
7 minute read
9.3 Bodem
uitbraak van de phylloxera ruim 50.000 ha met wijngaarden beplant. Nu is daar nog maar 6.500 ha van over. Het herstel was moeilijk, evenals in andere delen van Frankrijk; ook de Bourgogne werd geconfronteerd met de gevolgen van de Frans-Duitse Oorlog, de Eerste Wereldoorlog, de crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog.
De twintigste eeuw was voor Bourgondische wijnbouwers tot in de jaren zeventig een moeilijke tijd. De afzet was niet groot en de trek naar de stad heeft ertoe geleid dat in het gebied weinig economische groei was. In Meursault bijvoorbeeld lag in 1939 drie kwart van de wijngaarden braak. Pas in de jaren vijftig werd de herbeplanting van de akkers daar weer systematisch ter hand genomen. Maar vervolgens lagen de kelders van de wijnbouwers in Meursault tot het eind van de jaren zestig vol met voorraden, doordat er amper vraag was naar de wijnen. Met andere Bourgognewijnen was het niet anders. Het gemengd agrarisch bedrijf was heel gewoon, want veel wijnboeren moesten hun brood verdienen met andere zaken dan wijn. Pas vanaf het midden van de jaren zeventig van de twintigste eeuw verbeterde de situatie in de Bourgondische wijnbouw. De huidige rijkdom van sommige producenten is dus van betrekkelijk recente datum. Vosne-Romanée was in 1970 nog geen ‘Mercedes City’!
Advertisement
De Bourgogne biedt op gastronomisch gebied meer dan alleen wijnbouw. Kippen uit Bresse en runderen uit de Charolais zijn bekende producten uit de streek. Ook kaas wordt in de Bourgogne gemaakt, zoals Époisses. Deze producten hebben alle een eigen appellation. Bij Époisses smaken witte Bourgognes van chardonnay overigens uitstekend.
9.3 Bodem
De wijngaarden van Bourgogne liggen over een groot gebied verspreid. De wijngaarden liggen voornamelijk in een smalle strook, die van Chablis zuidwaarts loopt tot de dorpen rond Mâcon. De wijngaarden van de Bourgogne zijn verspreid over drie departementen: Yonne, Côte d’Or en Saône-et-Loire. Het bekendst is het wijnbouwgebied Côte d’Or, een smalle strook wijngaarden op een heuvelrug, die zich vanaf Dijon over zo’n 50 kilometer uitstrekt naar het zuiden en zuidwesten.
De Bourgogne kunnen we verdelen in een aantal districten en subdistricten. Van noord naar zuid onderscheiden we: • Basse-Bourgogne, met onder andere Auxerre, Chablis, Épineuil, Irancy, Saint-Bris en Vézelay; • Côte d’Or, onderverdeeld in Côte de Nuits en Côte de Beaune, met in het achterland Hautes
Côtes de Nuits en Hautes Côtes de Beaune; • Côte Chalonnaise; • Côtes du Mâconnais (meestal simpelweg Mâconnais genoemd).
Massifs primaires (oudste gebergten) Régions immergées à l’ère secondaire (gebieden onder water tijdens het secondaire tijdperk) Zones plissées à l’ère tertiaire (‘jongere’ gebergten, gevormd in het tertiaire tijdperk)

Belangrijkste breuklijnen in Frankrijk
De afstand van Chablis tot Mâcon is hemelsbreed ongeveer 200 kilometer. Dat is aanzienlijk. De verschillen in bodem en klimaat kunnen in de Bourgogne dan ook groot zijn. De bodems van de Bourgogne hebben grofweg gemeen dat de moederrots uit het geologische tijdperk Jura stamt, 160 tot 200 miljoen jaar geleden. Er is een grote lokale variëteit, maar in de basis is deze moederrots kalkrijk. Kalk vinden we voornamelijk in Chablis, de Côte d’Or en op sommige plaatsen in de Côte Chalonnaise en de Mâconnais.
In een zeer ver verleden bestond Frankrijk uit een paar granietmassieven in het noordoosten (Ardennen en Vogezen), in het westen (Bretagne) en in het Centraal Massief. De rest van Frankrijk was grotendeels zee. De zee aan de noordoostzijde van het Centraal Massief staat bekend als het Bassin Parisien. Basse-Bourgogne, met als centrum Chablis, lag aan de zuidoostelijke rand van dit Bassin. Toen de zee zich terugtrok, bleef op een aantal plaatsen een dikke laag fossielen achter van prehistorische schelpdieren (in het bijzonder oesters) en ammonieten (verwant aan inktvissen). In de loop der tijd is hierdoor een mergelbodem ontstaan, die zeer rijk is aan vette kalk. Deze bodem, circa 180 miljoen jaar oud, wordt kimmeridge of kimméridgien genoemd, naar het dorpje Kimmeridge in het Zuid-Engelse graafschap Dorset. De bodem is wat de Fransen argilo-calcaire noemen, een mengeling van kalksteen en klei. De ondergrond van kimmeridgekalk kent een goede drainage, ondanks het hoge kleigehalte. Het kimmeridge is geologisch jonger dan het kalksteen van de Côte de Nuits en Côte de Beaune. Waar het kimmeridge dicht onder de toplaag zit en zich met de toplaag heeft vermengd, vinden we de beste wijngaarden van Chablis. De chardonnay gedijt bijzonder goed op de kleiachtige kalkgrond van Chablis en omgeving.
Ook ten oosten van het Centraal Massief bestond een zee, bekend als het Bassin Rhodanien. Bij het ontstaan van het Alpenmassief, ongeveer 60 miljoen jaar geleden, kwam de bodem van het Bassin Rhodanien omhoog en trok het water zich terug. Wat achterbleef was een dikke laag fossielen van alles wat in die zee had geleefd, zoals babyoesters en zeeanemonen. Tegelijkertijd met het ontstaan van de Alpen implodeerde de bodem in het grensgebied van het Centraal Massief en het Bassin Rhodanien. Door het wegzakken van de bodem in dit grensgebied zijn er allerlei reusachtige breuklijnen (failles) ontstaan. Twee van die grote breuklijnen bevinden zich op de plaatsen waar we nu de wijngaarden van de Côte de Nuits en Côte de Beaune vinden. De ondergrond van de Côte d’Or bevat vooral verschillende soorten kalk, maar de heuvelrug bevat ook ander gesteente. Het neergevallen en afgebrokkelde puingesteente wordt éboulis genoemd.
De heuvelrug van de Côte d’Or is beroemd vanwege zijn kwalitatief hoogstaande wijnen, maar niet op alle plaatsen is de bodem even geschikt voor de verbouw van druiven. De wijngaarden liggen op steile hellingen van 150 tot 400 meter boven zeeniveau. Op de toppen van de hellingen is de bovenlaag van de bodem te arm en in de vlakte te vruchtbaar om wijnen van hoge kwaliteit te produceren. Boven aan de hellingen bevinden zich soms smalle stroken met wijngaarden van gemeenteappellations, die lichte wijnen opleveren. De bodems die zich lager op de hellingen bevinden, zijn vaak vruchtbaarder dan het oergesteente, doordat ze meer jonge grond bevatten. In de vlakte staan vooral pinot noir en chardonnay aangeplant voor de productie van generieke wijnen als Bourgogne Blanc en Bourgogne Rouge. Waar het terrein begint te stijgen, beginnen de wijngaarden van de gemeenteappellations. Hier is de afwatering beter en is de bodem minder vruchtbaar, wat voor een hogere kwaliteit wijnen zorgt. Hoger op de hellingen maakt klei plaats voor een steniger bovenlaag. Daar vindt men de wijngaarden van nog betere kwaliteit. De ligging ten opzichte van de zon is hoger op de hellingen aanzienlijk beter. De meeste premiercru- en grand-cruwijngaarden liggen op een hoogte van 250 à 300 meter boven de zeespiegel, halverwege de côte.
Zuidelijker nemen de breuklijnen andere vormen aan. Daar liggen de wijngaarden van de Côte Chalonnaise en de Mâconnais. De breuklijnen in dit gebied lopen van noord naar zuid. Door voortgaande erosie zijn er op talrijke punten weer andere breuklijnen ontstaan. Deze lopen vaak oost-west. Op de randen van de grote breuken is veel erosiemateriaal neergelegd.
De bodem in de Côte Chalonnaise bestaat voornamelijk uit mergel en kalksteen met een bovenlaag van klei en zand. De kalkstenen ondergrond lijkt op die van de Côte d’Or en is een voortzetting van de basis van kalksteen in de Côte de Beaune. De wijngaarden liggen verspreid in het gebied, omdat er niet één doorlopende heuvelwand is. Het landschap van de Côte Chalonnaise is dus afwisselender dan dat van de Côte d’Or.
In de Mâconnais ligt een aantal minder grote, noord-zuid lopende breuklijnen naast elkaar. In de valleien zijn de bergruggen soms vrij steil en liggen ze parallel aan elkaar. Tussen deze bergruggen zijn verschillende vormen van landbouw te vinden. De kalkstenen bodem heeft vaak

De imposante rots van Vergisson, ongeveer 10 kilometer ten westen van Mâcon
een toplaag die mergel bevat. De kalkhellingen zijn zeer geschikt voor de teelt van chardonnay. Ook toplagen met klei en zand, vermengd met kiezels en vuursteen, komen voor. Waar graniet en zand in de bodem zitten, gedijt de gamay beter dan de chardonnay. In het zuidelijke deel van de Mâconnais bevinden zich een paar zeer steile rotswanden, ontstaan door breuken. Gesteentelagen van verschillende dikte liggen hier op elkaar. Erosie heeft ze hun huidige vorm gegeven: een steile façade aan de ene zijde eneen geleidelijk aflopende andere zijde. Ze kunnen reiken tot bijna 500 meter hoogte. In de geologie worden deze steilwandige reliëfvormen cuesta’s genoemd. Aan de voet van deze kalkrijke rotsen liggen sommige van de mooiste wijngaarden van het district: die van de gemeenten Vergisson en Solutré-Pouilly.
In de hele Bourgogne, van Dijon tot voorbij Mâcon, vinden wij een groot aantal heuvelruggen. Hier en daar worden de hellingen doorbroken door kloven of valleien, zogenaamde combes. In de beste gevallen zijn de hellingen op het oosten gelegen, zoals in de Côte de Nuits, of op het oostzuidoosten, zoals in de Côte de Beaune. De hellingen worden gevormd door kalksteen. In de Côte de Nuits is het kalksteen afkomstig uit een ouder geologisch tijdperk dan in de Côte de Beaune en ten zuiden daarvan. Bovendien vinden we in de Côte de Nuits in de toplaag veel leem. Op de zuidelijker gelegen hellingen vinden we op veel plaatsen behalve leem ook mergel.