3 minute read
De natuurmens en zijn kruiden
De pater was een natuurmens, daarin herkende hij zijn gelijkgestemde mede-Curaçaoënaars die hem verder de weg wezen. Zo ontstond een tweetal boekjes over kruiden met hun talloze toepassingen, alfabetisch geïnventariseerd. Jerba, Kruiden van Curaçao en hun gebruik publiceerde hij in 1961 op basis van gesprekken met erkende kruidendokters, de ‘curioso’. ‘Nihil obstat’ staat in het colofon, de officiële toestemming verstrekt door een censor van de Katholieke Kerk. Dat is opmerkelijk, omdat de pater in zijn voorwoord opmerkte: ‘KRUIDEN zijn heilzaam, anders had God ze niet geschapen. Maar pas op! Je moet weten welke, en wanneer, en voor wie, en voor wat. Een verkeerd gebruik van kruiden is even gevaarlijk als het verkeerd gebruik van geneesmiddelen.’ Als in een moderne vrijwaring bij hedendaagse geneesmiddelen, vermeldde de pater dat alleen de aanbevelingen en gebruiksvoorschriften van curioso’s waren weergegeven. Gebruik mocht slechts plaatshebben na overleg met zo’n ervaren kruidendokter. En ter vermijding van alle misverstand: ‘Hetgeen niet inhoudt, dat ik met alles instem.’ Binnen natuurgenezerskringen niet bon ton, maar de pater constateerde dat geen medisch bewijs bestond voor de werkzaamheid van de aanbevolen remedies. ‘Vermoedelijk bezit nog niet een op de tien de somatische werking, die het volk eraan toeschrijft. Maar psychisch werken ze allemaal!’ En als bewijs uit het ongerijmde stelde hij dat ‘tot een goede zestig jaar geleden genas bijna geheel Curaçao zich met kruiden’.
De lijn met levensgevaarlijke kwakzalverij probeerde hij te trekken door het niet opnemen van ‘abortiva en zware gifmengsels’. In een bijzonder, niet ongevaarlijk experiment ontmaskerde de pater eens een notoire kwakzalver. Door zijn zogenaamde gif-potie op te drinken, zonder enig effect, ontmaskerde hij de fraudeur. De pater constateerde met grimmige genoegdoening dat de man daarna ‘als een knipmes’ voor hem boog. In het uitgebreide vervolgboek Geneeskrachtige KRUIDEN van de Antillen in 1976 staan over het algemeen onschuldige remedies. Bijvoorbeeld de remedie ‘Kadushi (= brebe) 1, het vlees vlak onder de huid afsnijden, laten drogen, een beetje aanbranden en eten, tegen zwakke ingewanden’. Maar
ondanks zijn intenties nam hij ook preparaten op die de kwakzalverijtoets niet doorstaan. Zoals van cactussen: ‘Kadushi (= brebe) 2, het sap van de vrucht (tampanjá) door middel van een stukje maisstengel in het rectum van een kind brengen dat verstopt is door het inslikken van een shimarukupit;…’ Medici wijzen op het gevaar van het ondeskundig verwijderen van de opgehoopte pitjes die met hun scherpe randjes de darmwand beschadigen. Ronduit gevaarlijk was de gepropageerde onwerkzame ‘profylacticum’ (252). De ‘Lénga di prikíchi, letterlijk parkietentong: een afkooksel van de blaadjes drinken tegen venerische ziekten’.
Als het om het welzijn van anderen ging, nam de pater echter geen risico. Bij een huisbezoek trof hij een oude vrouw aan, een ‘hasido di brua’, liggend op de grond in haar kunuku-huisje op Banda Ariba, in afwachting van haar onvermijdelijke dood, onvermijdelijk omdat ze getroffen was door ‘trabau’ en haar ‘fura’ (afweer, letterlijk bekleding) niet sterk genoeg was gebleken. Ze had de laatste dagen niet meer gegeten en heel weinig gedronken en was dus conditioneel verzwakt. De patiënte zag geen reden om zich te laten nazien, haar lot was per slot bezegeld, maar B. overreedde haar om zich toch te laten onderzoeken en haalde meteen een arts-assistent van het psychiatrisch ziekenhuis Rustoord, die bij onderzoek aanwijzingen vond voor een longontsteking bij deze verzwakte oudere vrouw. Bij navraag enkele dagen later, bleek dat de patiënte na aansporen door de pater weer was gaan eten en drinken, en haar medicijnen innam. (Herinnering Ernst H. Koppejan). Maar voor de priester gold als beste afweer zijn geloof in God. In 3000 Denksels 1503: ‚E furu di mas duru pa mi ta: mi fe den Dios.‘ (De hardste bescherming voor mij is: mijn geloof in God.)
Het bewijs dat het gebruik van kruiden een vaste plaats heeft in de Curaçaose samenleving, vond de pater op de markt. ‘Als u van mening bent dat het gebruik van kruiden definitief tot het verleden behoort, moet u even de markt bezoeken, daar kunt u voor een dubbeltje voor iedere kwaal een busseltje Jerba kopen.’ En hij had gelijk, vijftig jaar later wordt deze natuurgeneeskunst nog altijd gepraktiseerd.
Er leven veel goede mensen op deze wereld; ze zijn goed tot op het bot. Er kan gebeuren wat gebeurt, niets krijgt die goedheid, die diep daarbinnen zit, ooit kapot. (3000 Denksels 1052)