3 minute read

25.4 Klimaat

Next Article
Klimaat

Klimaat

lijnen gesteenten, stollingsgesteenten (zoals graniet en basalt) en metamorfe vormen daarvan (zie hoofdstuk 2). Deze basisgesteenten worden ook wel Urgestein genoemd. Waar de hellingen steil zijn, zijn de bodems dun, zuur en zeer arm. Lager op de hellingen worden de bodems dieper en rijker, met meer klei, kiezels en löss.

In Wenen, Burgenland en Steiermark bestaan de basisbodems vooral uit afzettingen van een oude zee, een oude binnenzee en de vroegere loop van de Donau. In veel delen van Burgenland bestaan de bodems uit kalkrijk zand en kiezels. Vooral rond de Neusiedler See bevat de bodem veel zand. In sommige delen van Burgenland bestaan de bodems uit kleirijke leem en lokaal soms uit schist/gneis en kalksteen, zoals in Leithaberg (zie blz. 33). Eisenberg staat bekend om zijn sterk ijzerhoudende leembodems met leisteen. Ook de wijngaarden van Steiermark liggen doorgaans op afzettingen. Deze afzettingen zijn zeer gevarieerd. Uniek zijn de vulkanische gesteenten in het zuidoosten van Steiermark (Vulkanland Steiermark). In Südsteiermark is kalksteen een typisch kenmerk.

Advertisement

25.4Klimaat

De Oostenrijkse wijngebieden liggen grotendeels tussen de 47e en 49e breedtegraad, ter hoogte van het noordelijke deel van de Bourgogne en het zuidelijke deel van de Champagne. Het klimaat in Oostenrijk is hoofdzakelijk continentaal. De winters kunnen zeer streng zijn; in de meeste wijnregio’s ligt de gemiddelde wintertemperatuur net boven het vriespunt. In het late voorjaar kan vorst in alle wijnregio’s een gevaar zijn en op plekken met weinig wind is wintervorst soms een risico. In de zomer is het in de Oostenrijkse wijnbouwgebieden zonniger en warmer dan in veel wijngebieden van Noordwest-Europa, maar het is er niet zo warm als in de landen met een mediterraan klimaat. De wijnen zijn daardoor meestal wat rijper, voller en krachtiger dan Duitse wijnen en aromatischer dan Italiaanse.

De wijnbouwgebieden van Oostenrijk behoren tot EU-klimaatzone B, net als Baden in Duitsland en de Elzas in Frankrijk. De drie belangrijkste invloeden op het klimaat van de Oostenrijkse wijngebieden zijn de koele lucht uit het noorden, het warme Pannonische klimaat uit het oosten (continentaal van karakter) en het gematigde, mediterrane klimaat uit het zuiden. Hoewel de onderlinge afstanden tussen de diverse wijngebieden vrij klein zijn, bestaan er opmerkelijk grote verschillen in mesoklimaten. Wenen vormt als het ware het scharnierpunt. Ten westen en noorden van Wenen is nog enigszins sprake van maritieme, Atlantische invloed, maar ten zuiden en oosten ervan domineert het continentale, Pannonische steppeklimaat.

De gemiddelde jaartemperatuur in Retz, in het noorden van het Weinviertel, ligt bijna een graad lager dan die in Eisenstadt in Burgenland, ten westen van de Neusiedler See. Ook de jaarlijkse regenval verschilt aanzienlijk, met een gemiddelde van 495 mm in Retz en 746 mm in Eisenstadt. Binnen het Weinviertel ziet men dit verschil in neerslag ook: in het oosten, langs de rivier March,

TERUG NAAR INHOUD 

Intrede van de winter in Thallern, Kremstal

is het vochtiger dan rond Retz. Het zonnigste en warmste klimaat heeft Burgenland, met gemiddeld zo’n 2.000 zonuren per jaar. Burgenland heeft duidelijk een continentaal klimaat. In de zomer kan het in Burgenland 33 °C zijn en in de winter -12 °C. Van de wijngebieden in Niederösterreich is Thermenregion het warmst, mede door de aanwezigheid van beschuttende heuvels en de Weense bossen in het noorden. De wijnen uit Carnuntum, Thermenregion en Burgenland zijn als gevolg van de warme Pannonische winden over het algemeen relatief vol. Doordat de wijngaarden van Steiermark vrij hoog liggen en in het gebied relatief veel regen valt (900 à 1.000 mm per jaar) hebben de wijnen uit Steiermark over het algemeen meer zuren en minder alcohol dan andere Oostenrijkse wijnen.

Binnen de afzonderlijke gebieden bestaan soms grote verschillen in groeicondities. De ligging ten opzichte van de Donau, bodemkenmerken, warme winden van de Pannonische vlakte in Burgenland en koude lucht uit het noorden kunnen van grote invloed zijn. Dit kan ertoe leiden dat in de ene wijngaard irrigatie noodzakelijk is en in de andere niet. Op de terrassen van de Wachau bijvoorbeeld is vaak irrigatie nodig vanwege de karige en stenige, ondiepe bodems (met slechts een dunne laag vruchtbare aarde) en een relatief beperkte regenval. Een belangrijk gegeven is dat wijngaarden dicht bij de Donau vaak van de warme Pannonische winden profiteren, die vanuit het oosten door het Donaudal en de dalen van de zijrivieren blazen.

 TERUG NAAR INHOUD

This article is from: