ik nog erg vind aan het feit dat ik geen kinderen kan krijgen, is dat die lijn niet doorgaat. Ook voor mijn moeder hoor, die is net zo bijzonder. Dat het van Hans stopt, dat vond ik heel erg moeilijk. Die pijn zie je ook in de documentaire.

Prince komt veelvuldig in beeld, hoe denk je terug aan hem?

Heel bijzonder. Toen hij nog leefde was ik heel privé over alles wat ik met hem meemaakte. Hij was een goed voorbeeld van een genie met een imperfect leven. Prince stond zo in contrast met mij. Daarom trokken we ook naar elkaar toe. Voor hem was ik een tegenpool in alles: ik was wit, kwam uit Europa, was een meisje en reisde rond met mijn gezellige en wilde moeder die nooit gekke dingen of drugs deed. Prince vond dat uitermate intrigerend. Mijn moeder mocht alles én altijd aanwezig zijn. ‘Mom stays’ zei hij dan. Daarnaast een

muzikant als vader die er voor me was. In tegenstelling tot zijn muzikantenvader. Prince deed me realiseren hoe goed ik het had, want voor mij was het heel normaal. Hij wist natuurlijk hoe snel de situatie kon omslaan. Verder maakte hij me bewust van mijn familienaam, dat je daar trots op moet zijn en dat je die lijn in ere moet houden. Heel bijzonder. Het enige waar we dan ‘ruzie’ over hadden was over harmonie. ‘Harmonie is gevaarlijk’. Prince had wel gelijk, want harmonie maakt kalm en belegen en misschien slechte kunst, maar we zochten samen naar de balans. Die heeft hij helaas niet helemaal gevonden, maar (lacht) ik misschien ook niet. Dankzij hem heb ik geleerd

om me niet zomaar ergens bij neer te leggen. Daarnaast hoef je ook niet met iedereen ruzie te maken om dan ’s avonds weer helemaal alleen briljant te zijn op het podium met het publiek als je enige vriend, die niet echt je vriend is. Ik vind het vervelend als het rock ‘n rol verhaal zo in ere wordt gehouden, dat mensen ongelukkig moeten zijn om mooie kunst te kunnen maken.

Met wie was jouw meest memorabele samenwerking en welke is er helaas nooit van gekomen?

Ik denk toch Prince, maar ook Maceo Parker. Dat is iemand die minder beroemd is, maar mijn grootste held qua saxofoon. Ik heb inmiddels al honderdduizend keren met hem gespeeld en het is een van mijn beste vrienden geworden, een soort mentor. Dat is voor mij net zo memorabel, maar Prince heeft natuurlijk ook nog die glans, omdat hij gewoon de Mozart of Beethoven van onze generatie was. Wat me nooit is gelukt, maar wat ik ook nooit had gedacht dat het ooit zou gebeuren, is bijvoorbeeld Miles Davis. Dat is net zo’n idool voor mij als Prince, hij was ook zo’n vernieuwer. Na zijn dood heb wel ik gehoord dat hij een plaat van mij had en mij goed vond: dat is natuurlijk ongelooflijk! Graag zou ik een mooie saxofoonsolo voor D’Angelo willen spelen.

Wat vind je de beste saxsolo in een popsong ooit?

De mooiste vind ik Sonny Rollins bij Waiting on a Friend van de Rolling Stones. Juist omdat het zo bijzonder is dat de grootste rockband samenspeelt met de iconische, meest intelligente jazzsaxofonist. Jazz en pop waren twee verschillende werelden. Hans en ik hebben altijd geloofd dat het allemaal samen kan. Die samensmelting is juist belangrijk en dat is ook mijn

“Prince deed me realiseren hoe goed ik het had, want voor mij was het heel normaal.”

hele levensdoel. Grootheden als Sonny Rollins en Miles Davis vonden dat ook. Het is precies wat het moet zijn; de grootste rockers die eigenlijk maar vier akkoorden kunnen spelen -maar daar zo goed in zijn- en dan samenwerken met de Einstein van zijn muziekgenre. Dat werkt, omdat soul, de ziel, en liefde universeel is en dat komt zo goed samen in dat nummer.

Hoe zou jij het typische geluid van een saxofoon omschrijven?

Je hebt verschillende saxofoons en ook veel verschillende geluiden. Zelf speel ik alt, dat is wat hoger, maar ik vind maar weinig altsaxofonisten lekker klinken. Het is een kleinere sax en daardoor kun je je overblazen; het wordt dan een irritant geluid. Het instrument is imperfect, want het is altijd vals en je moet het bijsturen. Het karakter van de saxofoon is gelijk aan de menselijke stem; tenor is een lagere, warme mannelijke stem en daar voel ik mijzelf beter bij. De saxofoon is eigenlijk de menselijke stem, maar dan zonder woorden. Daarom trekt het mensen ook zo aan. Een saxofoon is hout, een beetje metaal, maar het is voornamelijk hout of riet waar ik op speel. Mijn adem en eigen stemgeluid zitten er ook in, dat maakt die sound. Het gebruik van de adem brengt het heel erg dichtbij de mens en het kan degene daardoor gewoon in extase brengen. Dat is bijzonder, het raakt een snaar.

In Candy geef je aan dat live spelen voor jou een bestaansrecht is.

Dat klinkt stom, maar iedereen is op zoek naar de zin van het leven en jouw plaats in het universum. (lacht) Men wil niet onopgemerkt doodgaan. Dat is altijd universeel geweest. Je wilt dat je iets hebt betekend. Het is niet alleen maar een ego ding. Ego is sowieso niet alleen maar negatief, want hoe kan ik hier nou zijn en zuurstof opslokken, kan ik ook nog wat betekenen voor andere mensen? Daar worstelen we allemaal mee, maar in de coronatijd kwam dat heel duidelijk naar voren.

Ben je toen tot nieuwe inzichten gekomen?

De realisatie kwam dat de man en kinderen naast je het nog steeds leuk met je vinden, ook al is er niet elke avond een leuk uitje. Dat wist ik natuurlijk wel. Daarna kwam er weer een gat; moet ik wat anders gaan doen qua werk? Het was vrij onbeduidend, want er gingen letterlijk mensen dood. Toen werd ik boos: ik kan wel interieurdesigner worden, maar waar blijven dan de passie en de jaren die ik in mijn muziek heb gestopt?! Die innerlijke strijd werd steeds naarder, ik kreeg er geen antwoord op. Uiteindelijk ben ik begonnen met radio maken. Verder heb ik geleerd om mijn eigen muziek op te nemen. Normaal gesproken deed ik dat in de studio, maar nu vanuit mijn slaapkamer. Ik kan gewoon mijn saxofoonmuziek opnemen en naar Nile Rodgers (gitarist CHIC, red) sturen en het klinkt beter dan ooit.

Wat is eigenlijk het geheim van uren saxofoon spelen: kwestie van trainen, wangspierkracht en techniek? En hoe ging dat tijdens COVID?

Dat is het in het ideale geval zeker. Dat heet embouchure. Dat is erg belangrijk voor blazers. Net als met sport: als je de kracht ervoor hebt, dan wordt de uitvoering preciezer. Wanneer je een reeks van dertig noten doet, wil je dat het allerlaatste nootje er ook mooi

“De saxofoon is eigenlijk de menselijke stem, maar dan zonder woorden.”

uitkomt. Die kracht ervoor is heel belangrijk en die train je door veel te studeren en achter elkaar te spelen. Dat blijft lang goed, maar je moet er wel wat voor doen. Dat was ook het engste van COVID: je kan wel elke dag oefenen, maar we wisten nooit of we ooit weer muziek mochten maken en dus ging die drive helemaal weg. Daar had ik het best vaak met Hans over, maar daar konden we bijna niet over spreken; het was te emotioneel. Er zat voor ons gewoon te veel verdriet achter. Maar wat blijkt, het is net als fietsen. Het spiergeheugen is ook weer goed, maar het kostte me wel drie maanden. Mensen merken dat niet, maar ik wel en was blij als ik het tijdens een optreden helemaal tot het einde had volgehouden en het precies ging zoals ik het wilde.

Piano: Steinway. Gitaar: Gibson. Viool: Stradivarius. Wat is het equi-

valent bij saxofoons? De Stradivarius onder de saxofoons is het Franse merk Selmer. Het verschilt per soort instrument; tenor of alt. De Selmer Mark VI, nummer zes, is hét collector’s item. Na de jaren zestig werden ze niet meer gemaakt. Saxofoons werden daarna op een andere manier geproduceerd, niet meer met de hand en van ander materiaal. Niemand weet wat het geheim is, dus iedereen wil die sax! Ik heb er één gehad en was er helemaal gek van, ik wilde alleen maar op die spelen. Toen er iemand van Amsterdam Winds naar mij toe kwam met de vraag of ik op hun prototype sax wilde spelen, was ik sceptisch, want ik had al talloze van dat soort aanbiedingen gehad. Echter, na dat weekend heb ik het instrument nooit meer teruggegeven. Het is nu mijn favoriete sax. Mijn oude Selmer durf ik niet weg te doen, dat is te emotioneel, maar ik kan er niet meer op spelen.

Documentaire ‘Candy’ is vanaf 15 december 2022 in de bioscopen te zien.

This article is from: