17 minute read

Paul en Katelijne Stoffels-Bruurs

Uit liefde voor muziek:

Paul en Katelijne Stoffels-Bruurs

Advertisement

DE GIDSEN: PAUL EN KATELIJNE STOFFELS-BRUURS

• Katelijne Bruurs, dochter van Jos Bruurs, organist in

Hoogstraten • Paul Stoffels, arts, tot eind vorig jaar Chief Scientific Officer bij Johnson & Johnson (J&J), begin dit jaar volgde hij de

Nederlander Onno van de Stolpe op als CEO bij Galapagos NV, een bedrijf dat geneesmiddelen ontdekt en ontwikkelt • Stichters van het Fonds Paul en Katelijne Stoffels-Bruurs van Koning Boudewijnstichting dat zich inzet voor de bouw, conservering en restauratie van orgels in ons land, zoals

Katelijnes vader Jos Bruurs hen dat voordeed

Het valt op als je de Sint-Katharinakerk in Hoogstraten binnenstapt: twéé orgels hebben ze daar, het grote Pelsorgel en het Thomas-orgel dat als een zwaluwnest tegen een pilaar hangt, naast het koor. In de barokke kerk van het Begijnhof is er ook nog eens het historische Delhayeorgel. Drie schitterende orgels zo dicht bij elkaar, toeval? Nee, dat heeft alles te maken met de Hoogstraatse organist Jos Bruurs (1928- 2013). Zijn dochter Katelijne en haar man Paul Stoffels doen er alles aan om zijn erfenis te bewaren en ervoor te zorgen dat ook de komende generaties kunnen genieten van de bijzondere instrumenten en hun muziek.

Paul Stoffels mag dan een van de bekendste Belgen zijn als voormalig hoofd onderzoek en ontwikkeling bij de het Amerikaanse gezondheidsconcern Johnson & Johnson (J&J) en als de nieuwe topman van het farmaceutisch bedrijf Galapagos, hij mag zelfs een wereldautoriteit zijn als infectioloog en viroloog en in de biofarmacie, maar in Hoogstraten is het de achternaam van zijn vrouw Katelijne die voor de meeste (h)erkenning zorgt: de naam ‘Bruurs’ klinkt er als een klok.

Het geslacht Bruurs

De Bruursen: je vindt ze hier overal. Kledingwinkel Bruurs op de Vrijheid is een begrip. Het verhaal van deze familie begint in Hilvarenbeek, waar overgrootvader Cornelius geboren wordt in 1867. Hij is klompenmaker, trouwt op 22 april 1893 met Johanna Bax en het jonge echtpaar verhuist naar Hoogstraten. Ze krijgen samen vier kinderen: oudste dochter Anna wordt kloosterzuster, jongste zoon Frans wordt missionaris in Congo en zonen Jan en Aloïs worden net als hun vader klompenmaker. Het ouderlijke huis aan de Vrijheid is intussen een winkel geworden. Jan en vooral Aloïs hebben de mercantiele inborst van hun vader geërfd. De vraag naar klompen is niet meer zo groot, maar Aloïs blijkt een uitstekend ondernemer te zijn Samen met zijn vrouw Anna Peeraer bouwt hij het familie-

bedrijf steeds verder uit. De kleinhandel in kruidenierswaren in het ouderlijke huis op de Vrijheid bouwt hij uit tot een groothandel; de kleinhandel in stoffen brengt hem op het idee om herenkleding te maken en verkopen, en de kleinhandel in stoffen wordt ook een groothandel. Samen met vennoten begint hij ook een steenbakkerij: stenen zijn er altijd nodig.

Diezelfde Aloïs is de grootvader van Katelijne Stoffels-Bruurs en de vader van Jozef Pieter Bruurs of ‘Jos Bruurs’, zoals Hoogstraten hem kent. Niet alleen Hoogstraten, trouwens, maar de hele muziekwereld in de Antwerpse Kempen: zijn leven lang is hij intensief bezig met orgel- en koormuziek, hij is organist in de Sint-Katharinakerk, is er oprichter en directeur van de muziekschool en geeft zo hele generaties uit Hoogstraten en omstreken een muzikale opvoeding; hij richt er het Pius-koor op en ondersteunt met het Madrigaal – de koorfederatie waarvan hij zelf mede-stichter is – vele koren in het Antwerpse. Een heel leven ten dienste van muziek: dat is bijzonder, maar het wordt nog opmerkelijker als je weet dat Jos Bruurs door een oogziekte als kind slechtziend was en later blind werd.

Katelijne Bruurs: “Ons vake speelde wel zes uur muziek per dag. Ik herinner me hoe hij ’s morgens al begon aan de piano met toonladders en studies. Hij speelde alles uit zijn hoofd, alles wat hij als student op het Lemmensinstituut – toen nog in Mechelen – en daarna gestudeerd had. Paul Stoffels vult aan: “Mijn schoonvader had een indrukwekkend repertoire in zijn geheugen, tot en met de fuga’s en partita’s van Bach. Soms was hij een passage vergeten. Dan speelde ik ze hem voor, we analyseerden de harmonieën, de verschillende lijnen en dan beheerste hij ze weer helemaal.”

Die liefde voor orgel was bij Jos Bruurs al vroeg begonnen. Als misdienaar had hij op het harmonium van pastoor Ceulemans zichzelf leren spelen en de kleine jongen had duidelijk talent. Af en toe mocht hij spelen in de mis in het klein Begijnhof, vlakbij zijn ouderlijk huis. Ondertussen kreeg hij ook piano-

les van juffrouw Cools. Na zijn middelbare studies in het Klein Seminarie trok hij naar het Lemmensinstituut, toen nog ‘het Hoger Instituut voor Kerkmuziek’ in Mechelen. Hij kreeg er les van monseigneur Jules Van Nuffel, Flor Peeters en Marinus de Jong. Daar werd de basis gelegd van zijn immense repertoire. Katelijne Bruurs is – terecht – trots: “Mijn vader was van in zijn jeugd al slechtziend. Rond zijn veertigste is zijn zicht volledig verdwenen. Toch werd er geen uitzondering gemaakt voor hem: de lat lag even hoog als voor andere studenten.” Jos Bruurs studeert er af als laureaat. Hij kan organist-titularis worden in de kathedraal van Antwerpen, maar is té verknocht aan Hoogstraten. Daar kent hij zijn weg, daar hoort hij thuis, vindt hij zelf.

En dus begint Jos Bruurs zijn carrière in de Sint-Katharinakerk, die zwaar geteisterd is in de Tweede Wereldoorlog. Daarom gaan de missen door in de kleine, barokke Begijnhofkerk. De grote verhuizing naar de heropgebouwde Sint-Katharinakerk vindt plaats op 1 mei 1954. (Bompa) Aloïs Bruurs is dan voorzitter van de kerkfabriek en dankzij zijn steun komt er een prachtig orgel. In juli 1961 wordt in de kerk dat grote, nieuwe Pels-orgel ingewijd. Jos Bruurs is er als organist jarenlang trouw van dienst. Als er vele jaren later twéé orgels zijn, komt studiegenoot kanunnik Jozef Joris, zelf lesgever aan het Lemmensinstituut, geregeld langs en houden de twee organisten orgelwedstrijden of ‘organ battles’ avant la lettre. Muzikaliteit en puur vakmanschap, te danken aan uren studie en toewijding. Paul Stoffels lacht: “Mijn schoonvader kon een versie van de Brabançonne spelen met de Vlaamse Leeuw er subtiel doorheen geweven. Alleen de goede luisteraar kon het horen.”

Op de muziekschool

Jos Bruurs richt ook de muziekschool van Hoogstraten op. “Je moet denken dat Hoogstraten toen zo’n 4.000 à 5.000 inwoners had. Daarvan zaten er 300 à 400 op de muziekschool. Je mag dus gerust zeggen dat de invloed van die muziekschool op het culturele leven in de omgeving behoorlijk groot is geweest, twee tot drie generaties lang”, zegt Paul Stoffels ernstig.

Het is daar dat Paul en Katelijne elkaar hebben gevonden. “Ik speel een beetje piano”, zegt Katelijne Bruurs bescheiden. Paul legt verder uit: “We speelden op de muziekschool samen in een baroksensemble met blokfluit en vedel.” Het is Paul die ook – net als zijn toekomstige schoonvader – orgel studeert. Paul komt uit Achtel, bij Rijkevorsel. Iets wat je misschien niet zou verwachten van een zo drukbezette man met een indrukwekkende internationale carrière: als het even kan, speelt Paul in de onlangs gerestaureerde kapel de mis. Zijn moeder zingt er nog steeds in het koor.

Wat was er het eerst, zijn liefde voor zijn vrouw of die voor het orgel? “Ik speelde orgel voor ik Katelijne leerde kennen,” antwoordt Paul diplomatisch. Hij ziet zijn vrouw graag, zoveel is duidelijk, maar een eerste liefde, die vergeet je nooit. Toch niet als het een instrument is dat je zo na aan het hart ligt. “Ik speel nog altijd”, zegt Paul. “En hij zou nog veel meer spelen als hij er maar de tijd voor had”, vult Katelijne liefdevol aan. Wat doet dat met een mens, zo achter een orgel zitten en horen hoe die klank een hele kerk vult? Paul: “Het is een machtig gevoel. Als je achter het orgel zit, bepaal jij wanneer, hoe, hoe hard, hoe lang, hoe traag of snel de goegemeente zingt... En als het een grote kerk is, moet je anticiperen op het geluid. Daar heb ik leren vooruitdenken, altijd goed voor je managementkwaliteiten. (lacht) Ik speel graag de klassiekers: Buxtehude, Pachelbel, Scarlatti, Telemann... En Bach, natuurlijk. Het is intensief studeren, maar als je zo’n compositie begrijpt en kent en je hoofd ervoor zorgt dat de lijnen uit je handen en je voeten vloeien tot het echt muziek is, dan is dat een bijzonder gevoel. Waar heel veel mensen niet bij stilstaan, is dat de klank van een orgel ook gevormd wordt door de kerk waarin het staat.

Die grote ruimte is nodig om de geluidsgolven hun weg te laten gaan. Orgelklank is ook wiskunde, is ook fysica: die instrumenten zijn zó ingenieus gebouwd, dat is al kunst op zich. Kunst én wetenschap, ik vermoed dat het dat is wat de wetenschapper in mij zo aanspreekt.”

De liefde voor orgel, de muziek, maar zeker ook het instrument, delen Katelijne en Paul overduidelijk. Bij de Koning Boudewijnstichting zijn ze samen de oprichters van het Fonds Paul & Katelijne Stoffels-Bruurs dat zich inzet voor de bouw, onderhoud, conservering en restauratie van orgels in ons land. “Dat hebben we meegekregen van mijn schoonvader”, zegt Paul. “Dat was iets waar hij sterk mee bezig was.” Zo is er naast het grote Pels-orgel in 2005 ook het nieuwe Thomasorgel gekomen in de Sint Katharina-kerk, een prachtig zwaluwnestorgel. “Het geeft jonge organisten kansen om te studeren en bijvoorbeeld cd’s op te nemen. Bovendien worden er elk jaar een hele reeks orgelconcerten georganiseerd om jong muzikaal talent een podium te geven om te spelen voor publiek”, legt Paul uit. “Dat dat niet kon tijdens de pandemie, was een groot gemis. Ik kijk ernaar uit dat dat weer kan.”

Trouwmis met het gevangeniskoor

Na zijn middelbare school – op het Klein Seminarie in Hoogstraten, waar anders? – ging Paul geen orgel studeren, maar geneeskunde. Hij specialiseerde zich in infectieziekten en tropische geneeskunde aan het Antwerpse Prins Leopold Instituut voor Tropische Geneeskunde en werkte drie jaar als arts-onderzoeker in Afrika, samen met Peter Piot. Zo kwam hij in 1991 terecht bij Janssen Pharmaceutica in Beerse, niet zo ver van Hoogstraten, waar hij het onderzoek naar hivmedicatie leidde. De rest is geschiedenis.

Verborgen in die geschiedenis is het feit dat hij als student geneeskunde – een lange studie – een interessant bijbaantje had.

Paul Stoffels werd door het Ministerie van Justitie gevraagd als organist van de gevangenis van Hoogstraten, in het Gelmelslot op precies één kilometer van de Sint-Katharinakerk. “Dat was reuze-interessant: weinig uren – want als student geneeskunde heb je niet zo veel tijd – en nog goed betaald ook. En benoemd aan de staat: misschien hou ik er nog een mooi pensioen aan over”, lacht hij. En dan, ernstig: “De pastoor van de gevangenis zorgde dat er een koor was dat elke zondag de mis zong. Van de 150 gevangenen zongen er toch zo’n twintig à dertig in dat koor. Dat was voor hen ook even een moment van ontspanning, want zo veel is er natuurlijk niet te doen in een gevangenis. Afwisselend met Jef Van Gils – de oom van Lieven Van Gils – speelde ik daar dus op het orgel. Op zondag om 7.30 uur, dat was niet altijd even aangenaam als student (lacht), maar het was wel de moeite. Als jonge kerel was het een plezier om dat te doen, nu ik erop terugkijk. Het was niet slecht om als toekomstig arts in contact te komen met mensen die het een pak minder getroffen hebben in het leven; dat was een eyeopener. Ik heb er als jonge arts ook nog een tijd consultaties gedaan.” Dankzij hun bijzondere organist mochten de

gevangenen zelfs even op uitstap buiten de gevangenismuren: “Het Pius-koor zong in onze trouwmis, maar ook het gevangeniskoor was aanwezig in de kerk”, zegt Katelijne. Met een twinkeling in haar ogen: “Op de receptie mochten ze jammer genoeg niet blijven, ze moesten terug naar de gevangenis.” De band van het jonge gezin Stoffels-Bruurs met de gevangenis van Hoogstraten gaat zelfs nog verder. “Toen Paul nog studeerde aan het Tropisch Instituut voor Geneeskunde, was de huur opgezegd in onze toenmalige woning en moesten we nog voor korte tijd op zoek naar een ander huis. Toen hebben we een tijdje op het Hoefijzer gewoond. De woningen daar waren vroeger voor het personeel van ‘de Strafschool’, de gevangenis van Hoogstraten”, legt Katelijne uit. Het Hoefijzer ligt aan de Lindendreef, niet zo heel ver van Vrijheid, waar Cornelis Bruurs zijn winkel begon. En zo is de geschiedenis van de familie Bruurs en Hoogstraten rond.

DE KATHEDRAAL VAN HOOGSTRATEN

Je ziet ‘m al van ver, de toren van de Sint-Katharinakerk van Hoogstraten. De geschiedenis van ‘de kathedraal van de Kempen’, ook wel liefkozend ‘ons Trien’ genoemd, gaat ver terug: de kerk werd gebouwd tussen 1524 en 1546 in opdracht van graaf Antoon de Lalaing en gravin Elisabeth van Culemborg, die precies één kilometer verder via de lange Lindendreef woonden in het Gelmelslot. De huidige gevangenis van Hoogstraten werd door hen een paar eeuwen eerder verbouwd tot een groots renaissancekasteel. Het echtpaar gaf ook de opdracht aan Rombout II Keldermans, een van de architecten van de kathedraal van Antwerpen, om een imposante kerk in Kempense rode baksteen te bouwen, een prachtig voorbeeld van Brabantse gotiek. De geschiedenis van de heren, graven en hertogen van Hoogstraten zie je overal terug in deze kerk; vooraan vind je het praalgraf van Antoon de Lalaing en Elisabeth van Culemborg. Het echtpaar was van hoge adel en vertoefde aan het Bourgondische hof in de hofhouding van Filips de Goede. Antoon de Lalaing financierde ook de bouw van een nieuw stadhuis in Hoogstraten. De kerk moest een oudere gotische kerk vervangen en was groots opgezet met vijf beuken, naar het voorbeeld van de kerk in Bourg-en-Bresse, waar het praalgraf van Margaretha van Oostenrijk ligt. Elisabeth van Culemborg was als kleindochter van Filips de Goede haar eerste hofdame geweest, graaf Antoon de Lalaing werd na haar overlijden door keizer Karel V tijdelijk aangesteld als landvoogd van de Nederlanden. De plannen voor de kerk waren dus groots, maar de vijf beuken zijn er uiteindelijk drie geworden. De vierkante toren van de kerk is met z’n 105 meter – nog steeds – een van de hoogste bakstenen gebouwen ter wereld.

23 OKTOBER 1944, 4.40 U

Je zou het niet zeggen, dat deze kerk zo zwaar geleden heeft onder de bombardementen van Wereldoorlog II. En toch, helemaal op het einde van de Tweede Wereldoorlog, zelfs maanden na D-day op 6 juni, gebeurt het: Hoogstraten is nog steeds niet bevrijd. De Duitsers moeten zich terugtrekken en blazen in de nacht van 23 oktober 1944 de toren van de SintKatharinakerk – met zijn hoogte een strategische uitkijkpost – op. Net om die reden had de toren ook eerder ook al averij opgelopen door aanvallen van Britse Hawker Typhoons. Ruim 2.000 kilo dynamiet halen de monumentale kerktoren neer, de brokstukken ervan vernielen ook een groot deel van het schip en ook het stadhuis wordt bedolven onder de brokstukken van de toren. De regen van V-bommen van november 1944 tot maart 1945 op Hoogstraten, vernielen wat er nog overblijft van het koor. Van de ooit zo imposante kerk blijft alleen een hoop puin over. Er is

sprake om de kerk uit te roepen tot ‘Nationale Ruïne’, maar dat is zonder deken Lauwerys gerekend. De priester-leraar aan het Klein Seminarie werd in 1945 pastoor-deken van Hoogstraten en heeft niet voor niets een eigen standbeeld – van de hand van Hoogstraatse beeldhouwer Jef Martens – en een eigen wandelpad gekregen: hij kreeg van kardinaal Van Roey de bijna onmenselijke opdracht om de Sint-Katharinakerk en de machtige toren herop te bouwen, zoals ze geweest waren. Als je die kerk nu ziet en erin rondwandelt, kan je het bijna niet geloven: in acht jaar tijd is dat gelukt. In 1950 wordt gestart met de heropbouw, in 1954 wordt het kerkschip al opgeleverd. In 1958 staat de ondertussen zo vertrouwende toren er weer – dat wordt in 1960 beloond met de Hemony beiaard met 51 klokken die je nu hoort. In de grote kerk valt het licht royaal naar binnen dankzij de 39 gebrandschilderde glasramen. Vijftien van de glasramen dateren uit de 16de eeuw. Ze zijn van onschatbare waarde en geven de heropgebouwde kerk veel van haar historische authenticiteit terug.

Bij de verwoesting in 1944 gingen vier glasramen uit de 16de eeuw vergoed verloren, maar de glasramen die je nu nog steeds kan zien, werden tijdens de oorlog veilig opgeborgen in de grafkelder van de adellijke familie Salm-Salm. De invloed van deze familie, van alle nazaten van Antoon de Lalaing en zijn vrouw Elisabeth van Culemborg, is tastbaar in deze kerk. Kijk maar eens goed naar het praalgraf van Antoon en Elisabeth, de eerste graven van Hoogstraten: hij draagt de orde van het Gulden Vlies, zij een hermelijnen mantel. Aan hun voeten waken een leeuwtje, symbool van moed, en een hondje, als symbool van trouw. Je vindt in deze kerk ook het beeld van de Verrijzende Christus van Clara Sheridan uit 1952; de Britse beeldhouwster was een nicht van de Britse oorlogspremier Winston Churchill, het beeld was een gift van de familie de Lalaing.

Maar het allermooiste van deze kerk zijn toch wel de twéé orgels die met hun klank de monumentale ruimte helemaal tot hun recht laten komen: het grootse Pels-orgel uit 1958 en het jonge zwaluwnest-orgel dat de Belgische orgelbouwer Thomas hier in 2005 plaatste.

HET HOEFIJZER

Niet zo ver van de kerk, aan de Lindendreef, ligt het Hoefijzer, waar Katelijne Bruurs en Paul Stoffels even woonden. De bijzondere wijk werd tussen 1931 en 1933 gebouwd als een van de bijzondere tuinwijken voor het personeel van de kolonies en de strafinstellingen van Wortel, Merksplas en Hoogstraten. De 26 woningen liggen hier in hoefijzervorm – vandaar de naam van de wijk – rond een gemeenschappelijk hof en werden gebouwd voor de bewakers van ‘de Strafschool’ in het Gelmelslot. Het domein van dat kasteel werd vanaf 1810 gebruikt als opvangoord voor bedelaars; in 1880 richtte de nog jonge Belgische staat er een ‘Rijksweldadigheidskolonie’ of landbouwkolonie op, in 1931 werd in het Gelmelslot de Strafschool of het huidige Penitentiair Schoolcentrum gevestigd. De Lindendreef werd daarom ook wel de ‘Avenue de la Colonie’ genoemd.

DE AANRADERS VAN PAUL EN KATELIJNE STOFFELS-BRUURS

• De kerkfabriek van de Sint-Katharinakerk – met grootvader

Aloïs Bruurs – startte in 1957 een dossier op om een nieuw orgel te laten plaatsen in de pas heropgebouwde kerk. Het is dit Bernard Pels-orgel geworden op het koordoksaal; het heeft 3.500 pijpen die je goed kan zien in de open opstelling zonder orgelkast, heel typisch voor de openheid van de jaren ’50 en ’60. • Barokmuziek van Bach en zijn tijdgenoten: er is een enorm uitgebreid orgelrepertorium voor, maar dat vraagt wel om het juiste instrument... Daarom is er in 2005 nóg een orgel gebouwd in de kerk door de Belgische bouwer Thomas;

dit zwaluwnestorgel is geïnspireerd op Duitse orgels van het einde van de 17de eeuw, de hoogtijd van de barok. Het mooiste is dat dit orgel ook gebruikt wordt voor jonge organisten in opleiding, onder andere de studenten van de Academie voor

Muziek en Woord Noorderkempen, die gegroeid is uit de muziekschool die Jos Bruurs oprichtte. • In de eerste naoorlogse jaren, tijdens de heropbouw van de grote kerk, konden de Hoogstratenaars terecht in de Sint-

Jan Evangelistkerk in het begijnhof. Daar speelde Jos Bruurs op het bijzonder mooie Jean Joseph Delhaye-orgel uit 1833, met een nog oudere orgelkas in Lodewijk XVI-stijl. Het orgel werd gerestaureerd in 1999-2001. Als je goed kijkt, zie je het medaillon met koning David dat er toen op geplaatst is, het was oorspronkelijk de bekroning van een biechtstoel.

This article is from: