16 minute read
Buurtdragers als lens
from Ruimte en Wonen #3
by Aeneas Media
In de stedelijke vernieuwing
Er is relatief weinig onderzoek gedaan naar het functioneren van de openbare ruimte in naoorlogse wijken. Welke plekken zijn nu bepalend voor de leefbaarheid en de buurtbinding? Wij hebben het concept buurtdragers ontwikkeld om dragende routes en plekken in deze wijken op te sporen. Het onderzoek naar buurtdragers combineert de expertise van de ruimtelijk professional met de belevingswereld van bewoners. Deze benadering geeft zicht op kansrijke interventies om de alledaagse openbare ruimte te versterken.
Advertisement
Ivan Nio, Frank Suurenbroek Anneke Treffers
Hof in Slotervaart-Zuid, Amsterdam.
FOTO IVAN NIO
De alledaagse openbare ruimte staat door Covid-19 volop in de publieke en professionele belangstelling. Aanvankelijk vooral vanwege de noodzakelijke preventieve maatregelen, maar al spoedig ook vanuit de waarde als alledaagse ruimte in de woonomgeving. Het versterkt de aandacht voor de openbare ruimte in de hernomen stedelijke vernieuwing en verdichtingsopgave. In de gedeelde openbare ruimte krijgt de buurt gestalte. De alledaagse ruimte krijgt betekenis door activiteiten zoals een praatje met een buurtgenoot, een ommetje door de wijk of de route naar de dagelijkse voorzieningen, als speelplek voor kinderen, maar ook door gehechtheid aan en betrokkenheid bij de eigen buurt. De fysieke inrichting van de openbare ruimte is daarmee direct gerelateerd aan leefbaarheid en de binding met de buurt.
De Covid-19 ingrepen in delen van de openbare ruimte ten behoeve van meer veiligheid en terrassen leidden onvermijdelijk tot stellingnames over het verlies aan betekenis van het publiek domein. De alledaagse ruimte als gedeelde ruimte is echter al langere tijd aan structurele veranderingen onderhevig. De openbare ruimte moet dan ook begrepen worden in een veranderende maatschappelijke, sociaal-culturele en economische context. Zo leiden trends in de bundeling van maatschappelijke en commerciële voorzieningen op bovenlokaal niveau tot verschraling van het aanbod in de buurt. In sociaal diverse wijken zijn er nieuwe groepen die dragers zijn van de publieke ruimte. Tegelijkertijd kunnen overheid, woningbouwcorporaties, maatschappelijke partijen en vooral bewoners een nieuwe verantwoordelijkheid ontwikkelen voor de openbare ruimte.
Vooral in de kwetsbare naoorlogse woonwijken liggen belangrijke opgaven. Deze wijken hebben een grote variëteit aan typen openbare ruimten die van betekenis zijn veranderd. De sociaaleconomische problematiek is nog onverminderd groot. Gemeentes en woningbouwcorporaties zijn bereid om in de woonomgeving te investeren met fysieke en sociale ingrepen. Maar op welke kan dan het beste worden ingezet? Deze fysiek-sociale opgave vraagt om een beter begrip van de betekenis van de openbare ruimte en de daaraan gelegen functies met een publieke betekenis, specifiek op buurtniveau. Wat zijn de plekken en routes die verbindend werken? En hoe bepalen we dat en met wie?
Buurtdragers als lens
Om hierop grip te krijgen ontwikkelden we het concept buurtdragers. Buurtdragers definiëren wij als de ruimtelijke structuren, plekken en programma’s die de binding van bewoners met hun buurt duurzaam kunnen versterken. Wij veronderstellen dat ruimtelijke en programmatische buurtdragers diverse vormen van binding met de buurt kunnen vergemakkelijken. Dat kunnen zowel ‘zwaardere’ als lichtere vormen van buurthechting zijn. Lang niet alle problemen in een buurt kunnen opgelost worden op de schaal van de buurt, maar de buurt is wel belangrijk voor familiariteit met buren, voor een functionele binding en als plek waar men zich thuis kan voelen en ook voor een gevoel van betrokkenheid en eigenaarschap. Voorbeelden van mogelijke buurtdragers zijn hoven, straten, loop- en fietsroutes, voorzieningen, parken en winkelpleinen, alsmede hun onderlinge relaties.
Onze benadering is hierbij inductief en empirisch van aard. We hebben een sociaalruimtelijk actie-onderzoek verricht naar de alledaagse ruimte als buurtdrager in drie naoorlogse Amsterdamse ontwik-
IVAN NIO, FRANK SUURENBROEK, ANNEKE TREFFERS
kelbuurten (Slotervaart Zuid, Banne over stellen dat is gericht op toe-eigening Noord en Reigersbos). Deze cases zijn onen publiek domein, met name daar waar de derdeel van een langjarig actieonderzoek ruimte als buurtdrager functioneert. dat we samen met de gemeente AmsterIn het traceren van buurtdragers bundelen dam uitvoeren en dat zich richt op de we twee perspectieven: de geplande en gestructurele versterking van de positie van bouwde buurt als ruimtelijk-programmatide bewoners in de 32 aangewezen Amstersche (ontworpen en geëvolueerde) structuur damse ontwikkelbuurten. We introduceen de geleefde (gebruikte en beleefde) stad. ren het concept buurtdragers om vanuit Het concept buurtdragers is een combinatie een ruimtelijk-sociaal perspectief de kanvan de blik van de ruimtelijk professional sen op de versterking van de leefbaarheid (die doorgaans van groot naar klein denkt) op te sporen. In dit artikel gaan we in op de en de zienswijze van de bewoner (die vanuit naderd, zoals ongedefinieerde openbare de eigen woning naar de buurt kijkt). In ontwikkelbuurten is dat dubbele perspectief specifiek van “Vooral in de kwetsbare naoorlogse belang omdat professionals vaak op een afstandelijke manier naar naoorlogse wijken kijken. Daar woonwijken liggen komt bij dat het (volgens de wijkgedachte) hiërarchisch geordende belangrijke opgaven” stedelijk weefsel en het program ma in naoorlogse wijken in de ste delijke vernieuwing en door maatschappelijke ontwikkelingen is getransformeerd. Winkelstrips zijn opgeheven, de hiërarchie in sociaal-ruimtelijke analyse die deze gewegen en groenstructuren is doorbroken, deelde ruimte in kaart brengt, op de bijbeopen hoven zijn afgesloten en nieuwe bloktyhorende opgave voor deze openbare ruimpologieën zijn geïntroduceerd. De vraag is ten en op procesmatige uitdagingen. wat deze veranderingen en de huidige situaCombineren teiten van bewoners en op de binding met Met onze verkenning willen we meer syseen buurt. Daarnaast vraagt de ruimtelijke tematiek en scherpte aanbrengen in het en sociaal-culturele diversiteit van deze wijonderzoek naar en interventies in alleken om empirische kennis om voorbij verondaagse openbare ruimten. Vaak worden derstellingen en stereotypen te komen. Deze openbare ruimten in de kwetsbare naoorcombinatie van analyses biedt een basis om logse woonwijken in negatieve termen beop voort te bouwen in de planvorming. tie voor effecten hebben op dagelijkse activiruimte, onveiligheid, criminaliteit, vervuiAanpak ling etc. De discussie en het beleid draaien De hedendaagse buurtdragers zijn het gevooral om handhaving en controle. Wij zamenlijke resultaat van de gelegenheid die willen daar een ander perspectief tegende bestaande fysieke ruimte biedt - en de
zwaartepunten die bewoners en ondernemers er door hun gezamenlijke individuele gebruik in aanbrengen.
De (herontwikkelde) stedenbouwkundige opzet van de buurt vormt de onderlegger met de randen van de buurt en de entreepunten, de doorgaande straten, de parken, hoven, speelplekken en de bebouwing voor commerciële en maatschappelijke voorzieningen. Qua gebruik zijn sommige buurtdragers vanzelfsprekend en voor iedereen herkenbaar, zoals een winkelplein, de buurtbibliotheek, een park, de school en de route naar de tram- of een bushalte. Daarnaast zijn er groepsspecifieke buurtdragers: bepaalde winkels, voorzieningen en plekken die voor specifieke groepen van belang zijn, zoals een trapveldje voor de jeugd, een moskee of een buurtkamer. Tot slot hebben bewoners ook ieder hun individuele patronen en plekken, zoals we in workshops zagen.
Als we deze collectieve, groepsspecifieke en individuele patronen op de stedenbouwkundige onderlegger projecteren, komen de gedeelde buurtdragers in beeld - alsmede de mogelijke agenda voor interventies in de openbare ruimte om de buurtdragers te versterken.
Drie sociaal-ruimtelijke opgaven Ons schema toont een brede waaier aan potentiële locaties en programma's die kunnen functioneren als buurtdrager. Wij beschrijven hier drie voorbeelden van buurtdragers die als sociaal-ruimtelijke opgaven de leefbaarheid kunnen versterken. We zijn daarin niet volledig - in die zin is het een voorzet en een oproep tot actie.
1. Het collectieve domein
In de naoorlogse woonwijken vormt het ontworpen collectief domein rondom de woning de kleinste schakel van de buurtdragers. Men woont altijd tussen uiteenlopende buren die men tegenkomt in de gedeelde trappenhuizen, bij de voordeur in een margestrook en in de collectieve hoven. Het zijn plekken waar men zich wel of niet verbonden mee kan voelen - maar ook de plekken waar zichtbaar is dat de sociale samenhang niet vanzelfsprekend is. Bewoners willen elkaar niet alleen maar ontmoeten, maar elkaar ook kunnen vermijden.
Het hof is één voorbeeld van zo’n collectieve ruimte. In de stedelijke vernieuwing is het afsluiten van hoven de reguliere praktijk geweest, met het oog op veiligheid en beheersbaarheid. Grotere collectieve hoven lenen zich er echter niet altijd voor om afgesloten te worden. Bovendien biedt het hof als buurtdrager ook de kans om het vertrouwen dat bewoners hebben in elkaar en in hun buurt te versterken. Dat vraagt om een herinterpretatie en herontwerp van de collectieve ruimte tot een plek die voor de bewoners meer gebruiksmogelijkheden en dus betekenis heeft. In ons onderzoek in Slotervaart bleek hoe betrokken diverse groepen bewoners zijn bij het nadenken over hun hof en om daarin ook verantwoordelijkheid te nemen. Hen erbij betrekken is misschien ingewikkelder in het proces, maar het levert meer resultaat, meer binding en meer leefbaarheid op. Er kan ook meer. Speelruimte voor kinderen en een moestuin leiden ook tot ontmoetingsplekken. De activering van het hof kan informeel gebruik stimuleren en daarmee ook lichte interacties bewerkstelligen zoals elkaar waarnemen en herkennen en elkaar even groeten.
2. Routes
Kenmerkend van naoorlogse woonbuurten zijn de vele ‘informele’ wandel- en fietsrou-
Schema Buurtdragers. In het schema zijn verschillende buurtdragers weergegeven met in het hart de woning. Ook zijn de formele en informele routes getekend die samen het persoonlijke netwerk van een bewoner vormen. De cirkels symboliseren een loop- en fietsafstand van maximaal 10 minuten.
tes. Vanwege de open hovenstructuren kan men vanaf de woning en het hof naar bestemmingen in de buurt een waaier aan wandel- en fietsroutes kiezen. Bewoners gebruiken verschillende dagelijkse routes vanuit huis naar de omgeving, de wandeling naar buurtwinkels, naar school, of de halte voor het openbaar vervoer, of een ommetje door de buurt. Uit de gesprekken met bewoners (bijvoorbeeld in Slotervaart) blijkt dat dagelijkse routes soms langs drukke straten gaan, maar vaak kiest men andere routes zoals een zijstraat, een fietspad, of de route door een hof of een park als doorsteek.
Prettige routes dragen bij aan het eigen maken en bekend zijn met een buurt en leiden ook tot meer kansen op toevallige ontmoetingen tussen buurtbewoners. Goede voet- en fietspaden geven een extra praktische betekenis aan de groenstructuur. De keerzijde van de vele routes is het gebrek aan sociale controle en de absentie van vanzelfsprekende plekken voor informele ontmoeting. Ook bij gemeentelijke afwegingen voor investeringen is het niet altijd vanzelfsprekend welke routes moeten worden versterkt. Met observaties, bewonersgesprekken en het leggen van een verbinding met de belangrijkste buurtfuncties komen de routes in beeld die de kwaliteit van buurtdragers (kunnen) hebben. In Banne Noord betreft het routes door de binnenhoven en het groen waaronder de route naar het winkelcentrum in Banne-Zuid. Reigersbos in Zuidoost mist
de aanwezigheid van enkele duidelijke en veilige looproutes die de verschillende deelbuurten met het centrum verbinden. Het gaat daarbij niet alleen om betere verlichting en bankjes, maar ook om het netwerk. Zo kan in Reigersbos het centrum versterkt worden als een netwerk dat functioneert door helder gemarkeerde en veilige routes met verbindende knooppunten als het winkelcentrum, de metrohalte, een middelbare school met sporthal, de bibliotheek en een nieuw buurthuis.
3. Publiek domein
De wandeling vanuit het huis naar een plek in de buurt kan voeren naar het buurtwinkelcentrum met supermarkten en de weekmarkt, een Primera met een postkantoor, een straat met kleine winkels, het wijkpark of een speeltuin. Dit zijn de plekken die voor vrijwel alle groepen bewoners van belang zijn. Ze hebben naast een functionele ook een sociale betekenis. Ze zijn van belang voor het publieke leven van een buurt, waar buurtbewoners elkaar terloops tegenkomen. Het zijn de plekken waar ouderen in hun eigen buurt ontspannen op een bankje kunnen zitten, met zicht op het leven in de buurt. Socioloog Richard Sennett noemt ze in zijn boek ‘Building and Dwelling’ synchrone ruimtes, plekken waar veel verschillende dingen tegelijk gebeuren.
Om deze buurtdragers te behouden of te versterken is een combinatie van functies, toegankelijkheid en kwaliteit essentieel. We lichten hier één voorbeeld uit: het buurt- en wijkwinkelplein. Het zijn naast stadsstraten de belangrijkste publieke domeinen in een buurt. Toch is het beeld van deze plekken heel wisselend. Terwijl er wordt geïnvesteerd in de grote winkelcentra als Osdorp, is de situatie
van de kleinere buurtcentra minder florissant. Kleine zelfstandige ondernemers hebben het moeilijk. Filialen van bibliotheken zijn of worden opgeheven, zoals op het Sierplein in Slotervaart. De vraag is hoe zo’n plek toch een publiek domein kan zijn en als buurtdrager is te vernieuwen. Placemaking en het plaatsen van bankjes, bloembakken of een kunstwerk kan een eerste stap zijn, maar is niet voldoende omdat er structurele veranderingen gaande zijn. Het vraagstuk van de schaalvergroting in de detailhandel en leegstand is daarvan een hele belangrijke, evenals de ruimtelijke inbedding van deze plekken in een wijdere omgeving en de veilige routes ernaar toe. De ontwikkeling van dit soort wijk- en buurtwinkelcentra lijkt nog te vaak de resultante te zijn van sectorale of individuele overwegingen van stakeholders (vastgoedeigenaren), maatschappelijke instellingen en diverse gemeentelijke diensten (veiligheid, economie, sociaal etc.). De opgave is hier daarom ook procesmatig. Het gaat om het ontwikkelen van een gezamenlijke visie op deze belangrijke buurtdragers als publiek domein en van strategieën om (leegstaand) commercieel en maatschappelijk vastgoed te herontwikkelen - en
Fietsroute door binnenhoven in Banne-Noord, Amsterdam.
FOTO ANNEKE TREFFERS
daar in afstemming vanuit corporaties, vastgoedeigenaren en de gemeente investeringen op te plegen.
Conclusies
De fysieke inrichting van de openbare ruimte in de woonomgeving is direct gerelateerd aan leefbaarheid en de binding met de buurt. In de kwetsbare naoorlogse woonwijken is dit (opnieuw) een grote opgave. Het concept buurtdragers biedt de mogelijkheid om zowel dragende routes en plekken in beeld te krijgen alsmede kansrijke ruimtelijk-programmatische interventies om een buurt te versterken. Planmatig betekent het bovendien dat bewonersparticipatie gelijkwaardig wordt aan het perspectief van de ruimtelijk professional.
Naast het ontsluiten van zicht op de plekken die cruciaal zijn voor de versterking van de leefbaarheid, biedt het concept buurtdragers de kans om individuele kleine ingrepen te verbinden aan de structuurversterking van de buurt. Daarmee worden placemaking en andere tijdelijke ingrepen breder geactiveerd voor het duurzaam versterken van routes en plekken. Buurtdragers kunnen tenslotte verbindend werken tussen de fysieke en sociale dimensie van stedelijke vernieuwing.
De gecombineerde sociaal-ruimtelijke analyse vanuit buurtdragers maakt meerdere dilemma’s en kansen zichtbaar. Er gaat nu veel geld naar de herinrichting van wijkwinkelcentra, terwijl het voor de rol van buurtdrager ook belangrijk is om een nieuwe invulling voor de kleinere buurtcentra als publiek domein te vinden. Voor de plekken die als gezamenlijke buurtdrager functioneren is het evenzeer van belang om naar de routes ernaar toe te kijken. Kleinere interventies op strategische plekken zoals het verbeteren van verlichting of het plaatsen van een paar bankjes kan een groot verschil maken. Op het niveau van het hof is de afstemming tussen de investeringsstrategieën en planning tussen verschillende partijen en het gesprek met bewoners cruciaal. De lens van buurtdragers is daarmee ook een ‘conversation piece’ om verschillende werelden vanuit hun eigen kracht en gedeeld belang (namelijk de buurt) te activeren. Het gezamenlijk verkennen en bespreken van de buurtdragers is kortom niet alleen een analyse-instrument, maar tevens een middel om in het proces van buurtontwikkeling onderling begrip en afstemming voor investeringen te ontdekken.
LEES MEER
De publicatie Buurtdragers is te downloaden op: https://www.hva.nl/binaries/content/assets/ subsites/urban-governance/2020/ buurtdragers-hva-treffers-niosuurenbroek-01-04-2020.pdf
CIRKELS in het GRAS
Opnieuw een snikhete zomerse dag in de stad Utrecht. Veel suppers in de gracht, jongeren zwemmen in het kanaal of zoeken verkoeling in één van de parken. Ik vlucht voor een paar uur naar het buitengebied en ga al peddelend naar IJsselstein. Een corona-proof kanotochtje over de Hollandse IJssel. Tijdens een korte stop in het vestingstadje zien we een aantal gemeenteambtenaren op zoek naar geschikte plekken voor 'cirkels in het gras'. In navolging van veel andere steden willen ze ook hier geverfde witte lijnen voor kleine groepjes mensen, zittend in een eigen bubbel en op veilige afstand van alle anderen.
Covid19 zet de stedelijke openbare ruimte onder druk. Waar mensen steeds kleiner wonen en velen noodgedwongen thuiswerken is er behoefte aan buitenlucht, een ommetje, na de talloze video calls met collega’s. Sinds de intelligente lockdown is de openbare ruimte ineens ook een risicovolle plek waar een onbekend virus rondzwerft dat iedereen kan treffen. Elkaar ontmoeten is nu levensbedreigend. Dus wordt de ruimte gedomineerd door cirkels, pijlen, rood-witte linten, regels, waarschuwingsborden en rotondes. Vaak vriendelijk en humoristisch van toon: “houd een piano afstand” (concertzaal Tivoli/ Vredenburg), “blijf op 9 frikadellen van elkaar” (strandtent) en “fijn dat je hier wacht” (supermarkt). Al deze aanwijzingen zorgen ook voor ongemak: sta ik op de goede plek, loop ik in de juiste richting en houd ik voldoende afstand?
Druktemeters en digitale stadsplattegronden moeten bezoekers en bewoners van
grote steden bewust maken van blauwe, groene, gele en rode gebieden. De oude binnensteden kleuren overwegend rood. Straten en stegen zijn te smal om voldoende afstand te kunnen houden. Inmiddels veranderen ruime pleinen in terrassen en worden openbare bankjes beplakt met stickers en afgezet met rood-witte linten. Zomaar ergens neerstrijken en rondkijken is er niet meer bij. Reserveren is verplicht en betalen alleen mogelijk via een QR-code. De buitenruimte lijkt steeds meer op een binnenruimte met alle die regels. Elkaar spontaan tegenkomen en ontmoeten, een belangrijke functie van openbare plekken (zie artikel in Raum magazine 2020), is niet meer vanzelfsprekend. En nu we niet te dicht bij elkaar mogen komen neemt de druk op de stad toe. Het is de vraag wie het recht heeft zich in park of aan de waterkant te begeven tijdens deze zomerse hitte? Mensen zonder tuin of balkon, families met kinderen in hoge flats, eenzame ouderen of jongeren die toch al zo weinig mogen. Moeten we time slots maken voor het gebruik van de openbare ruimte of zorgt de huidige pandemie voor een herwaardering van het platteland en een trek uit de stad?
De tentoonstelling Countryside, the Future van architect Rem Koolhaas opende vlak voor het virus de stad New York bereikte. In het Guggenheim Museum staan beelden en installaties over rurale alternatieven in een tijd waarin meer dan de helft van de wereldbevolking in steden leeft. Volgens Koolhaas is het “volledig absurd dat iedereen op een kluit gaat zitten." Is dat zo? Volgende week starten weer veel nieuwe studenten hun master Human Geography in Utrecht met het gezamenlijk lezen van Edward Glaesers’ boek Triumph of Cities. Een reactie op anti-stedelijk beleid en een pleidooi voor stedelijke verdichting, die niet al
Irina van Aalst Stadsgeografie
UNIVERSITEIT UTRECHT
leen creativiteit en innovatie bevordert, maar ook duurzaam is.
Als stadsgeograaf zie ik het ‘nieuwe normaal’ als een (tijdelijke) herinrichting van de openbare ruimten en het stedelijke leven. Covid19 werkt als een katalysator voor eerder ingezet en gewenst beleid: meer ruimte voor voetgangers in de centrale winkelgebieden, meer aandacht voor de verblijfswaarde en een vergroening van de stad. Dus niet de dualiteit tussen stad en platteland opnieuw introduceren maar de voordelen van beiden integreren. De stad als huiskamer waar iedereen elkaar ontmoet was al een utopie. Wel blijft het belangrijk om stedelijke openbare ruimten zo te ontwerpen dat mensen uit verschillende bubbels elkaar tegenkomen en verdringing van specifieke groepen wordt voorkomen. Voorlopig op veilige afstand in de cirkels in het gras.