BBP NR 19 ”WESTWIJK VAN HET NOORDSTATION”
DEEL 2 – VERKLARENDE NOTA
MEI 2023
BBP NR. 19 “WESTWIJK VAN HET NOORDSTATION”
DEEL 2 – VERKLARENDE NOTA
mei 2023
BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST GEMEENTE SCHAARBEEK
BIJZONDER BESTEMMINGSPLAN
Gemeentelijk nummer: SCH_019_005
Gewestelijk nummer: 15/PPAS/167450
PLAN
Opgemaakt door de projectauteur:
1010 Architecture Urbanism bv
Birminghamstraat 57 G310, 1080 Brussel
tel.: +32 485 15 11 70
e-mail: mail@1010au.net
De Gemeenteraad geeft het College van Burgemeester en Schepenen opdracht het ontwerpplan te onderwerpen aan een openbaar onderzoek op de zitting van 19 oktober 2022.
In opdracht, de Gemeentesecretaris de Burgemeester,
Het College van Burgemeester en Schepenen bevestigt dat het ontwerpplan ter inzage van het publiek op het gemeentehuis werd neergelegd van 8 november 2022 tot 7 december 2022
In opdracht, de Gemeentesecretaris de Burgemeester,
Gezien en goedgekeurd door de Gemeenteraad op de zitting van 31 mei 2023
In opdracht, de Gemeentesecretaris de Burgemeester,
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van … / … / ……
REGION DE BRUXELLES-CAPITALE COMMUNE DE SCHAERBEEK
PLAN PARTICULIER D'AFFECTATION DU SOL
Numéro communal : SCH_019_005
Numéro régional : 15/PPAS/167450
PLAN
Dressé par l'auteur de projet : 1010 Architecture Urbanism bv
Birminghamstraat 57 G310, 1080 Brussel
tél. : +32 485 15 11 70
e-mail : mail@1010au.net
Le Conseil Communal charge le Collège des Bourgmestre et Echevins de soumettre le projet de plan à enquête publique en séance du 19 octobre 2022.
Par ordonnance, le Secrétaire communal, le Bourgmestre,
Le Collège des Bourgmestre et Echevins certifie que le projet de plan a été déposé à l'examen du public à la maison communale du 8 novembre 2022 au 7 décembre 2022
Par ordonnance, le Secrétaire communal, le Bourgmestre,
Vu et adopté par le Conseil Communal en séance du 31 mai 2023
Par ordonnance, le Secrétaire communal, le Bourgmestre,












13/07/2023 13/07/2023


Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du / … / ……
Le Ministre-Président
De Minister-President
DOCUMENTEN MET BETREKKING TOT DE WIJZIGING VAN HET BBP
DEEL 1 – Verslag (diagnostisch luik)
1.1. Inleiding
1.2. Analyse van de bestaande rechtstoestand
1.3. Analyse van de bestaande feitelijke toestand
1.4. Analyse van de verwachte toestand
1.5. Beperkingen, gebreken en mogelijkheden van het territorium
1.6. Lijst van plannen die het verslag vergezellen
1.7. Bibliografie
1.8. Afkortingen
1.9. Bijlagen
Dit verslag gaat vergezeld van bundels met plannen van de bestaande feitelijke en rechtstoestand
DEEL 2 – Verklarende nota (strategisch luik)
2.1. Toelichting van de redenen die geleid hebben tot de wijziging van het BBP
2.2. Inhoud van de voorschriften
2.3. Inhoud van de begeleidende maatregelen
2.4. Verband tussen het BBP en andere geldende plannen
DEEL 3 – Bundel met schriftelijke voorschriften en verordenende plannen (verordenend luik)
3.1. Bundel met schriftelijke voorschriften
3.1.0. Algemene bepalingen
3.1.1. Algemene voorschriften
3.1.2. Bijzondere voorschriften
3.2. Lijst van verordenende plannen
3.3. Bijlagen
Dit deel gaat vergezeld van zijn verordenende plannen
DEEL 4 – Begeleidende maatregelen
4.1. Maatregelen met betrekking tot de economische en sociale impact van het plan
4.2. Maatregelen met betrekking tot het landschap en de stedenbouw
4.3. Maatregelen met betrekking tot de lucht en het microklimaat
4.4. Maatregelen met betrekking tot de mobiliteit
4.5. Maatregelen met betrekking tot de bodem en het water
4.6. Maatregelen met betrekking tot het geluid en trillingen
4.7. Maatregelen met betrekking tot de biodiversiteit
4.8. Maatregelen met betrekking tot de veiligheid en gezondheid
4.9. Maatregelen met betrekking tot de circulaire en energietransitie
Dit dossier gaat vergezeld van een milieueffectenrapport (MER).
DEEL 2 – VERKLARENDE NOTA





Deze verklarende nota (van indicatieve aard) heeft als doel de uitdagingen van en redenen voor de wijziging van het BBP 19 uiteen te zetten en een beknopt overzicht te geven van: de inhoud van de voorschriften, de samenvattende tabel van de belangrijkste verhoudingen, de begeleidende maatregelen en de relatie van het BBP met andere geldende plannen.
2.1. TOELICHTING VAN DE REDENEN DIE GELEID HEBBEN TOT DE WIJZIGING VAN HET BBP
Het onderhavig BBP voldoet niet aan de ontwikkelingsuitdagingen van een belangrijk multimodaal knooppunt, noch aan die van een levendige wijk op grootstedelijke of lokale schaal. Zijn wijziging is gericht op een betere inachtneming van de openbare ruimten van dit knooppunt (met name het Solvayplein en de site van het ”Medical Center”) en wordt gezien als een kans om het ambitieniveau voor de herontwikkeling van dit grondgebied te vergroten. De wijziging maakt het eveneens mogelijk om de historische breuken, als gevolg van vaak abrupte ingrepen (zoals de bouw van de Noord-Zuidverbinding of het “Manhattanplan”) dewelke bijgedragen hebben aan de ruimtelijke en functionele destabilisering van de wijk, te verhelpen.
De wijziging van het BBP is gericht op het bijdragen aan de omvorming van een monofunctionele zakenwijk, gekenmerkt door sociaal-ruimtelijke breuken en een slechte integratie van het openbaar vervoer (dat ongemakken en onveiligheidsgevoelens veroorzaakt), naar een gemengde wijk (bewoond en voorzien), bediend door een efficiënt stationsgebied en gekenmerkt door kwalitatieve en groene openbare ruimten.
2.1.1. UITDAGINGEN EN PRIORITEITEN
De uitdagingen en prioriteiten die de basis vormen voor de wijzigingsredenen van het BBP nr. 19 sluiten aan bij de “beperkingen, gebreken en mogelijkheden” beschreven in “DEEL I – Verslag”.
Ze zijn onderverdeeld in zes "strategische overgangsrichtlijnen" voor het stationsgebied
Deze richtlijnen geven zicht op de omvang van de vereiste veranderingen tussen de huidige en de toekomstige toestand. Ze zijn onderverdeeld in volgende thema's: identiteit, morfologie, programma, mobiliteit, circulariteit (materialen en energie) en groene ruimten.

IDENTITEIT: VAN ONZICHTBAAR NAAR HERKENBAAR STATION
Het is niet eenvoudig om het CCN-gebouw van het stationsgebouw te onderscheiden. Dit genereert een identiteitsprobleem in de collectieve verbeelding over de buurt. Hoewel het station dagelijks door talloze personen gebruikt wordt, weet slechts een enkeling dat het niet om één en hetzelfde gebouw gaat. Ondanks dat het een belangrijke trekpleister is, is het station op zich slecht zichtbaar vanuit de omgeving: vanuit de Simon Bolivarlaan ligt het station verstopt achter het CCN-gebouw, door het gebrek aan afstand tussen de gevels aan weerszijden van de Aarschotstraat zijn daar bijna uitsluitend blinde muren zichtbaar en vanop het Solvay- of het Noordplein bekeken, verdwijnt het station achter de "hangende tuinen" van het CCN (dewelke vandaag lege terrassen zijn).
Het Noordstation moet (opnieuw) een stedelijk herkenningspunt worden, een focuspunt aan de Simon Bolivarlaan vanaf het Kanaal alsook vanuit de Vooruitgangstraat, zowel vanuit het zuiden (Rogier) als vanuit het noorden (Gaucheret). De toegangen tot het station moeten beter worden benadrukt door het gebied poreuzer en dus leesbaarder te maken.
Op het gebied van identiteit worden de volgende uitdagingen en prioriteiten geformuleerd:
- herstellen van de zichtbaarheid van het Noordstation (vanaf het Kanaal en de Brabantstraat), met name door gebruik te maken van eventuele zichtlijnen vanaf de Simon Bolivarlaan, vanuit de kleine Vooruitgangstraat (naar de stationsklok) en vanuit Rogier en de Vooruitgangstraat (aan de kant van het Solvayplein) d.m.v. het opbreken en aanleggen van een nieuwe "hangende straat” ter hoogte van de stationshal,
- beter gebruik maken van de intermodale identiteit van de site door genereuze en comfortabele ruimten te creëren die zichtbaar en gemakkelijk herkenbaar zijn voor de mobiliteit,
de Noord-Zuidverbinding omvormen tot een effectieve verbinding in plaats van een obstakel, door de gevels rondom het station, met inbegrip van de tunnels, te activeren,
- behouden van de continuïteit van de verkeersassen Simon Bolivarlaan en Vooruitgangstraat doorheen de site, door te werken aan een doorlopende bouwlijn op de onderste verdiepingen en door de gelijkvloerse verdiepingen en de openbare ruimte te activeren,
erkennen en versterken van het stadslandschap van de Noordwijk (de perspectieven, de hoge gebouwen van het Manhattanplan, van ver herkenbaar, etc.) terwijl het comfort van de openbare ruimte (schaduw, wind, enz.) en de activatie van de gelijkvloerse verdiepingen verzekerd wordt
MORFOLOGIE: VAN GEÏSOLEERD NAAR HERENIGD STATION
De fysieke (ruimtelijke) ontkoppeling van het station en het gebrek aan verbinding met de straat en de bodem moeten worden aangepakt; zowel wat betreft de ingeslotenheid van de bushaltes van De Lijn en de MIVB ten opzichte van de openbare ruimte, als wat betreft de trap die toegang biedt aan het hoofdniveau van de ingang van het station. De uitdaging is tweeledig: enerzijds moeten de gebouwen rondom het station verankerd worden in de openbare ruimte, anderzijds moeten de ingangen en routes verduidelijkt worden zodat het station kan functioneren als een echt "knooppunt". Er moet ook rekening worden gehouden met de belangrijke logistieke behoeften van het gebied. De overloop van deze functie naar de openbare ruimte en de opoffering van de gevels die de wisselwerking verzekeren tussen de straat en de gebouwen die erlangs gelegen zijn, moeten worden geminimaliseerd. Zodoende moeten de logistieke stromen deel uitmaken van de bebouwing om zo het bestaande “backstreet”- effect in de wijk te verhelpen (cf. onderzoek Territorium Noord).
Op het gebied van morfologie worden de volgende uitdagingen en prioriteiten geformuleerd:
- koppelen van het station aan de openbare ruimte door de niveauverschillen zoveel mogelijk te verkleinen en de toegankelijkheid te verbeteren,
- programmeren van de gelijkvloerse verdiepingen (momenteel blinde muren of dienstingangen) en hen "teruggeven aan de straat" door een groot aantal gevelopeningen te voorzien en de ingangen ter hoogte van de openbare ruimte te vermenigvuldigen,
- verbreden en herinrichten van de voetpaden en deze comfortabeler maken voor de voetgangers, waarbij voorrang wordt gegeven aan gedeelde straten, met een ononderbroken aanleg, zonder niveauverschillen.
PROGRAMMA: VAN DOORGANGS- NAAR VERBLIJFSSTATION
De uitdaging voor het stationsgebied is om te kunnen functioneren als een vloeiend "overstapstation" enerzijds en als een "leefplaats" verbonden met de lokale dynamiek, anderzijds. De ambitie is om deze doorgangsplaats tot een transitknooppunt te herprogrammeren zodat het een adres krijgt en een bestemmingsplaats wordt waar men verblijft; dit door meer lokale voorzieningen aan te trekken, gemengd met gewestelijke voorzieningen. Het doel is om er wat men een “lokaal stationspubliek” zou kunnen noemen, aan te trekken Dit zou beantwoorden aan de verwachtingen van de bewoners en gebruikers van de Noordwijk om te worden geïntegreerd in een levendige en gemengde stedelijke omgeving.
Een grotere menging en dichtheid van functies moet de bewoners, de gebruikers van het openbaar vervoer en de werknemers in staat stellen een gelijksoortig gebruik te hanteren, maar op verschillend tempo. Een constante maar gediversifieerde animatie van de ruimte wordt gewaarborgd door hen gemeenschappelijke diensten aan te bieden (buurtwinkels, voorzieningen en dagelijkse openbare diensten).
De verscheidenheid aan soorten ruimte bestemd voor economische activiteiten (sterker gemengde kantoorruimten, publieke toegankelijkheid, “coworking”, integratie van ruimten voor de vervaardiging van immateriële goederen en/of ambachtsactiviteiten) moet ook bijdragen tot de dynamiek en flexibiliteit van de gebruiksmogelijkheden in de wijk.
Een toename van de aanwezigheid van woningen in de nabijheid van het station zou eveneens het probleem van de monofunctionaliteit van de wijk moeten oplossen. Een andere uitdaging bestaat eruit het type woningen te diversifiëren (tijdelijk en permanent, klein en groot, openbaar en privé, enz.) teneinde de programmatische en functionele mix aan te vullen met een echte sociale mix. De toename van het woningaanbod moet gepaard gaan met een voldoende groot aanbod aan voorzieningen (crèches, handelszaken, sportfaciliteiten, scholen, bibliotheken, enz.)
Ten slotte moet ook het dialoog tussen de functies op het gelijkvloers, die in contact staan met de openbare ruimte, en de functies op de bovenverdiepingen bijdragen tot een diversere stedelijke dynamiek en de activatie van de publieke ruimte (en het tegengaan van het “backstreet”-effect).
Op het gebied van programma worden de volgende uitdagingen en prioriteiten geformuleerd:
- invoeren van functiemenging teneinde de vitaliteit van de wijk buiten de kantooruren te waarborgen; met name door het opleggen van de woonfunctie, voorzieningen en diensten, - innoveren in de diversiteit van het woonaanbod, inspelend op de zeer uiteenlopende eisen die in de wijk bestaan (bijv. serviceflats, overbruggingswoningen voor jongeren, grote gezinnen, enz.),
- uitbreiden van het aantal voorzieningen, waarbij wordt ingespeeld op lokale behoeften met de mogelijkheid om bovenlokale voorzieningen te ontwikkelen, - diversifiëren van de economische activiteiten (kantoren, “co-making”, werkplaatsen voor de vervaardiging van immateriële goederen en ambachtsactiviteiten, handelszaken, enz.).
CIRCULARITEIT (MATERIALEN EN ENERGIE): VAN INERT NAAR REGENERATIEF STATION
Deze strategische richtlijn stelt een verschuiving voor in het gebruik van hulpbronnen binnen de perimeter. Er dient overgeschakeld te worden van een gebied dat afhankelijk is van inkomende hulpbronnen (energie, water, materialen, personen, enz.), naar een gebied dat in staat is minstens een deel van zijn eigen hulpbronnen op te wekken: energie (zonne-energie, geothermie, enz.) en eventueel voedsel (op de daken of in de kelders).
Het gaat ook om het hergebruik van een deel van het afval door, bijvoorbeeld grijs water te hergebruiken, bouwmaterialen te recupereren en eventueel te hergebruiken, energie opnieuw in omloop te brengen (projecten van het type PED (positive energy district)) en organisch afval lokaal te verwerken. Om het aanpassingsvermogen (in de toekomst) en de flexibiliteit (in het heden) te verhogen, zal ook de productie beperkt moeten worden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van modulaire bouw.
De belangrijkste bijdrage om deze overgang te versnellen zal die van de mobiliteit zijn. Aangezien we ons in een intermodaal knooppunt bevinden, moet voorrang worden gegeven aan het openbaar vervoer en de actieve modi; dit impliceert nieuwe technische behoeften en kwalitatieve en aangepaste ruimtes en inrichtingen (veiliger en comfortabeler).
MEI 2023
Op het gebied van circulariteit worden de volgende uitdagingen en prioriteiten geformuleerd:
- vergroten van de zelfvoorzienendheid in het gebruik van hulpbronnen (elektriciteit, water of voedsel), door mechanismen in te voeren om het volume van de inkomende stromen te verminderen,
- verkleinen van de afvalproductie (afvalwater, organisch afval, bouwmaterialen, pompwater), door mechanismen toe te passen om het volume van de uitstroom te verminderen,
- plaatselijk bundelen van overtollige productie (elektriciteit, warmte): de fysieke nabijheid tussen de kantooren woonfuncties, met gespreide tijdstippen van energie- en warmteverbruik, biedt een mogelijkheid om zowel de opwekking als de distributie ervan te bundelen, - verbeteren van de plaatselijke klimaat- en comfortomstandigheden.
VERGROENING: VAN STERIEL NAAR VRUCHTBAAR STATION
Het relatief ongastvrije karakter van het stationsgebied hangt nauw samen met de mate van mineralisatie en de beperkte aanwezigheid van vegetatie. Deze aspecten zijn bepalend voor de esthetiek, maar ook voor het gebruik van de ruimten en leiden tot klimatologische problemen zoals het stedelijk hitte-eilandeffect.
De vergroening van het station mag niet alleen een esthetische kwestie zijn. Deze ontwikkeling moet eveneens kunnen bijdragen tot andere milieufuncties zoals het absorberen van CO2, het infiltreren van regenwater in de bodem, het reguleren van het geothermisch comfort door evapotranspiratie, het aangaan van de strijd tegen het verlies aan biodiversiteit, enz. Het gaat er hier om hetgeen reeds geïmplementeerd werd voor de gewestelijke wegen rondom de site te verlengen en versterken (Koning Albert II-laan, Solvayplein, enz.), evenals om het bestaande potentieel aan volle grond op de site maximaal te behouden. Die volle grond is betrekkelijk zeldzaam gezien de bezetting van de ondergrond (ook onder de wegen).
De vergroening moet het ook mogelijk maken dat voorbijgangers zich de stationsruimten toe-eigenen voor ludieke activiteiten of zelfs voor contemplatie; en dit door de stroom van mensen die zich naar of door het station bewegen te vertragen en zo het gebruik van de ruimten te diversifiëren door meer statische ruimten te creëren in een intense transitzone. Meer planten, meer gebruikers, meer animatie, en minder negatieve gevolgen voor het milieu.
Op het gebied van vergroening worden de volgende uitdagingen en prioriteiten geformuleerd: - het oppervlak aan verharding verkleinen, gezien dit een negatieve invloed heeft op overstromingsgevaar, stedelijke hitte-eilandeffecten, luchtkwaliteit, geluidsperceptie, enz.,
- vergroenen door middel van een diversere (op vlak van lagen en soorten) landschapsaanleg met oog voor continuïteit en netwerkvorming,
- bevorderen van een geïntegreerd regenwaterbeheer in de openbare ruimte in samenhang met beplante gebieden en een afzonderlijk netwerk voor bebouwde gebieden.
MOBILITEIT: VAN OVERBELAST NAAR VLOEIEND STATION
Het stationsgebied biedt momenteel grote mogelijkheden om de intermodaliteit te verbeteren. De talrijke toegangen en lijnen van het openbaar vervoer zijn momenteel inderdaad niet efficiënt met elkaar verbonden te zijn. De dichtheid van vervoersmodi rond het station maakt het nochtans mogelijk om er een bijzonder actief gebied te creëren, met een sterke sociale controle, waar mensen en activiteiten elkaar kruisen. Door het openbaar vervoer "zichtbaarder" te maken, zou het er aantrekkelijker kunnen worden en zou de animatie eromheen worden gestimuleerd.
Het gebruikscomfort van het openbaar vervoer binnen de perimeter verdient het eveneens om verbeterd te worden, in evenwicht met het andere gebruik van de publieke ruimte: de wachtzones voor het busstation en het openbaar vervoer (MIVB en De Lijn) dienen vervolledigd te worden; de voorzieningen voor leenfietsen dienen verbeterd en het aanbod van gedeelde (micro)mobiliteit dient beter zichtbaar gemaakt te worden; het aantal verblijfplaatsen moet verhoogd worden; met het oog op de kwaliteit van de spoordienst van het Noordstation, moeten de fietsroutes naar het station versoepeld worden.
Tot slot vormt dit stationsgebied een reële kans om "nul parking in de openbare ruimte" te testen, gezien de toegankelijkheid van het gebied, alsook om het aantal ondergrondse parkeerplaatsen te herevalueren, teneinde ruimte te creëren voor andere functies: deelauto's, elektrische oplaadstations, stadslandbouw, watertanks, batterijen voor energieopslag, logistiek, enz.
Op het gebied van mobiliteit worden de volgende uitdagingen en prioriteiten geformuleerd:
- aanpassen van het intermodaal knooppunt door een efficiënte organisatie voor te stellen die de overstap tussen de verschillende modi vergemakkelijkt en omvormen van de “multimodale hub” van een weinig gastvrije en half ingegraven plek tot een plaats die doorloopt in de openbare ruimte, die open is, goed verlicht en leesbaar voor zijn gebruikers,
- goed integreren van de vervoersfunctie in de openbare ruimte en de aangrenzende functies; gelijkmatiger verdelen van de stromen door de kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte te verbeteren,
- streven naar een autovrij station (nul parking op straat, minder ondergrondse parking, gedeelde ruimtes voor verkeer met een snelheid van < 20 km/u),
- vergroten van het aantal fietsparkeerplaatsen,
- vermijden van rommelige voetpaden en minimaliseren van het “backstreet”-effect door de toegangspunten voor voertuigen en diensten in de gevel te groeperen.
2.1.2. DOELSTELLINGEN EN KRIJTLIJNEN VAN HET BBP
In antwoord op de hierboven geschetste uitdagingen en prioriteiten, zijn de doelstellingen voor de wijziging van het BBP zijn dan ook: de gemengdheid binnen de perimeter verzekeren, garanderen dat rekening wordt gehouden met milieu- (circulariteit, klimaat) en erfgoedkwesties en, tot slot, bijdragen aan een geïntegreerde aanpak van het stationsgebied gericht op het vereenvoudigen van de intermodaliteit, multifunctionaliteit en de milieukwaliteit van de openbare ruimten.
De wijziging van de BBP zal eveneens toelaten de perimeter te herzien en zo het volledige gebouw van het Noordstation, de site van het voormalige Medical Center en de omgeving rond het Solvayplein in de reflectie te integreren. Zo wordt een meer coherente aanpak van de openbare ruimte en de stedelijke structuur gegarandeerd.
De wijziging van het BBP heeft ook tot doel een samenhangend stedelijk kader te vormen dat de lopende projecten en de strategische visies ontwikkeld in de studie Territorium Noord van perspective.brussels samenbrengt; dit in overleg met de gewestelijke en gemeentelijk publieke actoren en de operatoren van het openbaar vervoer die op het grondgebied actief zijn.
De specifieke doelstellingen voor de wijziging van het BBP nr. 19 luiden als volgt:
1. Betreffende de bestemmingen, bevestigen van de taak van het oorspronkelijke, niet gerealiseerde, BBP met betrekking tot de totstandbrenging van een gemengde wijk, evenals beter integreren van de multimodale hub.
2. Betreffende de vorm van de bebouwing, om te voldoen aan de circulariteitsdoelstellingen, het behoud van de bestaande bouwprofielen van de huizenblokken 71 (Proximus) en 68 (North Galaxy) mogelijk maken en het mogelijk maken om huizenblok 72 (CCN) in overeenstemming te brengen met deze specifieke stadsvormen van het Manhattanplan; waarbij de aansluiting met de openbare ruimte wordt verbeterd (activatering van het gelijklvoers), het "backstreet”-effect wordt vermeden en de stedelijke en landschappelijke integratie van het Noordstation wordt gewaarborgd.
3. Betreffende de openbare ruimten, zorgen voor de samenhang van alle openbare ruimten en voor een evenwicht in de ontwikkelingen tussen de intermodaliteitskwesties van de site (openbaarvervoershub en actieve modi), de activatie binnen de perimeter, maar ook de strijd tegen de gevolgen van de opwarming van de aarde (stedelijke hitte-eilanden, grote ondoordringbaarheid van het gebied, enz.).
4. Bettreffende het milieu, creëren van een veerkrachtigere openbare ruimte door de vergroening ervan, een geïntegreerd waterbeheer en het in acht nemen van het stedelijke hitte-eilandfenomeen, versnellen van de duurzame transitie van bestaande gebouwen.
2.1.3. WIJZIGINGEN TEN OPZICHTE VAN HET BESTAANDE BBP
Een opheffing van het BBP zou de toepassing van het GBP en de GSV inhouden, wat de mogelijkheden voor de gewenste herontwikkeling van het stationsgebied zou beperken.
De voorschriften van het bestaande BBP zijn samengevat in deel I VERSLAG (zie 1.2.6). Deze wijziging van het BBP vervangt alle voorschriften van het bestaande BBP. Sommige bestaande voorschriften worden overgenomen en/of aangescherpt, terwijl andere worden aangepast.
Dit dossier heeft ook tot doel de perimeter van het oorspronkelijke BBP 19 uit te breiden met de volgende gebieden:
- de Vooruitgangsruimte (voormalig Medical Center) en de Vooruitgangstraat,
- de doorgang onder de sporen - Kwatrecht,
- de stationsruimte tot aan de Aerschotstraat.
Op verordenend niveau beoogt de wijziging van het BBP nr. 19 dus, in overeenstemming met de analyse van de rechtstoestand, het:
- verduidelijken van de bebouwbare gebieden door de maximale grens van de bebouwing en de achteruitbouwstroken vast te leggen,
specifiëren van de oorspronkelijke bestemmingen door binnen elk gebied een functiemenging (bestemmingen) op te leggen,
- toelaten van een grotere bouwdichtheid binnen de perimeter terwijl de maximaal toegelaten oppervlakten en grondinnames beperkt worden, - verduidelijken van de toegelaten bouwhoogten om deze verdichting op te vangen: toelaten van hoge bouwprofielen voor de huizenblokken 68 en 71 en gelijkaardige bouwprofielen toelaten voor huizenblok 72,
- opleggen van voorwaarden om de relatie tussen bebouwde gebieden en openbare ruimten te verbeteren door middel van voorschriften en begeleidende maatregelen met betrekking tot de activering van het gelijkvloers, de logistieke toegang tot de gebouwen en de achteruitbouwstroken, - opleggen van ambities voor de aanleg van de openbare ruimte op vlak van vergroening en verharding,
- versterken van de milieu-, erfgoed- en landschappelijke ambities voor de bebouwbare gebieden en verzekeren van de bouw-/renovatieflexibiliteit en van de te behalen kwaliteit voor de verschillende functies (met name de woonfunctie).
Tot slot, beogen de begeleidende maatregelen, die het verordenend luik aanvullen, de wettelijke voorschriften aan te scherpen en bepaalde voorwaarden te definiëren die in de operationele fasen van de ontwikkeling van projecten binnen de perimeter moeten worden gecontroleerd.
2.2. INHOUD VAN DE VOORSCHRIFTEN
2.2.1. BIJZONDERHEDEN VAN HET GEWIJZIGD BBP
De volgende bijzonderheden dienen te worden opgemerkt in het gewijzigd BBP:
De eerste bijzonderheid is dat er 2 niveaus aan openbare of openbaar toegankelijke ruimten bestaan ter hoogte van huizenblok 72, die hun eigen uitdagingen hebben De bestemmingen voor huizenblok 72 worden bijgevolg weergegeven op 2 afzonderlijke bestemmingsplannen, die verschillende niveaus vertegenwoordigen: vanwege de geschiedenis van de bouw van het Noordstation en het Manhattanplan komt het stadsgelijkvloers overeen met het niveau van de straat (+ 17,00 m) en bevindt het stationsgelijkvloers zich op het niveau van de stationshal van het treinstation (+ 21,00 m). Deze toestand hangt eveneens samen met de aanwezigheid van de infrastructuur van het openbaar vervoer (bus en metro), waar, door de werking en de structurele beperkingen, aanzienlijke niveauwijzigingen onmogelijk zijn. In bestaande toestand bevindt de bushub zich tussen de 1,30 m en 1,60 m lager dan het stadsgelijkvloers (gemiddeld op + 15,50 m). De “overdekte straat” tussen het CCN-gebouw en het stationsgebouw, bevindt zich op een tussenniveau (+ 16,20 m).
Onderstaande doorsnede geeft een schematische weergave van het gebied van de in het bestemmingsplan opgenomen grafische voorschriften met verordenende waarde: het stadsgelijklvoers en de huizenblokken 68 en 71.
Het bestemmingsplan dat overeenkomt met de hierboven weergegeven schematische snede heeft een verordenende waarde voor:
alle openbare ruimten,
alle niveaus van huizenblokken 68 en 71,
het stadsgelijkvloers van huizenblok 72 (met inbegrip van het niveau van de bushub en het niveau van de overdekte straat).

Onderstaande doorsnede geeft een schematische weergave van het gebied van de in het bestemmingsplan opgenomen grafische voorschriften met verordenende waarde: het stationsgelijklvoers en de verdiepingen van huizenblok 72
Het bestemmingsplan dat overeenkomt met de hierboven weergegeven schematische snede heeft een verordenende waarde voor:

het stationsgelijkvloers van huizenblok 72, de verdiepingen van huizenblok 72 (CCN en station).
Als essentieel aandachtspunt in verband met deze bijzonderheid betekent dit dat de continuïteit tussen het stads- en stationsgelijkvloers verzekerd dient te worden, zowel op vlak van zichtbaarheid als op vlak van de toegankelijkheid Hetzelfde geldt voor de aansluitingen tussen de openbare of publiek toegankelijke ruimte en de gelijkvloerse verdiepingen, met name wat het uitwerken van de voet van de gebouwen betreft en de overgang tussen private percelen en het openbaar domein.
Het principe van de activering van de gelijkvloerse verdiepingen, een andere essentiële uitdaging van het plan, is bijgevolg van toepassing op alle gevels die uitgeven op het stadsgelijkvloers evenals deze die uitgeven op het stationsgelijkvloers.
- De tweede bijzonderheid is dat de perimeter van het BBP sommige huizenblokken slechts gedeeltelijk dekt (gebied B (huizenblok 71), gebied C (huizenblok 72) en gebied D (huizenblok 72 – station)). Het resultaat is dat de voorschriften betreffende de toelaatbare bestemmingen per gebied, en dewelke voortkomen uit de strategische richtlijnen voor de wijk (dichtheid, menging en stedelijkheid), enkel van toepassing zijn op de delen van de bovengenoemde huizenblokken die zich op Schaarbeeks grondgebied bevinden.
Teneinde een samenhang voor de stedelijke ontwikkeling op wijkniveau te behalen, wordt een zekere flexibiliteit voor het bereiken van deze strategische richtlijnen overgelaten aan de projecten waarvoor het voorwerp van de vergunningsaanvraag de gemeentegrenzen overschrijdt.
Daardoor voorzien de voorschriften van het BBP expliciet dat het, voor gebieden die overeenkomen met een deel van een huizenblok, mogelijk is af te wijken van de voor het gebied voorgeschreven oppervlakten en bestemmingen (minimum-maximum), zolang het volledige programma van het huizenblok1 deel uitmaakt van deze voorschriften.
Op deze manier kan een project vergund worden indien het in zijn volledigheid beantwoordt aan de voorschriften, zelfs indien het deel van een project gelegen op Schaarbeeks grondgebied niet strikt beantwoordt aan de verdeling van de bestemmingen hernomen voor het gebied van het BBP. Bovendien mag een gedeeltelijke uitvoering van een bebouwbaar gebied het respecteren van de toegelaten bestemmingen per gebied niet in gevaar brengen.
- De derde bijzonderheid van dit BBP is dat de perimeter van het BBP grenst aan nog van kracht zijnde Bijzonder Bestemmingsplannen: het BPA nr. 26 Noord – huizenblok 1 – Sint-Joost-ten-Node (opheffingsprocedure lopende) en het BPA nr. 26 Noord – huizenblok 9 – Sint-Joost-ten-Node en BBP Gaucheret – Schaarbeek (die nog steeds van kracht zijn) (zie de analyse van de bestaande rechtstoestand in het verslag). De voorschriften opgenomen in onderhavig BBP zijn bedoeld om geen discontinuïteiten te creëren met de andere van kracht zijnde BBP binnen de aangrenzende perimeters, met name op vlak van rooilijnen, terwijl ontwikkelingen die inspelen op de huidige uitdagingen vastgesteld voor de wijk mogelijk moeten blijven.
2.2.2. INHOUD VAN DE VOORSCHRIFTEN
De onderhavige wijziging van het BBP definieert grafische en schriftelijke voorschriften, die beide een verordenende waarde hebben.
Ter herinnering: de grafische voorschriften bestaan uit 2 bestemmingsplannen die gericht zijn op afzonderlijke gebieden en niveaus binnen de BBP-perimeter (zie punt 2.2.1. hierboven). Het eerste plan herneemt de grafische voorschriften voor het stadsgelijkvloers voor de volledige perimeter en huizenblokken 68 en 71 in hun geheel. Het
1 In het geval van een project in het gebied B omvat het geplande huizenblok, naast het gebied zelf, de percelen A2c25 en A2d25 in SintJoost-ten-Node. Deze percelen zijn gelegen tussen de Koolbrandersstraat (zuiden), de Koning Albert II-laan (westen), de gemeentegrens met Schaarbeek (noorden) en de Vooruitgangstraat (oosten).
In het geval van een project in het gebied C1 omvat het geplande huizenblok, naast het gebied zelf, de percelen A17b4 en A17z3 in SintJoost-ten-Node. Deze percelen zijn gelegen tussen het Noordplein (zuiden), de Vooruitgangstraat (westen), de gemeentegrens met Schaarbeek (noorden) en het perceel A17w3 langs de spoorweg (westen).
tweede plan herneemt enkel de grafische voorschriften voor het stationsgelijkvloers en de hogergelegen verdiepingen van huizenblok 72 (gebieden C, D en de overdekte straat).
De schriftelijke voorschriften horend bij de grafische voorschriften hebben volgende inhoud:
0. ALGEMENE BEPALINGEN
De algemene bepalingen zetten allereerst de interacties tussen dit BBP en de voorschriften van het GBP en deze van de GSV en GemSV uiteen. Ze verduidelijken dat de grafische voorstelling primeert op de schriftelijke voorschriften, behoudens uitzondering.
De algemene bepalingen voorzien eveneens de omstandigheden, de waarde en de bestemming van de opgelegde stedenbouwkundige lasten bij het afleveren van vergunningen, conform artikels 41, §3 en 100 van het BWRO. De aanvullende bepalingen van het Regeringsbesluit tot vaststelling van de stedenbouwkundige lasten blijven “voor het overige en voor zover nodig” van toepassing.
Het BBP definieert de bestemming van de lasten in functie van de ontstaansfeiten, beschreven in AB.3.2. Deze bestemmingen zijn de volgende:
- sociale of met sociaal gelijkgestelde en/of geconventioneerde woningen, - groene openbare ruimten of wegen,
voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten.
Het BBP definieert eveneens enkele waarden en omstandigheden voor het toepassen van deze lasten:
- het voorschrift AB.3.3. verduidelijkt dat de last voor woningen bestaat uit het realiseren van sociale of met sociaal gelijkgestelde en/of geconventioneerde woningen ten belope van 20 % van de door de vergunning toegestane vloeroppervlakte, zonder de last zelf,
het voorschrift AB.3.4. legt de waarden van de lasten voor de andere ontstaansfeiten, hernomen in AB.3.2. vast.
1. ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
Het eerste deel van de schriftelijke voorschriften bevat de algemene voorschriften die van essentieel belang zijn voor het bereiken van de doelstellingen van het plan; dewelke van toepassing zijn op alle bouwwerken, verbouwingen en ontwikkelingen die binnen de perimeter van het plan worden uitgevoerd. Deze voorschriften beantwoorden hoofdzakelijk aan de kwaliteitsdoelstellingen van de gebouwen en openbare ruimten, aan de doelstellingen inzake erfgoed, esthetiek en landschap en tot slot aan de milieudoelstellingen van het plan.
2. BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE OPENBARE RUIMTE
Het tweede deel van de schriftelijke voorschriften bevat de bijzondere voorschriften met betrekking tot de openbare ruimte
De belangrijkste uitdagingen van deze voorschriften hebben betrekking op de multifunctionaliteit van deze ruimten en met name op de integratie van het openbaar vervoer, de vergroening (met inbegrip van het behoud van/de aanleg in volle grond waar mogelijk) en de activering van de openbare ruimte. Bovendien houden de voorschriften rekening met het feit dat de openbare ruimte als een samenhangend geheel moet worden aangelegd met als doel het stationsgebied als multimodaal platform te versterken.
De meeste openbare ruimten bevinden zich in wegenisgebied. In deze gebieden zijn de voorschriften enerzijds bedoeld om te voldoen aan de principes van het van kracht zijnde Gewestelijk Mobiliteitsplan en anderzijds om milieudoelstellingen te bereiken, met name op vlak van duurzaam gebruik van materialen, vegetatie en waterbeheer. Eén openbare ruimte maakt het voorwerp uit van bijzondere voorschriften in overdruk die de bijzondere voorschriften van de wegenisgebieden specificeren:
- voor het Bolivarplein (de verlenging van de Simon Bolivarlaan tussen de Koning Albert II-laan en de rooilijn van huizenblok 72) wordt beantwoord aan de nood om een evenwichtige organisatie van het openbaar vervoer en de actieve modi te vinden, met inachtneming van de doelstellingen inzake aanleg in volle grond, maximale vergroening en geïntegreerd waterbeheer.
Twee openbare ruimten zijn niet hernomen in wegenisgebied en maken het voorwerp uit van bijzondere voorschriften:
- voor de Vooruitgangsruimte (de openbare ruimte langs de sporen tegenover de toegangshelling van het Noordstation ten opzichte van de doorgang onder de sporen – Kwatrecht) is het de bedoeling om de ruimte te versterken als ruimte die voorzieningen van collectief belang, waaronder met name mobiliteitsinfrastructuren, kan herbergen. De niet door deze ontwikkelingen getroffen delen kunnen zodanig ontwikkeld worden dat de sociale en recreatieve functie en de vegetatie worden bevorderd (ecologische continuïteit),
- het (bestaande) parkgebied Koning Albert II blijft behouden zoals voorzien in het GBP.
3. BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE BEBOUWBARE GEBIEDEN
Het derde deel van de schriftelijke voorschriften herneemt de bijzondere voorschriften met betrekking tot de bebouwbare gebieden
Deze omvatten de bijzondere voorschriften specifiek aan 4 gebieden van het plan die overeenstemmen met de huizenblokken (voor hun Schaarbeeks deel), evenals voorschriften in overdruk Deze specifiëren de voorschriften voor bepaalde delen van de bebouwbare gebieden. Hun aanwezigheid essentieel is voor de algemene samenhang van het plan.
De 4 bebouwbare gebieden zijn:
- gebied A – huizenblok 68, wordt begrensd door de Simon Bolivarlaan, de Koning Albert II-laan, het Solvayplein en de Vooruitgangstraat,
- gebied B – deel van huizenblok 71, wordt begrensd door de Simon Bolivarlaan, de Koning Albert II-laan, de Vooruitgangstraat en de gemeentegrens met de gemeente Sint-Joost-ten-Node,
- gebied C – deel van huizenblok 72, wordt begrensd door het deel van het Solvayplein gelegen in het verlengde van de Kwatrechtstraat en de doorgang onder de sporen, de voormalige Vooruitgangstraat langs het Noordstation aan zijn westelijke gevel, de gemeentegrens met de gemeente Sint-Joost-ten-Node en de Vooruitgangstraat. Het gebied C is onderverdeeld in een gebied C1 dat overeenkomt met de ruimte ingenomen door het CCN-gebouw (voor hetwelk een afbraakvergunning toegekend werd op 9 mei 2022 en waarvan de uitvoering gestart is) en een gebied C2, gevormd door het deel van het Solvayplein dat grenst aan het bebouwde perceel tot aan de weg Kwartrechtstraat – Solvayplein.
- gebied D – deel van huizenblok 72 dat de ruimte ingenomen door het gebouw van het (Schaarbeeks deel van het) Noordstation en het spoorweggebied omvat
Voor elk gebied worden, op vlak van programma, de bestemmingen (maximale oppervlakte en verdeling, uitgedrukt in percentages van het maximale vloeroppervlakte), de inplanting en de bouwprofielen gedefinieerd.
Wat gebieden A, B en C1 betreft, beantwoordt de verdeling van de bestemmingen aan de doelstellingen met betrekking tot functiemenging vastgesteld op wijkschaal en gewenst door de gewestelijke en gemeentelijke instanties. De toepassing van de voorschriften met betrekking tot de bestemmingen is nader uitgewerkt in punt 2.2.1. – tweede bijzonderheid.
Ten opzichte van het initiële BBP wordt de woonfunctie versterkt binnen de perimeter aangezien een minimumpercentage bereikt dient te worden. Deze functie wordt in evenwicht gebracht met diverse economische functies: kantoren, handelszaken en activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goederen en/of ambachtsactiviteiten. De kantoorfunctie beschikt over een relatief hoge minimumdrempel wat het programma betreft teneinde een kantoorpool van gewestelijk belang te behouden, zoals beoogd in het GPDO en het GBP. De functies die aanleiding geven tot belangrijke vrachtverkeersstromen, zoals groothandel en activiteiten voor de vervaardiging van materiële goederen, worden uitgesloten teneinde de verkeersdruk op de wegen in de buurt van het station niet te vergroten. Ten slotte zijn ook hotelinrichtingen toegelaten.
Gebied C2 kan ingevuld worden op het stadsgelijkvloers door de ruimte die nodig is voor het keren van de bussen die het treinstation bedienen. De verkleining van de inname van dit keerpunt zal onderzocht worden teneinde dit gebied maximaal vrij te maken voor ander gebruik. Opdat een kwalitatieve openbare activiteit gegarandeerd kan worden langs elke zijde van deze ruimte evenals zijn integratie in de verschillende stedelijke parcours zowel ter hoogte van het stads- als van het stationsgelijkvloers, kan hier een voorziening van collectief belang of van openbare diensten
gebouwd worden, met name bovenop het keerpunt van de bussen. Het dak van dit gebouw zou toegankelijk kunnen zijn en horend bij de voorzieningsfunctie.
Het niet-bebouwde deel van gebied C2 dient aangelegd te worden als openbare groenruimte die over volle grond beschikt.
Wat gebied D (station) en het spoorweggebied betreft, wijzigen de voorschriften van het BBP deze van het GBP niet op vlak van bestemmingen, d.w.z. de voorschriften voor het administratiegebied en het spoorweggebied blijven van kracht, zonder enige toevoeging.
Voor gebieden A en B, wat de bouwprofielen betreft, is het de bedoeling om de circulariteitsbeginselen toe te passen en derhalve de bouwprofielen specifiek aan het Manhattanplan te behouden: de bestaande hoogbouw moet over het algemeen behouden blijven en de renovatie ervan wordt aangemoedigd. De maximaal toegelaten bouwhoogten binnen deze gebieden zijn 110 m (hoogte onder de kroonlijst). De andere toegelaten bouwhoogten binnen deze gebieden zijn beperkter (maximaal 50 m) zodat er een hoogteverschil waargenomen kan worden tussen de hoogbouw, de rest van het huizenblok en de naastliggende huizenblokken.
Binnen de gebieden voor middelhoge gebouwen (maximaal 50 m) van gebied A zal deze maximale hoogte niet overal kunnen worden toegestaan: in het noordoosten van het gebied A mag het bouwprofiel van middelhoge gebouwen niet meer bedragen dan de hoogte die wordt bepaald door een hellend vlak, dat wordt getrokken onder een hoek van 45° ten opzichte van de openbare ruimte en ontstaat ter hoogte van deze openbare ruimte op de rooilijn van het gebouw gelegen aan het Solvayplein nr. 4 in de richting van gebied A. Dit specifiek voorschrift heeft tot doel de effecten (perspectieven, inkijk, bezonning, free heating) op het omliggende bebouwde en onbebouwde weefsel te beperken.
Voor gebied C1 zijn de maximaal toegelaten bouwhoogten identiek aan deze van de hoogbouw gelegen in gebieden A en B, dit teneinde de verdichting van dit gebied in overeenstemming te brengen met de bestaande toestand van gebieden A en B.
Het maximale bouwprofiel (110 m) zal echter niet overal toegelaten worden: in het noorden van het gebied C1 mag het bouwprofiel van middelhoge gebouwen niet meer bedragen dan de hoogte die wordt bepaald door een hellend vlak, dat wordt getrokken onder een hoek van 45° ten opzichte van de openbare ruimte en ontstaat ter hoogte van deze openbare ruimte op de rooilijn van het gebouw gelegen aan het Solvayplein nr. 4 in de richting van gebied C1. Dit specifiek voorschrift heeft tot doel de effecten (perspectieven, inkijk, bezonning, free heating) op het omliggende bebouwde en onbebouwde weefsel te beperken.
Voor gebied C2 zijn de toegelaten bouwhoogte lager dan deze van de gebieden C1 en A. Dit moet de overgang toelaten met de omliggende hoogbouw (van gebied C1 en ter hoogte van residentie Noord op het Solvayplein).
Voor gebied D (Noordstation) moeten de volumewijzigingen die vergund zouden kunnen worden het erfgoedkarakter van het station respecteren, evenals de verplichte zichtlijnen hernomen op het plan.
Voor elke zone wordt de maximaal toegestane bouwhoogte berekend door het laagste punt van de perceelsgrenzen als referentieniveau te nemen.
Op vlak van inplanting beogen de principes toegepast op gebieden A en B een verkleining van de grondinname te bereiken voor nieuwe projectenontwikkelingen binnen deze gebieden. Het is de bedoeling deze vrijgekomen ruimte te herbestemmen voor beplanting, toegankelijkheid van de gebouwen en activatie van de gelijkvloerse verdiepingen met het oog op duurzaamheid.
Gebied C1 omvat één bebouwbaar gebied ter hoogte van het stadsgelijkvloers, dat op het plan weergegeven wordt door de maximale grens van de bebouwing. Deze zone zal de aanleg van een voetgangersplatform in de as van de Simon Bolivarlaan op het stationsgelijkvloers mogelijk maken. Vanaf het stationsgelijkvloers verdeelt de maximale grens van de bebouwing het gebied onder in 2 gebieden waar bebouwing is toegelaten. Deze twee gebieden planten zich symmetrisch in aan weerszijden van de hoofdingang van het Noordstation op een onderlinge afstand van 40 m. Tussen deze twee gebieden bevindt zich de voorziene betonplaat van het stationsgelijkvloers, die overeenkomt met het gebied voor openbaar gebruik op privéterrein op overeenkomstig bestemmingsplan voor dit niveau
Gebied C2 dient een kwalitatieve openbare activiteit te verwelkomen: dit gebied moet de bouw van een voorziening bovenop het keerpunt van de bussen toelaten of, indien de samengevoegde grondinname van het keerpunt van de
bussen en de parkingtoegangen dit toelaten, de aanleg van een kwalitatieve openbare ruimte die de wijk zich kan toeeigenen. De toegelaten grondinname voor het bouwwerk (1.900 m² op het stadsgelijkvloers) moet de ontwikkeling van een omvangrijke voorziening mogelijk maken, alsook de integratie van de nodige ruimte voor de aansluiting op de verschillende niveaus van de aangrenzende openbare ruimte: het niveau van het stadsgelijkvloers aan de kant van de Vooruitgangstraat en het Solvayplein, het niveau van het stationsgelijkvloers aan de kant van gebied C1 en de “hangende straat” (Vooruitgangsdoorgang). Afhankelijk van de grondinname van het keerpunt van de bussen en de parkingtoegang van gebied C1 worden de vrijgekomen grondoppervlakken aangelegd als openbare groenruimte.
Tot slot is de grondinname van gebied D hoofdzakelijk gericht op het behoud van de bestaande toestand.
De waarden die overeenkomen met de maximale inplantingen zijn opgenomen in de tabel met de belangrijkste verhoudingen (zie punt 2.2.3).
De gebieden in overdruk die van toepassing zijn op de bebouwbare gebieden en de voorschriften ervan specifiëren zijn:
- de multimodale hub2, deze omvat op het stadsgelijkvloers het gebied C (C1 en C2) en de ruimte tussen gebied C1 en gebied D (de voormalige Vooruitgangstraat). De voorschriften voor dit gebied zijn erop gericht een optimale aanleg voor het openbaar vervoer te verzekeren, met name: de organisatie van het eindpunt van de bussen van De Lijn en de MIVB, de werking van het station (gebruikers- en logistieke toegangen, kiss and ride, taxi) en het gebruik van de actieve modi (fietstoegangen en –doorgangen, voetgangerstoegangen), met inbegrip van de technische en logistieke ruimten die nodig zijn voor de vervoersoperatoren. De multimodale hub moet ook functies bevatten die de activering van zijn ruimten mogelijk maken, met name aan de kant van de Vooruitgangstraat. Daartoe verwijzen de voorschriften voor de multimodale hub ook naar AV.3 Activatie van de gelijkvloerse verdiepingen, die deze animatie omkadert,
de achteruitbouwstroken3 , deze hebben betrekking tot de ruimten gelegen tussen de maximale grens van het openbaar domein en de bouwlijn. Zij hebben betrekking tot huizenblokken 71 en 68. De voorschriften zijn gericht op het behouden van de bestaande vegetatie binnen deze gebieden, maar eveneens op het bijdragen aan de kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte (Koning Albert II-laan, Simon Bolivarlaan, Vooruitgangstraat) waarbij de actieve mobiliteit bevorderd wordt en aan de activatie van de gelijkvloerse verdiepingen bijgedragen wordt,
- de gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein, deze hebben betrekking tot de openbare circulatiezones in gebied C1, maar eveneens ter hoogte van de ruimte gelegen tussen gebieden C en D. Ze beogen hoofdzakelijk het behoud van de publieke toegang van het station en de verbindingen tussen het station en de andere openbaar vervoershaltes. De toe te passen voorschriften zijn eveneens gericht op het verzekeren van de toegankelijkheid van PBM en actieve modi.
Volgende voorschriften in overdruk verduidelijken de opgelegde inrichtingen binnen de gebieden op dewelke ze betrekking hebben:
- de verticale verbindingen leggen de nodige verbindingen tussen het stads- en het stationsgelijkvloers, alsook de verbindingen met de omliggende openbare ruimte op,
- de verplichte zichtlijnen bepalen de nodige te creëren of te bewaren openingen tussen de bebouwde gebieden voor de landschapsassen met erfgoedwaarde,
2 Er zij op gewezen dat de grafische grenzen van het bovenliggende voorschrift "multimodale hub" in dit Plan zijn vastgesteld met het oog op de reglementaire toepassing van het voorschrift "multimodaal hub". De aldus gecreëerde perimeter heeft niet tot doel de ruimten die algemeen aanvaard kunnen worden als onderdeel van de multimodale hub van het Noordstation en die verder reiken dan deze grafische grenzen van dit Plan, ruimtelijk en functioneel te beperken.
3 We merken op dat de voorschriften voor de achteruitbouwstroken van het BBP verschillen van die van de GSV. In dit verband vermelden de algemene bepalingen van het onderhavig BBP dat de voorschriften van de gewestelijke en gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen van kracht zijnde op het ogenblik van de aflevering van vergunningen en certificaten, voor de percelen binnen de perimeter van het BBP nr. 19, enkel van toepassing zijn op het grondgebied dat door dit plan gedekt is, voor zover ze niet tegen die wettelijke voorschriften ingaan.
- de grens tussen verschillende bouwhoogten traceert de scheidingslijn tussen de maximaal toelaatbare bouwhoogten voor de verschillende gebieden, - de doorgang onder de sporen – Kwatrecht beoogt voornamelijk het verbeteren van zijn aanleg teneinde een beter veiligheidsgevoel te garanderen dan in de bestaande toestand.
2.2.3. SAMENVATTENDE TABEL VAN DE BELANGRIJKSTE VERHOUDINGEN
Zoals reeds aangekondigd voorzien de voorschriften van het BBP in de definitie van een programma, een maximaal toegelaten vloeroppervlakte en een maximale grondinname voor de verschillende gebieden hernomen in het BBP. Onderstaande tabel herneemt de toegelaten percentages per functie en per gebied en de maximaal toegelaten oppervlakte per gebied, voor zover deze expliciet vastgelegd worden in het BBP.
Andere toegelaten functies (activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goederen, ambachtsactiviteiten, hotelinrichtingen)
Tabel 1 - toegelaten percentages per functie en per gebied en maximaal toegelaten oppervlakte per gebied
/ percentage/oppervlakte niet expliciet vastgelegd door het BBP bestemming niet toegelaten door het BBP
NB:
1° Voor gebieden B en C1 kan worden afgeweken van de opgelegde minimum- en maximumpercentages, mits deze programmapercentages worden gehaald op de schaal van het huizenblok4 .
4 In het geval van een project in het gebied B omvat het geplande huizenblok, naast het gebied zelf, de percelen A2c25 en A2d25 in SintJoost-ten-Node. Deze percelen zijn gelegen tussen de Koolbrandersstraat (zuiden), de Koning Albert II-laan (westen), de gemeentegrens met Schaarbeek (noorden) en de Vooruitgangstraat (oosten).
In het geval van een project in het gebied C1 omvat het geplande huizenblok, naast het gebied zelf, de percelen A17b4 en A17z3 in SintJoost-ten-Node. Deze percelen zijn gelegen tussen het Noordplein (zuiden), de Vooruitgangstraat (westen), de gemeentegrens met Schaarbeek (noorden) en het perceel A17w3 langs de spoorweg (westen).
2° De programmapercentages in deze tabel zijn afgeleid van de toepassing van de gewestelijke en gemeentelijke ontwikkelingsdoelstellingen. Deze doelstellingen zijn in de loop van de studie gedeeltelijk aangepast, met name naar aanleiding van de analyses uit het MER.
3° Maximaal toegelaten oppervlakte : Gebieden A en B : Deze oppervlakte maakt een toename van 5% van de vloeroppervlakte mogelijk ten opzichte van de vergunde toestand. De waarden van de vloeroppervlakten zijn afgerond om de toepassing van de percentages te vergemakkelijken.
Gebied C1 : Deze oppervlakte komt overeen met de maximaal toegelaten vloeroppervlakte op het Schaarbeekse deel van huizenblok 72 Zij werd bepaald op basis van de verhouding van de grondinname tussen de 2 gemeenten. Het BBP voorziet echter de mogelijkheid deze maximaal toegelaten oppervlakte op C1 te overschrijden, mits de totale oppervlakte van huizenblok 725 niet meer dan 165.000 m² bedraagt.
Onderstaande tabel herneemt de oppervlakte en de maximaal toegelaten grondinname.
NB:
1° De grondoppervlakten van gebieden A en B zijn ontleend van de CadGIS. De grondinname van deze oppervlakten komt overeen met de eigendomsgrenzen. De oppervlakten van de andere gebieden zijn berekend op basis van de perceelkaart van BruGIS.
2° Voor de gebieden A en B zijn de maximaal toegelaten bebouwde oppervlakten vastgelegd rekening houdend met de gewestelijke en gemeentelijke doelstellingen voor de verkleining van de grondinname ten opzichte van de bestaande toestand.
Vanwege zijn specifiek karakter, wordt voor gebied D geen specifieke doelstelling geformuleerd wat de verkleining van de grondinname betreft.
3° Voor het gebied C1 betreft de hierboven vermelde grondinname de stadsgelijkvloersniveau. Vanaf de stationsgelijkvloersniveau et voor de hogere niveaus beperkt het plan de bebouwde inname aan maximum 8.005m² (TB/T max = 0,73)
5 Het huizeblok 72 omvat, naast het gebied C1, de percelen A17b4 en A17z3 in Sint-Joost-ten-Node. Deze percelen zijn gelegen tussen het Noordplein (zuiden), de Vooruitgangstraat (westen), de gemeentegrens met Schaarbeek (noorden) en het perceel A17w3 langs de spoorweg (westen).
2.3. INHOUD VAN DE BEGELEIDENDE MAATREGELEN
De begeleidende maatregelen hebben geen verordenende waarde. Zij vullen het verordenend luik aan en volgen 3 afzonderlijke doelstellingen:
- zij verduidelijken de verordenende voorschriften en vullen ze aan waar nodig,
- zij integreren aanvullende milieubekommernissen die in de verordenende voorschriften zijn opgenomen,
- zij vereenvoudigen de samenhang van vastgoed- en infrastructuurprojecten en projecten met betrekking tot de openbare ruimte die door de verordenende voorschriften toegelaten kunnen worden.
Deze maatregelen moeten overwogen worden in het kader van stedenbouwkundige vergunningsaanvragen.
De begeleidende maatregelen omvatten:
maatregelen met betrekking tot de economische en sociale impact van het plan,
maatregelen met betrekking tot het landschap en de stedenbouw,
- maatregelen met betrekking tot de lucht en het microklimaat,
- maatregelen met betrekking tot de mobiliteit,
- maatregelen met betrekking tot de bodem en het water,
- maatregelen met betrekking tot het geluid en de trillingen,
- maatregelen met betrekking tot de biodiversiteit,
- maatregelen met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid,
- maatregelen met betrekking tot de circulaire en energietransitie.
2.4. RELATIE VAN HET BBP MET ANDERE GELDENDE PLANNEN
Het GPDO ziet de Noordwijk als een prioritaire ontwikkelingspool die in kan spelen op communicatie-uitdagingen en economische ontwikkelingen op gewestelijk of zelfs nationaal niveau, maar ook op milieu- en levenskwaliteitsdoelstellingen op lokaal niveau.
Het BBP past binnen de richtlijnen van het GPDO, waarin staat: “een toekomstig stadsproject voor de Noordwijk mag niet enkel gericht zijn op een herwaardering van de kantoortorens, hun sokkel en de openbare ruimte. Er moet ook ingespeeld worden op andere uitdagingen. Zo is het nodig te voorzien in woningen, opnieuw te zorgen voor een stedelijke mix en de banden tussen het kanaalgebied en het stadscentrum strakker aan te halen. Er zijn behoeften vastgesteld op het vlak van handel en uitrustingen”. (GPDO, 2018:47)
Op vlak van mobiliteit en verkeersveiligheid sluit dit plan ook aan bij de ambities van Good Move, het Gewestelijk Mobiliteitsplan 2020-2030. Het plan is gericht op het optimaliseren van de infrastructuren voor het openbaar vervoer en de actieve modi. Er wordt een multimodale hub gecreëerd om de nodige infrastructuur te kunnen organiseren en om de overstap tussen de verschillende modi in goede omstandigheden te laten verlopen. De publiek toegankelijke inrichtingen voor voetgangers en fietsers in de openbare ruimte maken eveneens voorwerp uit van bijzondere voorschriften. Wat het autoverkeer betreft, voorziet het plan de aanwezigheid van personenwagens te beperken in de directe omgeving van het station teneinde de autodruk te verkleinen. Het beperkt eveneens het aantal parkeerplaatsen bestemd voor de toekomstige woongelegenheden.
Dit plan is afgestemd op de gewestelijke doelstellingen op vlak van luchtkwaliteit en broeikasgasemissies die geformuleerd zijn in het Lucht-, Klimaat- en Energieplan (2016) en de daarin opgenomen acties voor energieefficiëntie, luchtkwaliteit, de aanpassing aan de klimaatsveranderingen en de bevordering van hernieuwbare energie. Met name wat de gebouwen betreft, volgt het BBP de aanbevelingen voor het behoud en de renovatie van bestaande gebouwen om het energiebeheer te verbeteren. Wat het gebruik van hernieuwbare energie betreft en zijn bijdrage aan de luchtkwaliteit, wil dit plan zijn gebruik aanmoedigen en stelt het in de begeleidende maatregelen voor in situ beschikbare alternatieven te verkennen zoals geothermie en zonne-energie. De functiemenging beoogt eveneens de installatie van warmtebundelingsmechanisme, hetgeen het plan wil stimuleren.
Het plan integreert de belangrijkste doelstellingen van het waterbeheerplan 2016-2021. Het stelt voor om onder meer het duurzaam waterbeheer op te nemen in de aanleg van de openbare ruimte. Bovendien voorziet het plan de invoering van een geïntegreerd regenwaterbeheer op schaal van de projecten Dit beheersysteem voorziet dat het regenwater heropgewaardeerd wordt en infiltreert in het perceel voor zover dit mogelijk is. Het plan voorziet eveneens in het maximaal beperken van de impact van de bouwwerken op de stroming van het grondwater.
Het plan bevat maatregelen die stedelijke ontwikkelingen met natuur combineren. Het sluit daarmee aan bij enkele doelstellingen van het Natuurplan 2016-2020, omdat het zich richt op biodiversiteit en de bescherming en ontwikkeling van de natuur.
Het BBP volgt ook bepaalde doelstellingen van het plan quite.brussels (2019) dat gericht is op het verkleinen van de effecten van lawaai op de gezondheid. Zo moet bij de keuze van de ligging en de inrichting van woningen binnen de perimeter bijvoorbeeld onder meer rekening worden gehouden met spoorweglawaai.
Tot slot sluit dit plan aan bij de gewestelijke ambities op het gebied van afval, zoals hernomen in het vijfde "Afvalplan", via een drieledige doelstelling: de verankering van een omschakeling naar duurzamere en meer circulaire consumptiepraktijken; de bewaring en de nuttige toepassing van grondstoffen, indien mogelijk lokaal; de economische aanbodsector overhalen om de circulaire praktijk mee te concretiseren.