11 minute read
Drukte in de openbare ruimte
from Ruimte en Wonen #3
by Aeneas Media
In Covid-19 tijd blijkt hoe belangrijk de stedelijke publieke ruimte is. Als die voor iedereen te gebruiken is, en ruim genoeg, dan waarderen we dat, onder meer omdat social distancing wat gemakkelijker is. Wanneer die ruimte onprettig is, of als het te krap wordt zoals op smalle stoepen en in dichtbebouwde stadswijken, dan wordt dat als een gemis ervaren en vaak leidt het zelfs tot problemen. Dat is geen tijdelijk probleem. De pandemie verscherpt het, maar ook daarna blijft het knellen in de gedeelde openbare ruimte. We vroegen drie ontwerpers uit drie gemeenten wat volgens hen de opgaven voor de stedelijke openbare ruimte zijn: Annemieke Fontein (Hoofd Landschapsarchitectuur in de gemeente Rotterdam), Paco Bunnik (Stedenbouwkundig hoofdontwerper in Amsterdam) en Henk Snel (Senior stedenbouwkundige in Zwolle). Wat blijkt? Ruimte wordt schaarser, terwijl het belang ervan en de druk erop toenemen. Ontwerp neigt in de praktijk steeds meer te verschuiven naar een verdelingsvraagstuk. Tegelijkertijd zijn voor de steden juist robuuste en goed te gebruiken publieke ruimtes cruciaal.
Leo Pols, Like Bijlsma en Frank Suurenbroek
Advertisement
Belang en betekenis van de Maar wat is prettig, wat is kwaliteit, wat gedeelde publieke ruimte draagt bij aan de ziel? Voor Rotterdam is dat Wat vinden jullie belangrijk bij het ontwerpen en het vergroenen en verzachten van de openbeheren van de openbare ruimte in jullie stad? bare ruimte. ‘Schrale’ plekken worden be
Dat begint tamelijk eensgezind: de rol van plant en van andere materialen voorzien, ze de openbare ruimte is enorm belangrijk voor krijgen een zachter gevoel en een menselijde stedelijke identiteit en de kwaliteit van de kere maat. Maar gemakkelijk is dat niet. Tijleefomgeving. En de ontwerper heeft daarbij dens de vorige recessie werden plekken in de een grote verantwoordelijkheid. Spoedig stad Rotterdam toegeëigend door buurtbedaarna wordt het specifi eker. Bunnik: “Als je woners met bijvoorbeeld moestuinen en bijeen goede ruimte maakt, geef je ziel aan een plek.” Fontein: “Als ontwerper moet je op een integralere wijze denken en te“Als ontwerper moet je kenen. Openbare ruimte is geen doel op zich, het is een op een integralere wijze middel om mensen een prettige beleving en gebruik te geven.” denken en tekenen”
Schetsontwerp nieuw park in de Maashaven.
BRON THOMAS BALSLEY I.S.M. GEMEENTE ROTTERDAM
enkorven. Dat vergrootte de leefbaarheid. In de Covid-19 crisis werkt het anders. Nu worden ad hoc maatregelen genomen, bijvoorbeeld om de lokale winkeliers te steunen met terrasruimtes op stoepen en parkeerplaatsen. Fontein: En dat blijkt niet altijd te werken. Het begint te schuren. Vanuit de economie zijn er krachten op de openbare ruimte die je niet wilt hebben - of althans niet wilt laten inslijten.”
In Amsterdam lijkt de focus net iets anders gericht. De vrije ruimte wordt de stad uit geperst door toenemende ruimtedruk en verdichtingsopgaven. Stadmakers krijgen daar een bestuursopdracht om ‘vrije ruimte’ te borgen op meerdere schaalniveaus. Bunnik: “Hoe houd je ruimte in de stad voor spontane initiatieven? De culturele betekenis van vrije ruimte is groot, die moet je als stad serieus nemen. Dat betekent blijven zoeken naar een balans tussen controle en loslaten. De publieke ruimte is hierin een belangrijk speelveld. In Zwolle is daar positieve ervaring mee opgedaan op het schaalniveau van buurtpleinen en in parken. Door participatie met bewoners zijn deze toegankelijker gemaakt voor een grotere groep mensen. Snel: “Dat levert een meer leefbare en inclusieve ruimte op; kijken vanuit de blik van de kwetsbare groep levert een nieuw perspectief op de openbare ruimte.”
De covid-19 tijd heeft wel laten zien dat de onbetaalde en daarmee vrij toegankelijke openbare ruimte van groot belang is, vooral voor mensen die klein zijn behuisd. Dat is een wake-up call voor het beleid. Tegelijkertijd zie je – in Rotterdam – ook grimmigheid ontstaan: dealers nemen plekken over, jeugdcriminaliteit en polarisatie nemen toe. Dat is een zorg. In Zwolle zijn die spanningen ook aan het toenemen. Snel: “Verveling, mensen die het zwaar hebben – de openbare ruimte is ook een plek van con- flict. Dat vergeten we nog weleens in onze professie. Toch moet je juist nu de menging bewaken.” Het is een serieuze zorg nu de openbare ruimte schaarser wordt.
De programmadruk neemt toe
De publieke ruimte heeft een belangrijke sociale functie. Het is de ruimte voor (on)voorziene ontmoetingen, in dichtbebouwde wijken is het ook verblijfplaats. Een groene inrichting en enige vrijheid voor bewoners om zich ruimte toe te eigen is daarbij cruciaal. Tegelijkertijd moet de overheid zorgen voor een efficiënte afwikkeling van stromen auto’s, fietsers en voetgangers. En het moet er veilig zijn en niet te duur in onderhoud. Welke spanningen levert dat op?
Alle drie de ontwerpers zien in de praktijk de opgave voor de openbare ruimte kantelen. In Rotterdam werd de afgelopen 15 jaar gewerkt aan het vergroenen en verzachten van de openbare ruimte. Eerst werd dit gedaan voor de beeldkwaliteit en voor het opkrikken van de economische waarde van buurten. Later kwamen daar doelstellingen voor gezondheid en klimaatadaptatie bij. Fontein: “De laatste 4 á 5 jaar was er vooral een impuls in de verblijfskwaliteit vanuit het perspectief van de stedelijke consument. We werkten aan kwaliteiten die aansluiten op de cappuccino cultuur en de festivalisering van de stad.” Momenteel speelt er een hele andere opgave: die is eerder gericht op ruimteverdeling dan op inrichting. Deze opgave wordt ingegeven door de mobiliteitstransitie en de verdichting van de binnenstad. Autobezit en autogebruik stagneert. Er komen veel meer fietsers. De gemeente wil 50.000 woningen bouwen. Fontein: “Ontwerp wordt steeds meer een verdelingsvraagstuk. We moeten ons steeds afvragen wat goede groei is. Hoe verdeel je al dat programma goed over de stad?"
HENK SNEL
Vanuit Zwolle wordt dat overspannen programma herkend. Snel: “De opgave voor de binnenstad is: auto eruit. Maar nu liggen de fietser en voetganger in de clinch.” De energietransitie is daarbij de volgende puzzel. Alle trafo’s en oplaadpalen die nog geplaatst moeten worden. Dat heeft niet alleen effect op de ruimte boven de grond, ook onder de grond wordt het steeds drukker met alle kabels en leidingen. ‘Hoe kun je daar nog een boom in kwijt?’ Ook klimaatadaptatie vergt ruimte, onder- en bovengronds: de stad moet meer water kunnen vasthouden, moet meer spons worden. Ja, hoe verdeel je die ruimte over al die aanspraken. Wie of wat wordt de dupe? Snel: “Professionals moeten een 'denkinverse' te maken. Wij kijken steeds meer van onder naar boven in plaats van boven beneden.”
Die relatie ondergrond–bovengrond was in het landelijk gebied al ontdekt, maar nu is ook de stad aan de beurt. Bunnik: “Amsterdam heeft recent een handwerk Integrale Ontwerp Methode Openbare Ruimte opgeleverd, waarin ondergrond en meervoudig functiegebruik voorop staan.” Deze wordt gekoppeld aan de Amsterdamse ‘Puccinimethode’ voor inrichtingsprincipes van de openbare ruimte. Samen kunnen ze als voorbeeld dienen voor een echt integrale aanpak.”
Schaalsprong
Het lijkt erop dat oplossingen voor een aantrekkelijke verblijfskwaliteit op een hoger schaalniveau van planning moeten worden gezocht. Door de voortdurende verdichting
van de stad is er in de centraal stedelijke omgeving vaak te weinig openbare ruimte voorhanden. Zo’n aanpak vergt een integrale afweging. Herkennen jullie dit?
Jazeker. Amsterdam is een mooi voorbeeld waar dat al wat langer wordt gedaan. De planmatige onderlegger van de stad is het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) uit 1934. Er wordt nog steeds voortgebouwd op deze structuur waarin er een balans is tussen groenstructuren en verstedelijkte structuren. De bekende groene scheggen staan tegelijkertijd steeds meer onder druk. Bunnik: “Naar buiten naar het omliggende landschap en naar binnen naar de verschillende par-
ken, ‘de groene haarvaten’ van de stad. Zo moet de betekenis van het groen worden geborgd.” Ook heeft Amsterdam ambities voor een nieuw aan te leggen stadsbos zoals eerder het Amsterdamse bos en het Vliegenbos ook echt gepland zijn. Door vanuit een hoger schaalniveau naar de stad te kijken komen nieuw te ontwikkelen plekken als havenstad of gebieden rond Schiphol in beeld om een robuust stadsbos te maken.
Rotterdam heeft geen acht groene scheggen en zoekt op andere manieren naar toegangen naar grotere groengebieden. Dit doen zij met het doortrekken van fietsroutes en metrolijnen naar buiten. De rivier is
daarbij van groot belang. Er zijn veel plannen om grote openbare ruimtes langs de rivier te maken en ook om de grote havenbekkens daarvoor in te zetten. Dan komt er veel meer ruimte in de stad. Fontein: “De Rotterdamse openbare ruimte is nog niet zo schaars als die in Amsterdam, maar het wordt wel veel drukker, met name in het centrum. Daarom gaan we ook de festivals meer verspreiden over de stad.” Een uitdaging in de schaalvergroting van verblijfsplekken is de veranderende behoefte van de stadsbewoners. Mensen gaan niet meer een hele dag recreëren. Dat vereist het doortrekken van fietsroutes en metrolijnen, bijvoor
Ontwerp stationsweg Zwolle.
BRON GEMEENTE ZWOLLE
beeld naar Hoek van Holland, om echt een snelle toegang tot het grote groen te bieden.
Afstemming tussen sectoren
De verantwoordelijkheden voor de openbare ruimte zijn over tal van gemeentelijke afdelingen en programma’s verdeeld, met de zorg voor plantsoenen, groen, verkeer, kabels en leidingen, beheer, recreatie, duurzaamheid, klimaatbestendigheid, circulariteit, schone mobiliteit et cetera. Hoe werkt dat in de praktijk? In Amsterdam is die zorg belegd in afstemming tussen meerdere diensten. De stedenbouwkundige dienst, Ruimte en Duurzaamheid bewaakt de hoofdlijnen, en werken integraal samen met andere diensten. Bunnik: “Naarmate je bij kleinere schaalniveaus komt, wordt het maatwerk en kan er een wisselwerking met de bewoner ontstaan. In de Pijp is een voorbeeld van
bewoners die parkeerplaatsen toe-eigenen ten gunste van groen. De stad werkt vervolgens mee aan nieuwe planvorming voor meer groene autoluwe straten.”
In Rotterdam zien we dat ook. De auto wordt uit de straat gehaald. Er wordt geprobeerd draagvlak te krijgen voor verbetering van de leefbaarheid met bijvoorbeeld vakantie-, of droomstraten. Fontein: “Er is wel een verschil tussen de openbare
ruimte in de buurt, die toegeëigend kan worden, en in de openbare ruimte in het centrum, die absoluut niet toegeëigend mag worden en van iedereen moet zijn.”
In Zwolle is het apparaat veel kleiner, de lijntjes naar de relevante diensten zijn kort. Snel: “Alles wat ontwerpt zit bij elkaar en alle openbare ruimte ontwerpen we zelf, we kunnen snel schakelen. Het is zo informeel geregeld, dat het soms lastig
Buiksloterham, Papaverplantsoen, met bewoners ontworpen en aangelegd plantsoen
FOTO TJEERD HACCOU
is om formele procedures te volgen. Naarmate de stad groter wordt is deze werkwijze steeds minder houdbaar.”
Participatie is steeds belangrijker in de beleidsvorming. Dat biedt ook een kans om het systeem te veranderen, zoals Bunnik signaleert. Bijvoorbeeld zoals gebeurd is bij de ‘Superblocks’ in Barcelona. “Daar zorgen experimenten dat geleidelijk stap
pen worden gezet in een transitie naar een stad voor voetgangers. Of dichter bij huis in de Buiksloterham waar we samen met bewoners gewerkt hebben aan een mooie groenvisie en waar blijkt dat bewoners veel kennis en gevoel hebben voor de betekenis van groen in de stad.”
Hoe verder?
Ontwerpen aan de openbare ruimte wordt complexer. En dat gaat nog even door vanwege onder meer het huidige woningbouwbeleid: het wordt drukker in de stad. Door Covid-19 worden tekortkomingen in de stad benadrukt, en nu blijkt weer hoe cruciaal de vrij toegankelijke openbare ruimte voor de stad is.
De toenemende druk op de openbare ruimte is divers. Steeds meer mensen zijn klein behuisd, er komen meer mensen bij, maar ook de technologische transities, de ondergrond en de vergroening vragen steeds meer ruimte. De ontwerpers signaleren in dit verband een verschuiving van het ontwerp van het realiseren van verblijfskwaliteit naar het verdelen en toewijzen van de beschikbare ruimte. Bij die verdeling spelen wederzijdse afhankelijkheden een belangrijke rol. Zo werkt het oplossen van het tekort aan groene ruimtes op het schaalniveau van de regio alleen als in de tussenliggende gebieden de toegang tot het grote groen geborgd is. Op het schaalniveau van de woonomgeving komt de beschikbaarheid van een groene en leefbare openbare ruimte steeds meer onder druk te staan door omvangrijke woningbouwprogramma’s. Hoe gaan we om met deze dilemma’s?
De route naar oplossingen is tegenwoordig divers. Het kan gaan om culturele aspecten als behoud van vrije ruimte (Amsterdam), kijken vanuit kwetsbare bewoners (Zwolle) of algehele verzachting en vergroening (Rotterdam). Het redeneren vanuit dit soort kwaliteiten stelt de ontwerpers in staat om de ontwikkelingen in een ander perspectief te beschouwen. Zo ook kunnen de kwaliteiten van de tijdelijke toe-eigening van de publieke ruimte door terrassen, sportclubs en recreërende bewoners beschouwd worden als een middel om ook na de crisis een actieve publieke ruimte te hebben met een levendige straat- en parkcultuur.
De ontwikkelingen bieden nieuwe kansen: er is leegstand in winkels en kantoren, bedrijfs- en haventerreinen bieden mogelijkheden. De auto is toe aan een heroverweging. Stedelingen nemen initiatieven. Inclusiviteit is een uitdaging. Snel: ‘Iedereen hoort erbij. Inclusiviteit vereist een moedig stadsbeleid’. Ontwerp is hierbij onverminderd belangrijk. De uitdaging ligt in een hernieuwde samenwerking tussen ontwerp, burger en de andere professionals, zonder in de valkuil van voortdurende integraliteit te vallen.