De Gracieuse - 26 June 1867

Page 1

[11 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

(SUPPL. N o . 14).

DE GRACIEUSE.

Prijs per 3 maanden ƒ 1,27 5 .

111

26 Juni 1867.

Prijs per 3/m. met Album ƒ 2,17 5 .

(5e JAARGANG).

Afb. No. 1. KIELTJE voor knaapjes van 3―5 jaar (met knippatr.). ― 2, 3 en 43. PALETOT voor meisjes van 7―9 jaar (met knippatr.). ― 4 en 42. TALMA met een capuchon voor meisjes van 6―8 jaar (met knippatr.). ― 5 en 6. SCHORTJE met schouderreepen voor meisjes van 5―7 jaar (met knippatr.). ― 7. KLEEDJE van grijs linnen voor meisjes van 6―8 jaar (met knippatr.). ― 8. STRIK van satijn (met knippatr.). ― 9. STANDER met zakjes om meel, gort enz. te bewaren. ― 10. GEBREIDE SLOBKOUS voor kinderen van 1―2 jaar. ―11. OVERTREK voor fauteuils. ― 12. GEBREIDE RUIT voor bed- of wiegedekens, antimacassers enz. ― 13 en 14. HOEKEN voor zakdoeken. ― 15 en 16. DOORLOOPENDE PATRONEN. Wit borduurwerk. ― 17 en 18. LINNENZAKJE om onder het werekn frivolité, gehaakte kant, garen enz. te bewaren. ― 19. TASCHJE om kleine handwerken te bewaren. ― 20. ALPHABET. Wit borduurwerk. 21. ZOMERKAPER (met knippatr.). ― 22 en 23. ZOMERHOEDEN. ― 24. MANTILLE met echarpes en een garnituur met patten (met knippatr.). ― 25. MANTILLE met echarpes en een gepunt garnituur (met knippatr.). ― 26 en 27. MANTILLE voor meer bejaarde dames (met knippatr.). ―28, 29 en 35. PALETOT voor meer bejaarde dames (met borduurpatr.). ― 30. BREEDE CEINTUUR met een schoot (met knippatr.). ― 31. CEINTUUR met patten (met knippatr.). ― 32―34. PALETOT “Arabella” (met borduurpatr.). ― 36 en 37. HANDSCHOEN om bij het strijken te gebruiken (met knippatr.). ― 38. GEHAAKT KLEEDJE om strijkijzers op af te vegen. ― 39 en 40. CEINTUUR met een strik (met knippatr.). ― 41. BORDUURPATROON ter versiering van blousen, robes enz. ― 44. GEPUNT GARNITUUR voor paletots, talma’s enz. ― 45. BORDUURPATROON (rand) voor Fig. 1. SCHORTJE ― 2. HELFT v. h. stukje. ― een tafelkleed, portières enz. ― 46 en 47. KNOOPEN voor dassen. ― 48 en 49. RANDEN van gevlochten koord en haakwerk met franje. ― 50 en 51. JAQUETTE voor meer bejaarde dames (met 3. RAND. ― 4. ZAKJE voor het schortje. ― 5 en 6. MUTSJE op neteldoek. ― 7. HOEK voor een knippatr.). ― DE KNIPPATRONEN BIJ DE AFBEELDINzakdoek. ― 8. HELFT v. d. kraag. ― 9. MANCHETTE. ― 10. HELFT v. d. kraag. ― 11. MANo GEN N . 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 21, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 36, 37, 39, 40, 50 en 51. CHETTE. ― 12. BAKERKUSSEN. ― 13. CHEMISETTE. ― 14. PATROON. ― 15 en 16. RANDEN.

Kieltje voor knaapjes van 3―5 jaar. o

Afb. N . 1. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, fig. 36―39. Dit kieltje van wit en zwart gestreept wollen barège is met shirting gevoerd, volgens de afbeelding met schuine reepen van de bovenstof en een blauw taffen biesje gegarneerd, en wordt van voren met vlakke parelmoeren knoopen dichtgemaakt. Men vervaardigt het naar fig. 36 tot 39 en knipt uit bovenstof en voering naar fig. 36 de beide voorstukken naar fig. 37 en 38 den rug en den kraag elk langs de dunne lijn in het midden aaneen, en rekent bij den rug en de voorstukken aan den onderrand op een omslag 4 d. br., verder knipt men naar fig. 39 twee gedeelten voor elke mouw. Als men de voorstukken met knoopen en knoopsgaten heeft voorzien, dan zet men ze volgens de overeenstemmende cijfers aan den rug, zoomt de boo van 7―9 jaar. Voorzijde. venstof aan den onderrand in en N . 2. Paletot voor meisjes Hierbij afb. No. 43. Knippatr. keerz. v. h. o legt er het garnituur op. Dit Supplem. N . XI fig. 30―35. wordt vervaardigd van een schuinen reep der bovenstof 2½d. breed en een biesje van blauwe taf, op dezelfde wijze als bij het garnituur afb. No. 52 op bladz. 92 van dezen jaargang beschreven is. Vervolgens zet men het kraagje, met een ingeregen koordje geboord volgens de overeenstemmende cijfers op den kiel en voegt er de mouwen, in overeenstemming met den kiel en volgens de afbeelding met twee schuine reepen en met knoopen gegarneerd in. De ceintuur bestaat uit een schuinen reep der stof ongeveer 5 d. breed, met stijf gaas en met voering voorzien, in de rondte met een reepje blauw taf geboord; zij wordt met haken en oogen dichtgemaakt, en dit bedekt met een rozet, op dezelfde wijze samengesteld.

Paletot voor meisjes van 7―9 jaar. Afb. No. 2, 3 en 43. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. X, fig. 30―35.

gladde lijn op fig. 30 opgenaaid, daarna de mouw, vooraf vervaardigd, waarvan alleen de bovenste helft met het voorgeteekende garnituur wordt versierd er in gezet. Voor de capuchon verbindt men eerst de beide gedeelten van de revers naar fig. 35 geknipt van 17 tot 18 en van 18 tot 19, legt er zooals dit is voorgeteekend het garnituur op, vormt in den bovenrand van de revers de plooien door elk kruis op het naastaanzijnde punt te hechten en naait daarna de revers van 19 tot 20 aan de binnenzijde op den bodem van de capuchon fig. 34; langs de voorgeteekende gepunte lijn moet de revers omgevouwen liggen. Het garnituur van de capuNo. 1. Kieltje voor knaapjes van 3―5 jaar. chon wordt voltooid met er volgens Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XI, fig. 36―39. de afbeelding een knoop op iedere plooi en eenige kwastjes op te hechten. Zij wordt met een ingeregen koordje er tusschen, volgens de overeenstemmende cijfers op den paletot gezet. Eenige lussen van veterband tegelijk met de knoopen bevestigd, dienen om o N . 3. Paletot voor meisjes van 7―9 jaar. den paletot dicht te maken. Achterzijde.

Talma met een capuchon voor meisjes van 6―8 jaar. Afb. No. 4 en 42. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. IX, fig. 27―29.

No. 4. Talma met een capuchin voor meisjes van 6―8 jaar. Hierbij afb. No. 42. Knippatr. keerzijde v. h. Suppl. No. IX fig. 27―29.

De talma is vervaardigd van wit piqué en volgens de afbeelding met smal wit veterband alsook met festonneersteken en den p o i n t r u s s e van blauw florawol versierd; de capuchon bovendien met kleine linnen knoopjes en drie kleine kwastjes van wit en blauw. Bij het vervaardigen van de talma knipt men van piqué naar elk der fig. 27 en 28 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, naar fig. 29 twee stukken. Eerst verbindt men de beide gedeelten naar fig. 29 geknipt van 1 tot 2 en van 2 tot 3 en voert er zooals dit gedeeltelijk is voorgeteekend het gar -nituur op uit. Op afb. No. 42 dat een gedeelte van het garnituur in oorspronkelijke grootte voorstelt, kan men zien hoe dit moet geschieden. Hierna voegt men fig. 28 en 29 volgens de overeenstemmende cijfers zoodanig aan elkaar, dat de rechterzijde van de beide gedeelten naar boven komt, de revers van de capuchon fig. 29 moet langs de gepunte lijn omgevouwen liggen, dan vormt men in fig. 29 door elk kruis op punt te leggen 6 plooien, die elk met een kleine knoopje worden bevestigd. No. 5. Schortje met schouderreepen voor meisjes van 5―7 Als de kwasten voljaar. Voorzijde. Knippatr. voorzijde v. h. Suppl. gens de afNo. IV fig. 7―11. beelding aan de capuchon zijn gehecht, dan verbindt men de laatste volgens de overeenstemmende cijfers aan het uitsnijdsel van den hals met de talma waarin vooraf de schouderplooien zijn uitgevoerd en boort hem aldaar met een reepje batist. De talma wordt met haken en oogen dichtgemaakt.

Dit model een wijde paletot van wit piqué, met een capuchon en met patten voor de zakjes voorzien, is aan den onderrand in punten uitgesneden. Het Garnituur bestaat uit zwart en wit katoenen galon 1 d. br. smal wit veterband, soutache, kwasten en kleine knoopjes met linnen overtrokken. Voor het fatsoen van den paletot geven wij fig. 30―35. Bij het No. 6. Schortje met schouderreepen voor meisjes vervaardigen moet van 5―7 jaar. Achterzijde. men naar elk der fig. 30, 32 en 35 twee gelijke gedeelten knippen, naar elk der fig. 31 en 34 een gedeelte langs het midden aaneen, eindelijk naar fig. 33 twee gedeelten voor elke mouw. Als de rug en de voorstukken volgens de overeenstemmende cijfers met elkaar zijn verbonden, dan bevestigt men den afgeknipten rand naar de rechterzijde omgevouwen, in de rondte behalve aan het uitsnijdsel van den hals, door er het galon op te naaien. Het laatste is naar afb. No. 43 met festonneersteken van zwarte koordwol (andalouse wol) versierd, wederom met kleine dwarssteken van wit garen overspannen. Dit galon sluit zich aan de eene zijde aan eene rij soutache, met slingers er op genaaid aan. Het garnituur wordt langs den buitenrand, op eenigen afstand van het soutache, ingesloten door twee rijen zeer smal veterband, bovendien is elke voorrand met eene rij knoopen en met eene tweevoudige rij slingers van soutache voorzien. Hierna worden er de patten op dezelfde No. 7. Kleedje van grijs linen voor meisjes van 6―8 jaar. wijze gegarneerd, volgens de overeenstemmende cijfers en langs de Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. VI, fig. 15―21.

Schortje met schouderreepen voor meisjes van 5―7 jaar. Afb. No. 5 en 6. Knippatr. voorz. v. h. Supplem. No. IV, fig. 7―11. Dit schortje is met rijen slingers van smal rood veterband versierd. De zakjes, de ceintuur en de schouders zijn met breed rood veterband geboord, de schouders en de schoot bovendien met eene ruche (eenvoudige stolpplooien) van het breede veterband versierd. Bij het vervaardigen van


DE GRACIEUSE.

118 het schortje knipt men van grijs linnen naar elk der fig. 7, 9 en 10 een gedeelte langs het midden aaneen, en rekent bij fig. 7 op den voorgeteekenden zoom aan den onderrand en elk der zijranden, naar fig. 8 twee, naar fig. 11 vier gedeelten. Als men eerst in den buitenrand van fig. 7 den voorgeteekenden zoom heeft uitgevoerd, dan legt men op al de gedeelten naar aanwijzing op de knippatronen en op de afbeelding het smalle veterband, en voorziet ze zooals wij hierboven vermeld hebben met boordsel en met de ruche. De schouderreepen worden eerst geboord nadat de twee gedeelten, waarbij kruis op kruis moet vallen, aan elkaar zijn gevoegd. De zakjes worden volgens de overeenstemmende cijfers en langs de voorgeteekende lijnen op fig. 7 gehecht, hierop rimpelt men fig. 7 aan den bovenrand in en zet er aldaar een boordje van eene dubbele laag stof 21 d. lang op. Men legt in fig. 10 door elk punt op kruis te hechten twee stolpplooien, zoomt den bovenrand smal om, en zet de twee gedeelten van het schortje volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar; de ceintuur wordt zoodanig op het schortje genaaid, dat zij het boord bedekt en van achteren in het midden met haken en oogen dichtgemaakt. Die zijde van den schoot welke niet is vastgenaaid wordt als men het schortje aandoet, aan de ceintuur vastgehaakt.

[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.] beide gedeelten. Het aanzetten wordt bedekt met een knoop, van een schuinen reep satijn waarin verschillende plooitjes zijn gelegd, vervaardigd (zie de afb.). De strik kan ter versiering van hoeden, kleedjes enz. gebruikt worden.

Stander met zakjes om meel, gort enz. te bewaren. Afbeelding No. 9.

No. 8. Strik van satijn. Verkleind. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XVII, fig. 49.

Kleedje van grijs linnen voor meisjes van 6 tot 8 jaar.

Deze stander is aan ons model van gedraaid lindenhout en ongeveer 70 d. hoog. Hier worden zooals de afbeelding aantoont, verschillende zakjes met meel, gort en iets dergelijks aan opgehangen, waardoor het drooger en luchtiger bewaard wordt, dan op eene andere wijze geschieden kan. De zakjes zijn van shirting, volgens ons model is elk 26 d. hoog en 20 d. breed, aan den bovenrand met een zoom voorzien, waardoor banden geregen worden, overigens rondom den buitenrand met puntjes van dezelfde stof gegarneerd. De puntjes worden elk afzonderlijk op dezelfde wijze uitgevoerd, als de puntjes van het kleed op afb. No. 51, bladz. 114 van dezen jaargang voorgesteld, daarna in den naad, die de beide gedeelten van het zakje verbindt, medegevat.

Gebreide slobkous voor kinderen van 1 tot 2 jaar.

Afb. No. 7. Knippatr. voorz. v. h. Suppl. No. VI, fig. 15―21.

Afbeelding No. 10. Grijs garen, stalen breinaalden van overeenkomende grofte.

Dit kleedje is vervaardigd van grijs linnen; het garnituur bestaat uit blauw wollen veterband dat er volgens de afbeelding op is gelegd. Het kleedje wordt van voren met wit parelmoren knoopen dichtgemaakt; de rok van ons model is 300 d. wijd en 50 d. lang; hij is aan den onderrand met een zoom 5 d., aan elk der voorranden met een zoom 4½ d. breed voorzien. De zoom aan het rechtergedeelte van den rok die over den anderen heenvalt en met knoopsgaten wordt voorzien is langs den buitenrand met veterband geboord. Langs den naad van den zoom wordt het veterband er op de helft van de breedte toegevouwen, opgenaaid. Op den zoom van het linkergedeelte van den rok die onder den anderen komt worden knoopen gezet. in den bovenrand van den rok zijn plooien gelegd. In elke plooi op zijde van het midden en 8 d. van den bovenrand af, is in de bovenste laag der stof een zakje gezet, dit wordt in de rondte met veterband geboord

Deze slobkous, van grijs garen gebreid, moet dienen om de sierlijke laarsjes van de lieve kleinen in den zomer voor stof te beveiligen. Ter vervaardiging van de slobkous zet men op stalen breinaalden van overeenkomende grofte 70 steken op en breit 10 toeren afwisselend 2 stek. (steken) r. (recht), 2 stek. aver. (averecht). Van den 11. tot den 13. toer geheel recht; 14. tot 16. toer afwisselend 2 aver., 2 r.; 17―19. toer weder geheel recht; 20―22 toer afwisselend 2 r., 2 aver. Het patroon moet, zooals de afbeelding aantoont, verzet worden. Van den 11.―22. toer wordt nog driemaal, dan nog eenmaal van den 11.―13. toer herhaald. Daarna neemt men 36 steken van het

No. 9. Stander met zakjes om meel, gort enz. te bewaren.

No. 11. Overtrek voor fauteuils.

No. 10. Gebreide slobkous voor kinderen van 1―2 jaar.

en met parelmoeren knoopen versierd. Fig. 21 geeft het knippatroon voor het zakje. Voor de taille knipt men naar elk der fig. 15, 16, 19 en 20 twee gedeelten en rekent bij fig. 15 aan den voorrand op een omslag 4 d. breed, naar elk der fig. 17 en 18 een gedeelte langs het midden aaneen. Als men in den voorrand van de beide voorstukken den zoom heeft gelegd, ― die van het rechter wordt even als van den rok met veterband gegarneerd, ― dan voorziet men ze naar aanwijzing op fig. 15 met knoopsgaten en knoopen en voert de borstplooien uit. Hierop voegt men de gedeelten van de taille volgens de overeenstemmende cijfers aan elkaar en bedekt de naden van den rug met veterband, het wordt met de lange zijden op elkaar genaaid langs de naden gehecht, en aan de binnenzijde van de taille met voorsteekjes vastgenaaid waarbij men echter slechts in e e n e laag van het veterband moet steken. Aan het uitsnijdsel van den hals zet men tegen de taille een schuinen reep der stof 1½ d. breed waarbij men tegelijkertijd naar de overeenstemmende cijfers den kraag, in de rondte geboord, bevestigt. Men naait de gedeelten van de mouw van 32 tot 33 aan elkaar; aan den onder- en zijrand van de mouw zet men er tot meerdere stevigheid voor de voorgeteekende knoopen en knoopsgaten aan de binnenzijde een schuinen reep der stof 4 d. br. tegen, boort de mouw aan den onderrand, dan de bovenste helft van 30 tot 31 en naait deze zoodanig op de onderste helft dat het boordsel er los overheen ligt. Bij het inzetten van de mouw in de taille moet 33 op 33 van het voorstuk sluiten. De naad wordt even als die van den rug met veterband bedekt. Aan den onderrand zet men de taille aan den rok. De ceintuur die van voren in het midden met knoopen en knoopsgaten wordt dichtgemaakt, bestaat uit een reep der stof 4 d. breed met knoopen en knoopsgaten voorzien.

breiwerk voor de achterste helft van de slobkous af en wel elke 18 stek. op eene afzonderlijke naald, zet nu ook op eene afzonderlijke naald 10 stek. voor den hiel van de slobkous op die van achteren in het midden begonnen en naar elke zijde afzonderlijk vervaardigd wordt, breit nu heen en weder, waarbij men telkens in elken 2. toer een van de afgedeelde steken met den laatsten van de op nieuw opgezette steken te zamen breit. Men begint hiermede met den 19. van de afgedeelde steken en breit het patroon even als tot hiertoe, gedurig van den 11.―22. toer, totdat de 18 steken zijn gebruikt. Voor de andere helft van den hiel neemt men de onderste lussen van de steken van het opzetsel op en breit op dezelfde wijze, doch in tegenovergestelde richting. Dan werkt men het voetblad met het geheele getal steken in heen en teruggaande toeren en wel eerst afwisselend 2 r., 2 aver., dan herhaalt men 5 maal van den 11.―22. toer, waarbij men bij elken 4. toer na den eersten en voor den laatsten steek 2 stek. te zamen breit. De laatste toer heeft dan nog 24 stek. Alle kantsteken rondom den onderrand van de slobkous worden daarbij op de naalden genomen, dan breit men nog 4 toeren afwisselend 1 r., 1 aver. en kant daarna niet te stijf af, waarvoor men zich van een dubbelen draad bedient, om den buitenrand meer stevigheid te geven. Voor de strook puntjes aan de eene zijde van de slobkous aangebracht, die het dichtmaken aldaar nabootst en door kleine parelmoeren knoopen er op bevestigd wordt, zet men uitgneomen de beide randsteken 35 steken op en werkt den 1. toer geheel averechts. 2. toer. Den kantsteek afhalen * 1 steek recht; omslaan, 1 r., 2 stek. r. verdraaid te zamen breien, dan 2 stek. r. te zamen breien; 1 r. omslaan. Van * af nog 4 maal herhalen. Deze beide toeren worden nog 3 maal herhaald, daarna 1 toer averecht, kant dan af en bevestigd er de strook volgens de afbeelding op. Met een lederen sous-pieds 5 d. lang, 4 d. breed wordt de slobkous voltooid.

Strik van satijn. o

Afb. N . 8. Knippatr. keerz. v. h. Supplem. No. XVII, fig. 49. Deze strik is vervaardigd van zwart satijn. Bij de samenstelling knipt men uit de bovengenoemde stof, en gaas om er tusschen te leggen, naar fig. 49 twee gedeelten langs het midden aaneen, de stof s c h u i n genomen. Men vouwt elk dezer gedeelten op de helft van de breedte toe, en verbindt dan de aldus verkregen dubbele laag der stof van elk gedeelte, van 41 tot 42 en van 43 tot 44 zoodanig dat de inslagen van de naden naar binnen liggen. Daarna legt men in elken reep naar aanwijzing op de knippatronen plooien, vouwt ze volgens de afbeelding toe, en verbindt dan de

No. 12. Gebreide ruit voor bed– of wiegedekens, antimacassar enz.

Wij vestigen de aandacht van onze abonnées op het copiëermachinetje, nogmaals op het Supplement afgebeeld en berichten tevens, dat deze radjes ook in minder qualiteit; doch voldoende voor ’t gebruik, à 35 c. ’t stuk en 50 c. met étui, te verkrijgen zijn bij H. BARTELS & COMP., Oude Hoogstraat, B. 216 te Amsterdam.


[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

DE GRACIEUSE.

Overtrek om een fauteuil te bedekken.

119

r., omsl., mind., omsl., mind., omsl., 1 r., omsl., 1 r. ― 26. toer. * 1 r., omsl., 1 r., omsl.; 3 maal afwisselend overh., omsl.; 2 r., overh., 1 r., mind., 2 Afbeelding No. 11. r.; 3 maal afwisselend omsl., mind., omsl., 1 r., omsl., 1 r. ― 28. toer. * 1 r., omsl., 1 r.; 4 maal afwisselend omsl., overh.; dan omsl., 1 r., overh., 1 r., Dit overtrek is van wit katoenen trielle met breede roode strepen, voor de mind., 1 r.; 4 maal afwisselend omsl., mind.; daarna omsl., 1 r., omsl., 1 r. ― zitting en leuning in verband met elkander geknipt, alleen de gedeelten die de 30. toer. * 1 r., omsl., 1 r.; 6 maal afwisselend omsl., overh.; 1 r., 6 maal afzijstukken bedekken, zijn aangezet. Om het sierlijker te maken heeft men dit wisselend mind., omsl.; dan overtrek volgens de afbeel1 r., omsl., 1 r. ― 32. toer. ding uitgepunt. Aan den bui* 1 r., omsl., 1 r.; 6 maal aftenrand is het met wit linnen wisselend omsl., overh.; omband geboord en met korte sl., 3 steken te zamen als een banden voorzien, waarmede steek breien, 6 maal afwissehet over den fauteuil te zamen lend omsl., mind.; dan omsl., wordt gestrikt. De afbeelding 1 r., omsl., 1 r. ― 34. toer. stelt het overtrek zoodanig * 1 r., omsl., 1 r., 7 maal afvoor, als het over den fauwisselend omsl., teuil geschikt No. 13. Hoek voor zakdoeken. overh.; 1 r.; 7 moet worden. maal afwisselend Bij het vervaarmind., omslaan; digen van een dan 1 r., omsl., zoodanig over1 r. ― 36. toer. trek moet men * 1 r., omsl., 1 nauwkeurig den r., 7 maal afwisvorm van den selend omsl., fauteuil, stoel of overh.; dan omcanapé in acht sl., 3 steken te nemen; het zamen breien, 7 spreekt van zelf maal afwisselend dat een zoodanig No. 16. Doorloopend patroon. Wit borduurwerk. o omsl., mind.; N . 15. Doorloopend patroon. Wit borduurwerk. overtrek van elomsl., 1 r., omsl., 1 r. ― 38. toer. * 1 r., omsl., 1 r.; 8 maal ke stof vervaardigd kan worden. afwisselend omsl., overh.; dan 1 r.; 8 maal afwisselend mind., omsl.; 1 r., omsl., 1 r. ― 40. toer. * 1 r., omsl., 1 r.; 8 maal Gebreide ruit voor bed- of wiegedekens, afwisselend omsl., overh.; omsl., 3 steken te zamen breien; 8 antimacassers enz. maal afwisselend omsl., mind.; dan omsl., 1 r., omsl., 1 r. ― Afbeelding No. 12. Estramadura No. 5 of 7, vijf stalen breinaalEr moeten den van overeennu op elke komende grofte. o naald 41 N . 14. Hoek voor zakdoeken. steken weDeze ruit kan naarmate de grofte van het katoen dat men ter vervaardiging zen; nadat men nog een toer geheel recht heeft gebreid, bezigt voor bed- of wiegedekens, tafelkleeden of antimacassers wordt er afgekant. De ruiten worden aan de verkeerde zijde aan elkander gehaakt. dienen. Met estramadura No. 5 uitgevoerd zal de ruit de grootte van afb. No. 12 verkrijgen en voor eerstgenoemd doel Twee vignetten voor zakdoeken. geschikt zijn. Men begint de ruit in het midden, zet hiervoor 8 steken op (telkens 2 steken op eene naald), verbindt het opAfbeelding No. 13 en 14. zetsel tot eene ronding en breit den 1. toer. Geheel recht. ― 2. toer. * 1 r. (recht), omsl. (omslaan), 1 r. Van * af nog 3 Deze beide vignetten, afbeelding No. 13 en 14, maal herhalen. ― 3. toer. Geheel recht. Deze geheel recht te moeten zeer nauwkeurig worden uitgevoerd. zij worbreien toer wordt na elken patroontoer herhaald, dus zullen den in p o i n t r u s s e, festonneer-, knoopjes-, steelwij dezen in verloop van het werk niet meer vermelden, evenen stiksteken gewerkt, uitgenomen de letters, die met zoo het 3 maal herhalen van den platten steek * af bij elken patroontoer. ― vervaardigd wor4. toer. * 1 r., omsl., 1 r., den; de afbeelding omsl., 1 r. ― 6. toer. * 1 r., toont duidelijk de veromsl., 3 r., omsl., 1 r. ― 8. schillende soorten van toer. * 1 r., omsl., 5 r., omde steken voor het sl., 1r. ― De 9.―18. toer borduren aan. Om het No. 18. Linnen zakje om het garen voor frivoworden op dezelfde wijze geo borduurwerk het voorN . 17. Linnen zakje om onder het werken lité, haakwerk enz. te bewaren. breid, alleen vermeerdert het komen te geven alsof frivolité, gehaakte kant enz. te bewaren. getal steken tusschen de beide het patroon met de pen geteekend ware, moet men dit met zeer fijne graomslagen gedurig met 2 steken, zoodat er in den 18. toer tusschen de beide naatzijde uitvoeren. omslagen 15 steken recht worden gebreid. ― 20. toer. * 1 r., omsl., 1 r., omsl., 5 r., overh. (overhalen), 1 r., mind. (minderen), 5 r., omsl., 1 r., Twee patronen voor wit borduurwerk. omsl., 1 r. ― 22. toer. * 1 r., omsl., 1 r., omsl., overh., omsl., 4 r., over., Afbeelding No. 15 en 16. 1 r., mind., 4 r., omsl., mind., omsl., 1 r., omsl., 1 r. ― 24. toer. * 1 r., omsl., 1 r., omsl., overh., omsl., overh., omsl., 3 r., overh., 1 r., mind., 3 Deze figuren worden evenals de vignetten uitgevoerd, doch in deze komt, No. 19. Taschje om kleine handwerken te bewaren. Helft van de oorspronkelijke grootte.

No. 20. Alphabet. Wit borduurwerk.


[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

DE GRACIEUSE.

120

klein, dat men het gemakkelijk in de tasch kan dragen. Het model is vervaardigd van eene strook trielle rood en wit van 13 d. breedte, 22 d. lengte, aan eene zijde volgens de afbeelding spits toeloopende, met eene voering van wit linnen voorzien en volgens de afbeelding met gekleurde koordzijde geborduurd. De gekruiste naad, als ook de lange steken met den p o i n t d e p o s t e op de donkere streep zijn met blauwe zijde, de vischgraatsteken met groene zijde gewerkt. De knoopjes zijn van zwarte zijde; de moezen, die alle met stiksteken van gele zijde zijn omgeven, bestaan uit verschillende kleuren van zijde. Het taschje is met blauw soutache omgeven, dat met steken van zwarte zijde er op bevestigd wordt.

zooals de afbeelding aantoont, de platte steek meer voor. Om meer afwisseling in het borduurwerk te brengen, kan men de bloemen die met den platten steek zijn aangegeven met wit katoen, de overige gedeelten met zwarte zijde met den p oint rus s e uitvoeren. Deze figuren zijn bijzonder geschikt voor dasjes, négligémutsjes enz.

Zakjes van linnen, die bij het werken, ter bewaring van frivolité, gehaakte kant enz. bestemd zijn. Afbeelding No. 17 en 18.

Alphabet.

Afbeelding No. 17 en 18 zijn beide zakjes van fijn wit linnen, bestemd om het frivolité enz., gedurende het werken, totdat het voltooid is schoon te houden. Men legt namelijk hiervoor het vervaardigde gedeelte van het werk in een zoodanig zakje en haalt het van boven met trekbanden dicht. Het spreekt van zelf dat men het zakje naar evenredigheid van het werk grooter of kleiner kan maken. Het model van afb. No. 17 is 9 d. hoog en 7 d. breed, aan den bovenrand met een smallen gestikten zoom en in de

Wit borduurwerk. Afbeelding No. 20. Dit alphabet, voor het teekenen van zakdoeken bestemd is fraai, en gemakkelijk uit te voeren. Zooals uit de afbeelding te zien is, worden de letters met den p o i n t r u s s e, knoopjes-, vischgraat- en schuinen steelsteek gewerkt. Wit of gekleurd garen en zwarte zijde is ook zeer geschikt voor het borduren van deze naamcijfers.

No. 21. Zomerkaper. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. V, Fig. 12―14.

rondte met een smal kantje van frivolité, uit grootere en kleinere ringen bestaande, voorzien. Door de ringen zijn kruiselings twee koorden geregen, waardoor het zakje gesloten wordt. Het zakje afbeelding No. 18, tot berging van het garen bestemd, bestaat uit een cirkelrond gedeelte van ongeveer 16 d. in doorsnede, dat in de rondte met een smallen zoom en met een kantje van frivolité voorzien is. Het zakje wordt evenals het vorige gesloten.

Taschje ter bewaring van kleine handwerken. Afbeelding No. 19.

No. 23. Hoed van zwarte tulle.

No. 24. Mantille met echarpes en een garnituur van patten. Knippatr., voorz. van het Supplem. N o. III, Fig. 5 en 6

De grondstof, als ook de vervaardiging van een taschje, als afbeelding No. 19 voorstelt is zeer eenvoudig; bovendien is het taschje ― tot berging van kleine handwerken bestemd ― zoo sierlijk en

No. 25. Mantille met echarpes en een gepunt garnituur. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. II, Fig. 4.

No. 22. Hoed van randen stroo.

Voorzijde.

No. 26 en 27. Mantille voor meer bejaarde dames. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. I, Fig. 1―3.

Achterzijde.


[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

DE GRACIEUSE.

119 de binnenzijde een reep lustrine voor voering. Fig. 6 wordt aan de eene lange en aan de dwarszijde geboord en daarop volgens de overeenstemmende cijfers met fig. 5 verbonden. Eindelijk legt men naar de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen en volgens de afbeelding het garnituur op de mantille.

Zomerkaper. Afbeelding No. 21. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. V, Fig. 12―14. Deze kaper van wit cachemir en eene paars lustrine voering is volgens de afbeelding met kleinere en grootere kralengrelots, bovendien met een wit guipure kant en een uitgetand wit cachemiren ruche versierd. Bij het vervaardigen van de kaper knipt men uit bovenstof, voering en gaas om er tusschen te leggen, naar elk der fig. 12 en 13 een gedeelte langs het midden aaneen, naar fig. 14 twee gedeelten. De bovenstof wordt op het gaas geregen, vooraf volgens de afbeelding met opgenaaide kralen ver-

Mantille met echarpes en een gepunt garnituur. Afb. No. 25. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. II, Fig. 4. Deze mantille is vervaardigd van zwart grosgrain en volgens de afbeelding met twee schuine reepen van dezelfde stof gegarneerd, waar tus-

No. 28. Paletot voor meer bejaarde dames. Voorzijde. Hierbij afb. N o. 35. Borduurpatroon, keerzijde van het Supplem. N o. XV, Fig. 45 en 46.

No. 31. Paletot “Arabella.” Voorzijde. Hierbij afbeelding No. 34. Borduurpatr., keerz. van het Supplem. No. XIV, Fig. 44.

No. 33. Paletot “Arabella.” Achterzijde.

sierd, en dan met lustrine gevoerd. Men naait de afgeknipte randen van elk gedeelte tegen elkaar, waarbij fig. 12 aan beide zijden van voren van het midden tot 21 een weinig moet worden ingehaald. Men legt in fig. 13 door elk kruis op punt te hechten drie stolpplooien, en verbindt dit figuur volgens de overeenstemmende cijfers met fig. 12. Als men tegen den buitenrand van de echarpes de kant heeft gezet, en de ruche er opgenaaid, dan hecht men ze naar de overeenstemmende cijfers aan de kaper en voorziet de laatste volgens de afbeelding met het bovengenoemde garnituur.

schen afzonderlijke zwarte gitten zijn opgenaaid. De patten met lustrine gevoerd, zijn met een smal reepje taf geboord, het aanzetten van het boordsel is met kralen versierd. Volgens de afbeelding wordt een kralen franje 3½ d. breed tegen de mantille gezet. Twee einden grosgrain in eene dubbele laag stof elk 60 d. lang, die naar boven toe smaller worden en zooals men dit op de afbeelding ziet met franje zijn versierd, voltooien het garnituur van de mantille. Deze laatste wordt met smalle taffen lintjes dichtgemaakt. Bij het vervaardigen van ons model moet men eerst van fig. 4 het omslag afzonderlijk overnemen en dan aan het geheel hechten, en daarna van grosgrain, een gedeelte langs het midden aaneen knippen, vervolgens legt men in den bovenrand de beide voorgeteekende kleine plooien, en hecht er zooals dit gedeeltelijk op het knippatroon is aangewezen en volgens de afbeelding het garnituur op. De afgeknipte rand 1 d. breed naar de rechterzijde omgevouwen, wordt te gelijkertijd bedekt met den schuinen reep, die er in de rondte langs den buitenrand op wordt gelegd.

Zomerhoeden. Afbeelding No. 22 en 23. Afbeelding No. 22. Hoed van randen geel stroo, netvormig in elkaar gevlochten, langs den buitenrand met een breederen rand stroo en stroogrelots omgeven. Korenaren en veldbloemen vormen het garnituur van den hoed. Smalle strikbanden van stroogele taf. Afbeelding No. 23. Hoed van zwarte tulle, doorloopend met opgenaaide geslepen zwarte kralen versierd, met een smal reepje zwart satijn geboord, met smalle rolletjes satijn en een satijnen strik zooals afb. No. 8 voorstelt gegarneerd. De hoed is van binnen met een smallen bandeau van zwart fluweel, langs den buitenrand met kralengrelots, aan de rechter zijde met een touffe groene bladeren versierd. Het garnituur van den hoed wordt voltooid met eene breede echarpes met een aangezet kantje en smalle strikbanden van zwart taf.

No. 29. Paletot voor meer bejaarde dames. Achterzijde.

Mantille voor meer bejaarde dames.

Mantille met echarpes en een garnituur met patten.

Afb. No. 26 en 27. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. I. Fig. 1―3.

Afbeelding No. 24. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. III, Fig. 5 en 6.

In deze mantille van zwart grosgrain is in het midden een breede stolpplooi gelegd, zij is zooals de afbeelding aantoont, met twee schuine

Deze mantille van zwart grosgrain, is volgens de afbeelding gegarneerd met een ruche, met een taffen boordsel ¾ d. breed, waarvan het aanzetten met gitten is bedekt, en met kralen franje 3½ d. breed. Twee einden grosgrain met stijf gaas er tusschen, aan den ondersten breeden rand doorloopend met opgenaaide kralen en met een aangezette franje versierd, zijn volgens de afbeelding aan de mantille gehecht. Bij het vervaardigen van ons model knipt men van grosgrain naar fig. 5 een gedeelte langs het midden aaneen, naar fig. 6 twee gedeelten. Eerst legt men in den bovenrand van de mantille de voorgeteekende kleine plooien, daarna maakt men langs elk der lijnen op fig. 5 voorgeteekend eene insnijding voor de patten op fig. 5 zichtbaar. Deze patten worden met gaas gevoerd, vervolgens met taf van de bovengenoemde breedte geboord en dan aan de verkeerde zijde langs de insnijding met overhandsche steken weder aan elkaar gehecht. Tegen de patten op deze wijze aaneen verbonden, zet men aan

No. 30. Breede ceintuur met een schoot. Knippatr., voorz. van het Supplem. N o. VII, Fig. 22 en 23.

No. 31. Ceintuur met patten. Knippatr., keerz. van het Supplem. N o. XVI, Fig. 47 en 48.


[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

DE GRACIEUSE.

122 reepen van dezelfde stof elk 2½ d. breed gegarneerd. Deze schuine reepen zijn er aan de lange zijden met een satijnen biesje zonder inlegkoord opgenaaid, aan de onderste lange zijde is bovendien zijden franje 5 d. breed gezet, zij reiken van de voorste hoeken aan het uitsnijdsel van den hals tot van achteren in het midden, waar zij een spitse punt vormen (zie de afb.). Een rozet op dezelfde wijze als die van afb. No. 46 bladz. 92 van dezen jaargang, van grosgrain, een satijnen biesje en zijden franje 7 d. breed vervaardigd, bedekt de spits van de punt en tevens het aanzetten van de afhangende einden elk 50 d. lang; twee soortgelijke rozetten zijn van voren aan de hoeken van het uitsnijdsel van den hals gehecht. De einden zijn van grosgrain, gaas, lustrine voor voering en satijnen biesjes samengesteld, aan de bovenste dwarszijde 2½, aan de onderste 5 d. br.; aan de onderste dwarszijde is er franje 7 d. breed tegen gezet. Op het staande kraagje zijn volgens de afbeelding kleine puntjes van grosgrain genaaid, het aanzetten wordt langs het midden bedekt met een schuinen reep grosgrain 1½ d. breed, met een satijnen biesje versierd. Deze reep wordt op dezelfde wijze vervaardigd als de reep garnituur afb. No. 52 op bladz. 92 van dezen jaargang. Een tweede soortgelijke reep is tusschen de twee breedere reepen gelegd. Bij het vervaardigen van de mantille knipt men van grosgrain naar elk der fig. 1―3 twee gedeelten, van fig. 1 en 2 moet men echter vooraf de omslagen afzonderlijk overnemen en daarna zoodanig aan het geheel hechten, dat zij denzelfden vorm verkrijgen als op het Supplement op No. 37. Handschoen om bij het strijken aan een 16. verkleind is voorgeteekend. te trekken. Binnenzijde. Eerst zet men de gedeelten van den rug van achteren in het midden aan elkaar, en daarna volgens de overeenstemmende cijfers met een dubbelen naad den rug en de voorstukken, elk voorstuk moet slechts van 2 tot 3 op den rug worden gestikt. Hierop vormt men van achteren in het midden van de mantille de bovengenoemde stolpplooi, door kruis op punt te hechten, zet tegen den buitenrand van de mantille een reep lustrine 5 d. breed die er aan de eene lange zijde met stiksteken op de bovenzijde uitgevoerd, aan wordt bevestigd. Aan het uitsnijdsel van den hals naait men de mantille tusschen de dubbele stof van het staande kraagje en legt er dan naar de gedeeltelijk aanwijzing op de knippatronen en volgens de afbeelding het garnituur op.

Paletot voor meer bejaarde dames.

de stof van het kleedje, op hetwelk men de ceintuur dragen wil, bovendien van gaas om er tusschen te leggen en lustrine voor voering naar fig. 47 een gedeelte langs de dunne lijn in het midden aaneen, de stof schuin genomen, verder naar fig. 48 vijf stukken. De gedeelten van de ceintuur worden met een ingeregen koordje er tusschen, aan elkaar gezet, de stof van de patten tegen elkaar genaaid. Als men de ceintuur met de voorgeteekende knoopsgaten, verder met de noodige knoopen en langs den bovenrand met kralengrelots heeft voorzien, dan hecht men rondom de patten, uitgenomen aan den bovenrand, eveneens kralengrelots, naait ze volgens aanwijzing op de knippatronen op de ceintuur en bedekt het aanzetten met soortgelijke grelots.

Paletot “Arabella.” o

Afb. N . 32―34. Borduurpatroon, keerz. van het Supplem. No. XIV, Fig. 44.

No. 35. Borduurpatroon voor den paletot afb. No. 28 en 29.

Deze paletot van zwart grosgrain is aan den onderrand in punten uitgesneden, met lustrine gevoerd en met een rijk garnituur van plat zwart zijden koord, geslepen kralen en kralen franje versierd, waar zich kwastjes van gekrulde zijde aansluiten; de onderrand van den paletot is met franje gegarneerd. Het koord is rondom den buitenrand van den paletot met 5 rechte rijen er opgenaaid, telkens met eene rij kralen er tusschen, bovendien worden aan den onderrand en op de mouwen van den paletot, van koord en kralen groote figuren geNo. 36. Handschoen om bij het strijken aan te vormd door kleine figuren, alleen van kratrekken. Van buiten gezien. Knippatr., voorz. v. h Supplem. No. VIII Fig. 24―26. len vervaardigd, gescheiden. Wij hebben met fig. 44 een gedeelte van het patroon op het Supplement gegeven, afb. No. 34 stelt echter het bovenste gedeelte van een der figuren voor, dat alleen met kralen wordt uitgevoerd. Voor het fatsoen van den paletot kan men de knippatronen behoorende bij afb. No. 31 en 32 op bladz. 89 van dezen jaargang nemen, men behoeft echter op hetgeen aldaar is voorgeteekend geen acht te slaan maar den buitenrand volgens de afbeelding in punten uit te knippen. Het aanzetten van het kleine staande kraagje wordt bedekt met een vlecht van zwart zijden koord, waarvan de einden met kwasten versierd dienen, om den paletot dicht te maken.

No. 38. Gehaakt kleedje om strijkijzers op af te vegen.

Afb. No. 36 en 37. Knippatr., voorz. v. h. Suppl. No. VIII, Fig. 24―26.

Afb. No. 28, 29 en 35. Borduurpatroon, keerz. van het Supplement No. XV, Fig. 45 en 46. Het garnituur van bruin

No. 34. Borduurpatroon zijden koord, fijne zwarte voor den paletot Afb. N o . 32 en 33. chenille en geslepen zwarte

kralen is op dezen wijden paletot van zwart persaan zeer nieuw en ongemeen. Voor het fatsoen kan men de knippatronen nemen van den paletot afb. No. 31 en 32 op bladz. 89 van dezen jaargang, het spreekt van zelf dat alleen de omtrekken in aanmerking komen. Wij geven met fig. 45 op het Supplem. bij dit nummer, het borduurpatroon voor den rand langs den buitenkant, met fig. 46 een der arabesken die van den schouder uit, de voorstukken en den rug garneeren, en op dezelfde wijze op de mouwen voorkomen. Afb. No. 35 stelt echter een der figuren van het patroon uit koord, chenille en kralen samengesteld, in oorspronkelijke grootte voor, de partijen met chenille uitgevoerd zijn met den platten steek geborduurd. De buitenrand van den paletot is gegarneerd met een rand reps met opgenaaide kralen en bruinzijden koord versierd, waar zich eene franje van zwarte gekrulde zijde en kwastjes van zwart en bruin zijden koord aansluit. Het aanzetten van het kleine staande kraagje wordt bedekt met een vlecht van zwart en bruin zijden koord, elk der einden ongeveer 50 d. lang, waarmede de paletot tevens wordt dichtgemaakt, is versierd met een kwast van zwart en bruin zijden koord.

Handschoen om bij het strijken aan te trekken.

No. 39. Ceintuur met een strik. Knippatr., keerz. v. h Supplem. N o. XIII Fig. 43.

No. 42. Gedeelte van den geborduurden rand voor de talma. Bij afb. No. 4.

Een hand waarvan de o huid niet erg N . 41. Borduurpatroon ter versiering van blousen, verhard is, robes enz. heeft bij het strijken altijd veel van de hitte van het ijzer te lijden; de hand wordt rood, zwelt op en doet pijn. Van al deze ongemakken wordt men op eenmaal bevrijd door het gebruik van den handschoen door afb. No. 36 en 37 voorgesteld, die bij het strijken aan de rechter hand wordt getrokken. Men vervaardigdt den handschoen van wit of grijs linnen en knipt hieruit naar elk der fig. 24 en 25 een gedeelte, naar fig. 26 den duim, men moet echter het linnen schuin nemen. De gedeelten fig. 24 en 25 worden naar de cijfers verbonden, de buitenranden en de split fig. 25 gezoomd, de naden met smal rood wollen veterband bedekt, dat met voorsteken van roode zijde wordt bevestigd. Het overige garnituur wordt naar het knippatr. en de afb. met hetzelfde veterband uitgevoerd, de split met een lus van elastiek band bij elkaar gehouden. Men zoomt den bovenrand van den duim, naait hem van 42 tot 43 aan elkaar, en voegt hem zóó dat 36 op 36 en 43 op 39 valt in den handschoen.

Ceintuur met patten. Afb. No. 31. Knippatr., keerz. van het Suppl. No. XVI, Fig. 47 en 48. Dit model, een breede ceintuur, waar zich in den vorm van een schoot vijf patten aansluiten, is vervaardigd van zwarte taf, en met zwarte kralengrelots versierd. Bij het vervaardigen knipt men van zwarte of gekleurde taf of van

No. 43. Gedeelte van het geborduurde gepunte gatnituur voor den paletot voor meisjes. Bij afb. N o. 2 en 3.

No. 44. Gedeelte van het gepunte garnituur voor paletots, talma’s enz.

Beschrijving van de borduurplaat.

Breede ceintuur met een schoot. Afb. No. 30. Knippatr., voorz. van het Supplem. No. VII, Fig. 22 en 23. Deze ceintuur is vervaardigd van zwarte taf, zij is met wit lustrine gevoerd, met wit gitten galon gegarneerd en met doorloopende figuren, van lange witte gitten en kleine ronde kristallen kralen gevormd, versierd. Bij het vervaardigen van dit model knipt men van taf, stijf gaas om er tusschen te leggen, en lustrine voor voering naar elk der fig. 22 en 23 twee gedeelten, zet elk der beide gedeelten bovenstof, voering en gaas van achteren in het midden aan elkaar, rijgt de bovenstof op het gaas, en voert er dan volgens de afbeelding en naar de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen de doorloopende figuren op uit. Hierop voorziet men de beide gedeelten met het lustrine, zet de ceintuur met een achtersteeknaad volgens de overeenstemmende cijfers aan den schoot, bedekt de inslagen van de naden met wit taffen lint, boort de ceintuur langs den buitenrand met zwart taffen lint en legt er het gitten galon op. Eindelijk wordt de ceintuur met eenige haken en oogen voorzien.

No. 40. Strik voor de ceintuur. Tweederde der oorspronkelijke grootte. Bij afb. N o . 39.

Fig. 1 Schortje voor kinderen van 2 jaar, van nansoek en clunykant, b r o d e r i e a n g l a i s e. Fig. 2. Helft van het stukje. Fig. 3. Rand. Fig. 4. Zakje voor het schortje. Het schortje moet met den zoom medegerekend die 4 d. breed is, 48 d. lang wezen; de armsgaten tamelijk rond worden uitgesneden, als ook naar voren en naar achteren een weinig schuin afgeknipt om het stukje te kunnen aanzetten. Aan laatstgenoemd moet de stof langs de gestipte lijn, (het voorste gedeelte) schuin worden genomen, zoodat de draad van achteren recht loopt, van voren en van achteren wordt van het stukje 11 d. voor het aanzetten van het schortje genomen, het overige gedeelte vormt de mouw. Fig. 5 en 6. Mutsje op neteldoek, de bladeren worden met tulle geappliqueerd. Fig. 7. Hoek voor een zakdoek, boven den zoom een entredeux en rondom een clunykantje. Fig. 8. Helft van den kraag. Fig. 9. Manchette. Fig. 10. Helft van den kraag. Fig. 11. Manchette, het midden van het hart wordt van tulle genomen en met een kantsteek doorgestopt. Fig. 12. Rond bakerkussen, op neteldoek. Fig. 13. Chemisette, met breed en smal veterband opgenaaid. Fig. 14. Patroon voor een dasje. Fig. 15 en 16. Randen voor kinderschortjes. Namen voor p o i n t r u s s e en wit borduurwerk. Alphabet van A tot K.


[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

DE GRACIEUSE.

Gehaakt kleed voor het afwrijven van strijkijzers. Afbeelding No. 38. Bij het strijken van gesteven linnengoed komt het dikwijls voor, dat de stijfsel van het vochtige linnen aan het ijzer kleeft, waardoor het strijken moeielijk en het linnen onooglijk wordt. Om dit te voorkomen, moet men het ijzer bij het strijken dikwijls reinigen; daarvoor is het kleedje afbeelding No. 38 zeer geschikt. Het model is van grijs garen over touw gehaakt. Van laatstgenoemd worden volgens de afbeelding kleine hoogopstaande lussen of picots gevormd, die het kleed ruw en hard maken en de stijfsel van het ijzer afnemen, zoodra men het daarop afwrijft. Ter vervaardiging van het kleedje, dat aan ons model 30 d. lang en 20 d. breed is, zet men met het garen de genoemde lengte op en haakt in heen en teruggaande toeren met den bekenden geribden haaksteek over het touw, met vaste steken, gedurig in de achterste lus van den steek stekende. In elken 2. toer van het werk maakt men na elken vijfden steek, van het touw eene lus, van ongeveer ½ d. lengte, doch de lussen moeten in verloop van het werk, zooals de afbeelding aantoont verzet worden. De buitenrand van het kleed wordt met een rand met moezen omgeven, die naar de beide volgende toeren zonder touw gehaakt worden. 1. toer. 1 v. st. (vaste steek) in een steek van den buitenrand. * Men houdt de lus van den zooeven gehaakten steek op de naald, zonder hem intusschen in aanmerking te nemen en werkt dan een moes stokjes in den volgenden steek: 2 stokjes, 3 dubbele stokjes, 2 stokjes, eerst bij het afwerken van het laatste stokje haalt men den draad door alle drie de lussen die op de naald zijn, als ook door de eerst overgeblevene lus. Dan volgt 1 v. st. in den volgenden steek. Van * af herhalen. 2. toer. 1 stokje in den 1. v. st. van den vorigen toer. * 3 kettingsteken, met deze slaat men de moes van den vorigen toer over, dan in den volgenden v. st., zonder de op de naald zijnde lus in aanmerking te nemen, 3 dubb. st., 3 driev. st., 2 dubb. st., 1 st., bij het afwerken hiervan haalt men den draad even als bij het werken van de vorige moezen door alle drie de lussen die op de naald zijn. Van * af herhalen.

Ceintuur met een strik. o

Afb. N . 39 en 40. Knippatr. keerz. van het Supplement No. XIII, fig. 43. Deze ceintuur is vervaardigd van zwart grosgrain, het dichtmaken van voren in het midden wordt bedekt met een strik van grosgrain, waarvan de lussen en einden met reepen van dezelfde stof zijn geboord. Bij het vervaardigen van de ceintuur knipt men eerst van linnen en van stijf gaas om er tusschen te leggen naar fig. 43 een gedeelte langs het midden aaneen, hecht hierop volgens de afbeelding een schuinen reep grosgrain in drie plooien geschikt en naait tegen de binnenzijde van de ceintuur tot dusverre voltooid een reep lustrine. De strik wordt volgens afb. No. 40 die hem op 2/3 der oorspronkelijke grootte voorstelt, van grosgrain en lustrine samengesteld en dan op de ceintuur genaaid.

Borduurpatroon (rand), voor een tafelkleed, portières enz. Afbeelding No. 45. Dit patroon wordt met verschillende kleuren van filozelle op laken of reps met den platten- knoopjes- en kettingsteek in application van zijde uitgevoerd. Dit borduurwerk komt op een lichten grond bijzonder fraai uit. Als men een donkerkleurig kleed met een zoodanigen rand wil voorzien, dan kan men laatstgenoemden van lichter grondstof vervaardigd en daarna in de rondte tegen het kleed naaien. De filozelle kan ook door koordzijde vervangen worden; levendige afstekende kleuren zijn bijzonder aan te bevelen. Volgens ons model is het geappliqueerde van blauwe taf; de donkerste gedeelten met den platten steek zijn met zwarte zijde gewerkt; de ronde moezen met den platten steek geborduurd zijn alle geel, de rand rondom de groote bloemen wordt met rood-bruine, de knoopjes met roode zijde gewerkt. De stelen, bladeren en ranken zijn in eene groene, de kleine bloemen in eene paarse schakeering genomen. De ketting- en knoopjessteek aan den buitenrand zijn met roode en roodbruine zijde, de punten in groene, paarse, oranje en roode zijde uitgevoerd.

Patroon ter versiering van blousen, japonnen enz. Afbeelding No. 41. Dit figuur kan met verschillende grondstoffen vervaardigd worden, al naar mate men stoffen die gewasschen moeten worden of andere stoffen daarmede wenscht te versieren. Zoo kan men b. v. voor het borduren van wit piqué of alpacca zwarte of bruine flora of cordonnet (andalouse) wol, op eene blauwe of zwarte grondstof witte koordzijde, of eindelijk in overeenstemming met de laatste mode, op een fond naar verkiezing, verschillende kleuren van florawol nemen. De steken die voor het borduren hierbij gebezigd worden zijn de steel-, ketting-, festonneer en platte steek. Dit patroon kan ook zeer goed voor een rand gebezigd worden, terwijl dan het onderste bladvormige figuur op bepaalde afstanden aan den steel herhaald en voortgezet wordt.

Gepunt garnituur voor paletots, talma’s enz. Afbeelding No. 44. Dit garnituur is ontleend aan een kinderpaletot van wit piqué waarop het patroon met blauwe andalousewol is uitgevoerd. De ronde moezen zijn volgens de afbeelding gefestonneerd, de buitenrand van de punten is gegarneerd met twee rijen wit soutache waar overheen wijde festonneersteken met blauwe florawol zijn gewerkt.

Twee knoopen voor dassen. Afbeelding No. 46 en 47. Knoopen van dassen; door de genoemde afbeeldingen voorgesteld zijn tegenwoordig zeer in de mode. De knoop afbeelding No. 46 is van blauw taffen lint 2 d. breed en witte kant 3 d. breed ver

No. 45. Borduurpatroon (rand) voor een tafelkleed, portières enz.

123


[26 Juni 1867. 5 e Jaargang.]

DE GRACIEUSE.

124 vaardigd, voor fond neemt men een cirkelrond lapje dubbele tulle 2 d. in doorsnede; hieromheen hecht men eerst in een halven kring reepen tulle 2 d. breed, aan de eene lange zijde met kant afgesloten, schikt dan op den fond eene rozet van kant en bedekt daarna het midden wederom met eene kleine rozet van het bovengenoemde taffen lint, op de helft van de breedte toegevouwen. De lussen en einden van het taffen lint die den strik voltooien worden er volgens de afbeelding aan de verkeerde zijde tegengenaaid. De strik afb. No. 47 van roze taffen lint 2½ d. breed en kant 3 d. breed heeft veel overeenkomst met dien zooeven beschreven en zal met behulp der afbeelding gemakkelijk te vervaardigen zijn.

maakt er zooals dit is voorgeteekend knoopsgaten in, zet er knoopen op, naait de beide gedeelten van den rug van achteren in het midden aan elkaar en verbindt hem dan volgens de overeenstemmende cijfers met de voorstukken. Langs den buitenrand naait men de stof tegen elkaar, aan het uitsnijdsel van den hals wordt de jaquette met koord in een schuinen reep geregen geboord. Daarna legt men er naar de gedeeltelijke aanwijzing op de knippatronen en volgens de afbeelding het garnituur en de patten op die met stijf gaas worden voorzien en van boven aan de spits schijnbaar met een knoop bevestigd zijn, en vervaardigt eindelijk de mouwen; deze worden zoowel aan den boven als aan den onderrand telkens met drie patten gegarneerd. Als men de mouw in het armsgat zet, dan moet 40 op 40 van het voorstuk vallen.

Randen met franje van gevlochten koord en van haakwerk.

Beschrijving van de parijsche modeplaat. W a n d e l t o i l e t i n d e s t a d. Hoed van geplooide tulle. De pas is van voren ingebogen, de holte gegarneerd met klaprozen en korenaren. De eersten komen mede aan beide zijden van de pas voor. De tulle loopt in strikbanden uit; zij zijn met korenaren versierd en onder de kin met een bouquetje vastgemaakt.

Afb. No. 48 en 49. Deze randen met franje van koord gevlochten en een gehaakten rand zijn zeer nieuw en fraai en kunnen ter garnee-

No. 48. Rand van gevlochten koord en haak werk, met franje.

ring van bed- of wiegedekens, gordijnen enz. gebezigd worden. De modellen van deze beide afbeelding. zijn van wit kloskoord volgens de dikte op de afbeelding zichtbaar en van estramadura No. 4 vervaardigd. Om dezen rand afbeelding No. 48 na te maken, knoopt men eerst met twee lange ein -den het middelste gedeelte van den rand tot dat men de gewenschte lengte heeft, daar men op regelmatige afstanden van ongeveer 1 d. lengte de beide einden koord geheel volgens de afbeelding in elkander knoopt. Aan beide zijden van den rand alzoo vervaardigd, voert men met andere einden koord de lussen volgens de afb. uit, haakt dan aan de buitenzijde van eene rij lussen over een inlaag van koord een toer vaste steken met het katoen, en wel telkens 2 v. st. in een boog van de lussen, 1 v. st. om het inlegkoord. In de bogen van de tegenovergestelde rij lussen knoopt men bosjes franje van 5 draden katoen, elk 18 d. lang in. De rand, afbeelding No. 49, bestaat in eene vlecht van 7 koorden, die aan eene zijde met eene rij lussen, even als aan afb. No. 48 is voorzien. De bovenrand wordt ook met een toer vaste steken afgesloten, echter zonder een inlaag van koord. Bij het vervaardigen van dezen rand heeft men hier op te letten, dat de vlecht zeer gelijkmatig worde.

No. 47. Knoop voor een das. Tweederde der oorspronkelijke grootte.

zwart persaan en met gitten knoopen gegarneerd waarmede de jaquette tevens van voren wordt dichtgemaakt. Bij het vervaardigen knipt men van de een of andere stof en lustrine voor voering, naar fig. 40 de beide voorstukken, het linker met den reep er aan op fig. 40 voorgeteekend, het rechter zonder dezen; verder knipt men naar fig. 41 de beide gedeelten van den rug, naar fig. 42 twee gedeelten voor elke mouw. Nu rijgt men de gedeelten bovenstof en voering die bijeen behooren op elkaar, voert in elk voorstuk de borstplooien uit,

Jaquette voor meer bejaarde dames. o

No. 49. Rand van gevlochten koord en haakwerk, met franje. Taffen kleedje, van voren gegarneerd met figuren à la jardiniére, met zijde geborduurd. Een slinger geborduurde bloemen bedekt van achteren van de taille af tot aan den sleep den naad. Van het uitsnijdsel van den hals uitgaande, is het bovenste gedeelte van den rug mede met geborduurde figuren versierd. Gladde mouwen, onder aan de hand geborduurd. De ceintuur is geboord en heeft een strik; de einden zijn even als het kleedje geborduurd. W a n d e l t o i l e t b u i t e n d e s t a d. Hoed van rijststroo, lage platte bodem, de pas is in de rondte gegarneerd met een rij witte kralen en met lange kralen die op de pas afhangen, met een tullen echarpe en een bouquetje bloemen. De echarpe is onder den chignon vastgemaakt. Kleedje van mousseline, gegarneerd met taffen biais. De corsage met taf geboord is van voren en van achteren laag en vierkant uitgesneden, op de schouders half hoog. Taffen biais zijn met figuren, zoowel van voren als van achteren onder op de corsage gelegd. Taffen epauletten. Hooge guimpe van tulle en kant. Korte rok aan beide zijden met breede plooien opgenomen, met taf geboord en afgesloten met een geplooide kant. Lange rok met taffen biais. M e i s j e s v a n z e s a a c h t j a a r. Hoed van stroo, van voren gegarneerd met kersen, van achteren met een witte veder. Costuum van gedrukt mousseline met groote moezen. Paletot versierd met taffen biais. De paletot is van onderen, zoowel van voren als van achteren hol geknipt. De biais die er aan de achterzijde op zijn gelegd loopen alle drie tot van onderen aan de voorzijde door. Kleine zijden kwastjes en grelots rondom de randen. Rok van effen mousseline, gegarneerd met taf. Het volgende nummer zal onder anderen onderricht in het haken bevatten; de verschillende steken die bij het haakwerk voorkomen zullen door afbeeldingen duidelijk worden voorgesteld.

o

Afb. N . 50 en 51. Knippatr. keerz. v. h. Suppl. N . XII, fig. 40―42. Deze niet geheel wijde jaquette is van fijn zwart wollen reps en zwart lustrine voor voering vervaardigd, met patten van

No. 46. Knoop voor een das. Tweederde der oorspr. grootte.

No. 50. Jaquette voor meer bejaarde dames. Voorzijde. Knippatr. keerzijde v. h. Supplem. N o. XII, fig. 40―42.

No. 51. Jaquette voor meer bejaarde dames. Achterzijde.

Bij deze Aflevering is een Supplement, bevattende knip – en borduurpatronen. UITGAVE VAN A. W. SIJTHOFF, TE LEIDEN.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.