12 minute read

Vijftig jaar promotie van groenten en fruit

Next Article
25 jaar geleden

25 jaar geleden

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI) Vijftig jaar promotie van groenten en fruit

Het Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden bestaat dit jaar 50 jaar. In 1971 werd het Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden opgezet door toenmalig minister voor Ontwikkelingssamenwerking Bé Udink. Inmiddels internationaal beter bekend als Centre for the Promotion of Imports from developing countries heeft het CBI wereldwijd tal van groenten- en fruitexporteurs geadviseerd en geholpen de Europese markt te betreden.

Vanuit de GATT, voorloper van de huidige Wereldhandelsorganisatie, en UNCTAD kwam het idee om bedrijven in ontwikkelingslanden een voorrangspositie te geven op internationale markten, door middel van lagere importtarieven. In Nederland leidde dat tot de oprichting van het CBI. Het CBI moest de bedrijven in deze landen praktische adviezen geven over bijvoorbeeld regelgeving en de eisen van importeurs. Bedrijven in ontwikkelingslanden kunnen deelnemen aan een coachingsproject van CBI. Zo’n project duurt ongeveer vier jaar. “Allereerst ondersteunt CBI bedrijven om te voldoen aan de eisen in de markt. Er wordt bijvoorbeeld gewerkt aan de benodigde certificeringen, een exportstrategie en de constante kwaliteit van de producten. Dan helpen we hen om een entree te maken op de markt. CBI is vaak met stands vertegenwoordigd op de Fruit Logistica in Berlijn. Dat gebeurt in samenwerking met business support organisaties uit partnerlanden, waar de programmadeelnemers als exposant deelnemen,” legt Dirk-Jan Zegelaar uit. De senior programmamanager werkt dertien jaar voor het CBI en is accountmanager voor de projecten die gaan over verse groenten en fruit.

ANDERE REGIO’S

CBI werkt in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken en valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. In overleg met het ministerie wordt bepaald in welke ontwikkelingslanden het CBI projecten start.

Dirk-Jan ziet een verschuiving van Latijns-Amerika en Azië naar Afrika en het Midden-Oosten. “In de tijd van minister Pronk stonden alle ontwikkelingslanden op de lijst. Nu zijn dat er een stuk of dertig. Het is goed om te focussen. De voorwaarde is wel altijd dat er potentieel moet zijn. Zijn er exportmogelijkheden voor de producten die daar geteeld worden?”

CERTIFICATEN

Waar het CBI in de beginjaren gericht was op promotie en het samenbrengen van exporteur en importeur, is dat uitgebreid met technische assistentie, marketingadviezen en weer later kwam certificering daarbij. Dat begon met voedselveiligheid en werd gevolgd door maatschappelijk verantwoord ondernemen en biologische certificaten. “Niet alleen is de wet- en regelgeving veranderd, de eisen vanuit de markt zijn nu ook anders dan vijftig jaar geleden. Het is aan ons om uit te leggen waarom die eisen er zijn en bedrijven te helpen eraan te voldoen. We zijn niet in staat alle barrières weg te nemen, maar

Dirk-Jan Zegelaar

Er zijn tal van Nederlandse en lokale consultants verbonden aan de projecten van het CBI. Een van hen is Piet Schotel, die sinds 2006 zo’n 120 bedrijven heeft geadviseerd. “In Berlijn kom je altijd wel oud-deelnemers tegen die even gedag komen zeggen. Sommigen halen het niet en anderen worden een van de grootste exporteurs uit hun regio. Ik kwam in Colombia eens iemand tegen en ik dacht: ‛Volgens mij ken ik jou’. Bleek het een oud-deelnemer te zijn en nu een grote avocado-exporteur. Hij viel me toen op, omdat hij zulke goede vragen stelde tijdens de workshops.” Er zijn in de afgelopen jaren mooie successen behaald. “In Peru is een aantal bedrijven waarin we potentie zagen, uitgegroeid tot grote exporteurs. En in Colombia heeft CBI bijgedragen aan bewustwording dat het belangrijk is om een sterke lokale organisatie te hebben: Procolombia. Deze bedrijven waren er wellicht ook zonder ons gekomen, maar met name in de avocado-export hebben we een grote bijdrage kunnen leveren.”

Volgens Piet is de succesformule van CBI dat er altijd behoefte is aan kennis over de markt. Iets dat ook voorlopig zo zal blijven. “Als je als beginnende exporteur ziet hoe de prijzen in de Europese supermarkten zijn, is het fijn als iemand je uit kan leggen hoe dat zit. En je kan adviseren om naar hier te kunnen exporteren.” Een bedrijf moet van goeden huize komen om deel te kunnen nemen aan een van de programma’s. “De eisen en voorwaarden zijn in de afgelopen jaren strenger geworden,” merkt Piet. “Jaren geleden, toen de ontwikkeling van exoten nog in de kinderschoenen stond, was er voor kleine exporteurs veel mogelijk. Nu zijn er veel meer zaken om rekening mee te houden. Niet alleen qua certificaten en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Misschien dat het CBI in de beginjaren nog een wat idealistisch karakter had. Inmiddels is de aanpak veel pragmatischer geworden. Als je ze maar genoeg helpt, kan iedereen exporteren naar Europa. Maar dan ben je nog geen ondernemer. Er is verschil tussen een echte ondernemer en iemand die daar alleen van droomt. Goeie bedrijven pikken de lessen op en gaan ermee door.”

Arno van der Maden deed in 2004 voor het eerst een project van CBI in Midden-Amerika. “CBI werkte vrijwel uitsluitend met Nederlandse consultants vanuit Nederland. Ik was toen een van de eerste lokaal gestationeerde consultants,” blikt hij terug. “Ik bezocht de deelnemers om opvolging te geven aan de verschillende programma-onderdelen en samen met CBI-consultant Maarten van Woerden verzorgde ik een HRM-training voor het hoge- en middenmanagement. Het spreken van dezelfde taal en in dezelfde tijdzone wonen was daarbij een voordeel. Later is CBI in meerdere landen ook meer met lokale consultants gaan werken.”

Met sommige oud-deelnemers heeft Arno nog intensief contact, met anderen wat minder. “Tijdens bedrijfsbezoeken en beursdeelnames leer je de deelnemers goed kennen en bouw je een band op. Je kun het waarschijnlijk het meest vergelijken met de relatie die je hebt met oud-klasgenoten.”

Momenteel werkt Arno aan het Connecting Central America programma in Guatemala, Costa Rica en Panama. “Helaas is Latijns-America voor CBI en Buitenlandse Zaken geen focusregio meer. Er zijn nog genoeg mogelijkheden om met de producten uit Midden- en Zuid-Amerika nieuwe markten te betreden, maar ook om voor de regio nieuwe producten te introduceren.” Als voorbeeld noemt hij Hass avocado uit Colombia en Guatemala of producten zoals papaja, bramen en blauwe bessen. Ondanks dat er geen projecten meer zijn, kunnen bedrijven in Latijns-Amerika nog steeds gebruik maken van de praktische marktinformatie die CBI publiceert. In de deelnames aan Europese beurzen ziet Arno de specifieke rol van CBI. “Zonder de begeleiding van CBI zouden deze bedrijven niet zo gemakkelijk op reis gaan naar Europa of aan een beurs als Fruit Logistica kunnen deelnemen. CBI geeft geen subsidie maar draagt kennis en ervaring over in de vorm van begeleiding en training van de deelnemers. Het is echter aan de deelnemers om daarmee aan de slag te gaan en er een succes van te maken. Er komt meer kijken bij export naar Europa dan men vaak denkt en dan is het prettig als er iemand met je meekijkt en meedenkt. Als vertegenwoordiger van CBI gaan er ook deuren open en lukt het om private en publieke organisaties aan dezelfde tafel te krijgen om bepaald thema’s aan te pakken.”

Ook Jos Leeters, die tussen 2003 en 2016 diverse projecten voor CBI deed, ziet altijd bekende gezichten op de beurs. “Als je op de Fruit Logistica door de landenpaviljoens loopt, zie ik altijd mensen die ik uit het verleden ken. De wereld is heel groot, maar soms toch ook wel klein. Het is bijzonder dat CBI niet zelf in de handel zit, maar er wel een grote rol in speelt als verbinder.”

Jos startte in 2003 met een programma in de sierteelt in Midden-Amerika, waarna hij vervolgde met projecten in Zambia, Oeganda, Mali, Senegal, Kenia, Jordanië en Libanon. Inmiddels werkt hij voor IPD, een Duitse organisatie die veel samenwerkt met het CBI. Waar hij in de eerste jaren als coach bedrijven hielp aan kennis om te exporteren en hen begeleidde naar beurzen, kreeg hij later een andere rol. Voordat er in een bepaald land programma’s worden opgestart, is er altijd een fase van verkenning en het in kaart brengen van de sector en de markt. Jos voerde die voorstudie uit. Toch blijft hem het contact met de deelnemers het meest bij. “Ik vind het altijd erg leuk en nuttig om een-op-een met de bedrijven te werken en hen heel praktisch verder te helpen. Elk bedrijf heeft zijn eigen stijl en geschiedenis en ik vind het leuk om me daarin te verdiepen,” legt hij uit.

Hij vertelt over zijn eerste audit aan een bedrijf: “Ik werd in Guatemala opgehaald door de bedrijfsleider en we reden naar een helikopter die klaarstond. Meteen zat ik in dubio. Klopt dit wel? Een bedrijf met een helikopter, gaan we die vanuit Nederland helpen? Op zich bleek het niet zo gek dat ze een helikopter hadden, vanwege de slechte infrastructuur. Ondanks mijn twijfels bij aankomst, werd het bedrijf toch geselecteerd. Ik zag dat het potentie had om voor veel werkgelegenheid te zorgen en een goede leverancier kon worden voor Europa. Sinds die eerste audit kijk ik veel genuanceerder aan tegen de omstandigheden waarin deze bedrijven werken. Ik heb geleerd niet te snel te oordelen. Dat heeft mijn kennis erg verrijkt over hoe de mensen daar werken en met welke beperkingen ze te maken hebben.”

Net als Dirk-Jan denkt Jos dat er kansen liggen in de biologische markt. Enerzijds een niche, anderzijds een groeimarkt. Er is een groeiende interesse voor producten met een verhaal en niet voor niets wijzen de consultants van CBI bij de exporteurs op thema’s als mens en milieu. “Daarnaast denk ik dat er in de toekomst nog meer samengewerkt kan worden met importeurs in Nederland en Europa. Die samenwerking is al goed, maar de belangen en wensen van importeurs zouden nog sterker naar voren kunnen komen. Dan kunnen we programma’s ontwerpen in ontwikkelingslanden die perfect aansluiten op de vragen en de behoeftes van importeurs, en in het verlengde daarvan van de supermarkten en consumenten.”

Piet Schotel in een kassengebied in Jordanië Consultants Jos Leeters en Jan Willem Richelmann tijdens Koningsdag in Amman, Jordanië

kunnen wel de mogelijkheden laten zien. Bijvoorbeeld door het delen van actuele marktinformatie, die het CBI al jaren ontwikkelt en gratis ter beschikking stelt van de doelgroep.”

FOCUS OP DUURZAAMHEID

In vijftig jaar is de werkwijze van CBI altijd doorontwikkeld, maar de doelgroep bestaat nog altijd uit het midden- en kleinbedrijf. “Toch is de focus wel verlegd,” vertelt Dirk-Jan. “In de beginjaren draaide het helemaal om de export. In onze nieuwe strategie staat de transitie naar duurzame en inclusieve groei centraal. Natuurlijk is export daarbij nog steeds een belangrijk middel, maar daarbij proberen we zowel op sociaal als op milieuvlak verbetering door te voeren.” Dirk-Jan noemt een voorbeeld van een project in Ethiopië waarbij het doel is om de producten per trein en schip naar Europa te brengen, in plaats van per luchtvracht. “Uiteindelijk werken we aan het bestrijden van armoede, waarbij export een middel is om duurzame economische ontwikkeling in die landen te bewerkstelligen. Als het alleen maar gaat om de winst van een bedrijf en de medewerkers en de lokale omgeving hebben er niets aan, dan schieten we ons doel voorbij. Daarom gaan we het gesprek aan met bedrijven over de arbeidsomstandigheden. Over het opleiden van werknemers, maar ook over omgang met chemicaliën en of de sanitaire voorzieningen goed zijn. Op die manier dragen we bij aan de positie van de werknemer.”

Arno van der Maden

50 jaar CBI programma’s

Theophilus Kenneth Hayford is president van Ghana Yam Producers and Exporters Association. Van 2012 tot 2017 nam hij deel aan het programma. Tijdens een bijeenkomst voor alle exporteurs in Ghana hoorde hij over het coachingprogramma dat het CBI van plan was uit te rollen in het land. Hij meldde zich aan en werd geselecteerd. “Door deelname aan de Fruit Logistica in Berlijn kreeg ons bedrijf een aantal goede internationale kopers aan wie we onze producten exporteerden,” blikt hij terug. “CBI heeft veel voor mij en mijn organisatie betekend. Door CBI ben ik voor het eerst naar Nederland en Duitsland gereisd en heb ik inzicht gekregen in de werking en het functioneren van bedrijven in de AGF-sector in Europa. Eigenlijk heeft CBI mijn ogen geopend voor de rest van de wereld. Het heeft mijn kennis in de groenten- en fruitsector verbreed. In Ghana en in veel andere landen leiden de programma’s van CBI tot een toename van de economische ontwikkeling door toegenomen exportinkomsten en verbeterde levensomstandigheden van de plattelandsgemeenschappen.”

Veel langer geleden – hij schat een jaar of tien – deed Rodolfo Pacheco van druivenproducent Fundo Sacramento mee aan een programma in Peru. “Het CBI heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling en de verbetering van de Zuid-Amerikaanse bedrijven in vele aspecten van de internationale handel en andere factoren van het bedrijfsleven,” vertelt hij. “Onze deelname hielp onze geest open te stellen voor de wereld en hielp sommige van onze werknemers zich professioneel voor te bereiden, met onze deelname aan Fruit Logistica als ‘fruitful experience.’”

Gloria Polanco heeft goede herinneringen aan 1990, toen ze met haar bedrijf Frutesa in Guatemala deelnam aan een programma van CBI. “Frutesa exporteerde al sinds 1983 naar Europa, maar onze kennis van de markt was beperkt. In tegenstelling tot de meeste internationale handelsorganisaties die de export uit hun landen bevorderen, is het doel van het CBI om de import uit ontwikkelingslanden te stimuleren en ons te helpen om professioneler te worden in onze export. Publicaties, zoals de actuele marktinformatie, zijn altijd een waardevol hulpmiddel geweest.” Sinds de deelname aan het programma heeft de leverancier van onder meer bonen en avocado’s een grote ontwikkeling doorgemaakt. “Hoewel we naar mondiale maatstaven nog steeds een klein bedrijf zijn, voorzien we in Guatamala in het levensonderhoud van duizenden kleine telers die voor ons op contractbasis telen en zorgen direct en indirect voor honderden banen.”

Tijdens AGF Totaal in 1991 ontmoette Gloria collega-exporteurs uit ontwikkelingslanden en met sommigen van hen heeft ze nog altijd contact. “Ondanks dat we uit vijf verschillende continenten kwamen, was het geweldig om ervaringen met elkaar uit te wisselen. We ontdekten dat we veel uitdagingen gemeen hadden en dat we gezamenlijk oplossingen konden vinden.” Vanaf toen reisde ze met Frutesa tot 2003 naar Nederland voor elke editie van AGF Totaal. Met uitzondering van 2001, toen er na 9/11 allerlei vluchten werden geschrapt.

“Ondanks dat het in Rotterdam in september een stuk aangenamer was dan in februari in Berlijn, verving Fruit Logistica AGF Totaal als de beurs bij uitstek waar de AGF-sector elkaar ontmoette. Tegen de tijd dat CBI exporteurs hielp om aan Fruit Logistica deel te nemen, was Frutesa al goed ingeburgerd op de Europese markt en kregen wij geen steun meer van CBI. Tot we in 2001 besloten om de markt voor Specialty coffee te verkennen. We kregen opnieuw diverse trainingen en reisden in 2013 voor een seminar af naar Duitsland. Dick de Man, plaatsvervangend directeur van het CBI, die we kenden van onze eerdere programma’s, kwam ons daar opzoeken.”

Gloria somt de namen van consultants als Jan Bunnik, Arie Noorland en Piet Schotel moeiteloos op. “Jan is een van de meest gedenkwaardige consultants. Hij kwam vaak bij mij thuis op bezoek als hij in Guatamala was en ik bezocht hem in Nederland toen hij terminaal ziek was. De CBI-consultants zijn stuk voor stuk heel aardige en zeer behulpzame mensen.”

This article is from: