MILIEUEFFECTENRAPPORT (MER)
VAN HET BIJZONDER BESTEMMINGSPLAN NR.19
« WESTWIJK VAN HET NOORDSTATION »
ADDENDUM BETREFFENDE DE WIJZIGINGEN DIE ZIJN AANGEBRACHT NA HET OPENBAAR ONDERZOEK
Gemeente Schaarbeek
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 1
METHODOLOGISCHE INLEIDING
Een deel van de opmerkingen die tijdens het openbaar onderzoek betreffende de wijziging van het BBP 19 "Westwijk van het Noordstation" zijn gemaakt, zijn in de documenten van het BBP verwerkt geweest (schriftelijke en grafische voorschriften en begeleidende maatregelen).
Sommige van deze wijzigingen houden een verandering in van de te verwachten milieueffecten van het plan. Dit document heeft tot doel de voorzienbare gevolgen van de wijzigingen in de documenten van het BBP toe te lichten. De wijzigingen worden hier toegelicht en geanalyseerd in het licht van de aan het begin van het proces vastgestelde analysecriteria.
Er wordt gewezen op het feit dat een reeks kleine wijzigingen die geen inhoudelijke veranderingen met zich mee brengen (typefouten, herschrijvingen voor een beter begrip, toevoeging van definities, spellingscorrecties, verduidelijkingen, grafische verduidelijkingen, enz.) niet in deze analyse zijn opgenomen aangezien zij niet van dien aard zijn dat zij de te verwachten milieueffecten wijzigen.
Voor elke geanalyseerde wijziging bevat dit document de versie vóór het openbaar onderzoek, de versie na het openbaar onderzoek (met de wijzigingen in het blauw aangegeven) en de analyse van de aangebrachte wijzigingen, wat zij inhouden en welke gevolgen de wijziging heeft voor de verschillende criteria. Voor elk effect geeft een gekleurde stip een visueel overzicht : de kleur van de stip geeft het betrokken thema aan en het symbool (+ of -) het soort effect (positief of negatief). Vb :
Ter herinnering, de bestudeerde thema's en criteria zijn de volgende:
Ruimtelijke organisatie
Structuur van de bebouwde en de open ruimten
Stedelijk landschap en symbolische richtpunten
Stedelijke dynamiek
Bevolking en huisvesting
Voorzieningen en handelszaken
Economische activiteiten en transitie
Menselijke omgeving
Kwaliteit van de openbare ruimten, namelijk voor verplaatsing en verblijf en activatie van de gelijkvloerse verdiepingen
Geluid en trillingen
Luchtkwaliteit
Veiligheid
Verplaatsingen
Uitvoering van de MWS en zachte mobiliteitsnetwerken
Actieve verplaatsingen en fietsparkings
Openbaar vervoer
Personenwagens en parkeren
Vrachtwagens en leveringen
Mobiliteitsdiensten en intermodaliteit
Leefmilieu en klimaat
Microklimaat
Bodem
Ecologische en milieunetwerken
Water, technische netwerken en circulariteit van de stromen
Energie et circulariteit van de stromen
Circulariteit
Circulariteit van de materialen en stromen / inkomende materialen
Modulariteit van de ruimten
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 3
ANALYSE VAN DE WIJZIGINGEN DIE ZIJN AANGEBRACHT AAN HET BBP
ALGEMENE BEPALINGEN
AB.3.3. (stedenbouwkundige lasten voor huisvesting)
Oorspronkelijke tekst : De verkoopprijs van de sociale of met sociaal gelijkgestelde en/of geconventioneerde woningen die bij wijze van stedenbouwkundige last gerealiseerd worden, mag de maximumprijs van de geconventioneerde huisvesting niet overschrijden.
Gewijzigde tekst : De verkoopprijs van de sociale of met sociaal gelijkgestelde en/of geconventioneerde woningen die bij wijze van stedenbouwkundige last gerealiseerd worden, mag de maximumprijs van de geconventioneerde huisvesting niet overschrijden.
Impact :
In het ontwerp van wijziging van het BBP wordt de wederverkoopprijs van sociale of sociale woningen niet langer vastgelegd. Ter herinnering, de kenmerken van de woningen die in het kader van dit BBP worden gegenereerd (appartementen in hoge gebouwen) doen reeds vragen rijzen in verband met de ontwikkeling van betaalbare woningen, gezien de kosten die aan de ontwikkeling van dit soort woningen verbonden zijn (bij de aankoop, gezien de technieken en de verhoging van de bruto/nettoverhouding, maar ook bij het gebruik, gezien de aanzienlijke kosten in verband met onderhoud, liften, enz.) Daarom zal de afschaffing van het voorschrift van de maximale wederverkoopprijs van deze woningen waarschijnlijk geen positief effect hebben (verhoging van de wederverkoopprijs van deze woningen), ook al laat dit de mogelijkheid van een prijsbepaling die kan beantwoorden aan de specifieke aankoopmodaliteiten en -procedures van de publieke actoren. eubles publics.
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 4
ALGEMENE VOORSCHRIFTEN
AV1 Algemeenheden
Oorspronkelijke tekst :
5° De diepte van nieuwe constructies bedraagt maximaal 22 m en maakt ze aanpasbaar aan andere functies, met behoud van een minimale kwaliteit binnenin (bv. kruisventilatie en een voldoende verlichting).
Gewijzigde tekst :
5° De diepte van nieuwe constructies bedraagt maximaal 24 m en maakt ze aanpasbaar aan andere functies, met behoud van een minimale kwaliteit binnenin (bv. kruisventilatie en een voldoende verlichting).
Impact :
De toename van de diepte van de gebouwen, volgens de gemeente gerechtvaardigd door technische beperkingen als gevolg van het behouden van de gebouwen in de kelderverdieping, heeft tot gevolg dat de mogelijkheden voor de ontwikkeling van doorzonwoningen van goede kwaliteit worden beperkt, dat de draagconstructies toenemen, dat de mogelijke organisatie van de binnenruimten, en dus de modulariteit van de ruimten, wordt aangetast...
In die zin was een van de aanbevelingen van het MER (RS12) om de diepte van nieuwe gebouwen te beperken tot 18 m. In dezelfde zin beoogde het ontwerp Good Living de diepte van de gebouwen (op de gemene grenzen) te beperken tot 17 m om de voorwaarden voor natuurlijk binnenverlichting te verbeteren en een grotere gebruiksflexibiliteit te bekomen.
Het ontwerp van wijziging van het BBP gaat in tegen deze aanbevelingen, aangezien de toegestane diepte van de nieuwe gebouwen wordt vergroot.
AV2 Kwaliteit van de woningen
Oorspronkelijke tekst :
2° De ligging en de inrichting van de woningen (inclusief hun buitenruimte) houdt rekening met bronnen van lawaai en trillingen, waaronder spoorweglawaai en het lawaai van het openbaar vervoer. Waar nodig zal voorzien worden in beschermende maatregelen tegen dat lawaai.
3° Bij nieuwbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen, bestaat 70 % van de nieuwe woningen uit doorzonappartementen of ze hebben een opening op minstens twee gevels. Bij bestemmingswijziging of wijziging van de bestaande bebouwing dient het aantal appartementen met opening op twee zijden maximaal te zijn.
4° De typologie van de woningen is gevarieerd en beantwoordt aan de bestaande behoeften. Een minimum van 20 % aan eengezinswoningen met 3 (of meer) slaapkamers is vereist
Gewijzigde tekst :
2° De ligging van de woningen bevindt zich bij voorkeur in de gebieden die het minst zijn blootgesteld aan lawaai en trillingen. De binneninrichting van de woningen (inclusief hun buitenruimte) houdt rekening met bronnen van lawaai en trillingen, waaronder lawaai afkomstig van binnen en buiten, spoorweglawaai en het lawaai van het openbaar vervoer. Waar nodig zal voorzien worden in beschermende maatregelen tegen dat lawaai.
3° Bij nieuwbouw (bovengronds en ondergronds) of uitbreiding van bestaande gebouwen bestaat 70 % van de nieuwe woningen uit doorzonappartementen of ze hebben een opening op minstens twee gevels. Bij bestemmingswijziging of wijziging van de bestaande bebouwing wordt dient het aantal appartementen met opening op twee zijden maximaal te zijn. het aantal bi-georiënteerde woningen gemaximaliseerd. De naar het noorden² georiënteerde woningen zijn bij alle werkzaamheidstypen dubbel georiënteerd.
4° De typologie van de woningen is gevarieerd en beantwoordt aan de bestaande behoeften. Van de oppervlakte voor woningen is een minimum van 20 % gewijd aan eengezinswoningen met 3 (of meer) slaapkamers is vereist
² Naar het noorden georiënteerde woning: woning waarvan de voorgevel een oriëntatie bezit tussen het NNO en het NNW.
Impact :
De wijzigingen in § 2° verduidelijken het voorschrift met het oog op de vermindering van de geluidsdruk binnen de woningen. Het effect van deze wijzigingen is positief (in overeenstemming met de aanbevelingen van het MER) maar zeer zwak gezien de algemene lawaaierige context (lawaai en trillingen van alle kanten): de woningen blijven in dezelfde verhouding ontwikkeld binnen elk blok, ongeacht de geluids- en trillingsdruk die op deze blokken inwerkt.
Voor § 3° lijkt het opleggen van een tweezijdige oriëntatie van de woningen technisch realistischer dan het opleggen van doorzonappartementen, vooral omdat de andere wijzigingen van het BBP een toename van de diepte van de constructies impliceren. De definitie van "naar het noorden gerichte woningen" is in de documenten opgenomen, hetgeen een ruime opneming van de betrokken woningen waarborgt (gezien de "natuurlijke" oriëntatie van het terrein zal geen enkele woning strikt naar het noorden gericht zijn, maar met gevels tussen het noorden en het noordnoordoosten (gemiddelde oriëntatie van de gebouwen en wegen tussen 16 en 20° ten oosten ten opzichte van het noorden), hetgeen in de definitie is bepaald).
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 6
Met betrekking tot §4° specificeert de wijziging van het voorschrift de berekeningsmethode voor het aantal grote woningen dat moet worden voorzien. In de versie van het ontwerp van BBP die aan het openbaar onderzoek werd onderworpen, werd de berekeningsmethode niet gespecificeerd. Deze kon op twee manieren worden opgevat, namelijk berekening in eenheden en berekening in oppervlakten. Het voordeel hiervan is dat de berekeningsmethode wordt verduidelijkt, maar de aangebrachte wijziging houdt in dat rekening wordt gehouden met de oppervlakte van kleine woningen (minder belangrijk) en niet met hun absolute aantal (belangrijker), een berekening die ongunstig is voor grote woningen:
Berekeningsmethode in « eenheden » :
o minimaal 93 538,5 m² en maximaal 147 394 m² woningen, d.w.z. minimaal 1 206 en maximaal 1 901 woningen (bij een gemiddelde woninggrootte van 77,5 m²) (1)
o Minimaal 20% grote woningen, d.w.z. minimaal 241 tot 380 grote woningen
o Met een gemiddelde van 102 m² voor grote woningen (2) betekent dit de ontwikkeling van minimaal 24.541 m² tot 38.671 m² grote woningen
o Iets meer dan 26% van het woongebied is bestemd voor grote woningen.
Berekeningsmethode in « oppervlakten » :
o Minimaal 93.538,5 m² en maximaal 147.394 m² woningen
o Min 20% van de woonoppervlakte bestemd voor grote woningen (2), d.w.z. minimaal 18.708 m² tot 29.479 m².
o Met een gemiddelde van 102 m² voor grote woningen² betekent dit de ontwikkeling van minimaal 184 tot 290 woningen.
o Iets meer dan 15% van de woningen zijn grote woningen
Er bestaat een verschil van ongeveer 60 tot 90 grote woningen in het hele gebied, of ongeveer 5.800 tot 9.200 m² vloeroppervlak.
(1) Gemiddelde van de gemiddelde grootte van de woningen (1 tot 5 kamers) voorzien door de in 2022 in openbaar onderzoek gebrachte GSV (Good Living)
(2) Gemiddelde van de gemiddelde grootte van de « grote » woningen (3, 4 en 5 kamers) voorzien door de in 2022 in openbaar onderzoek gebrachte GSV (Good Living)
AV3 Activatie van de gelijkvloerse verdiepingen
Oorspronkelijke tekst :
4° Logistieke en diensttoegangen worden beperkt en gerationaliseerd.
Gewijzigde tekst :
4° Logistieke en diensttoegangen worden beperkt en gerationaliseerd. geïntegreerd in de gebouwen. Ze zijn zo ontworpen zodat ze beperkt zijn in lengte binnen de lineaire gevels en gerationaliseerd zijn om meerdere bestemmingen en verschillende bewoners te kunnen bedienen.
Impact :
In de wijziging van het BBP wordt het oorspronkelijke voorschrift nader uitgewerkt en wordt toegevoegd dat de toegangen in het gebouw moeten worden geïntegreerd. Dit is nauwkeuriger en biedt een beter kader voor toekomstige projecten, wat positief is. De integratie van de logistieke toegangen in de gebouwen heeft een positief effect op de leefomgeving in de openbare ruimte, onder meer wat betreft de activering van de begane grond, de veiligheid en de kwaliteit van de openbare ruimte, voor het verkeer van actieve vervoerswijzen, maar ook op de bediende activiteiten zelf en hun relatie met anderen, wat betreft de optimalisering van de leveringen en het lawaai en de trillingen (laad- en loskade in een gesloten luchtsluis).
In numerieke termen zullen de ruimten die voor de logistiek worden gebruikt a priori worden "geteld" in verhouding tot de activiteiten die zij dienen (kantoren, winkels, uitrusting) en zullen zij dus de mogelijkheden om het ene of het andere te ontwikkelen niet beperken. Aangezien de ruimten voor verschillende activiteiten zijn geoptimaliseerd, zal dit het mogelijk maken op het gelijkvloers ruimte te winnen voor de ontwikkeling van verschillende gebruiksmogelijkheden.
AV.4. Daken
Oorspronkelijke tekst :
1° Daken moeten groendaken zijn en/of ingericht als toegankelijk terras en/of bestemd voor technische installaties voor warmte- en elektriciteitsproductie (externe eenheden) of waterbeheer. Ze mogen ook gebruikt worden voor stadslandbouw.
2° Platte daken die zichtbaar zijn vanuit de omliggende gebouwen en/of de openbare ruimte worden bedekt met een laag teelaarde van minstens 30 cm voor de aanleg van een semi-intensief groendak en omvatten diverse lagen om de biodiversiteit te bevorderen.
Gewijzigde tekst :
1° Daken moeten groendaken zijn en/of ingericht als toegankelijk terras en/of bestemd voor technische installaties voor warmte- en elektriciteitsproductie (externe eenheden) of waterbeheer. Ze mogen ook gebruikt worden voor stadslandbouw.
De volumes voor stadslandbouw, die in deze voorschriften worden beschouwd te vallen onder de bestemming van ambachtelijke activiteit in de zin van de verklarende woordenlijst van het GBP, zijn toegestaan maar dienen te worden geïntegreerd in de toelaatbare hoogten.
2° Groendaken van bouwwerken waarvan het bouwprofiel GLVL+5 niet overschrijdt, worden bedekt met een laag teelaarde van minstens 30 cm en gemiddeld 55 cm voor de aanleg van een intensief groendak. Ze omvatten plantaardige lagen die divers zijn en bevorderlijk voor de biodiversiteit.
3° Groendaken Platte daken die zichtbaar zijn vanuit de omliggende gebouwen en/of de openbare ruimte worden bedekt met een laag teelaarde van minstens 30 cm voor de aanleg van een semi-intensief groendak. Ze omvatten plantaardige lagen die divers zijn en bevorderlijk voor de biodiversiteit te bevorderen.
Impact :
De in het ontwerp van BBP aangebrachte wijzigingen betreffen een verhoging van de hoeveelheid substraat op de platte groendaken van de laagbouw (min. 30 cm en gemiddeld 55 cm), hetgeen een algemeen positief effect heeft op het gebied van fauna en flora (mogelijke ontwikkeling van vegetatie die interessanter is voor de biodiversiteit in samenhang met de bestaande open ruimten op de grond), waterbeheer (opslag en evapotranspiratie) en dus het hitte-eilandeffect en energie (isolatie en verminderde behoefte aan koeling), maar waarschijnlijk ook de luchtkwaliteit, gezien de toegenomen mogelijkheid om imposantere beplanting aan te brengen. Intensieve vergroening van lage daken zou ook een positief effect kunnen hebben op het lokale stadslandschap, afhankelijk van hun locatie, hoogte en uitvoering van de beplanting. De wijzigingen houden ook in dat platte daken die zichtbaar zijn vanuit de omliggende gebouwen en/of de openbare ruimte niet noodzakelijkerwijs vergroend moeten worden. Er wordt gewezen op het feit dat het ontwerp van BBP nog steeds geen minimum aan groendaken oplegt (zie definitieve aanbevelingen van het MER), waardoor de mogelijkheid blijft bestaan om er geen te ontwikkelen. In combinatie met de dikte van de lage groendaken (<GLVL+5) dreigen de wijzigingen te leiden tot een laag aandeel lage gebouwen of groendaken op lage gebouwen (voorkeur voor platte daken), om de (structurele en dus dure) beperking van de grotere dikte van de ondergrond te vermijden. Deze mogelijke toename van de hoogte van lage gebouwen zal leiden tot een afname/verdwijning van de positieve effecten van groendaken (hieronder vermeld), maar ook tot mogelijke negatieve effecten op de structuur van de bebouwde ruimten en hun relatie met de open ruimten, meer windeffecten, een gevoel van verplettering voor voetgangers in de openbare ruimte, meer schaduw op de openbare ruimten en dus een afname van de kwaliteit van de openbare ruimten om zich te verplaatsen en te verblijven...
Ten slotte houdt de wijziging van de voorschriften in dat de eventuele landbouwserres die op de daken worden ontwikkeld, worden meegerekend in de toegestane volumes. Gezien de mogelijke hoogten voor de verschillende blokken, zal de integratie van eventuele serres binnen de toegestane volumes een verwaarloosbaar effect hebben op de structuur van de bebouwde ruimten en het stadslandschap en op het programma.
AV.7. Ontwikkeling van het biotoop
Oorspronkelijke tekst :
2° Rond de bouwwerken komt een maximum aan groen, onder meer door het aanplanten van hoogstammige bomen, om de ontwikkeling van het biotoop te optimaliseren. […]
Gewijzigde tekst :
2° Rond de bouwwerken komt een maximum aan groen, onder meer door het aanplanten van hoogstammige bomen en struiklagen, om de ontwikkeling van het biotoop te optimaliseren. […]
Impact :
De wijziging houdt in dat hoogstammige bomen en struiken worden aangebracht, waardoor een diversificatie van de lagen wordt gewaarborgd, met positieve gevolgen voor fauna en flora, water en microklimaat, maar ook voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het lokale stadslandschap. + +
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 10
AV.9. Energie
Oorspronkelijke tekst :
Met het oog op het beperken van de broeikasgasuitstoot moeten nieuwbouw- en renovatieprojecten de recentste regelgeving en gewestelijke aanbevelingen naleven, onder meer op het vlak van passieve architectuur en energieneutraliteit. Ze moeten een maximaal beroep doen op hernieuwbare energie en/of de productie ervan.
Dans un souci de réduction des émissions de gaz à effet de serre, les projets de nouvelles constructions et rénovation des bâtiments respectent les dernières règlementations et recommandations régionales en vigueur, notamment en matière d’architecture passive et de neutralité énergétique. Le recours et/ou la production aux énergies renouvelables sera maximisé.
Gewijzigde tekst :
Met het oog op het beperken van de broeikasgasuitstoot moeten nieuwbouw- en renovatieprojecten de recentste regelgeving en gewestelijke aanbevelingen naleven, onder meer op het vlak van passieve architectuur en energieneutraliteit. Ze moeten een maximaal Beroep doen op hernieuwbare energie en/of de productie ervan wordt gemaximaliseerd.
De energiesystemen van de gebouwen zijn geïntegreerd of aangesloten op bestaande of in de wijk te verwezenlijken energie-uitwisselingsnetwerken (geothermische, riothermische, elektrische netwerken, enz.).
Impact :
De schrapping van het eerste lid heeft geen gevolgen, aangezien in alle gevallen aan andere voorschriften dan het BBP zal moeten worden voldaan, ongeacht of deze in het BBP worden genoemd of niet.
De toevoeging van het lid over energiesystemen zal op lange termijn waarschijnlijk een positief effect hebben op het criterium energie en circulariteit van de stromen. + +
BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN
BV.1. Wegenisgebied
Oorspronkelijke tekst :
3° Het comfort van de gebruikers van het openbaar vervoer is gegarandeerd in wegenisgebied, onder meer door het vergemakkelijken van het overstappen van de ene lijn op de andere en door het verzekeren van de veiligheid en de leesbaarheid van de trajecten tussen de haltes en naar de toegangen van het Noordstation.
4° In de wegenisgebieden wordt voor zoveel mogelijk groenaanplanting gezorgd, in diverse lagen met het oog op de biodiversiteit.
[…]
8° Geen enkele vorm van langetermijnparkeren is toegestaan in de volgende wegenisgebieden: Bolivarplein en Vooruitgangstraat.
Gewijzigde tekst :
3° Het comfort van de gebruikers van het openbaar vervoer is gegarandeerd in wegenisgebied, onder meer door het vergemakkelijken van het overstappen van de ene lijn op de andere en door het verzekeren van de veiligheid en de leesbaarheid van de trajecten tussen de haltes en naar de toegangen van het Noordstation. De aanleg van wegenisgebieden garandeert de leesbaarheid, het rechtstreekse karakter, de PBM-toegankelijkheid en de veiligheid van de trajecten van de gebruikers tussen de bovengrondse haltes van het openbaar vervoer en naar de toegangen van het Noordstation en vergemakkelijkt de verbindingen tussen de verschillende lijnen van het openbaar vervoer.
4° In de wegenisgebieden wordt voor zoveel mogelijk groenaanplanting gezorgd, zonder afbreuk te doen aan het comfort, de toegankelijkheid en de optimale organisatie van het openbaar vervoer. De plantaardige lagen zijn divers en bevorderlijk voor in diverse lagen met het oog op de biodiversiteit. Er dient gekozen te worden voor diverse en inheemse soorten volgens de aanplantingscontext. De groenaanplanting draagt bij om het hitteeilandeffect in een stedelijke omgeving te beperken.
[…]
8° Geen enkele vorm van langetermijnparkeren is toegestaan in de volgende wegenisgebieden: Bolivarplein en Vooruitgangstraat. Alleen het stilstaan van gemotoriseerde voertuigen is toegestaan in de volgende wegenisgebieden: Bolivarplein en Vooruitgangstraat tussen het Noord- en Solvayplein. Parkeren is toegestaan voor deelvoertuigen
Impact :
Naast de verduidelijkingen die de wijziging van §3° biedt, moet ook de toegankelijkheid van PBM op alle weggedeelten worden gewaarborgd, hetgeen een positief effect heeft op het verkeer van actieve vervoerswijzen en de intermodaliteit.
Het in rekening brengen van het comfort, de toegankelijkheid en de organisatie van het openbaar vervoer zal een positief effect hebben op hun verplaatsingen. Het mogelijk negatieve effect op de beplanting (beperking) zal meer verband houden met de keuzes die worden gemaakt voor de locatie van de doorgang, de haltes en de eindpunten (behoud van de eindpunten en/of haltes op het Bolivarplein, behandeld in een andere bepaling) dan met dit specifieke voorschrift.
De verstrekte toelichting over de beplanting die bijdraagt tot de beperking van het hitte-effect heeft een verwaarloosbaar effect, in die zin dat de beplanting het hitte-eilandeffect in absolute zin beperkt. Aangezien er geen kwantificering wordt gegeven, heeft deze wijziging geen effect.
De wijziging van § 8° betreft hoofdzakelijk de mogelijkheid om een vaste terminal of een occasionele parking voor gedeelde voertuigen in te richten op het Bolivarplein en de Vooruitgangsstraat, hetgeen een positief effect heeft op de intermodaliteit en de mobiliteitsdiensten.
+
BV.2. Vooruitgangsruimte
Oorspronkelijke tekst :
1° De Vooruitgangsruimte wordt prioritair ingericht als groene en/of open ruimte1, met mogelijkheden voor de sociale en recreatieve functie.
2° De handelingen en werken die er plaatsvinden bevorderen de ontwikkeling van het ecologische potentieel van de Vooruitgangsruimte, als overgangsgebied tussen de spoorwegbermen en de andere begroeide gebieden in de nabijheid
3° In de Vooruitgangsruimte is ook de inplanting toegestaan van voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten, waaronder technische, mobiliteitsgerelateerde infrastructuur.
4° Voor elke inrichting of bouwwerk in de Vooruitgangsruimte moet bijzondere aandacht worden besteed aan de architecturale en stedelijke integratie met het stationsgebouw en zijn omgeving.
1 Niet-bebouwde bovengrondse ruimte
Gewijzigde tekst :
1° De Vooruitgangsruimte wordt prioritair ingericht als groene en/of open ruimte1, met mogelijkheden voor de sociale en recreatieve functie.
1° In de Vooruitgangsruimte is de inplanting van mobiliteitsgerelateerde infrastructuur alsmede van voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten toegestaan.
2° De gedeelten van de Vooruitgangsruimte die niet bedoeld worden in punt 1°, worden aangelegd als groene en/of open5 ruimte die een sociale en recreatieve functie mogelijk maken.
3° Elke inrichting of bouwwerk in de Vooruitgangsruimte wordt geïntegreerd in de architecturale compositie van de noord-zuidverbinding en voornamelijk van het Noordstation.
4° De handelingen en werken in de Vooruitgangsruimte bevorderen de ontwikkeling van het ecologisch potentieel van het gebied, als verbindingsgebied tussen de spoorwegbermen en andere vergroende ruimten in de nabijheid.
5 Niet-bebouwde bovengrondse ruimte
+ Schrapping in het punt 4.1.2 Aanbod aan voorzieningen :
- een infrastructuur ontwikkelen (al dan niet gebouwd) om de site “Vooruitgangsruimte” te activeren (voorziening, skatepark, enz.), in overeenstemming met de locatie, tussen weg, tram en trein.
Impact :
Voor dit gebied betekenen de wijzigingen dat niet langer prioriteit wordt gegeven aan groenvoorzieningen en recreatieve en maatschappelijke functies, maar aan de aanleg van infrastructuur en voorzieningen, hoewel de eis is opgenomen in de subtitel voor de openbare ruimte. De wijziging gaat niet gepaard met beperkingen van de vloeroppervlakte of de voetafdruk van gebouwen.
Er wordt gewezen op het feit dat de huidige projecten in het gebied, namelijk een rookextractie-uitgang en een waterzuiveringsstation nodig voor de exploitatie van de toekomstige metro 3, niet bevorderlijk zijn voor een kwalitatieve ontwikkeling van het terrein. De aanbevelingen van het MER hadden dus tot doel het gebied op een kwalitatieve manier te activeren om te voorkomen dat het een residu van stedelijke ontwikkeling blijft en te lijden heeft onder plaatselijke problemen (RS46 had tot doel een activiteit/infrastructuur/voorzieningen te ontwikkelen die verenigbaar zijn met de lawaaierige locatie en de openbare ruimte te activeren). Het schrappen van deze aanbeveling uit de begeleidende maatregelen, in combinatie met de wijziging in de voorschriften, die tot doel heeft infrastructuur en voorzieningen bij voorrang te ontwikkelen, ondersteunt deze doelstelling niet. De te verwachten effecten hebben betrekking op de structuur van de bebouwde en de open ruimte, de activering van de openbare ruimte via de gelijkvloerse verdiepingen en de kwaliteit van de openbare ruimte om te verplaatsen en te verblijven. Deze effecten (soort en omvang) zullen sterk afhangen van het bestaan van een algemeen en samenhangend project op het terrein, en van de uitvoering daarvan.
BV.4. Voorschriften in overdruk voor het Bolivarplein
Oorspronkelijke tekst :
4° Voor de doorlaatbare oppervlakte van het Bolivarplein moet gestreefd worden naar 60 %, met een minimum van 50 %.
[…]
8° Er wordt een rijweg behouden voor het verkeer van het openbaar vervoer en de toegang van de hulpdiensten tot de omliggende gebouwen van het Bolivarplein.
Gewijzigde tekst :
4° Voor de doorlaatbare oppervlakte van het Bolivarplein moet gestreefd worden naar 60 %, met een minimum van 50 %. Het gebied bestaat voor minstens 40 % van de oppervlakte ervan uit een doorlaatbare oppervlakte Bijkomende verharding van het gebied kan alleen worden toegestaan om redenen van gezondheid en verkeer van het openbaar vervoer.
[…]
8° Er wordt een rijweg behouden voor het verkeer van het openbaar vervoer en de toegang van de hulpdiensten tot de omliggende gebouwen van het Bolivarplein.
Impact :
De wijzigingen houden in dat de ontharding van het Bolivarplein wordt teruggebracht van minimaal 50%, d.w.z. ~4.200 m² (met een doelstelling van 60%, d.w.z. ~5.040 m²) tot minimaal 40% (d.w.z. ~3.360 m²) met de mogelijkheid van verharding om technische redenen. Dit betekent dat ten minste 840 m² minder doorlaatbaar zal worden gemaakt, in het enige deel van het BBP waar het mogelijk is om volle grond te vinden, binnen een perimeter die bijna volledig ondoorlaatbaar is. De te verwachten effecten hebben betrekking op de bodem- en waterhuishouding, en op minder directe wijze (indien deze ruimten begroeid zouden zijn) op de ontwikkeling van fauna en flora, op het microklimaat, op het plaatselijke stadslandschap, op de kwaliteit van de openbare ruimten en op de luchtkwaliteit....
De schrapping van de paragraaf over de rijbanen heeft geen noemenswaardige gevolgen, omdat de gebouwen in elk geval toegankelijk moeten blijven voor de hulpdiensten (cf. stedenbouwkundige vergunning) en omdat de ruimte openbaar is en onder andere plannen valt (multimodale specialisatie van de wegen in het plan Good Move bijvoorbeeld). De ontwikkeling ervan zal het voorwerp moeten uitmaken van overeenkomsten met alle betrokken overheidsactoren. Bovendien blijven het comfort, de toegankelijkheid en de optimale organisatie van het openbaar vervoer een prioriteit in de wegzones (zie BV1). Het opleggen van een doorlaatbare zone van 40% brengt het behoud van de routes van openbaar vervoer niet in gevaar, maar de schrapping van §8° maakt het mogelijk om bij wijzigingen in de mobiliteitspraktijken/oriëntaties (bv. verschuiving van routes naar andere wegen) geen specifieke rijstroken voor het openbaar vervoer op het Bolivarplein te behouden, maar de voorkeur te geven aan doorlaatbare/beplante ruimten.
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 14
Oorspronkelijke tekst : Huisvesting / Min 33 % waaronder 20 % sociale of met sociaal gelijkgestelde en/of geconventioneerde woningen
Gewijzigde tekst : Huisvesting / Min 33 %. Bij afbraak/wederopbouw-werkzaamheden8 wordt min. 20 % van de vloeroppervlakte van de woningen bestemd voor sociale of met sociaal gelijkgestelde en/of geconventioneerde woningen
8 Een afbraak/wederopbouwoperatie wordt gedefinieerd als een operatie waarbij minstens 50 % van het bestaande bouwwerk binnen de perimeter vanaf 27 mei 2020 (beraadslaging van de gemeenteraad) wordt afgebroken om plaats te ruimen voor een ander project.
Impact :
De wijziging van het ontwerp van BBP houdt in dat het opleggen van sociale woningen afhankelijk wordt gemaakt van een sloop/verbouwingsproject. Voor renovatieprojecten geldt deze voorwaarde dus niet meer.
De definitie van een bepaalde sloop/verbouwingsoperatie is niet erg precies (50% van het bestaande gebouw) en laat een vrij ruime interpretatie toe, waarbij bijvoorbeeld ook ondergrondse verdiepingen in aanmerking worden genomen en niet alleen de bovengrondse oppervlakken. Ter vergelijking, in het geval van het ZIN-project, dat grenst aan en van dezelfde basistypologie is als de bouwblokken Poximus en North Galaxy, vermelden verschillende bronnen (be.exemplary van urban.brussels, zin.brussels projectsite, Duurzaam gebouw Leefmilieu Brussel) dat "65% van het gebouw behouden blijft". In feite betrof dit alleen de technische cabines en ondergrondse verdiepingen:
Foto van de werf na de ontmanteling van de torens, vóór de wederopbouw (https://zin.brussels/)
Aangezien de sloop van het CCN-gebouw gaande is en dat het doel een wederopbouwproject is, zal de verplichting om er sociale woningen te voorzien a priori van toepassing zijn, zelfs indien het sloopproject de gehele stationsgelijkvloers, de gebouwen op het stadsgelijkvloers en de ondergrondse verdiepingen behoudt (volgens de toegekende stedenbouwkundige vergunning behoudt het project 48.611 m² van de bestaand 131.463 m², d.w.z. ~37%)
Voor de andere blokken zal waarschijnlijk AV1. van toepassing zijn, dat onderhoud en renovatie van bestaande gebouwen bevordert. Het project dat op tafel ligt voor het Proximus-blok zou dus waarschijnlijk worden vrijgesteld van de productie van sociale woningen. Wat het North Galaxy-blok betreft, waarvoor tot op heden geen enkel project bestaat, is het dus meer dan waarschijnlijk dat, indien het in de toekomst herontwikkeld zou worden, dit
blok niet onder deze verplichting zou vallen (AV 1. en de huidige verplichtingen en tendensen tot renovatie om duurzaamheidsredenen).
Het gevolg van deze wijziging is dus dat waarschijnlijk alleen op het CCN-blok sociale woningen zullen worden ontwikkeld, met gevolgen op het gebied van bevolking en huisvesting.
Een aanbeveling zou zijn de sloop/verbouwingsoperaties beter te definiëren, bijvoorbeeld door alleen de bovengrondse delen in aanmerking te nemen en/of renovaties uit te sluiten waarbij alleen de structuur behouden blijft.
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 16
Oorspronkelijke tekst :
[…] de minimale dikte van de substraatlaag 0,8 meter […] De aanplanting van grotere bomen wordt aangemoedigd. In dat geval wordt de dikte van de substraatlaag (plaatselijk) op minimaal 1,5 meter gebracht.
Gewijzigde tekst :
[…] de minimale dikte van de substraatlaag 1,5 meter […] De aanplanting van grotere bomen wordt aangemoedigd. Indien technische restricties de haalbare dikte plaatselijk beperken, moeten deze naar behoren worden verantwoord.
Impact :
De wijziging legt op particuliere percelen een substraatlaag op die de ontwikkeling van bomen en een gevarieerde en intensieve vegetatie op alle punten mogelijk maakt, hetgeen een positief effect heeft op de ontwikkeling van fauna en flora, op het water- en bodembeheer, op het microklimaat en de luchtkwaliteit, op het plaatselijke stadslandschap en op de kwaliteit van de openbare ruimten om te verplaatsen en te verblijven.
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 17
BV.5. Gebied A (huizenblok 68) / BV.6. Gebied B (huizenblok 71) / BV.7.1 Gebied C1 (huizenblok 72) / BV.11. AchteruitbouwstrokenBV.5. Gebied A (huizenblok 68) / BV.7.1 Gebied C1 (huizenblok 72)
Oorspronkelijke tekst :
De maximaal toelaatbare bouwprofielen in gebied A zijn de volgende:
Gewijzigde tekst :
De maximaal toelaatbare bouwprofielen in gebied A zijn de volgende: - […]
In afwijking van het vorige lid wordt in het noordoosten van het gebied A het bouwprofiel van middelhoge gebouwen zodanig bepaald dat zij de hoogte vastgesteld door een hellend vlak, dat wordt getrokken onder een hoek van 45° ten opzichte van de openbare ruimte en ontstaat ter hoogte van deze openbare ruimte op de rooilijn van het gebouw gelegen aan het Solvayplein nr. 4 in de richting van gebied A, niet overschrijdt. Het toelaatbare bouwprofiel dat voortvloeit uit dit hellend vlak prevaleert boven de grafische voorschriften.
Impact :
De wijziging impliceert een vermindering van de mogelijke hoogten op een deel van de bebouwbare gebieden. In de volgende afbeeldingen stellen de zwarte rechthoeken de mogelijke volumes voor (maximale grondinname en maximale hoogte die a priori zijn toegestaan), die verder worden beperkt door de rode lijn (waarop de wijziging van het ontwerp van BBP betrekking heeft), namelijk
- voor de C1-zone: de maximaal toegestane hoogte aan de noordelijkste maximale bouwgrens van de C1zone is beperkt tot ongeveer 77 m, en neemt geleidelijk toe tot 110 m, die ongeveer 33 m verder ten zuiden van de noordelijke maximale bouwgrens wordt bereikt.
-
voor zone A: de maximaal toegestane hoogte aan de meest noordelijke maximale bouwgevel van zone A is beperkt tot ongeveer 34 m, en neemt geleidelijk toe tot 50 m, die ongeveer 16 m verder ten zuiden van de noordelijke maximale bouwgevel wordt bereikt. Er wordt gewezen op het feit dat het huidige gemiddelde gebouw 25 m hoog is, ~10 m lager dan wat zal worden toegestaan.
De te verwachten effecten zijn een lichte verbetering van de natuurlijke verlichting van het gebouw aan het Solvayplein nr. 4: op de equinoxen en bij helder weer zijn de twee onderste verdiepingen van het bovenste gedeelte van het gebouw verlicht van 11.30 tot 14.30 uur, terwijl dat vóór de wijziging niet het geval was, en op de winterzonnewende bij helder weer zijn de drie bovenste verdiepingen verlicht van 11 tot 14 uur, terwijl dat vóór de wijziging niet het geval was. Tussen de twee equinoxen (d.w.z. van eind september tot eind maart) zal de potentiële natuurlijke verlichting op sommige verdiepingen (tussen 2 en 5) toenemen in vergelijking met het ontwerp van BBP dat aan openbaar onderzoek is onderworpen
Beschaduwingssituatie van de toren bij equinox om 12:35 in de huidige situatie (links), met maximalistische constructie (capabele volumes) door het oorspronkelijke Ontwerp van BBP (midden) en na de wijziging (rechts).
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 19
Beschaduwingssituatie van de toren tijdens de winterzonnewende om 13:00 uur in de huidige situatie (links), met maximalistische constructie (raamwerk = capabele volumes) door het oorspronkelijke ontwerp van BBP (midden) en na de wijziging (rechts).
BV.7.1 Gebied C1 (huizenblok 72)
Oorspronkelijke tekst :
De maximale grondinname in gebied C1 bedraagt: 8.775 m² (vloerplaat van het stationsgelijkvloers niet inbegrepen).
Op stationsgelijkvloers worden twee inplantingen aan beide zijden van de hoofdingang voorzien, op een minimumafstand van 30 m van elkaar, gescheiden door het gebeid voor openbaar gebruik op privéterrein dat gecentreerd is op de hoofdingang van het station.
Gewijzigde tekst :
De maximale grondinname in gebied C1 op het stadsgelijkvloers is de volgende: 10.600 m².
De maximale grondinname in gebied C1 op het stationsgelijkvloers bedraagt: 8.005 m² (vloerplaat van het stationsgelijkvloers niet inbegrepen).
Op het stationsgelijkvloers komt deze oppervlakte overeen met de beide maximumgrenzen van de bebouwing in gebied C1. De maximale grens van de bebouwing wordt ingeplant aan beide zijden van de hoofdingang van het station, op een minimumafstand van 40 m van elkaar
Oorstpronkelijke kaart (Stadsgelijkvloers) :
Gewijzigde kaart (Stadsgelijkvloers) :
Impact :
De wijzigingen betreffen:
Op het stationsgelijkvloers wordt de minimale breedte van het Bolivarplein vergroot (40m in plaats van 30m). Deze wijziging is in overeenstemming met de aanbevelingen van het MER. De maximale hoogten blijven 110 m aan weerszijden van het voorplein, de H/B-verhouding blijft boven 2,5 en de doelstellingen van natuurlijke verlichting van het voorplein en vermindering van het verpletteringsgevoel van de voetgangers worden niet echt bereikt, hetgeen in de projectfase niettemin mogelijk is.
-
Op het niveau van het stationsgelijkvloers is het niet langer verplicht om de twee bouwfronten die op de ingang van het station zijn ontwikkeld, te centreren (inplanting aan weerszijden, maar meer gecentreerd op de ingang), wat i.h.b. een lokale en verder afgelegen landschappelijke impact zal hebben.
- Dat op het stadsgelijkvloers de afbakening van de voorgevel is gewijzigd, houdt in dat de definitie van een 30 m brede zone die de toegang en het directe zicht tussen het station en het Bolivarplein op de begane grond, onder de plaat van het voorplein (zie wijziging van de kaart) garandeerde, door de wijziging wordt geschrapt. Naast dit
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 21
directe zicht zullen de lineariteit van de passage en de leesbaarheid van de verschillende plaatsen waarschijnlijk worden aangetast. -
Er wordt gewezen op het feit dat de voorschriften betreffende de hub (BV.10.) het mogelijk zouden kunnen maken deze laatste twee effecten te beperken.
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 22
BV.7.1 Gebied C1 (huizenblok 72) / BV.7.2 Gebied C2 (huizenblok 72)
Oorspronkelijke tekst :
Gebied C1 : Op het stationsgelijkvloers moet een afstand tot de grens van gebied C2 van minimaal 5 m gerespecteerd worden.
Gebied C2 : Op het stationsgelijkvloers dient een afstand van 7 m nageleefd te worden tot de eigendomsgrens die overeenstemt met gebied C1.
Gewijzigde tekst :
Gebied C1 : Op het stationsgelijkvloers moet een afstand tot de grens van gebied C2 van minimaal 5 m gerespecteerd worden. Op de grens met gebied C2 bepaalt de maximale grens van de bebouwing een nietbebouwbare breedte van 4 m vanaf het stationsgelijkvloers en voor de hogergelegen verdiepingen. Deze ruimte is bestemd tot gebied voor openbaar gebruik op privéterrein ter hoogte van het stationsgelijkvloers.
Op de grens met gebied C2, op het stadsgelijkvloers, mag de aanleg geen afbreuk doen aan de ontwikkeling van gebied C2 of aan de toegang tot het stationsgelijkvloers.
Gebied C2 : Op het stationsgelijkvloers dient een afstand van 7 m nageleefd te worden tot de eigendomsgrens die overeenstemt met gebied C1. Op de grens met gebied C1 bepaalt de maximale grens van de bebouwing een nietbebouwbare breedte van 6 m vanaf het stationsgelijkvloers en voor de hogergelegen verdiepingen. Deze ruimte is bestemd tot gebied voor openbaar gebruik op privéterrein ter hoogte van het stationsgelijkvloers.
Op de grens met gebied C1, op het stadsgelijkvloers, mag de aanleg geen afbreuk doen aan de ontwikkeling van gebied C1.
Impact :
De wijziging houdt in dat de minimale onbebouwde breedte tussen de zones C1 en C2 met 2 m wordt verminderd (van minimaal 12 m tot minimaal 10 m). Ter herinnering: in zone C2 is de maximale bouwhoogte 18 m vanaf het stadsgelijkvloers en mag zij op plaathoogte niet meer dan ~13 m bedragen. In zone C1 houden de wijzigingen in het BBP met betrekking tot de maximumhoogten in dat deze 72~m op vloerhoogte zullen bedragen (~24 verdiepingen).
De combinatie van deze gegevens maakt het mogelijk een voor het publiek toegankelijke ruimte te creëren, op een plaat, van 57 m lang en 10 m breed, begrensd door gebouwen aan de ene kant van 13 m en aan de andere kant van 72m. Windeffecten zijn te verwachten, zodat er architectonische maatregelen moeten worden genomen om deze te beperken, en de gevoel van verplettering voor de voetgangers zal waarschijnlijk aanzienlijk zijn. Al deze kenmerken dragen er niet toe bij dat het een kwalitatieve ruimte wordt zoals in de oorspronkelijke tekst. Ter herinnering, het is mogelijk dat deze ruimte breder is (de hier aangegeven en geanalyseerde bouwgevel is het maximaal toegestane).
Vergelijking van de grootte van de ruimte ten opzichte van de mens (BRAT, 2023)
De wijzigingen maken het ook mogelijk dat de ontwikkeling van bijbehorende zones en toegangen op stationsgelijkvloers niet in het gedrang moet komen, hetgeen een positief effect heeft.
BV.10. Multimodale hub
Oorspronkelijke kaart :
Gewijzigde kaart :
Oorspronkelijke tekst :
4° De studie voor de aanleg van het gebied voor de multimodale hub is gericht op:
- het garanderen van het comfort en de toegankelijkheid voor de gebruikers van het openbaar vervoer (en in het bijzonder PBM), om onder meer het overstappen tussen de verschillende modi en lijnen te vergemakkelijken (spoorweg, (pre)metro en bovengronds vervoer), om de zichtbaarheid van de toegangen en haltes te garanderen,
- het garanderen van de vlotte verkeersomstandigheden en de veiligheid van de actieve modi,
- het verzekeren van de continuïteit met de aanleg van de openbare ruimte en de aangrenzende publiek toegankelijke ruimte.
Gewijzigde tekst :
4° De studie voor de aanleg van het gebied voor de multimodale hub is gericht op:
- het garanderen van het comfort en de toegankelijkheid voor de gebruikers van het openbaar vervoer (en in het bijzonder PBM), om onder meer het overstappen tussen de verschillende modi en lijnen te vergemakkelijken (spoorweg, (pre)metro en bovengronds vervoer), door rechtstreekse, intuïtieve, PBMtoegankelijke en ten aanzien van verkeerstromen correct gedimensioneerde paden te verzekeren tussen de toegangen en de haltes van de verschillende modi, om de zichtbaarheid van de toegangen en haltes te garanderen,
- het comfort en de veiligheid van de actieve modi te garanderen,
- het verzekeren van de continuïteit met de aanleg van de openbare ruimte en de aangrenzende publiek toegankelijke ruimte te verzekeren. In het bijzonder zorgt de aanleg voor het garanderen van de aansluiting op de begane grond tussen het gebied van de multimodale hub en het Noord-, Bolivar- en Solvayplein, - rekening te houden met de doelstelling van AV.3. Activatie van gelijkvloerse verdiepingen.
Impact :
De wijzigingen houden in dat het gebied dat voor het multimodale hub kan worden gebruikt, wordt uitgebreid tot het gehele stadsgelijkvloers, hetgeen in principe meer mogelijkheden en flexibiliteit biedt bij de reorganisatie van de hub op korte termijn (meer technische mogelijkheden), maar ook bij de evolutie ervan in de tijd (toename van het aantal lijnen dat op dit niveau kan worden ondergebracht, van het aantal geparkeerde bussen (lengte van de perrons), enz.
Andere functies dan de hub (handel, voorzieningen, productieve activiteiten) blijven mogelijk maar zijn niet langer verzekerd op dit niveau (~ 6.000 m² op het gelijkvloers in zone C1 en ~ 1.300 m² in zone C2). Een toevoeging herinnert niettemin aan de voornemens om de gelijkvloerse verdiepingen te activeren. De kwantitatieve impact
zal sterk afhangen van de concrete organisatie van de hub en de daadwerkelijk geactiveerde zones op het stadsgelijkvloers
De wijzigingen houden ook een egale verbinding tussen het gebouw van de hub en de aangrenzende open ruimten in, hetgeen positief is op het vlak van actieve modi, kwaliteit van de openbare ruimte voor de verplaatsingen en de intermodaliteit. + +
MER / addendum betreffende de wijzigingen die zijn aangebracht na het openbaar onderzoek / p. 25
BV.11. Achteruitbouwstroken
Oorspronkelijke tekst :
2° De bestaande ondergrondse constructies in de achteruitbouwstroken mogen om technische redenen behouden blijven en rijwegen zijn er toegestaan voor zover de voorschriften omtrent de aanplantingen nageleefd worden.
Gewijzigde tekst :
2° De bestaande ondergrondse constructies in de achteruitbouwstroken mogen om technische redenen behouden blijven en rijwegen zijn er toegestaan blijven. Berijdbare toegangen zijn er toegestaan, met uitzondering van de Simon Bolivarlaan, voor zover de voorschriften omtrent de aanplantingen nageleefd worden en de activatie van gelijkvloerse verdiepingen wordt verzekerd. Op de Koning Albert II-laan en het Solvayplein genieten berijdbare toegangen de voorkeur.
Impact :
De wijzigingen vergroten de zekerheid dat de gelijkvloerse verdiepingen worden geactiveerd, in die zin dat zij de mogelijkheid voor het aanleggen van toegang voor voertuigen in de achteruibouwstroken aan voorwaarden verbinden mbt deze activering.
De wijzigingen houden ook in dat een begeleidende maatregel (4.4 inzake mobiliteit) een voorschrift is geworden, en dus meer omkaderd is: de toegang voor voertuigen is niet langer mogelijk via de Bolivarlaan en wordt bij voorkeur gesitueerd op de lanen die door de MWS als Auto + worden beschouwd. Dit is in overeenstemming met de aanbevelingen van het MER
+ +
BV.12. Gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein
Oorspronkelijke tekst :
1° De gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein zijn bestemd voor:
- verplaatsingen door de actieve modi en tijdelijk verblijf,
- de ontsluiting van de verschillende bouwwerken voor de hulpdiensten, de aanvullende diensten voor de omliggende bestemmingen, zoals verhuiswagens, of voor de organisatie van activiteiten met evenementkarakter.
2° De gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein bieden, overal waar de configuratie het mogelijk maakt, een toegankelijke breedte, vrij van elk obstakel, van minimaal 5 meter voor het verkeer van de actieve modi. De weg is toegankelijk voor PBM
Gewijzigde tekst :
1° De gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein zijn bestemd voor:
- verplaatsingen door voetgangers (met inbegrip van PBM) de actieve modi en hun tijdelijk verblijf, via specifieke inrichtingen (type: banken, terrassen, enz.)
- de ontsluiting van de verschillende bouwwerken voor de hulpdiensten, de aanvullende diensten voor de omliggende bestemmingen, zoals verhuiswagens, of voor de organisatie van activiteiten met evenementkarakter.
2° De gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein bieden, overal waar de configuratie het mogelijk maakt, een toegankelijke breedte, vrij van elk obstakel, van minimaal 5 meter voor het verkeer van de actieve modi voetgangers. De weg is toegankelijk voor PBM
Impact :
De wijzigingen houden in dat de gebieden voor openbaar gebruik op privéterrein niet langer bestemd zijn voor fietsen, maar voor voetgangers en PBM. Het effect is zeer beperkt, aangezien het de vloerplaat van het stationsgelijkvloers betreft, die toegankelijk is via verticale verbindingen (en dus minder geschikt is voor de fiets) De actieve vervoerswijzen (waaronder de fiets) samen met het openbaar vervoer blijven de prioritaire gebruikers van het stadsgelijkvloers, die qua gebruik beter geschikt is voor hen (vlakke verbinding op de aangrenzende openbare ruimten).
BV.13. Verticale verbindingen
Oorspronkelijke tekst :
2° De verticale verbindingen moeten in stand gehouden of ingericht worden met trappen en/of hellingen en comfortabele, vanuit de openbare ruimte voor het publiek zichtbare of toegankelijke liften.
3° Deze verticale verbindingen zijn toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit en van hun fiets gestapte fietsers.
[…]
5° De op het plan weergegeven locatie van de verticale verbindingen weerspiegelt de intentie van de auteurs van het plan. De precieze locatie zal bepaald worden in het stadium van het project
Gewijzigde tekst :
2° De verticale verbindingen moeten in stand gehouden of ingericht worden met trappen en/of hellingen en comfortabele, vanuit de openbare ruimte voor het publiek zichtbare of toegankelijke liften.
3° De verticale verbindingen tussen stationsgelijkvloers en de ondergrondse verdiepingen zijn zo georganiseerd dat de gebruikers tussen de (pre-)metro en het station een rechtstreeks, duidelijk, intuïtief en op het volume van de verkeerstromen afgestemd pad wordt gegarandeerd.
4° De verticale verbindingen tussen stadsgelijkvloers en de ondergrondse verdiepingen zijn zo georganiseerd dat de gebruikers tussen enerzijds de (pre-)metro en anderzijds de haltes van het openbaar vervoer in het wegenisgebied en het gebied van de HUB een rechtstreeks, duidelijk, intuïtief en op de verkeerstromen afgestemd pad wordt gegarandeerd.
5° De verticale verbindingen tussen stationsgelijkvloers en stadsgelijkvloers zijn zo georganiseerd dat de gebruikers tussen enerzijds het station en anderzijds de haltes van het openbaar vervoer in het wegenisgebied en het gebied van de HUB een rechtstreeks, duidelijk, intuïtief en op verkeerstromen afgestemd pad wordt gegarandeerd.
6° Deze verticale verbindingen zijn toegankelijk voor personen met beperkte mobiliteit en van hun fiets gestapte fietsers en garanderen een PBM-toegankelijkheid afgestemd op de te verwachten verkeerstromen.
[…]
8° De op het plan weergegeven locatie van de verticale verbindingen weerspiegelt de intentie van de auteurs van het plan. Het aantal verbindingen, dat groter kan zijn, en de precieze locatie zullen bepaald worden in het stadium van het project
Impact : De wijzigingen zijn verduidelijkingen die de belangrijke verbindingen tussen de verschillende betrokken niveaus specificeren: het feit dat de te verbinden elementen expliciet worden gemaakt, maakt de bedoelingen van de auteur duidelijker en zorgt voor een optimale werking van deze verbindingen. Voorts wordt het volume van de reizigersstromen in de voorschriften geïntegreerd, hetgeen een positief effect zal hebben omdat de verbindingen beter op de realiteit zullen zijn afgestemd.
Een aanbeveling is om in het voorschrift te specificeren "aangepast aan het volume van de verwachte/te verwachten stromen". De reden hiervoor is dat,
- enerzijds zijn de huidige stromen verminderd en geografisch anders verdeeld dan vóór de werken aan het CCN, onder meer wegens de benadeelde en veranderende toegang tot het metrostation: de MIVB stelt voor dat PBM's en mensen met bagage op Rogier uit de tram stappen en de bus nemen om 'op niveau' in het Noordstation aan te komen, de hoofduitgang van het station op het stadsgelijkvloers wordt veel meer gebruikt dan vroeger omdat die vanuit het station rechtstreeks toegang geeft tot de metro, wat via de plaat niet meer mogelijk is...
- anderzijds zal de reorganisatie van het knooppunt en ook van de functies binnen de nieuwe gebouwen tot gevolg hebben dat de toekomstige stromen toenemen, maar ook dat de organisatie van de stromen verandert ten opzichte van de bestaande situatie (vóór of tijdens de werkzaamheden).
Verduidelijking zou ervoor zorgen dat met de reorganisatie en de toename van de stromen in de verschillende verticale verbindingen rekening wordt gehouden om een correcte dimensionering te waarborgen.
BEGELEIDENDE MAATREGELEN
4.1.2 Aanbod aan voorzieningen
Aanvulling :
- streven naar het creëren van 10% vloeroppervlakte voor voorzieningen binnen de perimeter van het BBP om tegemoet te komen aan de uitdagingen in verband met hun aanwezigheid in de wijk,
Impact :
De wijziging strekt ertoe het vloeroppervlak van voorzieningen binnen de perimeter te vergroten, zonder dit op te leggen. Zoals reeds in de analyse van de programmatische alternatieven is uiteengezet, is de ontwikkeling van voorzieningen binnen de zone zinvol (bv. de mogelijkheid om voorzieningen van regionale omvang te ontwikkelen gezien de centrale ligging en de uitstekende bereikbaarheid), maar zij moet door de overheid worden begeleid en bestudeerd om ervoor te zorgen dat personeelsmiddelen worden gevonden om de ontwikkelde voorzieningsoppervlakten te beheren en te animeren en om lege hulzen te voorkomen.
4.4 Maatregelen met betrekking tot de mobiliteit
Oorspronkelijke tekst :
- de plaatsing van de ingangen voor de ondergrondse parkeergarages voorzien op de “Auto Plus”-wegen (namelijk de Koning Albert II-laan en de Solvay-as),
Gewijzigde tekst :
- de plaatsing van de ingangen voor de ondergrondse parkeergarages bij voorkeur voorzien op de “Auto Plus”-wegen (namelijk de Koning Albert II-laan en de Solvay-plein). Over de plaatsing van de toegangen moet tijdens het projectstadium specifieke mobiliteitsstudies uitgevoerd worden,
Impact :
De wijzigingen houden in dat ontwikkelaars een mobiliteitsstudie moeten uitvoeren waarin onder meer de toegang tot ondergrondse parkeergarages wordt geoptimaliseerd. Er wordt gewezen op het feit dat deze studie niet vereist is, aangezien zij niet een van de in bijlage 1 van het BBP genoemde documenten is. Het effect van de wijziging, hoewel potentieel positief, is derhalve te verwaarlozen.
4.7 Maatregelen met betrekking tot de biodiversiteit
Aanvullingen :
- de aanleg van groene verbindingen tussen de verschillende niveaus van de daken en de omringende beplantingselementen in de openbare ruimte aanmoedigen, - de voetafdruk van ondergrondse parkeergarages verkleinen in gebieden die vrij zijn van gebouwen, om open gebieden te herontwikkelen, die kunnen worden vergroend en deelnemen aan geïntegreerd regenwaterbeheer.
Impact :
Deze toevoegingen zijn in overeenstemming met de definitieve aanbevelingen van het MER en hebben een positief effect op het ecologisch netwerk, de flora en fauna, maar ook op de bodem- en waterhuishouding en de kwaliteit van de openbare ruimte + +
CONCLUSIE
De aangebrachte wijzigingen zijn meestal (in aantal) verduidelijkingen of correcties van de vorm, maar niet van de inhoud. De weinige wijzigingen die een effect hebben op de inhoud hebben uiteenlopende gevolgen, waarvan de meeste gering zijn.
Enkele belangrijkere effecten komen echter uit de analyse naar voren, zoals :
- betere planningsmogelijkheden voor de mobiliteitshub,
- betere verbindingen en meer comfort voor actieve vervoerswijzen op het niveau van het stadsgelijkvloers,
- de waarschijnlijk aanzienlijke vermindering van het aantal benodigde sociale woningen (bij projecten waarbij meer dan 50% van het bestaande gebouwenbestand behouden blijft),
- verduidelijking van de methode voor de berekening van het minimumaantal vereiste grote woningen, waardoor dit aantal zal afnemen,
- de mogelijke afname van de kwaliteit van de geproduceerde woningen (toename van de diepte van de toegekende gebouwen en minder strikte oriëntaties met betrekking tot natuurlijk zonlicht),
- de vermindering van de doorlaatbare oppervlakken die aan het Bolivarplein worden opgelegd.
Ten slotte hebben sommige wijzigingen "secundaire" effecten, zoals de waarschijnlijke vermindering van de laagbouw (< GLVL+5), gezien de beperkingen die aan deze gebouwen worden opgelegd en de mogelijkheid om er geen te ontwikkelen.