“ Als het er niet veilig is, komt er wel een reisverbod!” Sri Lanka ofwel Ceylon is een land met een divers aanbod aan natuur, cultuur en bevolking. Aangezien je een goede indruk van het land krijgt, ook als je een korte reis wilt maken, vertrekken we vandaag voor een rondreis over het eiland van 9 dagen. Onze vrienden René en Yvonne gaan met ons mee. We sluiten de reis af met een 4-daags verblijf op een eiland van de Malediven.
4 oktober Sri Lanka is een eiland wat rechtsonder de zuidpunt van India ligt. Het is 433 km. van noord naar zuid en 244 km. van oost naar west. Het zuidelijke deel bestaat voornamelijk uit bergen die naar de kust rondom het eiland uitlopen in heuvels. In het centrum van dit berggebied vind men de onmetelijke theeplantages waar Sri Lanka vooral om bekend staat. Honderden rivieren en stroompjes doorkruisen dit gebied en brengen het regenwater naar de rijstvelden. Het Noordelijke deel van Sri Lanka is veel droger. Aan de zuidkust vind je honderden lagune’s en stranden. Er zijn verschillende Nationale Parken waarvan wij er twee gaan bezoeken, oa. Horton Plains NP en Uda Walawe NP. In deze parken komen 92 soorten zoogdieren, waaronder luipaarden, apen, olifanten, lipberen, stekelvarkens, jakhalzen en vliegende honden voor. Ook zijn er 242 soorten vlinders, 435 soorten vogels, 107 soorten vis en 81 soorten slangen. De bevolking van Sri Lanka telt ongeveer 20 miljoen mensen, welke onderverdeeld kunnen worden in de 74% Sinhalese (Boedistische) , 18% Tamils (Hindoe), 8%
Moslims. Armoede bestaat er naast rijkdom, maar wat je als reiziger het meest zal opvallen is het landschap en de vriendelijke bevolking. Door de verschillende geloofsinvloeden staat het land bol van de rituelen, tradities, festivals en architectuur. In de historie van het eiland komen nogal wat veroveringen voor en dan wel de bezetting van Sri Lanka door andere mogendheden. Allen kwamen ze af op het grote aanbod aan kruiden en thee, welke in overvloed te vinden zijn. Het is in handen geweest van de Portugezen (1505), de Hollanders (1602) en de Engelsen (1796). De onafhankelijkheid kwam in 1984. Sinds begin jaren ‘70 heeft het land vooral te kampen met de strijd van de Tamils tegen de regering. Aangezien de Tamils zich gediscrimineerd voelen, eisen ze een eigen staat, waar de regering natuurlijk niet op in gaat. Deze strijd gaat gepaard met af en toe oplaaiend geweld, wat kan inhouden dat er mensen gegijzeld worden of dat er bomaanslagen zijn. Tot nu heeft het de Tamils niet meer opgeleverd dan een slechte naam wereldwijd. Helaas blijven hierdoor veel buitenlanders weg, waardoor het toerisme tot een bijna nulpunt is ingestort. Dit kan ons niet afschrikken, aangezien wij als motto hebben: “Als het er niet veilig is, komt er wel een reisverbod”! We hebben dan ook een route uitgezocht die het veilige zuidelijke deel van Sri Lanka zal laten zien. Verder kennen we natuurlijk allemaal de verschrikkelijjke beelden van de Tsunami die met Kerst 2004 oa. de zuidkust van Sri Lanka trof. Ook daardoor heeft het toerisme flink te lijden gehad. Voor ons juist een reden om er nu naar toe te gaan. Het belooft een veelzijdige reis te worden. Op de dag dat we naar Sri Lanka vliegen kunnen we het rustig aandoen. We vliegen pas om 14.20 uur met Martinair. Op ons gemak, de vakantie is nu eenmaal begonnen rijden we naar IJmuiden. Waar we eerst een bak koffie drinken bij René en Yvonne. We laten onze auto daar staan en Jim brengt ons naar het vliegveld. Rond 12.30 uur zijn we op Schiphol, waar we meteen gaan inchecken. Van te voren heb ik via internet al plaatsen gereserveerd bij Martinair, maar bij de incheckbalie weten ze van niks. Hoe is het mogelijk. We hebben wel plaatsen in de Comfort Class, maar R & Y zitten nu een heel eind verder. De Comfort Class is inderdaad iets ruimer, maar al met al is het nog niks. Het is toch van ik-wil-wel-mar-ik verrekut!! We kijken wat films en doen wat dutjes. Al met al is het verder een prima vlucht met de Boeing 767-300.
“ Uiteindelijk valt onze Roepie, het is een gevangenis...”! We landen om 5.35 uur in Colombo, het is nog donker. We hebben vrij snel onze rugzak en begeven ons naar de douane, waar we wonder boven wonder snel door kunnen. Het is meteen goed voelbaar dat we in de tropen zitten, lekker warm en vochtig.
5 oktober Als we de terminal uitlopen worden we door de hostess van Tropic Tours opgewacht. Ze delegeert ons naar het minibusje van Kamaraj, onze chauffeur voor de komende dagen. Het is eigenlijk een midibusje, want we hebben heel veel ruimte om te zitten en plek zat voor onze bagage. Prima geregeld dus. Ze brengen ons naar het Golden Sands hotel in Negombo. Dat is een badplaatsje zo’n 15 kilometer ten noorden van Colombo. De jongens aan de receptie van het hotel staan nogal slaperig op ons te wachten. Die zullen ook net wakker zijn. We laten onze voucher zien en checken in, terwijl het langzaam licht begint te worden en zien we voor het eerst de Indische Oceaan. We krijgen een welkomstdrankje en nemen afscheid van de hostess. Vrij snel kunnen we naar onze kamers, dumpen onze bagage en trekken de balkondeur open om de zeelucht op te snuiven. De zee is vrij wild, maar dat maakt voor ons niet uit, we duiken na een peukje nogal snel ons bed in, om even bij te slapen. Na een paar uurtjes slapen zijn we wat uitgerust en lopen we richting het centrum van Negombo. Al snel vinden we een gezellig uitziend restaurantje, waar we gaan zitten onder een afdak met uitzicht op zee. We bestellen allerlei lekkere dingen en smullen ervan. Het belooft weer veel goeds voor de komende dagen. Nadat we lekker uitgebuikt hebben nemen we twee tuktuks verder het stadje in. We willen het oude Nederlandse fort bezoeken. Het stamt uit de VOC tijd. Aan het gezicht van de tuktuk-drivers te zien snappen ze eigenlijk niet goed wat we daar gaan doen. Wij snappen het zelf eigenlijk ook niet goed, want van het fort is niet meer over dan de toegangspoort met klok. Als we daar doorheen zijn, gaan we op zoek naar de rest van het fort. We zien wel een hoop mensen in een groep bij elkaar staan, te wachten
bij een ijzeren hek, waar een soort van politieagent de zaak op slot houdt. Voor ons lijkt het alsof al die mensen staan te wachten tot het “fort” open gaat. We vragen aan verschillende van hun of ze Engels spreken en zo ja of ze weten waar het fort is gebleven. Ze kijken ons vreemd aan en zeggen het niet te weten. Ik zeg tegen de rest van ons, het moet toch heel wat zijn, het staat zelfs in de Lonely Planet vermeld als zijnde een toeristische atractie. Na nog wat niet begrijpend de situatie te hebben bekeken, komen we alsnog achter het mysterie van het VOC fort. Juist op het moment dat we het op willen geven en terug willen lopen naar de tuktuks, gaat de poort van slot en de politieagent laat verschillende mensen door, nadat ze een papier laten zien. Uiteindelijk valt onze Roepie!!! Het is een gevangenis en al die mensen staan te wachten tot ze op bezoek mogen. Van het fort is dus inderdaad niks meer over. Binnen 10 minuten zijn we dus weer terug bij de tuktukkers, die ons aankijken met een ik-had-het-toch-gezegd gezicht. Ze vragen of we ergens anders heen willen, maar we besluiten om naar de haven en de vismarkt te lopen. Daar is op dit tijdstip rond 14.00 uur niet veel meer te beleven. Je moet daar ‘s morgens vroeg zijn, als de verse vangst verhandeld wordt. Nu is het bijna verlaten, hier en daar een schurftige hond op zoek naar visafval. Alleen de visgeur was nog duidelijk aanwezig, die nogal versterkt werd door de hoge temperatuur. Na een half uurtje lopen gaan we ergens wat drinken en nemen daarna weer twee tuktuks naar een boedistische tempel, waar we een rondleiding krijgen. Daarna nog naar een hindoe tempel, die ze speciaal voor ons open doen. Ze vertellen ook hier weer allemaal interressante dingen. Voor Marijn en mij is het al bekend, maar voor René en Yvonne niet, want die zijn nog nooit in een Aziatisch land geweest. Voor vandaag is het weer genoeg geweest en we vragen of de tuktukkers ons op de weg terug naar het hotel nog even langs een moneychanger kunnen brengen. Natuurlijk kunnen ze dat en bij een goudhandelaar krijgen we een mooi koers voor onze Euro’s, beter dan bij een bank. Eenmaal in het hotel nemen we een verfrissende douche en spreken af rond 19.30 uur in het restaurant van het hotel, om daar te gaan eten. Na het eten lopen we naar Mama’s, een guesthouse/cafeetje waar je volgens de LP heerlijke cappucino’s kunt drinken. Dat blijkt deze keer wel te kloppen!! Rond een uur of 23.00 uur gaan we tevreden naar bed.
“ Hij beloofd ons veel bezienswaardigheden, inderdaad... water!” Er wordt ons vandaag een “prachtige” catamarantocht aangeboden namens Tropic Tours over de Indische Oceaan. We besluiten om eerst aan het strand te gaan relaxen. Zwemmen in de zee is niet mogelijk, want de rode vlag hangt uit.
6 oktober Wat niet meer betekend als dat het te gevaarlijk is. Er staat nogal wat wind en de golven zijn veraderlijk. Ik zie er dan ook enorm tegenop om vanmiddag in een catamaran de oceaan op te gaan. Maar dat is voor latere zorg. We liggen een paar uur op de strandbedden en zwemmen in het zwembad van het hotel. Na de lunch worden we opgehaald door de kapitein van de catamaran. In twee tuktuks rijden we door Negombo naar de lagune die uitkomt op de Indische Oceaan. De kapitein verteld ons dat we alleen in de lagune zullen blijven, omdat het inderdaad te gevaarlijk is om op volle zee te gaan. Hij beloofd ons allerlei bezienswaardigheden. Het gaat dus toch nog leuk worden. Eenmaal in het vissershaventje aangekomen worden we aangeklampt door een hoop kinderen. Het is er zoals verwacht behoorlijk smerig. De catamaran is niet meer dan een uitgeholde boomstam met een drijver. We hadden ze
al wel op zee gezien, maar we zijn verbaasd door het feit dat ze zo smal zijn. We hebben geen idee hoe we met z’n vieren in de 40 cm brede boomstam moeten zitten. Wat blijkt, ze hebben tussen de boomstam en de drijver een grote plank bevestigd waarop we kunnen gaan zitten. Onze schoenen gooien we in de “kajuit” en bungelen met onze benen over de rand. Eigenlijk zitten we best comfortabel, aangezien ze op de plank wat oude zeilen gelegd hebben. Twee Belgen vergezellen ons, en al snel wordt er afgeduwd. Pas als we in de lagune zelf zijn, wordt het zeil gehesen, wat nogal een zwaar karwei is. Als het zeil eenmaal goed bevestigd is en nat gemaakt, waardoor het nog beter wind vangt, komen we vlug op snelheid. Het is heerlijk om op het water te zijn. Helaas varen we te ver van de waterkant af om ook maar iets van de natuur te zien. De kapitein legt verder ook niks uit over de visserij. Het is ook onmogelijk om vragen te stellen, want door de wind kunnen we elkaar niet verstaan. Na 2 uur varen we dezelfde route terug en staan we al snel weer in het haventje. Van de beloofde bezienswaardigheden hebben we alleen het water gezien, het is dus een behoorlijke tegenvaller. Met de tuktuks gaan we weer terug naar ons hotel, waar de kapitein het lef heeft om een fooi te vragen. Ik leg hem uit dat hij weinig gedaan heeft om ons iets wijzer te maken over de visserij en we dus niet tevreden zijn, waardoor hij een fooi kan vergeten. Hij ziet in dat we eigenlijk wel gelijk hebben en neemt zonder mokken afscheid van ons. We drinken voor het avondeten wat op het terras van het hotel en sluiten de dag af met een heerlijk cappucino bij Mama’s. Morgen trekken we de binnenlanden van Sri Lanka in en kijken vol verwachting uit naar alle bezienswaardigheden, waarbij het Pinnawela Elephant Orphanage een van de hoogtepunten zal zijn.
“ Ik voel er echter meer voor om tusen de olifanten te staan!” In de vroege ochtend staat Kamaraj onze chauffeur al op ons te wachten met zijn busje. Onze rugzakken passen allemaal achterin, Marijn en ik nemen plaats op de voorste bank en René en Yvonne in het midden. We hebben ruim plaats voor onze benen en handbagage. Erg comfortabel dus.
7 oktober Al snel laten we de kust achter ons en genieten van het tropische landschap, de lieflijke huisjes die verscholen staan tussen de bomen, het dagelijkse leven zoals het zich afspeelt langs de doorgaande weg. Tegen 09.30 uur komen we aan bij het Pinnawela Elephant Orphanage (olifantenweeshuis). Het is opgericht door de regering in 1975, om verweesde en afgestoten olifantjes op te vangen. Ze voeden ze op tot volwassen dieren die op hun beurt weer voor de nieuwe weesjes zorgen. De Mahouts (verzorgers) zorgen ervoor dat ze op tijd te eten krijgen, dat ze twee keer per dag in bad gaan in de rivier en dat ze geen schade veroorzaken aan omwonenden of bezoekers. Verder kunnen de olifanten vrij rondlopen op het grondgebied van het weeshuis. De bezoekers van dit weeshuis kunnen ook vrij rondlopen tussen de olifanten, zolang we ze maar rustig benaderen. Het blijft toch altijd oppassen geblazen, zeker als er zoveel jonge olifantjes rondlopen. De Aziatische olifant is dan wel een heel stuk kleiner dan zijn Afrikaanse soortgenoot, maar je wilt toch niet hebben dat ze je met een klap van hun slurf buiten westen slaan. We vinden het alle vier prachtig en maken volop foto’s. Het hoogtepunt is echter het baden van de olifanten in de rivier onder aan de heuvel. Alle bezoekers lopen alvast vooruit en nemen een drankje in de verschillende restaurants aan de rivier, waarbij je een prachtig uitzicht hebt op de rivier. Ik voel er echter meer voor om midden tussen de olifanten te staan. Het waterpeil is namelijk zo laag dat je van rots tot rots kunt lopen. Voordat de olifanten arriveren wordt ik aangeklampt door een man. Ik denk in eerste instantie dat hij bij één van de restaurants hoort, maar al snel blijkt dat hij een “handlezer” is. Voor dat ik het in de gaten heb staat hij vol overtuiging te vertellen wat voor karakter ik heb en wat me allemaal te wachten staat. Heb ik weer! Ik vertel hem wel dat ik niet geinteresseert ben en maar in één ding gekomen ben en dat zijn de olifanten. Als die arriveren maak ik me
dan ook snel uit de voeten. Het is een fantastisch gezicht om al die olifanten te zien genieten van het verkoelende water. De mannetjes olifanten worden nog ingezet voor allerlei werkzaamheden en worden daarom extra verwend met een was- en scrubbeurt. De Mahouts schrapen hun rug en snoet met een stuk kokosschil. Als ze konden spinnen van tevredenheid zoals een kat dat kan, zou het een oorverdovend lawaai zijn. Yvonne en ik mogen zelf ook een olifant “wassen”. Wat niet meer inhoud als het scheppen van water over de rug van een badende olifant, maar we zijn zo freet als twee pubers. Na een uurtje, als we even naar het terras willen gaan om wat te drinken, komt de “handlezer” weer op me afgestapt. Hij vraagt om een donatie en omdat ik het toch wel grappig vindt dat hij mij toch een uur in de gaten heeft moeten houden om een fooi te kunnen vangen, geef ik hem 100 Roepies. Denkend dat ik nu wel van hem af zal zijn, reageer ik nogal verbaasd als hij zegt dat de minimum donatie 500 Roepies is. Excuse me!!! Een donatie is bij mij altijd nog vrijwillig en nooit aan een minimum verbonden. Daarbij is hij op mij afgekomen en niet andersom. Ik zeg hem op zijn plat Brabants dat ie op moet sodemieteren en begeef me naar de rest van ons clubje. Geloof het of niet, terwijl ik het hele voorval zit te vertellen, is hij mij achterna gelopen het terras op en heeft Yvonne aangeklampt die mijn waarschuwing ter harte neemt en hem snel afwimpelt. Lachwekkend!! Ons einddoel voor vandaag is Polonnaruwa waar we zullen overnachten. Maar eerst maken we nog een stop in Dambulla. We bezoeken de Grottempels van deze stad. Het complex dateert uit de 1e eeuw v. Chr. en bestaat uit 5 grotten met meer dan 2000 m2 beschilderde muren en plafonds en is daarmee het grootste schilderwerk ooit gevonden. Er zijn meer dan 150 verschillende beeltenissen van Boedha en maken dit een bekend bedevaartsoord. Zoals gewoonlijk met bedevaartsoorden, moet je er veel moeite voor doen om er te komen en in dit geval moeten we een flinke heuvel op. Aangezien het nu midden op de dag is, speelt de temperatuur ook een grote rol. Uiteindelijk haal ook ik de top en kunnen we al het moois aanschouwen. Het is een heel serene plek, wat veroorzaakt wordt door de rust die er heerst. We lopen er een uurtje rond en begeven ons dan weer naar beneden. Aangezien we nog niet geluncht hebben en het nog wel een eindje rijden is, stoppen we ergens langs de weg om wat koude colaatjes te kopen en verse papadums. Waarna we ons al weer snel op weg begeven. Af en toe doen we een dutje en voor de rest genieten we van het uitzicht. Als onze lijven gaan roepen om een bakje koffie, gaat de zak met koffiesnoepjes rond. Echte koffie komt vanavond in het hotel wel weer. Tegen zonsondergang arriveren we bij het luxe Royal Lotus Hotel. We hebben supermooie kamers en uitzicht op het meer. Na het opfrissen gaan we dineren in het hotel. Het eten in Azië is toch altijd overheerlijk. We nemen nog een afzakkertje en gaan voldaan naar bed.
“ ...Natuurlijk komt daarna de onvermijdelijkke verkooppraat!” Vandaag brengen we voor de middag een bezoek aan de Polonnaruwa Ruïnes. Polonnaruwa was van 1000 tot 1236 na Chr. de hoofdstad van het Singalese Rijk. Het ruïne-complex bestaat uit (deels) gerestaureerde paleizen, tempels, koninklijke baden en lusttuinen.
8 oktober Indrukwekkend zijn de uit granietrotsen gehouwen beelden van Boedha, die in liggende, staande, zittende en mediterende houding wordt afgebeeld. Ondanks dat we maar een paar uur de tijd hebben, krijgen we een goed beeld van de grootte van deze voormalige hoofdstad. Na de middag staat de beklimming van de Sigirya-rots op het programma. Deze reusachtige rots torent bijna 200 meter boven het landschap uit en diende in de 5e eeuw na Chr. als vesting voor de stad. De toenmalige koning liet boven op de rots een paleis met zwembad aanleggen, waarvan nog steeds de resten te zien zijn. De klim naar boven is inspannend en op weg naar boven kom je langs de bekende muurschilderingen van de maagden van de koning. Het klimmen wordt beloond met een spectaculair uitzicht over de tropische omgeving. Helaas niet voor ons dan, want onderweg naar de rots komt het met bakken naar beneden. Tijdens de van te voren geplande lunch, wordt ons afgeraden om de toch te gaan ondernemen, want door de regen is de ijzeren trap die tegen de rotswand gemaakt is veel te glad. En dus gevaarlijk. Dat schrijven we dus op voor jammer! We hebben nu wat tijd over op weg naar Kandy, dus besluiten we om eerst een bezoek aan een kruidentuin te maken, alvorens in te checken in ons hotel in Kandy. In de kruidentuin krijgen we een complete rondleiding met uitleg over allerlei kruiden en vruchten en hun heilzame werking. Aan het einde van de rondleiding krijgen we een lekker kopje Sri Lankaanse thee met vanille. Natuurlijk komt daarna de onvermijdelijke verkooppraat. Er wordt ons ook een Ayurvedische massage van de nek aangeboden, waar we allevier dankbaar gebruik van maken. Alleen Marijn vindt het maar zo zo. Op weg naar het busje moeten we even naar het kruidentuinwinkel-
tje, waar Yvonne en ik ons boodschappenmandje zo vol hebben en de verkopers hun beurs, want echt goedkoop is het niet. Marijn en ik slaan oa. currykruiden, lotus-olie, vanille-olie, needra-olie (beter slapen) ed. in. Het is maar goed dat je er met een creditcard kunt betalen. Tegen 16.00 uur rijden we Kandy binnen, de tweede stad van Sri Lanka, maar de hoofstad van de hooglanden. We gaan meteen naar ons hotel, het Hill Top Hotel, wat zijn naam eer aan doet. We hebben een prachtig uitzicht over de stad. De kamers zijn ook weer superdeluxe en na een verfrissende douche, brengen we een bezoek aan de Sri Dalada Maligawa, wat natuurlijk betekend de Tempel van de Tand. Hier bevindt zich het belangrijkste relikwie: de linker boventand van Boedha zelf. De beveiliging rondom de tempel staat op scherp, want in 1998 hebben de Tamil Tijgers hier een bom laten ontploffen. Dus we moeten langs bewaking en mogen geen tassen mee naar binnen nemen. Het verhaal gaat dat de tand uit de vlammen is gered tijdens de crematie van Boedha in 543 voor Chr. Hij is Sri Lanka binnen gesmokkeld in de 4e eeuw na Chr. verstopt in het haar van een prinses. Sinds die tijd is de tand nogal vaak verhuisd, gestolen, terugveroverd en uiteindelijk in Kandy beland in de tempel die deel uitmaakte van het Koninklijk Paleis. Veel pelgrims komen minstens één keer in hun leven de tand aanschouwen. Alhoewel je de tand zelf niet te zien krijgt, aangezien hij in een gouden kastje in de vorm van een stupa ligt. Elke avond om 19.00 uur gaat het gordijntje wat daar weer voor hangt opzij en kunnen de vele pelgrims en toeristen er langs lopen en er snel een blik opwerpen. Je mag zelfs niet stil gaan staan. Het is een constante stroom van mensen. Wij bekijken alles van een afstandje, omdat we uit respect voor de echt gelovigen niet in de weg willen staan of lopen. Klokslag 19.390 uur gaat het gordijntje zonder pardon dicht. Of je nou net aan de beurt was om te kijken of niet. Poppetje (tandje) gezien, kastje dicht. We begeven ons naar de centrale tempelruimte. Daar staan trommelaars en toeteraars met een gezicht van: oh wat heb ik er toch weer zin in, nogal veel herrie staan te maken. Toch geeft het geheel een duidelijk beeld van de devotie van de mensen. Terug in het hotel nemen we een borrel en begeven we ons naar het restaurant waar weer een heerlijk buffet op ons staat te wachten. Tijdens het eten wordt de sfeer opgeleukt door een lokaal muziekensemble wat van tafeltje naar tafeltje trekt. Het klinkt erg leuk en de jongens doen zo hun best, dat Rene besluit om hun cd te kopen. Misschien staat er wel leuke muziek op, maar hij doet het vooral om van ze af te zijn, want de rest van de tijd laten ze ons met rust.
“ Yvonne ondergaat een Ayurvedische massage!” In Kandy is vanalles te zien en te beleven, maar omdat we hier maar één dag zijn brengt Kamaraj ons naar de meest interessante bezienswaardigheden.
9 oktober Eerst gaan we naar de Botanische Tuin die internationaal nogal wat aanzien heeft en dat blijkt ook snel. Het is er inderdaad prachtig en je kunt er heerlijk rondwandelen.
We zien allerlei bomen, planten en bloemen die we nog nooit gezien hebben. Daarna brengen we een bezoek aan een batikfabriekje en een houtfabriekje (waar we een masker kopen). We gaan lunchen in een restaurant waar ook internet is. Dat komt goed uit, want Yvonne wordt naar haar Ayurvedische massage-afspraak gebracht, zodat wij op ons gemak een mailtje kunnen sturen. We gaan ‘s avonds naar de Kandyan Dance, dat is een culturele dansvoorstelling die van oorsprong een expressievorm heeft met een diepe religieuze betekenis. Na de show volgt er buiten nog een demonstratie vuurlopen. Het is leuk om te zien en als het al flink donker is gaan we terug naar het hotel om maar weer eens een keer lekker te gaan eten. We gaan op tijd naar bed, want morgen gaan we een lange rit maken door de heuvels en langs de theeplantages waar Sri Lanka zo om bekend staat.
“...Ze hebben geen bier, laagseizoen en dan is de bar gesloten” De reis gaat vandaag verder naar Nuwera-Eliya. Een smalle weg voert ons langs beboste heuvels en snelstromende beekjes omhoog naar het prachtige landschap met de vele theeplantages.
10 oktober We stoppen verschillende keren om foto’s te maken en bij een theefabriek krijgen we een rondleiding. Helaas is er een stroomstoring, maar we krijgen toch een aardig beeld van hoe het er normaal aan toe gaat. Aan het einde van de rondleiding nemen we plaats op het terras van de winkel en krijgen een heerlijk kopje thee met gebak. We kopen twee dozen thee en vervolgen onze weg naar boven. Nuwera-Eliya was vroeger het herstellingsoord van het Britse Kolonials leger. Het was het centrum van de Britse plantersgemeenschap, compleet met golfbaan uit 1889, parken, speelvijvers, luxueuze hotels en een renbaan. Er zijn nog veel gebouwen overgebleven uit de Victoriaanse tijd. Wij verblijven in The Heritage, een prachtig koloniaal hotel. De kamers zijn niet echt zuiver en in de douche liggen nog haren. Ik meld dit aan de receptie en ze sturen meteen iemand om de douche schoon te maken. Komt goed. We hebben allevier onze fleece-vesten aangedaan want het is hierboven behoorlijk fris. We zitten dan ook op 1890 meter.
We bestellen koffie en dat duurt erin en eruit voor dat die komt. We komen erachter dat er niet veel personeel is en de bar van het hotel gesloten. Als we na de koffie een biertje willen drinken, kunnen we maar vast beter bestellen. Zo gezegd, zo gedaan. Het mannetje van de receptie vindt het maar raar dat we nog aan de koffie zitten en al bier bestellen. Hij reageert ook heel vreemd. Als we zeggen toch echt een biertje te willen drinken, komt de aap uit de mouw. Ze hebben helemaal geen bier want het is laagseizoen en dan is de bar gesloten. We maken hem duidelijk dat het hotel toch ook open is om te slapen en te eten, dus moet er maar bier geregeld worden. Hij moet het maar ergens gaan halen. Hoeveel bier we dan van plan zijn te gaan drinken? Ja luister eens: ge koopt mar een krat en dan zien we wel wat er op gaat, en die flessen die opgaan die betalen we dan! Nee, nee, dat is niet de bedoeling, we moeten zeggen hoeveel we er willen en die dan ook meteen afrekenen. Wat is dit nou weer? Vooruit ga dat bier maar halen. Twee halveliter flessen die man. Ook al zijn er geen andere gasten, hij vindt toch echt dat hijzelf het te druk heeft om bier voor ons te gaan halen en stuurt er een ander mannetje op uit. Na een uur is hij terug met 8 flessen van een halve liter lauw bier. Meteen afrekenen graag. Het bier is ineens ook twee keer zo duur als normaal. Affijn we kunnen bier drinken, maar wat een gedoe! Het avondeten verloopt prima en het is weer heerlijk. Terwijl we zitten te eten komt er een groep van wel 20 Russen binnen. Zo te zien waren zij wel op de hoogte van de biervoorraad, want ze hebben zelf al drank bij. Eigenlijk is dit niet zo opmerkelijk, want Russen zijn opgegroeid met wodka! We gaan weer op tijd slapen, want morgen vertrekken we vroeg naar Horton Plains.
“ Als je op de wc zit heb je vrij zicht op de rivier!” We vertrekken op tijd en dus vroeg richting Nationaal Park Horton Plains, wat op een plateau ligt op 2000m, tussen de bergen Kirilgapotta ( 2395m) en Totapola (2359m).
11 oktober De rit ernaar toe is al prachtig, het weggetje ernaar toe wordt steeds smaller en hobbeliger. Eenmaal boven bij de Park Headquarters aangekomen, zien we gelijk twee Sambar herten. Ze zijn erg nieuwsgierig, dus als we de ramen van het busje opdoen, steken ze hun neus naar binnen en sniften luidruchtig. We rijden door tot de centraal gelegen parkeerplaats en van daaruit beginnen we aan de wandeltocht naar World’s End. Het is inmiddels 8.30 uur en we moeten voor 10.00 uur daar zijn, omdat anders de inkomende wolken het uitzicht belemmeren. Het zou fris moeten zijn, maar de zon schijnt al volop en we hoeven onze meegebrachte truien niet aan. Het klimaat en het landschap zijn hier zo afwisselend, dat je het kunt vergelijken met de Schotse hooglanden en Afrikaanse savannes. Het park staat bekend om de prachtige tropische flora en fauna en we stoppen dan ook regelmatig om foto’s te maken en zeker om te genieten van de omgeving. Marijn vindt ergens langs het pad tussen het hoge gras een prachtig hagedisje dat zich op zit te warmen in de zon. Hij blijft mooi stilzitten, dus er word van alle kanten gefotografeerd. Na een uurtje wandelen, waarvan sommige stukken pad behoorlijk rotsachtig zijn, komen we aan bij World’s End. Een adembenemend uitzichtpunt boven een 880 meter diepe afgrond. We nemen onze tijd om het uitzicht op ons in te laten werken, waarbij Marijn dat doet met de afgrond op veilige afstand. René
en Yvonne besluiten nog wat hoger te klimmen, maar wij hebben daar geen zin in. Als ze terug zijn, loop ik vast aan, aangezien ik niet zo’n stijger ben en de rest veel sneller loopt. Onderweg zie ik verschillende witbesnorde apen, maar ze zijn zo schuw dat ik ze niet kan filmen. Als ik halverwege ben, wordt ik door de rest bijgehaald. Het moeilijkste stuk is dan achter de rug en gezamelijk lopen we terug naar de parkeerplaats waar ook een theehuisje is. We nemen wat te drinken en rusten even uit, alvorens we weer de bus in stappen. Eenmaal uit het park rijden we in Westelijke richting en dalen weer af naar het tropische en dus vochtigere deel van Sri Lanka. Natuurlijk passeren we eerst nog eindeloze theeplantages, waarbij we weer een stop maken voor thee en gebak. We zien de St. Clairs Falls (80m) en de Devon Falls (97m). De route gaat door naar Kitulgala, waar in de omgeving de film: “Bridge on the river Kwai” is opgenomen. We slapen vanavond aan de Kelani rivier bij Rafter’s Retreat. Tussen en half in de bomen hebben ze stoere bungalows gebouwd van hout en bamboe. We vinden het allevier prachtig om zo te slapen vannacht. Het is zo leuk gemaakt. Als je op de wc zit heb je vrij zicht op de rivier, er zit geen muur of gordijn of wat dan ook voor. Er is geen warm water, maar ook tijdens het douchen kijk je zo naar buiten, dus dat maakt alles goed. Als avondeten verwachten we niet veel, er zijn geen ander gasten, dus verwachten we een summiere maaltijd. Ze vragen of we rijst met kip willen en dat klinkt ons al goed in de oren. Zetten ze na een half uurtje toch een complete maaltijd neer met allerlei bijgerechten. Dit hadden niet verwacht en het is zo lekker dat we onze vingers er bijna bij op eten. We gaan op tijd slapen. Niet omdat we zo moe zijn, maar omdat we eigenlijk niet kunnen wachten om in onze hut te zijn. Er zijn zelfs handdoeken en schone lakens. We kruipen onder de klamboe en zetten de ventilator aan, waarna we op het geluid van de snelstromende rivier al snel in slaap vallen. ‘s Nachts hoor ik dat het is gaan regenen. Hopelijk is dat morgen voorbij, want dan gaan Marijn en ik voor het eerst raften.
“ Met groot gemak en gegil komen door de eerste rapid heen” Na een stevig ontbijt vertrekken we met een jeep, met daarachter een aanhanger met daarop onze raft, naar het 7 kilometer verder gelegen vertrekpunt van onze raft-tocht.
12 oktober Ik vind het allemaal reuzespannend, ik heb het niet zo op kleine bootjes, maar toch heb ik er erg veel zin in. Marijn vindt het maar niks, maar zegt dat hij voor mij meegaat. Hij moet doen wat hij zelf wil en het niet voor mij doen. Hij besluit het toch te doen. René en Yvonne hebben al geraft op de Zambezi rivier in Zimbabwe, dus dit wordt voor hun een eitje. Bij het vertrekpunt aangekomen krijgen we een reddingsvest en een helm. Ik knoop mijn onderwatercamera, die ik mee heb genomen voor de Malediven, vast aan mijn reddingsvest. Zo kunnen we toch nog wat fotootjes maken. We krijgen ook stuur- en veiligheidsinstructies en daarna zitten we al snel in de rubberen boot. De jongen die als ervaren rafter meegaat en dient als roerganger, geeft bij elke stroomversnelling de naam en uitleg hoe we hem moeten nemen. Als de eerste “rapid” nadert begint het te kriebelen in mijn buik. Waarom vindt ik dit toch eng? Ik kan toch goed zwemmen, dus als we omgaan is er toch niks aan de hand! Het zal het moment zelf zijn, waarop je omgaat. Je weet niet hoe dat gaat. Maar ja als we gaan, dan gaan we toch met z’n allen?! Met groot gemak en gegil komen we door die eerste rapid en het is supergaaf. Zelfs Marijn roept het uit: “dit is keileuk man!” Tussen de rapids kunnen we het dorpsleven aan de rivier bekijken. Maar het gaat ons toch vooral om het raften natuurlijk. Eigenlijk kunnen we niet wachten tot de volgende komt. Het peddelen gaat goed en onze roerganger brengt ons in een melige sfeer door zijn Engelse uitspraak. Zijn forward klinkt als fowut! Bij de een na laatste rapid verteld hij dat deze er wel eens voor zou kunnen zorgen dat we omgaan, maar als we zus en als we zo peddelen dan halen we het wel droog. Mooi niet dus. Het is natuurlijk de opzet om één keer om te
gaan, maar in ons enthousiasme hadden we dat op dat moment nog niet door. We peddelden naar hartenlust, maar er was geen beginnen aan. Onze roerganger stuurde de raft zo dat we tegen een grote rots aan knalde, opgetild werden door de golf en daar gingen we. Ik viel er achterover aan de zijkant uit. Marijn, René en Kamaraj werden getorpedeerd aan de voorkant en Yvonne.... die zat nog gewoon in de raft. Die was gewoon op haar kont gegleden. Het moment zelf was helemaal niet eng en binnen een paar seconden was ik alweer boven water en zag ik de rest een eindje verder drijven. We kunnen eigenlijk maar één ding doen en dat is smakelijk lachen. Was ik hier nou zo bang voor geweest. We nemen nog een paar van die stroomversnellingen, waarbij we steeds meer plezier krijgen. Op een heel rustig stuk, waar geen rotsen zijn zegt onze roerganger dat we gerust kunnen zwemmen ofwel met de stroom meedrijven. Zo gezegd, zo gedaan en we maken zo leuke foto’s vanuit het water. Bij een zandbank kunnen we gemakkelijk weer in de boot klimmen en na de laatste rapid, bij Rafter’s Retreat voor de deur is het afgelopen. Ik wil nog wel uren doorgaan, maar helaas er staan weer andere dingen op het programma. We nemen nog snel een douche in onze hutten en na een drankje vertrekken we dan richting het zuiden. Het is een lange rit naar het Udawalawe Nationaal Park, dus onderweg doet de één na de ander een dutje. Halverwege de middag komen we aan en gaan eerst lunchen. Aan het eind van de middag als de zon langzaam onder gaat maken we tocht door het park. We doen dit in een open jeep en er gaat een safarigids mee. Udawalawe is één van de populairste safariparken vanwege de grote kuddes olifanten die hier te zien zijn. Een open landschap rond de rivier maken het gemakkelijk de olifanten te zien die soms wel in kuddes van honderd stuks naar de rivier komen om te drinken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we na vijf minuten de eerste olifanten tegen komen. We hebben ruim de tijd om ze te bekijken. Ook zien we herten, een boomhagedis, krododillen en verschillende vogels. Het is een erg leuke tocht, alhoewel de safarigids niet veel te vertellen heeft. Ik geef er niks om, ik heb mijn olifantjes weer gezien. Eenmaal uit het park vertrekken we snel naar Embilipitya waar we de nacht doorbrengen in het Centauria Hotel. Na het eten gaan we vroeg slapen, het is een lange, vermoeiende, maar erg leuke dag geweest.
“ Bijna onvoorstelbaar dat deze zee als een monster tekeer is gegaan” We rijden via binnenweggetjes zuidwaarts naar de kust. Langzaamaan wordt het minder heuvelachtig, maar het blijft weelderig groen. Bij de plaats Matara bereiken we na een paar uur ineens de Zuidkust van Sri Lanka en rijden we op een paar meter van het strand.
13 oktober We zijn nu in het gebied wat het hardst getroffen is door de tsunami van Kerst 2004. De weg heeft nieuw asfalt, maar de huisjes zijn of verdwenen (alleen de betonnen fundering zien we nog) of ze zijn compleet en onherstelbaar beschadigd. We weten dat de golven tijdens de tsunami tot zo’n anderhalve kilometer landinwaarts grote schade aangericht heeft. Maar het is toch heel confronterend om het nu met eigen ogen te zien. We stoppen om ergens wat te drinken en zijn allevier opmerkelijk stil. De zee ziet er idylisch mooi en rustig uit en het is bijna onvoorstelbaar dat deze zelfde zee als een monster tekeer is gegaan en zoveel mensen heeft gedood. Door alle emoties die ik op dit moment voel, laat ik mijn tranen maar gewoon komen. Na een half uurtje rijden we verder en komen aan in Galle. Daar rijden we meteen door naar het door de Nederlanders gebouwde fort uit de VOCtijd. We gaan eerst lunchen in een chic hotel en lopen daarna even naar de hervormde kerk. Binnen en buiten in de tuin zijn veel graven te vinden uit de VOC-tijd. Vlak bij de uitgang van de kerk vinden Marijn en ik zelfs een groot graf van ene Van Den Heuvel. Zou ons reisbloed zo ver terug te voeren zijn? We maken ook een wandelingetje over de fortmuur. We hebben mooi uitzicht over de typisch Nederlandse huizen die men binnen het fort gebouwd heeft en die aan straten liggen met typisch NL namen. Marijn en ik kopen bij een kraampje een houten olifant voor onszelf. Die hebben we na al onze reizen nog steeds geen voor onszelf. Deze is wel heel mooi. Hij is versierd op de Kandy manier. Dwz. alsof hij een groot gebloemd kleed op zijn rug heeft hangen. We zijn er zeer mee in onze nopjes. Na Galle rijden we verder naar Hikawadu, waar we een schildpaddenfarm bezoeken. Het is kleinschalig en de eigenaar verteld ons waarom. Deze farm werd gerund
door zijn hele familie. En je raadt het al, die zijn allemaal omgekomen tijdens de ramp in 2004. Hikawadu ligt daar waar toendertijd die trein is ontspoort door de golfslag. Buiten het feit dat hij zijn hele familie kwijt is, ging ook de farm verloren. Een paar jaar zat hij helemaal aan de grond, maar heeft toch de moed bij elkaar geraapt om opnieuw te beginnen. Nu heeft hij 2 vrienden die hem helpen. Hij krijgt geen subsidie van de regering en opereert op basis van sponsoring. Hij houdt een logboek bij en het is de bedoeling dat de sponsors zelf de schildpadjes mee vrij te laten. Dat moet natuurlijk maar net zo uitkomen, in ons geval werkt het niet. Het duurt nog 4 dagen voor de eerste eieren uit gaan komen. Het maakt voor ons niets uit, we sponsoren de schildpaddenfarm toch wel. Het wordt netjes genoteerd in het logboek. We krijgen eerst een volledige uitleg over het hoe en waarom van deze farm. De lokalen rapen de eieren en bieden ze ter consumptie te koop aan op de markt. Ze kosten zo’n 4 cent. De schildpaddenboer koopt de eieren voor 1 cent meer op van de marktlui en broedt ze uit in de daarvoor bestemde bak. Er komen op de hele wereld 7 soorten zeeschildpadden voor en hij heeft er 5 van. Als de eitjes uitkomen laat hij de babyschildpadjes meteen los op het strand en zorgt er dan voor dat ze niet meteen door vogels of ander gespuis opgegeten worden. Eenmaal in het water moet hij ze aan hun lot over laten, maar ze hebben dan in ieder geval een goede start gehad. Als het zeewater heel ruw is houdt hij ze in speciale bakken totdat het beter weer is en zet ze dan alsnog uit. In de bakken zien we ook enkele exemplaren van de 5 soorten die hij heeft. Van kleintjes (volwassen formaat zo’n 15 cm.) tot grote (die zo’n 75 cm. zijn). Het is allemaal bere-interressant, of moet ik zeggen schildpaddeninterressant, maar we moeten verder. Kamaraj wil voor dat het donker is, in het hotel zijn waar we vannacht gaan slapen. Onderweg is het stuitend om te zien dat er nog zoveel mensen in noodhutjes wonen, het is nu toch al weer 2 jaar geleden dat er zo’n grote inzamelingsactie is geweest. We zullen het wel nooit begrijpen hoe dat allemaal in zijn werk gaat. We komen op tijd aan en na een welkomstdrankje gaan we effe lekker douchen. We hebben afgesproken om vanavond tijdens het afscheidsdiner Kamaraj zijn fooi te geven. Na het douchen ga ik effe liggen, want voel me een beetje grieperig. Wat hoofdpijn, moe, koortsig. Dus ik mik er een paracetamol en rust wat. Rond 20.00 uur gaan we eten en nemen afscheid van Kamaraj en overhandigen hem zijn fooi. We praten nog wat na over de rondreis en komen er op het allerlaatst achter dat hij eigenlijk Anton heet. Tenminste dat is zijn christelijke naam. Wat een giller. Anton is toch een wat gemakkelijkere naam om uit te spreken. Morgen brengt hij ons nog naar het vliegveld van Colombo, maar eenmaal daar kun je niet echt fatsoenlijk afscheid nemen. Ik duik vroeg mijn bed in, want voel me echt niet lekker. Marijn en René pakken nog een biertje.
“ ...Met Velidhu in zicht vergeten we het gehobbel op de boot...” We staan vroeg op want we moeten nog zeker 2 uur rijden naar het vliegveld van Colombo en willen op tijd zijn voor onze vlucht naar Malé, de hoofdstad van de Malediven. We kijken er erg naar uit, want het moet toch iets bijzonders zijn al die eilandjes in de Indisch Oceaan.
14 oktober Gelukkig voel ik me weer wat beter, de nachtrust heeft me goed gedaan. Alles verloopt volgens planning en aangekomen bij de vertrekhal nemen we snel afscheid van Kamaraj/Anton. Als we inchecken blijkt dat we niet met Sri Lankan Air vliegen maar met de Emirates. Ze maken hun goede naam waar. De service tijdens de 1 uur durende vlucht is helemaal top. Maar onze aandacht is toch vooral gericht op het zicht vanuit het vliegtuig. Na een half uurtje in zuidwestelijke richting vliegen komen de eerste atollen in zicht. Vanuit de lucht gezien lijkt het alsof één of andere God hier duizenden groene toefjes land met kleine turkooizen ringen er omheen in de diepblauwe zee heeft laten vallen. De eilanden zijn gegroepeerd in 26 grotere en kleinere ringvormige atollen, die zich als de schakels van een ketting aaneenrijgen. Geen enkel ander land ter wereld bestaat uit zoveel water en zo weinig land. De eilanden en atollen van de Malediven liggen verspreid over een stuk oceaan van 950 km lang en 150 km breed. Maar 0,3 procent van het oppervlak van de Malediven is land. Dit landoppervlak is verdeeld over 1190 eilandjes. De meeste zijn niet meer dan 1 km lang en 100 tot 400 meter breed. In een kwartier kun je er omheen lopen. Slechts 1 op de 6 eilanden is bewoond, de rest wordt gebruikt als kokosplantage of doet dienst als vakantieoord. Het leven op de bewoonde eilanden is eenvoudig. De visrijke zee is de voornaamste voedselbron. Kokosnoten en broodvruchten vullen het menu aan met bananen, mango’s en papaya’s. Maar rijst, het belangrijkste voedingsmiddel moet geïmporteerd worden. Een voorwaarde voor alle leven op de eilanden is echter zoet water: in de grond verzamelt zich op niet al te grote diepte regenwater, dat zorgt voor de drinkwatervoorziening. We landen op het vliegveld van Malé met onze neuzen tegen de raampjes, want het ziet er zo veelbelovend uit. Overigens is het vliegveld niet op Malé-eiland zelf. Het ligt op een opgespoten eiland iets ten noorden ervan. Aan de oostkant van het vliegveld is een afgeschermd gedeelte in het water gemaakt voor de watervliegtuigen en aan de westkant is de ferryhaven. We melden ons bij
de balie van Tropic Tours waar we te horen krijgen dat de boot over een half uurtje zal vertrekken naar Velidhu Island, waar we de komende dagen zullen verblijven. Boot… we zouden toch met een watervliegtuig gaan? De man vraagt het na en in plaats van heen met het watervliegtuig en terug met de speedboot wordt dat omgedraaid. Het maakt ons niets uit, als we maar een keer met het watervliegtuig gaan, want daar hebben we extra voor betaald. Eenmaal op de speedboot zien we hoe helder het water is en we zien de eerste visjes al zwemmen. Het eerste kwartier is het nog leuk om supersnel te varen, maar dan wordt het gebonk op het water al snel vervelend. En dan duurt anderhalf uur toch lang. Maar goed het is niet anders, het zal er wel aan liggen dat ik me toch niet zo erg lekker voel. Op het eerste gezicht zien de eilanden er allemaal hetzelfde uit: als platte zandbanken die niet meer dan 1 of 2 meter boven het water uitsteken, er staan een paar kokospalmen op, tot 3 meter hoge scaevolastruiken met hun leerachtige bladeren, hier en daar een wurgvijg met indrukwekkende luchtwortels of een hibiscusstruik. Een witte strook van het allerfijnste zand omsluit het geheel en daaromheen igt weer een turkooizen lagune, die op zijn beurt omringd is door een koraalrif. Eindelijk komt dan ook Velidhu Island in zicht en door onze opwinding vergeten we het gehobbel op de boot meteen. We leggen aan bij de kleine pier van het eiland en worden welkom geheten door iemand van de receptie. We lopen over de 50 meter lange pier en zien links en rechts hele scholen vissen en koraal. Vanaf de pier stappen we op het zandstand en na 25 meter staan we onder de begroeiïng. Bij de receptie krijgen we een verfrissingsdoekje- en drankje en wordt ons de werkwijze van all-inclusive en de gang van zaken op Velidhu Island uitgelegd. Het is ons allemaal duidelijk en we laten ons naar onze naast elkaar gelegen bungalows brengen. De paadjes van en naar de bungalows zijn niet verhard, dus je hebt het idee constant over het strand te lopen. Er bloeien prachtige bloemen tussen de lage struiken. De bungalow ziet er prachtig uit, heel ruim, gezellig, met airco. Er hangen lange regenjassen en zwemvesten. We kunnen ook zelf koffie en thee zetten, wat altijd handig is. Aan de voorkant is een terrasje met lekkere stoelen. Op het strand staan ook per bungalow twee ligbedden met matrassen. We spreken af om te gaan lunchen om 13.00 uur. Maar ik wil toch even mijn temperatuur opnemen, want naar mijn gevoel heb ik verhoging. Wat blijkt… ik heb gewoon 39,5 graden koorts. Das niet goed en ik maak me zorgen. Ik besluit om maar meteen de dokter op te zoeken en samen met Marijn steek ik het eilandje over. Na wat onderzoekjes als bloedruk meten, hartslag tellen en nog eens temperaturen bespreken we de mogelijke diagnoses. Het kan geen malaria zijn want we slikken pillen en we zijn nog te kort in risicogebied. Als ik vertel dat ik zware hoofdpijn achter mijn ogen heb, komt de dokter tot de conclusie dat ik denguefever (knokkelkoorts) heb. Dat wordt veroorzaakt door een overdag stekende mug. Nou ben ik bij Kandy in de kruidentuin op mijn scheenbeen gestoken en kreeg een rare jeukende bult, maar dit had ik niet verwacht. Waarom ik nou weer. Als ik 100 % zekerheid wil heb-
ben, moet ik mijn bloed laten onderzoeken op Malé. De dokter biedt me aan om een breed spectrum antibiotica te geven. Dat moet helpen tegen de knokkelkoorts en als het dat toch niet is, dan helpt het ook wel tegen andere infecties. Dus met een bussel pillen lopen we terug naar onze bungalow. Ik heb geen honger en besluit om te
gaan slapen. Ontzettend balen. Van de koorts die steeds hoger wordt val ik toch in slaap. Gelukkig maar dan hoéf ik ook niet te balen. Marijn gaat met René en Yvonne naar het strand. ’s Avonds heb ik niet veel trek, maar eet een beetje soep met wat fruit en ga weer op tijd naar bed. Misschien dat het morgen iets beter is.
“ Met spiksplinternieuwe snorkels, via het trapje het water in” Goed geslapen en de koorts lijkt gezakt. Maar ik ben wat slapjes, dus Marijn gaat wat eten voor me halen in het restaurant. Als ik dat op heb ga ik weer slapen.
15 oktober De rest gaat weer snorkelen. Rond 11.00 uur komt Marijn over-enthousiast de bungalow binnen gestommeld: Oh meske, as ge oe eige wa beter voelt moete echt mee gaan. Het is zo mooi onder water!! Aangezien ik me eigenlijk best prima voel, besluit ik na een kopje thee om maar mee te gaan. We lopen naar de pier, waar René en Yvonne zitten te wachten. Ze zijn blij dat ik me weer wat beter voel en ik niet minder. Met onze spiksplinternieuwe snorkels op gaan we via het trapje het water in. Aangezien ik nog steeds geen held ben hou ik Marijn’s hand stevig vast. Eenmaal gewend aan de omgeving en gecheckt waar het dieper wordt (zodat ik daar zeker uit de buurt kan blijven) zie ik hoeveel verschillende vissen er zijn. Een klein zwartwit gestreept visje zwemt zowat mijn badpak in. We zien zoveel verschillende vissen, waarvan we later de namen pas kunnen opzoeken. Het blijken oa. papegaaivissen, lipvissen, koraalvlinders, barracuda’s en zaagbaarzen te zijn. We zien ook de zwartpuntrifhaai. De meest voorkomende is de witborstdoktersvis. Dat zal dan wel met mij te maken hebben!! Het water zelf is heerlijk en ik kan gerust stellen dat het me goed doet om effe uit bed te zijn. Na een half uurtje klimmen we via de trap weer het water uit. Marijn en René houden een hardloopwedstrijd over de pier met
een flippers aan en snorkels op. We piesen zowat in onze broek van het lachen. We gaan wat drinken en als we over het strand naar de strandbar lopen zien we in het zand roggetjes. Deze zijn niet gevaarlijk, maar een eind verderop zitten pijlstaartroggetjes en daar moet je voor uitkijken. We gaan onder een palmboom zitten en vermaken ons met kletsen, drinken, snacken en vooral van het uitzicht. Omdat Steffie en ik samen gingen snorkelen en we de sluetel van de kamer niet op het strand achter wilden laten, besloot ok om de sleutel in mijn zak van mijn zwembroek te doen, die is toch diep genoeg.. dacht ik. Zo gezegd zo gedan en zoals Stef al eerder schreef, het snorkelen was heerlijk! Na het snorkelen en een biertje op het terras besluit ik om de snorkelspullen even naar de kamer te brengen. Ik zoek de spullen bij elkaar en wil de sleutel pakken... maar die was weg, waarschijnlijk laigt die nu nog ergens tussen het koraal. Dat was verschrikkelijk balen want ze hadden bij het “intake” gesprek bij aankomst op het eiland al gezegd dat als je de sleutel verliest, je dit US 50,- zou gaan kosten. Ik dus naar de receptie en daar met hangende pootjes mijn verhaal gedaan, gelukkig bleven ze wel vriendelijk. Ik moest naar ons huisje gaan en daar wachten todat er iemand van “maintance” zou komen, die zou er een nieuw slot inzetten zodat we weer naar binnen konden. Zo gezegd zo gedaan en inderdaad binnen een half uurtje was de jongen er, mét een nieuw slot. Na een kwartiertje zt het nieuwe slot er in en waren we dus 50 dollar armer! De volgende keer toch maar effe een kluisje huren of de sleutel afgeven bij de receptie. Rond 17.00 uur gaan we naar onze bungalows om te douchen, zodat we voor het eten nog even kunnen borrelen in de strandbar. Helaas komt de koorts weer terug en het eten smaakt me niks. Ook al zegt de rest dat het heerlijk is. Wat ik meteen aanneem, want het uitgebreide buffet ziet er ook zo uit. Ik neem alleen wat soep en wat fruit. We gaan rond 23.00 uur slapen.
“ ...Ik mocht niet in de zon, niet snorkelen, zwemmen... niks!” Marijn gaat weer alleen ontbijten en zal wat fruit voor me mee brengen. Op de een of andere manier smaakt alleen zoet voedsel. Als ik opsta zie ik het meteen: over heel mijn lijf heb ik rode vlekken.
16 oktober Eigenlijk ben ik rood met witte vlekken en begin me nu toch wel erg bezorgd te maken. Wanneer Marijn terug komt met het fruit staan de tranen me in mijn ogen, ik zal toch niet hetzelfde hebben als ons pap een jaar geleden? Marijn gaat meteen de dokter inlichten en komt
meteen mee. Hij stelt me meteen gerust, maar dat gaat samen met een reprimande. Of ik in zon was geweest, want dat is absoluut verboden met zo´n hoge dosis antibiotica? Eh… ja gisteren! Daar bleek de uitslag dus van te komen. Gelukkig niks ergs, maar van de andere kant toch weer wel. Ik mocht absoluut niet in de zon, niet zwemmen, niet snorkelen, niet onder een palmboom. Alleen maar onder een echt afdak zitten, als ik dan toch naar buiten wilde. GVD… ik kom hier juist voor die dingen. Maar ja wat moet je dan. Braaf naar de dokter luisteren dus. Zo vallen deze dagen op de Malediven wel in het spreekwoordelijke water. Dan maar in de schaduw zitten van de strandbar en een boekje lezen. De rest deed waarvoor je naar de Malediven gaat: zwemmen, snorkelen, zonnen enz. Gelukkig dat Marijn met René en Yvonne had, anders was het voor hem net zo saai als voor ons. ’s Avonds weer het gebruikelijk ritme van douchen, eten en borrelen. De jongens van de bediening zijn erg aardig. Je hebt in de bar, het restaurant en zelfs in je bungalow steeds dezelfde personeelsleden. Dat is handig bij het fooien geven. Zo krijgt ieder zijn deel.
“ De rest van de middag hangen we lekker relaxed in de bar” Deze dag verliep eigenlijk hetzelfde als gisteren. Alleen gingen René en Yvonne op dolfijnentocht. Wij bleven tot ze terug waren bij de bungalow.
17 oktober Wel maakten we een foto met de zelfontspanner. Samen suffig langs elkaar staand, flippers aan en snorkels op. We hebben er zelf heel veel lol omgehad. Zeker toen Marijn met flippers aan, rennend naar de goede plek, net te laat kwam en de foto al genomen werd. Verder weinig bijzonder vandaag. Aan het einde van de dag lijkt het of ik me beter ga voelen. Er is nog hoop voor morgen.
18 oktober Voor het eerst sinds we op de Malediven zijn voel ik me redelijk goed. Ik heb alleen geen smaak in mijn mond, dus het eten smaakt nergens naar, dat is jammer want het ziet er iedere keer watertandend lekker uit. In de middag maken we een boottocht waarbij we op zoek gaan naar reuzemanta’s. We speuren een groot koraalgebied af, maar ze laten zich niet zien. Wat ik voor mij als hoogtepunt op de Malediven beschouw gaat nu dus ook niet door. Maar het blijft de natuur. Ook deze beestjes gaan en staan waar ze willen. De rest van de middag hangen we lekker relaxed in de strandbar. Het zit er alweer op. Morgenvroeg vliegen we al weer naar huis. Marijn en ik pakken onze tas voor het eten al in, dan zijn we er maar klaar mee. Na het avondeten nemen we onze laatste drankjes in de bar en gaan op tijd naar bed, want het watervliegtuig vertrekt om 7.00 uur. Als we in onze bungalow komen heeft de jongen die onze kamer elke dag heeft gepoetst ons bed versierd met bloemetjes. We laten een goeie fooi voor hem achter, zoals we ook voor de jongens in het restaurant en de bar gedaan hebben.
“ ...We eten bij René en Yvonne nog een frietje en dan naar huis” Om 6.00 uur staan we op en op ons bed leggen we met de bloemetjes het woord “Thank you”. Na een snel ontbijtje lopen we naar de aanlegsteiger aan de andere kant van Velidhu Island.
19 oktober Het is bewolkt vandaag en zowaar voor dat het watervliegtuig arriveert begint het flink te regenen. Om 7.00 uur landt ons vliegtuig bij het eiland en wordt eerst de
bagage in geladen. Dan kunnen wij er ook in samen met nog zo’n 15 mensen. Het is weer een bijzondere ervaring, het verwachtte gebotst op het water tijdens het opstijgen blijft achterwege. Sterker nog het gaat heel soepel. In een half uur vliegen we naar Malé Airport. Als we geland zijn in de speciale watervliegtuigen-waterbak, kunnen we direct doorlopen naar de vertrekhal van het normale vliegveld. Het inchecken voor onze vlucht naar huis met Marinair verloopt soepel. Om 9.00 uur vertrekken we en hebben het eerste uur nog een prima uitzicht over de atollen van de Malediven. Rond een uur of 17.00 uur landen we op Schiphol waar Jim ons oppikt. We eten bij René en Yvonne nog een frietje en rijden daarna op ons gemak naar huis. Het was een erg leuke reis, alleen ontzettend jammer dat ik vier van de vijf dagen ziek op bed gelegen heb op de Malediven. Misschien nog maar eens een keertje terug om het goed te maken.