lijnen gesteenten, stollingsgesteenten (zoals graniet en basalt) en metamorfe vormen daarvan (zie hoofdstuk 2). Deze basisgesteenten worden ook wel Urgestein genoemd. Waar de hellingen steil
zijn, zijn de bodems dun, zuur en zeer arm. Lager op de hellingen worden de bodems dieper en rijker, met meer klei, kiezels en löss.
In Wenen, Burgenland en Steiermark bestaan de basisbodems vooral uit afzettingen van een
oude zee, een oude binnenzee en de vroegere loop van de Donau. In veel delen van Burgenland bestaan de bodems uit kalkrijk zand en kiezels. Vooral rond de Neusiedler See bevat de bodem
veel zand. In sommige delen van Burgenland bestaan de bodems uit kleirijke leem en lokaal soms uit schist/gneis en kalksteen, zoals in Leithaberg (zie blz. 33). Eisenberg staat bekend om zijn
sterk ijzerhoudende leembodems met leisteen. Ook de wijngaarden van Steiermark liggen door-
gaans op afzettingen. Deze afzettingen zijn zeer gevarieerd. Uniek zijn de vulkanische gesteenten in het zuidoosten van Steiermark (Vulkanland Steiermark). In Südsteiermark is kalksteen een typisch kenmerk.
25.4 Klimaat De Oostenrijkse wijngebieden liggen grotendeels tussen de 47e en 49e breedtegraad, ter hoogte
van het noordelijke deel van de Bourgogne en het zuidelijke deel van de Champagne. Het klimaat in Oostenrijk is hoofdzakelijk continentaal. De winters kunnen zeer streng zijn; in de meeste wijn-
regio’s ligt de gemiddelde wintertemperatuur net boven het vriespunt. In het late voorjaar kan vorst in alle wijnregio’s een gevaar zijn en op plekken met weinig wind is wintervorst soms een risico.
In de zomer is het in de Oostenrijkse wijnbouwgebieden zonniger en warmer dan in veel wijnge-
bieden van Noordwest-Europa, maar het is er niet zo warm als in de landen met een mediterraan klimaat. De wijnen zijn daardoor meestal wat rijper, voller en krachtiger dan Duitse wijnen en aromatischer dan Italiaanse.
De wijnbouwgebieden van Oostenrijk behoren tot EU-klimaatzone B, net als Baden in Duitsland
en de Elzas in Frankrijk. De drie belangrijkste invloeden op het klimaat van de Oostenrijkse wijn-
gebieden zijn de koele lucht uit het noorden, het warme Pannonische klimaat uit het oosten (continentaal van karakter) en het gematigde, mediterrane klimaat uit het zuiden. Hoewel de onderlinge
afstanden tussen de diverse wijngebieden vrij klein zijn, bestaan er opmerkelijk grote verschillen in mesoklimaten. Wenen vormt als het ware het scharnierpunt. Ten westen en noorden van Wenen is nog enigszins sprake van maritieme, Atlantische invloed, maar ten zuiden en oosten ervan domineert het continentale, Pannonische steppeklimaat.
De gemiddelde jaartemperatuur in Retz, in het noorden van het Weinviertel, ligt bijna een graad lager dan die in Eisenstadt in Burgenland, ten westen van de Neusiedler See. Ook de jaarlijkse
regenval verschilt aanzienlijk, met een gemiddelde van 495 mm in Retz en 746 mm in Eisenstadt. Binnen het Weinviertel ziet men dit verschil in neerslag ook: in het oosten, langs de rivier March,
TERUG NAAR INHOUD
16
Hoofdstuk 25 - Oostenrijk (2022-2023)