[11 Juni 1867. 5 e Jaargang.]
(SUPPL. N o . 14).
DE GRACIEUSE.
Prijs per 3 maanden ƒ 1,27 5 .
111
26 Juni 1867.
Prijs per 3/m. met Album ƒ 2,17 5 .
(5e JAARGANG).
Afb. No. 1. KIELTJE voor knaapjes van 3―5 jaar (met knippatr.). ― 2, 3 en 43. PALETOT voor meisjes van 7―9 jaar (met knippatr.). ― 4 en 42. TALMA met een capuchon voor meisjes van 6―8 jaar (met knippatr.). ― 5 en 6. SCHORTJE met schouderreepen voor meisjes van 5―7 jaar (met knippatr.). ― 7. KLEEDJE van grijs linnen voor meisjes van 6―8 jaar (met knippatr.). ― 8. STRIK van satijn (met knippatr.). ― 9. STANDER met zakjes om meel, gort enz. te bewaren. ― 10. GEBREIDE SLOBKOUS voor kinderen van 1―2 jaar. ―11. OVERTREK voor fauteuils. ― 12. GEBREIDE RUIT voor bed- of wiegedekens, antimacassers enz. ― 13 en 14. HOEKEN voor zakdoeken. ― 15 en 16. DOORLOOPENDE PATRONEN. Wit borduurwerk. ― 17 en 18. LINNENZAKJE om onder het werekn frivolité, gehaakte kant, garen enz. te bewaren. ― 19. TASCHJE om kleine handwerken te bewaren. ― 20. ALPHABET. Wit borduurwerk. 21. ZOMERKAPER (met knippatr.). ― 22 en 23. ZOMERHOEDEN. ― 24. MANTILLE met echarpes en een garnituur met patten (met knippatr.). ― 25. MANTILLE met echarpes en een gepunt garnituur (met knippatr.). ― 26 en 27. MANTILLE voor meer bejaarde dames (met knippatr.). ―28, 29 en 35. PALETOT voor meer bejaarde dames (met borduurpatr.). ― 30. BREEDE CEINTUUR met een schoot (met knippatr.). ― 31. CEINTUUR met patten (met knippatr.). ― 32―34. PALETOT “Arabella” (met borduurpatr.). ― 36 en 37. HANDSCHOEN om bij het strijken te gebruiken (met knippatr.). ― 38. GEHAAKT KLEEDJE om strijkijzers op af te vegen. ― 39 en 40. CEINTUUR met een strik (met knippatr.). ― 41. BORDUURPATROON ter versiering van blousen, robes enz. ― 44. GEPUNT GARNITUUR voor paletots, talma’s enz. ― 45. BORDUURPATROON (rand) voor Fig. 1. SCHORTJE ― 2. HELFT v. h. stukje. ― een tafelkleed, portières enz. ― 46 en 47. KNOOPEN voor dassen. ― 48 en 49. RANDEN van gevlochten koord en haakwerk met franje. ― 50 en 51. JAQUETTE voor meer bejaarde dames (met 3. RAND. ― 4. ZAKJE voor het schortje. ― 5 en 6. MUTSJE op neteldoek. ― 7. HOEK voor een knippatr.). ― DE KNIPPATRONEN BIJ DE AFBEELDINzakdoek. ― 8. HELFT v. d. kraag. ― 9. MANCHETTE. ― 10. HELFT v. d. kraag. ― 11. MANo GEN N . 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 21, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 36, 37, 39, 40, 50 en 51. CHETTE. ― 12. BAKERKUSSEN. ― 13. CHEMISETTE. ― 14. PATROON. ― 15 en 16. RANDEN.
Kieltje voor knaapjes van 3―5 jaar. o
Afb. N . 1. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, fig. 36―39. Dit kieltje van wit en zwart gestreept wollen barège is met shirting gevoerd, volgens de afbeelding met schuine reepen van de bovenstof en een blauw taffen biesje gegarneerd, en wordt van voren met vlakke parelmoeren knoopen dichtgemaakt. Men vervaardigt het naar fig. 36 tot 39 en knipt uit bovenstof en voering naar fig. 36 de beide voorstukken naar fig. 37 en 38 den rug en den kraag elk langs de dunne lijn in het midden aaneen, en rekent bij den rug en de voorstukken aan den onderrand op een omslag 4 d. br., verder knipt men naar fig. 39 twee gedeelten voor elke mouw. Als men de voorstukken met knoopen en knoopsgaten heeft voorzien, dan zet men ze volgens de overeenstemmende cijfers aan den rug, zoomt de boo van 7―9 jaar. Voorzijde. venstof aan den onderrand in en N . 2. Paletot voor meisjes Hierbij afb. No. 43. Knippatr. keerz. v. h. o legt er het garnituur op. Dit Supplem. N . XI fig. 30―35. wordt vervaardigd van een schuinen reep der bovenstof 2½d. breed en een biesje van blauwe taf, op dezelfde wijze als bij het garnituur afb. No. 52 op bladz. 92 van dezen jaargang beschreven is. Vervolgens zet men het kraagje, met een ingeregen koordje geboord volgens de overeenstemmende cijfers op den kiel en voegt er de mouwen, in overeenstemming met den kiel en volgens de afbeelding met twee schuine reepen en met knoopen gegarneerd in. De ceintuur bestaat uit een schuinen reep der stof ongeveer 5 d. breed, met stijf gaas en met voering voorzien, in de rondte met een reepje blauw taf geboord; zij wordt met haken en oogen dichtgemaakt, en dit bedekt met een rozet, op dezelfde wijze samengesteld.
Paletot voor meisjes van 7―9 jaar. Afb. No. 2, 3 en 43. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. X, fig. 30―35.
gladde lijn op fig. 30 opgenaaid, daarna de mouw, vooraf vervaardigd, waarvan alleen de bovenste helft met het voorgeteekende garnituur wordt versierd er in gezet. Voor de capuchon verbindt men eerst de beide gedeelten van de revers naar fig. 35 geknipt van 17 tot 18 en van 18 tot 19, legt er zooals dit is voorgeteekend het garnituur op, vormt in den bovenrand van de revers de plooien door elk kruis op het naastaanzijnde punt te hechten en naait daarna de revers van 19 tot 20 aan de binnenzijde op den bodem van de capuchon fig. 34; langs de voorgeteekende gepunte lijn moet de revers omgevouwen liggen. Het garnituur van de capuNo. 1. Kieltje voor knaapjes van 3―5 jaar. chon wordt voltooid met er volgens Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, fig. 36―39. de afbeelding een knoop op iedere plooi en eenige kwastjes op te hechten. Zij wordt met een ingeregen koordje er tusschen, volgens de overeenstemmende cijfers op den paletot gezet. Eenige lussen van veterband tegelijk met de knoopen bevestigd, dienen om o N . 3. Paletot voor meisjes van 7―9 jaar. den paletot dicht te maken. Achterzijde.
Talma met een capuchon voor meisjes van 6―8 jaar. Afb. No. 4 en 42. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, fig. 27―29.
No. 4. Talma met een capuchin voor meisjes van 6―8 jaar. Hierbij afb. No. 42. Knippatr. keerzijde v. h. Suppl. No. IX fig. 27―29.
De talma is vervaardigd van wit piqué en volgens de afbeelding met smal wit veterband alsook met festonneersteken en den p o i n t r u s s e van blauw florawol versierd; de capuchon bovendien met kleine linnen knoopjes en drie kleine kwastjes van wit en blauw. Bij het vervaardigen van de talma knipt men van piqué naar elk der fig. 27 en 28 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, naar fig. 29 twee stukken. Eerst verbindt men de beide gedeelten naar fig. 29 geknipt van 1 tot 2 en van 2 tot 3 en voert er zooals dit gedeeltelijk is voorgeteekend het gar -nituur op uit. Op afb. No. 42 dat een gedeelte van het garnituur in oorspronkelijke grootte voorstelt, kan men zien hoe dit moet geschieden. Hierna voegt men fig. 28 en 29 volgens de overeenstemmende cijfers zoodanig aan elkaar, dat de rechterzijde van de beide gedeelten naar boven komt, de revers van de capuchon fig. 29 moet langs de gepunte lijn omgevouwen liggen, dan vormt men in fig. 29 door elk kruis op punt te leggen 6 plooien, die elk met een kleine knoopje worden bevestigd. No. 5. Schortje met schouderreepen voor meisjes van 5―7 Als de kwasten voljaar. Voorzijde. Knippatr. voorzijde v. h. Suppl. gens de afNo. IV fig. 7―11. beelding aan de capuchon zijn gehecht, dan verbindt men de laatste volgens de overeenstemmende cijfers aan het uitsnijdsel van den hals met de talma waarin vooraf de schouderplooien zijn uitgevoerd en boort hem aldaar met een reepje batist. De talma wordt met haken en oogen dichtgemaakt.
Dit model een wijde paletot van wit piqué, met een capuchon en met patten voor de zakjes voorzien, is aan den onderrand in punten uitgesneden. Het Garnituur bestaat uit zwart en wit katoenen galon 1 d. br. smal wit veterband, soutache, kwasten en kleine knoopjes met linnen overtrokken. Voor het fatsoen van den paletot geven wij fig. 30―35. Bij het No. 6. Schortje met schouderreepen voor meisjes vervaardigen moet van 5―7 jaar. Achterzijde. men naar elk der fig. 30, 32 en 35 twee gelijke gedeelten knippen, naar elk der fig. 31 en 34 een gedeelte langs het midden aaneen, eindelijk naar fig. 33 twee gedeelten voor elke mouw. Als de rug en de voorstukken volgens de overeenstemmende cijfers met elkaar zijn verbonden, dan bevestigt men den afgeknipten rand naar de rechterzijde omgevouwen, in de rondte behalve aan het uitsnijdsel van den hals, door er het galon op te naaien. Het laatste is naar afb. No. 43 met festonneersteken van zwarte koordwol (andalouse wol) versierd, wederom met kleine dwarssteken van wit garen overspannen. Dit galon sluit zich aan de eene zijde aan eene rij soutache, met slingers er op genaaid aan. Het garnituur wordt langs den buitenrand, op eenigen afstand van het soutache, ingesloten door twee rijen zeer smal veterband, bovendien is elke voorrand met eene rij knoopen en met eene tweevoudige rij slingers van soutache voorzien. Hierna worden er de patten op dezelfde No. 7. Kleedje van grijs linen voor meisjes van 6―8 jaar. wijze gegarneerd, volgens de overeenstemmende cijfers en langs de Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. VI, fig. 15―21.
Schortje met schouderreepen voor meisjes van 5―7 jaar. Afb. No. 5 en 6. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IV, fig. 7―11. Dit schortje is met rijen slingers van smal rood veterband versierd. De zakjes, de ceintuur en de schouders zijn met breed rood veterband geboord, de schouders en de schoot bovendien met eene ruche (eenvoudige stolpplooien) van het breede veterband versierd. Bij het vervaardigen van