11 minute read

n Saint-Émilion en Saint-Émilion Grand Cru

andere uit Pomerol en Saint-Émilion) is de kwaliteit van de wijnen gestegen. Oorspronkelijk werd de productie gedomineerd door de plaatselijke cave coopérative Cellier des Côtes de Francs. Inmiddels opereert menig producent zelfstandig. Niettemin is Cellier des Côtes de Francs, in 2000 gefuseerd met de coöperatie van Castillon in Gardegan, nog altijd een belangrijke producent.

Rode wijnen van Côtes de Bordeaux-Francs kunnen zijn samengesteld uit de gebruikelijke zes Bordeauxrassen, maar carmenère en petit verdot mogen, als cépages accessoires, hoogstens 15 procent van de blend uitmaken. Cabernet sauvignon en cabernet franc spelen in Francs een grotere rol dan in het iets koelere Castillon. Het basisrendement is 52 hl/ha. Het minimale natuurlijke alcoholgehalte bedraagt wettelijk 11,5 procent. De rode wijnen van Côtes de Bordeaux-Francs krijgen een opvoeding mee tot minstens 15 maart van het jaar na de oogst. De droge witte wijnen worden gemaakt van hoofdzakelijk sauvignon blanc, sauvignon gris, sémillon en muscadelle. Als aanvullende rassen worden colombard en ugni blanc gebruikt. Het basisrendement is hoger dan voor rode Côtes de Bordeaux-Francs, namelijk 62 hl/ha. Het natuurlijke alcoholgehalte is minimaal 10,5 procent. Het restzoetgehalte is 4 gr/l of minder.

Advertisement

Er wordt in Côtes de Bordeaux-Francs ook een kleine hoeveelheid liquoreus wit geproduceerd. Dit wijntype wordt besproken op blz. 114 van dit hoofdstuk.

n Saint-Émilion en Saint-Émilion Grand Cru Al in de Gallo-Romeinse tijd was er wijnbouw rond Saint-Émilion. De wijngaarden van SaintÉmilion beginnen direct aan de oostelijke grens van het stadje. Het wijngaardareaal van 5.400 ha strekt zich uit over negen gemeenten, waarvan Saint-Émilion verreweg de grootste is. In een akte uit 1289 (!) staan deze negen gemeenten al genoemd als behorende tot het wijngebied van SaintÉmilion. Daarnaast zijn er vier gemeenten (‘satellieten’) die de naam Saint-Émilion mogen gebruiken in combinatie met hun eigen gemeentenaam. De meeste producenten in Saint-Émilion zijn klein. De coöperatie van Saint-Émilion, de Union des Producteurs de Saint-Émilion, is ambitieus en levert bijna een kwart van de productie. De plaatselijke wijnbroederschap, Jurade de Saint-Émilion, is een van de oudste wijnbroederschappen van Frankrijk. De appellation Saint-Émilion werd in 1936officieelerkend.

In het verleden telde Saint-Émilion vier appellations: Saint-Émilion, Saint-Émilion Grand Cru, SaintÉmilion Grand Cru Classé en Saint-Émilion Premier Grand Cru Classé. Sinds 1984 zijn er nog maar tweeofficiëleherkomstbenamingen:Saint-ÉmilionenSaint-ÉmilionGrandCru.Deproductiegebieden van AOP Saint-Émilion en AOP Saint-Émilion Grand Cru zijn identiek. Ook de toegestane druivenrassen zijn hetzelfde: cabernet sauvignon, cabernet franc, carmenère, malbec en merlot zijn de basisrassen, met petit verdot als aanvullend ras (tot maximaal 10 procent van de assemblage). De plantdichtheid is voor beide appellations 5.500 stokken per hectare. De verschillen tussen Saint-Émilion en Saint-Émilion Grand Cru zitten hem onder andere in het minimale natuurlijke alcoholpercentage, het toegestane rendement en de opvoeding van de wijnen. Voor Saint-Émilion Grand Cru geldt een minimaal natuurlijk alcoholgehalte van 11,5 procent (in plaats van 11 procent voor Saint-Émilion),

Saint-Émilion

een basisrendement van 46 hl/ha (in plaats van 53 hl/ha voor Saint-Émilion) en een verplichte opvoeding tot minstens 1 februari van het tweede jaar na het oogstjaar (in plaats van tot minstens 31 maart van het eerste jaar na de oogst voor Saint-Émilion). Opmerkelijk genoeg valt meer dan de helft van de wijnen uit Saint-Émilion onder de appellation Saint-Émilion Grand Cru.

De wijnen van Saint-Émilion hebben in het algemeen een goede kleur en zijn soepel, vlezig en stevig. Ze worden wel de Bourgognes van de Bordeaux genoemd. De merlot en cabernet franc, die in Saint-Émilion de aanplant domineren, dragen in hoge mate bij aan het karakter van de wijnen. Merlot is met ruim 60 procent van het wijngaardareaal de belangrijkste druif van Saint-Émilion. Op kalkrijke bodems staat vooral cabernet franc aangeplant. Cabernet sauvignon maakt slechts 10 procent uit van de aangeplante druivenrassen.

Saint-Émilion is voor de toerist zeer aantrekkelijk. In 1999 is Saint-Émilion door de UNESCO op de lijst van Werelderfgoederen geplaatst. De status van Werelderfgoed geldt niet alleen voor het stadje maar ook voor de omliggende wijngaarden en hun chateaus. Het 13e-eeuwse stadje is één groot monument. Zo is er de beroemde église monolithe, een kerk die helemaal is uitgehouwen uit zacht kalksteen. Onder het stadje is een labyrint uitgehouwen van 200 kilometer aan gangen, galerijen en groeven. De kalksteenblokken zijn gebruikt voor de bouw van Saint-Émilion. Ook een deel van Libourne en het Grand Théâtre van Bordeaux zijn opgetrokken uit kalksteen van deze groeven. Veel groeven zijn nu in gebruik als kelders.

Saint-Émilion is voor de toerist zeer aantrekkelijk. In 1999 is Saint-Émilion door de UNESCO op de lijst van Werelderfgoederen geplaatst. De status van Werelderfgoed geldt niet alleen voor het stadje maar ook voor de omliggende wijngaarden en hun chateaus. Het 13 stadje is één groot monument. Zo is er de beroemde église monolithe, een kerk die helemaal is uitgehouwen uit zacht kalksteen. Onder het stadje is een labyrint uitgehouwen van 200 kilometer aan gangen, galerijen en groeven. De kalksteenblokken zijn gebruikt voor de bouw van Saint-Émilion. Ook een deel van Libourne en het Grand Théâtre van Bordeaux zijn opgetrokken uit kalksteen van deze groeven. Veel groeven zijn nu in gebruik als kelders.

Wijngaard in Saint-Émilion

Saint-Émilion is als wijnbouwgebied zeer complex en kent een grote variatie aan bodemsoorten. Globaal kan men spreken van twee terreinen: de côtes beneden Saint-Émilion en het kiezelhoudende kalkplateau ten oosten en westen van het stadje. De beste bodems zijn de bodems die de watertoevoer naar de wijnstok beperken.

De bodem van de AOP’s Saint-Émilion en Saint-Émilion Grand Cru laat zich als volgt indelen: • Het plateau van hard kalksteen: Dit plateau van calcaire à astéries, midden in het wijngebied, is afgedekt met een dun laagje kleiige kalkgrond of kleiige zandgrond. Het kalksteen is afkomstig van oude zeesterren (astéries). Hierop bevinden zich onder andere de chateaus Beau-Séjour

Bécot, Bélair-Monange, Canon, Clos Fourtet, Pavie Decesse, Pavie Macquin en Tertre Daugay.

Hetporeuzekalksteenbeperktdewateropnamevandedruivenstok,watdewijnenfijnetannine en een zekere frisheid geeft. • Het plateau graveleux: Dit plateau in het noordwesten van het gebied, grenzend aan Pomerol, ligt gescheiden van het kalkplateau door een breed zanddepot, waarvan het zand door de wind is aangevoerd. We zien er lichte glooiingen van kiezel, vergelijkbaar met die in de Médoc. De kiezels uit het Massif Central zijn hier in het quartair neergelegd via de rivier de Isle. De bodem is door de kiezels relatief warm. De ondergrond bestaat uit calcaire à astéries. Hier treffen we onder meer de wijngaarden aan van Cheval Blanc, Figeac, La Dominique en La Tour Figeac. • De hellingen (côtes) en voet van de hellingen (pieds de côtes): Dit zijn de heuvelruggen die de vallei van de Dordogne afsluiten en die de verbinding vormen tussen het dal en het plateau. De hellingen liggen op het zuiden. De bovenlaag is kleirijke kalkgrond en de onderbodem bestaat uit zachte kalksteen met klei, molasse du Fronsadais genoemd. Hier liggen onder andere de

chateaus Ausone, Beauséjour, Pavie en een deel van Fonplégade, Fonroque en La Gaffelière. De heuvels hebben volgens sommigen de beste ondergrond van Saint-Émilion. De merlot geeft hier grootse wijnen. Cabernet sauvignon wordt hier door wijnbouwers weinig gebruikt, omdat deze op de kalkhellingen niet makkelijk rijp wordt. De voet van de hellingen bestaat uit veel zand en weinig kalk, met voor een deel de chateaus Angélus, Canon-la-Gaffelière, Clos des Jacobins, La Gaffelière en Grand Mayne. Kwalitatief hebben de côtes meer potentieel dan de voet van de côtes. • De zandbodems: Deze bodems in het noordwesten van het gebied hebben dezelfde geologische oorsprong als het kiezelplateau (het quartair), maar ze bezitten geen kiezels of stenen. Wij vinden hier de wijngaarden van onder andere de chateaus Corbin, Croque-Michotte en Larmande. • De kleiige kiezelbodems van recente geologische oorsprong: Dit zijn vruchtbare alluviale bodems, neergelegd door de Dordogne. We vinden ze in de vlakte ten zuiden van de Route

Nationale. Ze bestaan uit veel zand, een beetje kiezel en af en toe wat klei. Hier komen geen grote wijnen vandaan.

Een uitgebreide studie uit 1989 van prof. Kees van Leeuwen, verbonden aan de Universiteit van Bordeaux, heeft laten zien dat het merendeel van de grands crus classés is te vinden op drie soorten bodems: • de kalk- en magnesiumhoudende bodems van het plateau en de klei- en kalkhoudende côtes; • de kiezelbodems in het (noord)westen van het plateau bij Figeac en Cheval Blanc, richting

Pomerol; • de uit het quartair stammende zandbodems.

Met ingang van de oogst 2014 is er een strengere kwaliteitscontrole op de botteling van wijnen van AOP Saint-Émilion Grand Cru, met instemming van de Conseil des Vins de SaintÉmilion. De reden hiervoor is dat de botteling van een kleine twintig procent van de fl essen doorgaans niet optimaal wordt uitgevoerd, wat invloed heeft op het rijpingspotentieel van de wijnen en dus de reputatie van de appellation. De bedoeling is dat de wijnen door een onafhankelijke instantie (Quali-Bordeaux) op twee momenten worden geproefd: vlak na de botteling en na vijf jaar. Lang niet alle producenten stemden in met deze strengere regel, onder meer omdat het plan voor de producent omgerekend 16 euro per hectare kost.

Met ingang van de oogst 2014 is er een strengere kwaliteitscontrole op de botteling van wijnen van AOP Saint-Émilion Grand Cru, met instemming van de Conseil des Vins de SaintÉmilion. De reden hiervoor is dat de botteling van een kleine twintig procent van de fl essen doorgaans niet optimaal wordt uitgevoerd, wat invloed heeft op het rijpingspotentieel van de wijnen en dus de reputatie van de appellation. De bedoeling is dat de wijnen door een onafhankelijke instantie (Quali-Bordeaux) op twee momenten worden geproefd: vlak na de botteling en na vijf jaar. Lang niet alle producenten stemden in met deze strengere regel, onder meer omdat het plan voor de producent omgerekend 16 euro per hectare kost.

De verschillende terroirs leveren verschillende wijntypes op. De wijnen van de heuvel en de hellingen zijn stevig en hebben tijd nodig. Na een lange rijping tonen ze een prachtige fi nesse. De wijnen van de voet van de hellingen zijn iets minder stevig en iets lichter, maar ze bezitten een breed en verfi jnd boeket. Na tien tot vijftien jaar ouderen hebben ze evenwel de neiging om uit te drogen. De wijnen van het terras, dat uit kalksteen, zand en klei bestaat en overgaat in glooiingen met kiezel, zijn vlezig, krachtig en toch verfi jnd, vergelijkbaar met de beste Pomerols. De wijnen van de lager gelegen zandgronden (in het noordwesten) en van de recenter neergelegde kleiige kiezelbodems in het dal van de Dordogne zijn lichter en soepeler dan de wijnen van het plateau of de hellingen. Zij

kunnen vaak al jong worden gedronken. Deze laatste wijnen hebben, op enkele goede uitzonderingen na, de basisappellation Saint-Émilion. Het probleem van de warme, zandige bodems is dat de druiven soms door hittestress in de zomer hun rijping niet succesvol kunnen afronden.

Ondanks hun kwaliteit en bekendheid zijn de wijnen van Saint-Émilion niet opgenomen in de classificatievan1855.EenverklaringhiervoorzoukunnenzijndatdewijnenvanSaint-Émilion indertijd werden verhandeld door négociants in Libourne, terwijl de wijnen uit de Médoc en Sauternes werden verhandeld door de handelshuizen in Bordeaux. Een verklaring zit ook in het feit dat de Libournais tot 1910 geen lokale Kamer van Koophandel had om de belangen van wijnen uit de streek te behartigen. Om dit ‘onrecht’ ongedaan te maken werd in 1954 door het lokale syndicat viticole besloten tot een eigen klassement. Het klassement van Saint-Émilion is niet statisch, zoals dat van 1855; elke tien jaar wordt de indeling geëvalueerd en kan het klassement gewijzigd worden. Het klassement van Saint-Émilion kent twee categorieën: premier grand cru classé en grand cru classé. Binnen de categorie premier grand cru classé geeft de aanduiding ‘A’ de absolute top aan. Het bijzondere aan het klassement is dat het een onderdeel vormt van het systeem van de wettelijke herkomstbenaming. De aanduidingen grand cru classé en premier grand cru classé maken deel uit van het cahier des charges van AOP Saint-Émilion Grand Cru. Alleen wijngoederen die wijnen produceren volgens de productievoorwaarden van AOP Saint-Émilion Grand Cru kunnen opgenomen worden in het klassement. Een wijngoed dat recht heeft op de appellation Saint-Émilion Grand Cruisoverigensnietperdefinitieopgenomeninhetklassement.Hetisnietdeappellationwet,die bepaalt of een wijngoed grand cru classé of premier grand cru classé is, maar de tienjaarlijkse classificatie.

Bij de eerste verschijning van het klassement, in 1958, waren er 12 premiers grands crus classés aangewezen (waaronder Ausone en Cheval Blanc met de A-status) en 63 grands crus classés. De tweede keer, in 1969, waren er 12 premiers grands crus classés en 72 grands crus classés. Rond 1979 had men het geheel weer moeten herzien, maar als gevolg van bureaucratisch geruzie werd het nieuwe klassement pas eind 1984 naar buiten gebracht. Bij deze gelegenheid telde het klassement 11 premiers grands crus classés en 63 grands crus classés. In 1984 werd, uit vrees voor ‘uitholling’ van het klassement, in het reglement van het INAO opgenomen dat het totale aantal vermeldingen maximaal 90 mag zijn. In 1996 werd een nieuw klassement bekendgemaakt, het vierde in de reeks. Deze versie kende 13 premiers grands crus classés en 55 grands crus classés. In de laatste categorie was dus nogal geschift.

In 2006 werd het klassement opnieuw geactualiseerd. In juli 2008 werd dit klassement echter door de rechtbank nietig verklaard. Het daarop volgende beroep werd in oktober 2008 niet ontvankelijk verklaard. Daarmee bleef het klassement uit 1996 van kracht. Domeinen die in de versie van 2006 gepromoveerd waren, mochten evenwel hun nieuwe status op het etiket vermelden. Sinds 2009 hebben het oude en nieuwe klassement (van 1996 en 2006) als ‘compromis’ naast elkaar bestaan. Eind november 2010 kwam er een doorbraak in de impasse: het INAO bereikte overeenstemming

This article is from: