4 minute read

Hänsel und Gretel bij de Nederlandse Reisopera

NEDERLANDSE REISOPERA

HÄNSEL UND GRETEL

Advertisement

Door Ingrid Bosman

Hij wil het publiek met opgewekt gemoed naar huis sturen. Optimisme voert de boventoon in de sprookjesopera Hänsel und Gretel van regisseur Paul Carr, om de simpele reden dat de wereld vaak al zwart genoeg is.

Het zou Tsjernobyl kunnen zijn, na de kernramp van 1986. Of een van de steden in Syrië, verwoest door oorlogsgeweld. Maar evengoed een onbestemde plek in de toekomst, “na weer een desastreuze domme actie van de mensheid”, zoals regisseur Paul Carr het omschrijft. Feit is dat de wereld uiteen is gevallen en de mensen die er nog zijn, op zichzelf zijn aangewezen. Tegen die achtergrond plaatst Carr het appartementenblok waar Hans en Grietje met hun ouders proberen te overleven. “Ze zijn de enigen die zijn achtergebleven in deze geïmplodeerde omgeving.”

De bejubelde serie Chernobyl, te zien op Netflix, was een van zijn inspiratiebronnen, vertelt Carr. Hij dubde wat langer over een alternatief voor het bos, waarin Hans en Grietje op het huis van de heks stuiten. Totdat ontwerper Gary Mc Cann (decor en kostuums) in Berlijn stuitte op het Spreepark, een voormalig pretpark uit de tijd van de DDR, dat verloederd en wel wacht op een nieuwe bestemming als culturele broedplaats.

Zodoende verdwalen Hans en Grietje op hun zoektocht naar eten nu in een verlaten attractiepark. Paul Carr: “Ze vallen in slaap in een zwanenboot. En worden ook gewekt door zwanen in plaats van engelen.” Hij verheugt zich op het kussengevecht dat hij voor de kinderen in petto heeft: “Dat wordt echt magisch.” Ook de heks houdt geen domicilie in een uit koek en snoep opgetrokken huis, zoals in het sprookje. Ze lokt Hans en Grietje naar binnen in een van de in onbruik geraakte attracties.

Belangrijker nog dan tijd en plaats is voor Paul Carr de sfeer die hij neerzet in deze sprookjesopera voor iedereen vanaf twaalf jaar. Ja, erkent hij, onder de ontelbare versies van dit sprookje zijn ook de donkere verhalen talrijk. En de gebroeders Grimm hadden bij het schrijven van het oorspronkelijke verhaal ook al geen boodschap aan tere (kinder)zieltjes. Maar luister naar de muziek die Engelbert Humperdinck voor zijn operaversie schreef, bekend en geliefd vanwege de volksmuziek die erin doorklinkt, en je weet volgens Carr dat er in die partituur geen greintje kwaad schuilt. “De muziek stijgt ver uit boven dit op zichzelf nogal simpele verhaal. Je wordt zelf ook opgetild, en dat is louter levensversterkend.”

Zo’n ontsnappingsroute kunnen we wel gebruiken, vindt de regisseur, in barre tijden als deze. “Als ik alleen al naar Engeland kijk, mijn eigen vaderland, dat zo’n vreselijk oord is geworden. Polarisatie en conflict vieren hoogtij. Dus ja, dit is puur escapisme. Ik wil een avontuur laten zien, een reis met hoopvolle energie als brandstof.” Zelfs de heks werkt met haar groteske verschijning en optreden eerder op de lachspieren dan dat ze angst aanjaagt. “Natuurlijk hoort ze een beetje eng te zijn, maar dat is hier eerder tongue-in-cheek. Deze heks heeft veel weg van een burleske artiest; ze zou in het circus kunnen werken. In wezen heeft ze geen slecht karakter.”

Dat geldt in de visie van Carr ook voor de stiefmoeder van Hans en Grietje. Daarbij laat hij zich eveneens leiden door de muziek, “die geen enkele aanleiding geeft haar van boosaardigheid te verdenken.” De familiegeschiedenis wordt verbeeld door middel van projecties. “We zien het gezin ook in de tijd dat de moeder nog leefde, die Hans en Grietje

‘Ergens vol voor gaan, niet opgeven, dan overleef je veel’

zich amper herinneren. Maar op het toneel zijn de kinderen en hun ouders nooit samen, behalve in de allerlaatste scène.” Zo wordt des te sterker voelbaar dat Hans en Grietje het samen moeten zien te rooien. Waar het om draait, verklaart Carr, is de vraag wat je doet wanneer je door het leven op de proef wordt gesteld. “De sleutel is hier volharding en elkaar blijven vasthouden. Daardoor overwint het goede.” We mogen het gerust breder zien, wat Carr betreft, want dat doet hij zelf ook. “Het is een levenshouding die mij wel aanspreekt. Ergens vol voor gaan, niet opgeven, je niet door negatieve energie van de wijs laten brengen. Dan overleef je veel.”

De muziek biedt de ingang naar de oorspronkelijke emotionele lading van deze opera, aldus Carr. “Richard Strauss dirigeerde in 1893 de première, waarna Mahler het in 1894 nog eens dunnetjes over deed. In het weelderige, het romantische van de muziek hoor je ze allebei terug. De volop aanwezige dansritmes vrágen om dans, die er dus ook in zit. Er wordt in dit verhaal veel gedold, gespeeld en gedanst.”

Met kinderlijke onschuld heeft dat volgens Paul Carr niet zoveel uit te staan. Hans en Grietje zijn pubers, staan net voor de overgang naar volwassenheid. En als de regisseur iets heeft geleerd, zeker nu hij zich voor deze opera in hun wereld heeft verplaatst, is het dat kinderen en jongeren heel bewust in het leven staan. “Veel alerter en bewuster in elk geval dan mijn generatie toen die jong was. Ze weten al op veel jongere leeftijd wat er te koop is in de wereld, kennen het bestaan van goed en kwaad. Dat betekent ook dat je kinderen niet als kinderen kunt behandelen. Hoe directer je ze benadert, hoe beter je ze bereikt.”

Hij doet er z’n voordeel mee bij deze opera, waarin het kinderkoor van de Nederlandse Reisopera een fors en soms ook lastig aandeel heeft. “Vooral aan het slot hebben ze een heel moeilijke scène. Maar het mooie van kinderen is: als je ze een idee aanreikt, absorberen ze het en zetten het naar hun hand.” Bovendien weet Carr zich verzekerd van de steun van Alicia Frost als bewegingsregisseur. “Zij is fantastisch met kinderen.” Bovenal helpt het kinderkoor om weg te blijven van wat hij ‘operatesk drama’ noemt. “Hoe eerlijker, levendiger en jeugdiger dit verhaal wordt gebracht, hoe groter het effect.”

HÄNSEL UND GRETEL 30 SEPTEMBER T/M 5 NOVEMBER REISOPERA.NL

This article is from: