14 minute read
Choreografie van de stad
from Ruimte en Wonen #3
by Aeneas Media
De openbare ruimte vormt het hart en de ziel van de stad. Er zijn tal van eigenschappen aan toegeschreven, zowel positieve als negatieve. De stad met haar straten, pleinen en parken is getypeerd als bron van alle kwaad, moreel verval, onnatuurlijke verhoudingen, stank, chaos. Maar er is ook een andere kant. De stad beschaaft, voedt op, kweekt gemeenschapszin, helpt de bewoners gezonde leefstijlen te praktiseren. Dit essay schetst een beeld van de openbare ruimte en gaat dan in op de megalopool, de antimetropool zonder openbare ruimte, en de consequenties daarvan voor stad en stedenbouw. De opvatting van de Randstad als megalopool biedt stof tot nadenken over de huidige opgaven. Dit artikel is een verkorte versie van het oorspronkelijke verhaal, dat te vinden is op www.ruimteenwonen.nl
Cor Wagenaar
Advertisement
Nolli
In 1748 tekende Giambattista Nolli zijn fameuze Pianti Grande di Roma. Daarin gaf hij kerken en andere voor iedereen toegankelijke voorzieningen op dezelfde manier weer als het wegennet. Hij liet ze wit en markeerde alleen muren en de kolommen; de niet openbare stadsdelen zijn donker. De Nollikaart suggereert dat openbare gebouwen, net als straten en pleinen, van ons allemaal zijn. Misschien nog interessanter is dat deze wijze van karteren de indruk wekt dat straten en pleinen net als gebouwen plekken zijn waar men zich op kan houden alsof het openbare gebouwen waren. Niet alleen de publieke gebouwen, ook straten en pleinen zijn, in het jargon van stedenbouwkundigen, bestemmingen. Het zijn plekken die uitnodigen om er te verblijven. Een straat die alleen maar dient om fysiek van A naar B te reizen is zelf geen bestemming maar slechts een verbinding tussen bestemmingen – een route die de gebruikers het liefst snel en moeiteloos afleggen. Bij Nolli is de straat een plek (‘place’ in het hedendaags jargon) waar mensen naartoe komen zelfs als er geen winkels en bioscopen zouden zijn. Het zijn verkeersaders en verblijfsruimtes tegelijkertijd, en beide functies versterken elkaar. Voorbijgaand ‘snelverkeer’ (met paardentractie) was onderdeel van de beleving van de voetgangers, en omgekeerd was dat ook het geval. De term ‘shared space’ bestond nog niet, de realiteit waar die naar verwijst wel… Het verdwijnen van openbare voorzieningen tast het publiek gebruik van de openbare ruimte aan – en raakt daarmee direct aan de essentie van de stedenbouw. Het stadsontwerp bepaalt hoe er gewoond, gewerkt en geleefd wordt, en hoe dat wordt ervaren; het geeft richting aan de alledaagse leefpatronen, bevordert of frustreert leefstijlen, heeft identificeerbare en meetbare effecten op de volksgezondheid. De essentie van de stad is haar choreografie. Die is zichtbaar, werkzaam en laat zich ervaren.
Megalopool
Zwart is op de kaart van Nolli de kleur van de stad zonder openbare ruimte. Als dat zo is dan is de Randstad het zwartst denkbare scenario. Een extremer tegenmodel van het fenomeen stad zoals dat in de loop van eeuwen is ontstaan is nauwelijks denkbaar. De Randstad is het schoolvoorbeeld van een megalopool. Waar zich in de metropool het levend centrum bevindt heeft de Randstad een ‘groen hart’. Aan de randen klontert de bebouwing samen in een band rondom het groene hart. Hoge dichtheden komen nauwelijks voor, de ring bestaat voor het overgrote deel uit woonmodules die in de jaren vijftig en zestig het standaardmodel van de wijkgedachte volgden, en in de jaren zeventig en tachtig de aangepaste, ‘gehumaniseerde’ variant daarvan (de meeste als zogenaamde ‘bloemkoolwijken’). Historische, in de loop van eeuwen gegroeide steden werden in deze ring opgenomen (de omstandigheid dat ze al min of meer in een cirkel lagen was een voorwaarde om die ring te kunnen vervolmaken). Ze stonden een deel van hun bevolking en hun economische bedrijvigheid af aan de suburbane nederzettingen in de rand van de Randstad, en dat was ook de bedoeling. Amsterdam, bijvoorbeeld, verloor bijna 200.000 inwoners en was in 2017 nog niet terug op het niveau van 1963; het aantal woningen was weliswaar toegenomen, maar dat woog niet op tegen de dalende woonbezetting.
Daarmee vertellen we niks nieuws. De gevolgen voor de openbare ruimte zijn misschien minder stevig in het bewustzijn verankerd. Die werd met opvallende gretigheid opgeofferd. De megalopool is een vormloze stad die is opgehangen tussen de twee polen van de individuele woning, en een infrastructuur die is toegesneden op de auto. Die verbindt de woning met ruimtelijk geclusterde bestemmingen. Werk is de belangrijkste van die bestemmingen, eerst vooral in de nieuw opgebouwde industrie, daarna in de dienstensector. Karakteristiek voor de megalopool is echter dat niet deze bestemmingen, maar de verbindingen ertussen bepalend zijn voor het beeld van de stad en de ervaring ervan. De netwerken van hoofd- en snelwegen zijn het gezicht van de megalopool. Ze zijn onbruikbaar als publieke ruimtes – de snelweg dient het verkeer en is geen bestemming. De individuele woning vulde zich dankzij de zegeningen van de consumptiemaatschappij met een groeiende verzameling elektrisch voortbewogen huishoudelijke artikelen, die het huishouden vergemakkelijkten en vrije tijd genereerde. Radio en televisie veranderden de huiskamer in een ‘terminal’ die toegang gaf tot informatie en ontspanning. De woning is privaat, de infrastructuur voor publieke interactie niet geëigend, en dus kleurt de Nollikaart van de megalopool inktzwart.
De vernietiging van de openbare ruimte in de megalopool was opzet. De essentie daarvan was een radicale scheiding van vorm en inhoud. Dat had praktische gronden waaraan zelden of nooit werd gerefereerd: met de bombardementen vanuit de lucht nog vers in het geheugen – de Tweede Wereldoorlog was nog maar net afgelopen – en de dagelijkse realiteit van de Koude Oorlog, die misschien wel eens om kon slaan in een echte oorlog, vroeg om een stedelijke constellatie die bij de volgende bommenregen overeind bleef. De megalopool was die constellatie. Amerika was het voorbeeld. Heel de ruimtelijke planning stond er in het teken van veiligheid in oorlogstijd. ‘Every slum clearance project, housing development, industrial plant, traffic artery or other public improvement should be planned with a view to the military as well as the civil aspects of dispersal. This will not be difficult since the basic criteria controlling each approach point so nearly in the same direction’, schreef The Architectural Record in 1950. Tegen deze achtergrond heeft de vorm van de stad geen betekenis – werd die weggevaagd, dan zouden de gespaarde delen in staat zijn te overleven. Het concept was ijzersterk: alle voor het dagelijks leven benodigde voorzieningen bevonden zich in de wijken, en de infrastructuur knoopte alles aan elkaar vast. De megalopool is – terecht – gevierd als de stedenbouwkundige vorm van de bevrijding: bevrijding van de kluisters van ruimte en tijd), van de achterstelling van grote delen van de bevolking (door de herverdeling van inkomen), van armoede (de welvaart nam niet eerder zo snel toe). Maar de megalopool is meer dan dat: ze ontdeed haar inwoners ook van alles wat metropolitaan was, en wel in de eerste plaats van het stadse leven op straten en pleinen. Misschien is de megalopool het best te begrijpen als de permanente structuur van het vluchtelingenkamp. In de jaren vijftig ontwikkelde de overheid evacuatieplannen voor de bevolking van de grote steden.
Woonmachine
Wat geen vorm heeft is onzichtbaar. Wat telt is niet de vorm, maar de ‘inhoud’, en
COR WAGENAAR
die bestaat uit reeksen economische en demografische gegevens. De megalopool is statistiek. De standaardeenheid van de megalopool is wel te zien: het is de woonmodule. Die bepaalt het dagelijks leven van de bewoners. De term is misschien niet alledaags maar dekt wel de lading: de nieuwe, suburbane leefpatronen werden, en worden nog steeds, georganiseerd vanuit het wonen in separate eenheden, de wijken, die zijn opgedeeld in buurten. Niet in het individuele huis of appartement krijgt de ‘woonmachine’ gestalte, dat gebeurt in de wijken. Deze – nieuwe – manier om het alledaagse leven te organiseren is in heel Europa toegepast. Het is een universeel model. In de meeste gevallen waren de dichtheden bijzonder laag. Zoveel mogelijk voorzieningen werden samengebald in buurt- en wijkcentra, die waren geïnspireerd op het Amerikaanse voorbeeld van de Mall. De publicatie die de ideologische uitgangspunten van de plaatselijke variant van de woonmachine bevat, De stad der toekomst, de toekomst der stad, verschenen in 1946, laat een bijna filmisch beeld zien van het leven in de bevrijde wereld. Maar in dat beeld speelt het leven op straten en pleinen en in parken nauwelijks een rol: het boek gaat daarentegen uitvoering in op de beschavende werking van de nieuwe woning en het samenwerken in clubverband, en zinspeelt op de voordelen van het concentreren van winkels en medische voorzieningen in wijkcentra.
Neergang
De basismodule van de megalopool, de woonmachine, en dan vooral de wijken die tussen de jaren vijftig en zeventig van de twintigste eeuw bij tientallen werden gebouwd, kwam in al in de jaren vijftig in problemen. Nog voor de bewoners zich tegen hun nieuwe woonomgeving keerden viel het sociaal geneeskundigen op dat de gezondheidstoestand in de nieuwe wijken achterbleven bij die in de oudere stadsdelen. Het aantal dagen dat aan ziekteverzuim verloren ging lag er veel hoger. Maagzweren kwamen er veel vaker voor, en dat de woonomgeving in hoge mate voor deze problemen verantwoordelijk waren werd algemeen aangenomen. (Dat de kolossale productiemachine ondanks de lawine aan onderkende problemen onverdroten doorging met de bouw van nieuwe wijken wijst op het belang van het verborgen motief: dat van de veiligheid in oorlogstijd.) Al snel deden zich de eerste bouwtechnische problemen voor, deels een gevolg van de toepassing van experimentele bouwwijzen. Vervolgens ontstonden sociale problemen. Criminaliteit, relatieve armoede, verloedering – maar weinig wijken ontsnapten eraan. Ook deze trend is internationaal en universeel. De tientallen case studies in de monumentale studie naar ‘Die Neue Heimat’, de grootste producent en uitbater van sociale woningbouw in de westerse wereld, laten bijna zonder uitzondering dezelfde trend zien: na een opgetogen, hoopvol begin treedt verval in, dat meestal onstuitbaar blijkt.
Tussen de huidige tijd en die waarin de megalopool opbloeide gaapt een kloof. De megalopool werd gevoed door stormachtige economische groei, een bevolkingsexplosie, snelle toename van de vrije tijd, een enorme vergroting van ieders actieradius dankzij de eigen auto, de ontsluiting van de hele wereld door betaalbare vliegverbindingen, en het afnemen van sociaaleconomische ongelijkheid. Deze trends bepalen het abstracte bouwwerk van data achter de megalopool. Al deze trends zijn
intussen in hun tegendeel verkeerd. De drenkte alles, niet in de laatste plaats de kloof is zichtbaar in de stad. Wie zich vanwereld van de marketing. De periode van af de oudere stadsdelen naar buiten bede megalopool werd daarmee voorgoed geeft kan het onmogelijk ontgaan. In de afgesloten. megapolitane stadsdelen is geen spoor te bekennen van de het klassieke stedenStad bouwkundige repertoire in de wijken van Massa’s mensen wonen in de Randstad, de oudere datum. Openbare ruimtes in de megalopool die zichzelf overleefde. Een klassieke vorm zijn nergens te vinden. De deel zit vast in de verlopen woonmachiNollikaart kleurt zwart. Ook in de wereld nes, de wijken van de jaren vijftig, zestig van het erfgoed heeft de megalopool een en zeventig. Anderen bezetten de grotere, bres geslagen. Dat in de woonmachines oude steden – zij zijn de geluksvogels, de van weleer veel te vinden is dat de status bovenlaag van in de hoogtijdagen van de van cultureel erfgoed rechtvaardigt is buiten kijf. Dat geldt zelfs voor een deel van de gebouwde substantie, en niet alleen voor hun betekenis als historisch do“Openbare ruimtes in cument voor een unieke fase in de Nederlandse en Europese gede klassieke vorm zijn schiedenis. Maar de geijkte methodes om erfgoed op waarde te nergens te vinden” schatten schieten te kort. Vooral als het gaat om de visuele en ruimtelijke relaties tussen gebouwen en de ruimte eromheen – dat verwelvaartsstaat tot een zekere rijkdom geonderstelt een nieuw instrumentarium. komen babyboomers en hun nageslacht,
Het lot van de megalopool als gevierd en degenen die hier al bezittingen hadanti-stedelijk model, het ideale alternatief den. En dan zijn er degenen die uit vrije voor de uit de voegen gegroeide industriëwil al het geld dat ze zich kunnen veroorle grootstad, werd in de jaren zeventig beloven neertellen in de overige, deels zegeld toen de kwaliteiten van de metronieuw gebouwde delen van megapolipool werden herontdekt. Een van de taans suburbia. Zij vormen de interessantaantrekkelijkheden van de metropool is ste categorie. Velen van hen hadden liever het leven in de publieke ruimte, in dit gein de stad gewoond. In Amsterdam, Rotval de ruimte van straten, pleinen en parterdam, Den Haag, Utrecht. Geen metroken. Dit gaf de stoot tot de renaissance van polen, maar wel de schaarse plekken met de ontwerpende aspecten van de stedenstedelijk leven, enorme diversiteit in elk bouwkundige discipline – en ook die richtdenkbaar opzicht, hoge dichtheden, korte te zich weer vooral op de openbare ruimafstanden. Voor hen is wonen in suburbia te. Vanaf de millenniumwisseling werd de tweede keus. Ze profiteren volop van de metropool en alles wat ermee samenhing voordelen die de abstracte megalopool te de nieuwe culturele leidraad. Die doorbieden heeft. Binnen een straal van zo’n
Nolli kaart
150 kilometer is meer werkgelegenheid geconcentreerd dan erbuiten, die dankzij de auto (en soms de trein) gemakkelijk in te voegen is in hun dagelijkse leefpatronen. Ook minder alledaagse voorzieningen – theaters, concertgebouwen zijn er in overvloed, en uitbaters van zeer bijzondere, meestal hoogwaardige voorzieningen van welke soort ook vestigen zich bij voorkeur in de megalopool. In termen van het abstracte raamwerk aan sociaaleconomische en culturele data heeft de megalopool veel te bieden.
De megalopool biedt de stad op afstand, maar alles wat de stad, stedelijkheid, en in het verlengde daarvan de stedenbouw
kundige discipline bijdraagt aan de kwaliteit van leven bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van de stedeling. Het principe van gezonde steden is een van de recente ontwikkelingen die dat onderstreept – vanuit het oogpunt van (circulaire) economie, ecologie, inclusiviteit, die samenhangen met het concept van de gezonde stad, laten zich vergelijkbare verhalen vertellen. Met het peil van de gezondheid in suburbia is het slechter gesteld dan in alle andere stadsdelen. Ook dat is een internationaal verschijnsel, dat zich bijvoorbeeld ook in suburbaan Amerika voordoet. Suburbia, de stad op afstand, maakt de bewoners afhankelijk van de auto en stimuleert een zittende leefstijl; de auto degradeert zelfs woonstraten tot verkeersruimtes-zonder-meer, die als bestemming in het publieke domein verloren gaan. (Vooralsnog genereert de auto vervuiling en lawaai, maar dat zal denkelijk veranderen.) Hoogfrequent openbaar vervoer is alleen in dichtbebouwde steden betaalbaar – een van de voordelen is dat de stations wandel- en fietsbestemmingen zijn. Lage dichtheden leveren voor hoogwaardige voorzieningen, waartoe ook gezond voedsel wordt gerekend, een te gering draagvlak op (suburbia heeft de naam een food desert te zijn). Om dezelfde reden is ook het aantal social hubs – cafés, restaurants, clubs – binnen loopafstand beperkt – en sociaal isolement, dat door de social media eerder wordt versterkt dan voorkomen, is een recept voor allerhande leed. Het vaak in overvloed aanwezige groen wordt dikwijls als onveilig ervaren – onder andere omdat het te weinig wordt gebruikt (een self fullfilling prophesy: waar niemand is gaat niemand heen). Suburbia is de gebouwde ontmoediging van het gezondste wat een mens kan doen:
Wijk Nieuwland in Schiedam.
FOTO RIJKSDIENST VOOR HET CULTUREEL ERFGOED
wandelen, lopen en fietsen. Al deze voordelen moeten de nieuwe suburbanen aan zich voorbij laten gaan. Vanuit hun perspectief wordt de pijn verzacht door de voorzieningen in de stad op afstand (maar daarvan genieten ook de geluksvogels in de stedelijke delen van de oude megalopool), en het bezit van de eigen woning – de kosten daarvan zijn de afkoopsom die het gebrek aan stedelijkheid moet compenseren. (Iemand is maar zelden ontevreden over de pas gekochte woning – misnoegen over de eigen woning staat gelijk aan het toegeven een blunder begaan te hebben.) Er is een tweedeling ontstaan tussen de tweede keus bewoners in suburbia en degenen die zich stedelijk wonen kunnen veroorloven (de afgedankte woonmachines laten we voor het gemak buiten beschouwing). Deze tweedeling blijft niet beperkt tot de oude megalopool. Ook daarbuiten zijn kernen die aan stedelijk leven geen gebrek hebben: Arnhem, Den Bosch, Breda, Groningen Maastricht, om enkele te noemen – en ook daar hangt aan het stedelijk leven intussen een prijskaartje dat voor steeds meer mensen onbetaalbaar is.
De megalopool is een relict dat de dromen en angsten van de welvaartsstaat en de Koude Oorlog vertegenwoordigt – een unieke fase in de geschiedenis van Nederland en Europa. Deze periode is voorgoed voorbij. De megalopool is achterhaald, het sociaaleconomisch fundament is eraan ontvallen en veel onderdelen kampen met problemen. Alle tabellen bij elkaar, waarin alle voorzieningen bij elkaar zijn opgeteld, kunnen nog zo’n florissante indruk geven, ze zeggen niets over de megalopool als alledaagse woon- en werkomgeving, het domein van de stedenbouw. Die kan alleen effectief zijn als ze is gericht op de choreografie van de stad, op de vormgeving van de openbare ruimte en de effecten daarvan op de alledaagse werkelijkheid van bewoners en bezoekers. Beleving, werkzaamheid en vormge
ving moeten voortdurend met elkaar worden verbonden – stedenbouw is concreet. Om te begrijpen hoe het werkt is het nodig de wereld van data te verbinden aan de leefstijlen en het gedrag van bewoners, met andere woorden aan hun ervaringen en de manier waarop die worden beïnvloed door de choreografie van de stad. Het zal niet meevallen de Nederlandse stedenbouw te bevrijden van haar megalopolitane ketenen – en toch zal daaraan niet te ontkomen zijn.