8 minute read

‘Verdienstelijk en plichtsgetrouw mens’

‘Verdienstelijk en plichtsgetrouw mens’

Over afscheid nemen was de pater in Pipita (79) heel duidelijk: ‘Wie veertig jaar lang Kristus heeft trachten te volgen hoeft geen receptie te geven.’ Daar kwam hij evenwel op terug toen hij zijn gouden priesterschap bereikte. ‘Vijftig jaar lang kende ik de tekst van Lukas 14,13: dat je ook wel eens een gastmaal moet aanleggen samen met Jan van de straat.’ Hij kreeg in 1987 van de stichting San Vicente dat ‘gastmaal’ aangeboden. Een stichting van ondernemer Piet Kampman die voedselhulp bood en een verblijfshuis oprichtte. In de schaduw van het daklozentehuis op Scharloo, samen met vrienden, vriendinnen, bejaarden, gebrekkigen en zwervers, genoot Brenneker van een ‘heerlijke maaltijd met zang en muziek’ (Amigoe 27 juli 1987). De pater was ‘zelf hoogst tevreden en God ten zeerste dankbaar dat dit festijn van eenheid heeft mogen plaatsvinden’. Daarnaast kreeg hij verschillende formele onderscheidingen. Na te zijn geridderd ontving hij de Cola Debrot-prijs. In 1992, op zijn tachtigste, werd hem de Emancipatieprijs door het eilandgebied toegekend. De joodse gemeenschap B’Nai B’Rith District XXIII kende hem een oorkonde toe, en Piet Magnin O.P. overhandigde hem de Vredesprijs van de Stichting Het Johan Borgman Fonds. ‘Voor zijn inzet voor de allerarmsten, zijn onvermoeibaar streven verbetering te brengen in het wel en wee van zijn medemens.’ Hij noemde Brenneker ‘een buitenbeentje die aanvaard wordt, een pater die ervoor zorgt dat de geestelijkheid niet met oogkleppen rondloopt.’ Een bijeenkomst waar 3000 Denksels - een compilatie van zijn vele kernachtige uitspraken - werd gelanceerd.

De pater had nog zo veel meer willen doen, naast het uitbrengen van (deels) gereedliggende manuscripten. Zoals het volgens zijn Missiemethodiek uitrollen van het evangelie op het ZuidAmerikaanse continent. In 1955 vroeg de pater toestemming om op uitnodiging van de Paters Redemptoristen naar Suriname te mogen reizen. Hij voerde bij zijn aanvraag aan dat hij het Surinaamse missiewerk nader wilde bestuderen. Over zijn reis maakte hij een uitgebreid verslag waar hij op uiteenlopende onderwerpen inging. Over de indrukwekkende oerwouden, de bijzondere, de uiteenlopende etnische stammen, maar ook over de ellende die hij had ge-

zien. Eveneens maakte hij foto’s van de bevolking, maar publicatie bleef uit.

Zo was hij verder nog bezig met een manuscript aangeduid met Jobó, de benaming van Curaçao in slaventaal. In Amigoe waren daar al korte stukjes uit gepubliceerd. In de archieven ligt voorts een manuscript over alle namen en bijnamen van Curaçaoënaars die hij in de loop van de jaren had bijgehouden. En naar verluidt een studie over een ‘Alternatieve Geloofsbelijdenis’ (Bron: Valdemar Marcha) die mogelijk door de clerus van publicatie werd afgehouden. Zoveel taakstellingen volgens zijn laatste stelling 30 uit Missiemethodiek: ‘De missionaris moet levenslang de psyche en de kultuur van het vreemde volk blijven bestuderen.’ Aan zijn eigen stelregel heeft hij zich vol overgave gehouden. Zij het dat ‘afronden’ zelfs voor de Pater te veel was om in een mensenleven te bereiken.

Voor zijn overlijden sprak de pater zijn diepe zorg uit over het moeten achterlaten van armen en verslaafden. Had hij dan nooit behoefte aan rust? ‘Ik wens een rustig leven en toch geen rust te genieten van mijn leven; de ruggegraat van de rust berust bij de goede verhouding tussen God en de mens en die rust is wel degelijk mijn wens.’ Op 7 februari 1996 was het zover. In december 1995 zocht pater Brenneker mij op en vroeg of hij weer een expositie van prenten en foto’s zou kunnen hebben in Landhuis Bloemhof. Het kwam niet helemaal goed uit, mijn vader was net overleden, maar in alles voelde ik aan dat er haast was geboden. Hij straalde een onbeschrijfelijke urgentie uit, maar nimmer kon ik vermoeden dat dit zijn laatste missie ging worden. Hij had 53 van zijn aangrijpende prenten en foto’s te exposeren. Alle drie expositiedagen in februari was hij aanwezig, hij stond eindeloos veel bezoekers te woord, iedereen kreeg persoonlijke aandacht en uitleg. Alleen weigerde hij te signeren. Was het bescheidenheid, of was het zijn geloofsovertuiging, ik vroeg het hem niet. Hij was voor mij heel benaderbaar, dichtbij, maar tegelijkertijd op afstand als je te ver binnendrong. Ik merkte dat hij ontzettend trots was dat zijn expositie een groot succes bleek.

Een paar dagen later zocht ik hem thuis op aan de Reigerweg, met de niet verkochte werken, krantenknipsels en de afrekening. Hij zat glunderend en tevreden in zijn huisje, op een terrein waar ook andere geestelijken woonden. Achter hem op een kast stonden vele plakboeken, de codifica-

tie van zijn leven. Hij was blij, superblij dat zijn expositie zo succesvol was en wilde meteen de knipsels in zijn plakboek verwerken. Plotseling zag hij er wit en weggetrokken uit, en ik vroeg of het wel goed ging. Op dat moment zakte hij weg. De pater uit het aanpalende huisje kwam niet kijken, toen ik om hulp vroeg. Ik begreep daar niets van, deze afstandelijkheid. Ik belde een bevriende arts en vroeg om met spoed een ziekenauto te sturen, terwijl de minuten wegtikten. We raceten naar het SEHOS, terwijl ik achterin zijn hand vasthield. Ver weg was hij al. In het ziekenhuis verdween hij tussen de deuren, zomaar uit mijn leven. Ik stond verlaten en in verwarring bij de Eerste Hulp. Een pater verzocht mij op neutrale toon om weg te gaan. Vlak daarna overleed Brenneker. Die kilheid, die afstandelijkheid van godsdienaren in zo’n groot contrast met zoals Pater Brenneker zelf was, heb ik nooit kunnen bevatten. (Herinnering Nicole Henriquez)

Een heengaan zoals gewenst door de pater: ‘Als ik helemaal ben opgegeven en ik heb nog één dag te leven, sluit mij dan niet op apparaturen aan. Laat mij rustig uit dit leven gaan.’ (3000 Denksels 1737). In het vertrouwen volgens zijn confrater Nic Erkamp dat ‘Ook bij de Heer zal hij de ruimte van geest vinden, die tot het wezen van zijn persoon behoorde’. De pater schreef zijn eigen overlijdensbericht in relativerende bescheidenheid en weergaloze humor (Gedichten en gedachten 1 # 59):

Als ik dood ga draait de aardbol met precies dezelfde snelheid door plichtsgetrouw schrijft dan de krant over een verdienstelijk mens en een niet te vullen leemte morgen staat op dezelfde plaats met een even grote kop dat de blikjesmelk met twee cent naar boven gaat

Toen hij dit schreef, wist hij niet dat vijf jaar na zijn overlijden zijn ‘kop’ zou worden onthuld, een sculptuur gemaakt door Hortence Brouwn. Het Provincialaat Dominicanen memoreerde de levensloop van de pater in een korte missive op 18 oktober 1990. In feitelijke, neutrale bewoordingen. Gebruikmakend van de paters ‘werkwijze’ (conform Missiemethodiek 1962) citeerde men hem over het heikele onderwerp geloofsbetrachting: ‘Een missionaris mag geen opvattingen, gewoonten en systemen van zijn eigen land ongewijzigd toepassen op het vreemde volk.’ Geen uitweiding over zijn levenslange worsteling met het geloof en vooral zijn diepgaande twijfels bij de kerk gedurende zijn 63 jaar lidmaat zijn van de Dominicaner orde en 58 jaar priesterschap.

Omroep IKON benoemde dat wel in een persbericht van 16 oktober: ‘maar een echte missionaris werd hij nooit; van kerkelijke instituten moet hij niet veel hebben. [...] Een kerk is voor Pater Brenneker geen duur bouwwerk. Een kerk is een groep mensen die leven naar de gedachte en vooral naar de daden van Christus. Brenneker richt zich daarom op de mensen zelf.’ En over zijn plichtsbetrachting: ‘ondanks zijn tomeloze inzet een eenzame man en worstelt hij met de vraag of hij genoeg gedaan heeft, met de frustratie dat hij verslaafden, psychiatrische patiënten en clochards niet blijvend kan helpen. Hij realiseert zich dat hij, ondanks alle moeite die hij nam om op Curacao te integreren, een buitenstaander blijft’. Inderdaad stelde de pater dat in Zjozjolí 3 Theologie van de straat: ‘Ik ben en blijf een vreemdeling, ondanks de waarderende uitingen van vele Antillianen, dat ik geen vreemdeling meer ben, maar één van hen. Dank je, dank je! Maar op de keper beschouwd is dat niet waar. Mijn Hollandse bril heb ik nooit afgezet, en ik geloof zelfs niet, dat zoiets moet.’

Vervolgens werd de in 1994 van hem gemaakte documentaire ‘Kangreu di Hulanda’ (Krab uit Nederland) opnieuw uitgezonden. De titel was ontleend aan Elis Juliana’s observatie dat ‘de Pater is als een krab die net als Christus al wroetend heeft geprobeerd de ellende bloot te leggen en te bestrijden’. De pater had goede herinneringen aan deze opnames, getuige zijn brede lach met de cameraploeg bij Groot Santa Martha, de zeven heuvelen en Christoffelberg in regennevel gehuld. ‘Die mensen zijn echt uit op het maken van kwaliteitsprogramma’s. Ze hebben me overal gevolgd, tot bij de clochards

in Otrobanda toe. Ook van mijn gebedstherapie voor psychisch labiele mensen zijn opnamen gemaakt’ (Bulletin). De reacties waren bij de eerste presentatie echter verdeeld. Vooral de Antillianen in Nederland verzetten zich tegen het eenzijdig presenteren van de duistere kanten van de Curaçaose samenleving. Daarom werd de documentaire op het eiland alleen vertoond aan een ‘select’ (sic) publiek. Priester Erkamp memoreerde dat iemand toen opmerkte ‘Wel, wel, pater Brenneker is heilig verklaard….’ Ter verdediging voerde hij aan: ‘Ik kan u verzekeren dat hij [Brenneker] zich absoluut niet als een heilige heeft gezien, en wij, zijn Confraters op de Antillen, evenmin.’

In zijn ‘Mini preekjes’ liet pater Brenneker als overdenking aan zijn opvolgers achter: ‘De ruisende rokken van de religieuzen verdwijnen uit ons stadsbeeld. Zeer ten spijt van hen die godsdienst als folklore zien. Spoedig zullen ook de imposante kloosters met ruime zalen en gangen verdwijnen. Daarna zal de tijd komen dat de religieus geheel onherkenbaar is. Of toch juist niet. Alleen herkenbaar aan het kenteken dat Kristus aangaf: aan de vruchten zul je kennen.’ In een paar woorden kernachtig vattend hoe hij de vocatie zag. Met als geloofsbelijdenis: ‘Verrijs in mij, oh Jezus Kristus, verrijs opnieuw in

mij. Maar nu iedere dag en ieder uur van elke dag; opdat ik vanaf dit ogenblik een levensechte Kristen wezen mag.’ (3000 Denksels 1736). Zijn schets van Christus met de woorden van Jesaja 5: 3-7 drukte alles uit waar hij voor stond.

This article is from: