10 minute read
Heel de natuur leeft
De pater was gebiologeerd door de natuur van Curaçao, uitvoerig door hem beschreven vanuit uiteenlopende invalshoeken. Zoals in Curaçaoensia 635: ‘Vele plantennamen dragen een godsdienstig karakter: Sint Jozef, doornenkroon, Heilig Hart, engelenvleugel, stok van Sint Jozef, Sint Benito, bloem van de kribbe, sterre der zee.’ Gevolgd door (636) ‘Sommige planten heeft men wel zeer curieuze12 namen gegeven: Negerinnetje dol op goud, zonder schaamte, kakkerlak, fortuin, sabel van Simon Bolivar, Jantje zwem, Indiaan in de boot, Pietje Bè mais.’ Bij ouderen had hij praktische toepassingen opgetekend, zoals ‘Op de knoek wordt nog wel het aloude middel om de vaat te wassen gebruikt, namelijk blaadjes van de wilde Sali. Maakt alle vette borden en ketels schoon.’ En het gebruik van planten als schavuitenstreek: ‘De zaadjes van jerba stinki, stinkkruid, gooit men in een huis om ruzie te veroorzaken of om een dansfeest te verstoren, pa kibra balia. Als je hebt gevochten met je man en je bent helemaal van streek, stop je jerba stinki in je kussen en je slaapt 24 uur achtereen.’
Ook noemde hij verschillende huismiddeltjes met gepropageerde, maar bepaald niet bewezen medicinale werking. Zoals in Benta: ‘Kadushi eten gaf je een gemakkelijke bevalling, want dat maakt de binnenkant van het lichaam slap en glad, zodat het kind vlot ter wereld komt. Oude vroedvrouwen hielpen de moeders met reuzel, rees di barí, als het kind niet goed lag.’ En ‘De parasol di zumbi groeit waar de grond vochtig is; hij wordt aangewend als remedie, maar ook bij het samenstellen van vergif voor mens en dier.’ Of zeker niet te adviseren kwakzalverijmiddeltjes, zoals opgetekend in Sambumbu: ‘Een aftreksel van wajakablaadjes drinken, ’s morgensvroeg, geneest suikerlijders, ta kíbra sucu. Ananú heet ook gangari of John de Konkel; je kunt er je huis mee dweilen. Het is tevens abortief; ta los jiu den un minuut, als je een aftreksel van de blaadjes drinkt. Het geneest ook krankzinnigheid, suta loco cune. Stinkkruid groeit overal, wordt nor-
12 Vanuit zijn ‘Nederlandse’ benadering vertaalde hij Curaçaose eigennamen die daardoor merkwaardig klonken. Omgekeerd zouden Nederlandse namen zoals beenbreek, fraai duizendguldenkruid, hazenpootje, stijve ogentroost tot ‘curieuze’ vertaling in het Papiaments leiden.
maal niet aangewend voor inwendig gebruik, wel voor zere knieën, onderlijfsklachten bij vrouwen en pijn in de borst. “Wan van Zjaró drinkt een afkooksel of rookt de bladeren in zijn pijp tegen asthma, maar je moet er voorzichtig mee zijn”.’
Daarnaast verdiepte de pater zich in de toepassing van gewassen en bomen door de eeuwen heen. Over de brasia (Brasilia) als verfgrondstof: ‘Lang is Curaçao een begeerde ankerplaats geweest voor vreemde schepen om rood verfhout in te laden, oftewel brazielhout, hier palu brasia genoemd. Oude mensen, die nog in de wildernis brazielbomen hebben gekapt, weten te vertellen, dat zij vier cent per pond ontvingen voor het zware kap- en sleepwerk.’ Na verscheping werd het hout in de Amsterdamse gevangenis het ‘Rasphuis’ fijngemalen. Ook de dividivi-peulen werden gebruikt bij het bereiden van verfstoffen. In Curaçaoensia registreerde de pater dat in 1898 op plantage Sabaneta 25.000 dividivi-peultjes waren geoogst. De peulen bevatten zoveel tannine dat ze geschikt waren voor het looien van huiden. Het oogsten werd gedaan door de bomen te schudden. De peulen die omlaag vielen, hadden de grootste hoeveelheid looizuur. Eind 1800 werd chroomzuur als efficiëntere (maar vervuilende) manier van leerlooien toegepast en staakte de export. Bovendien kreeg de dividivi af en toe een ziekte, die de productie van de peulen decimeerde13 .
Na 1844 werd een agave met bijzonder sterke vezel, de pita, geïmporteerd. Er werden op de plantages schaafmachines aangeschaft om de sisalvezel grootschalig te winnen. De pater beschreef een andere toepassing in Curaçaoensia (6): ‘Er bestaat een agavesoort, die goed eetbaar is, de kuku. Men snijdt de vlezige bladen af en laat ze een paar dagen liggen. Je graaft een kuil, legt daar droog cadushi-hout in, en steekt dat aan. Zodra het uitgebrand is, leg je een laag stenen op de gloeiende as, en daarop de agavebladeren, met een paar gekneusde wilde kalbassen. Dek dit zorgvuldig met bladeren af, en gooi alles dicht met zand. Twee dagen later ruik je, dat de kuku gaar is.’ En hij beschreef praktische toepassingen van de overal aanwezige cactussen: ‘De kandelaar of kadushi Surinam, een cactussoort, wordt nogal eens gebruikt als omheining. Niet iedereen
13 Ingvar Kristensen in Landhuis Savonet.
houdt ervan, want de grote exemplaren zijn een tehuis voor ratten; ook hebben ze kleine gemene doorntjes en men beweert bovendien dat hij geesten aantrekt.’
Dat laatste bracht hem op het vaak weerkerende thema over geloof en bijgeloof. De Curaçaoënaar die als natuurmens het goddelijke overal waarneemt, zoals opgetekend in Curaçaoensia: ‘Oude bomen mag je niet omkappen, omdat de overledenen in hun schaduw zitten. Wie het toch doet, wordt lam en kan sterven. Zelfs geen tak moet je eraf hakken. In een geval het niet anders kan, moet je de voornaamste wortels blootleggen, ze doorbranden en de kuilen vol oude auto-olie gooien. De boom sterft dan zonder dat je hem omkapt. Zo hebben oude mensen mij geleerd.’ In plaats van deze grondverontreinigende methode werd het volgende in Sambumbu aanbevolen: ‘Een oude boom, ook al is hij dood, moet je met rust laten. Want hij heeft zijn eigenaar. Je kunt zijn zijtakken wel afkappen, maar kom daarmee niet dicht bij de stam; dan moet je er eerst een rozenkrans aan ophangen.’ Maar of hij het eens was met deze gepropageerde rituele aflaat: ‘Een man wilde een oude boom voor zijn huis niet omkappen, maar onder veel aandrang van de familie deed hij het toch. Onder het kappen viel hij plotseling neer; ze hebben hem in de wierook gezet, en toen kwam hij bij.’
Over de rationale voor het laten staan van bomen tekende hij op: ‘Als minimale grafzerk stak de arme man vroeger een takje van de palu di sia blancu (zadelhoutboom) in het heuveltje zand, boven de afgestorvene. Dit takje spruit uit tot een boom, ook al valt er pas maanden later regen. En geen geit of ezel lust zijn blaadjes.’ Op Curaçao zijn rondom plantages verschillende met zadelhoutboom overwoekerde plekken gevonden. In memoriam van de laatste rustplaats van anoniem begraven slaven. In Sambumbu zijn de registraties over het bijgeloof vooral toegespitst op de tamarindeboom: ‘Tegenover het kerkhof heeft men een dode boom omgehakt en die begon te huilen. Je moet dat nooit doen; in een oude boom leeft altijd een mens, pas vooral op voor de tamarindeboom. Een tamarinde is een gevaarlijke boom, want iedere avond sluit hij zijn blaadjes. Ga niet onder een tamarindeboom slapen, want je weet niet of je nog wakker wordt; de tamarinde is een geheimzinnige boom. Tamarinde en zadelboom zijn kwade bomen; de goede zijn wajaká en olijf.’ De pa-
ter gaf voor dit stigma geen verklaring, of ze is hem althans niet aangereikt. Want de tamarinde, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika, wordt daar nu juist als heilig gezien…
De komst van de C.P.I.M.-raffinaderij in 1916 heeft grote impact gehad op de Curaçaose samenleving. Tot die tijd was er nauwelijks vast werk te vinden en men ging varen of week uit naar andere eilanden. Bijvoorbeeld naar suikerrietplantages op Cuba. ‘In de laatste decennia heeft op Curaçao vanwege de industrialisatie een belangrijke volksverhuizing plaatsgehad, die nog steeds niet tot stilstand is gekomen. Een groot deel van de knoekbevolking trok naar de stad of de periferie van het Schottegat. Een ander deel trok van de afgelegen streken naar de grote asfaltwegen. De dorpen rondom de feodale landhuizen zijn nagenoeg allen verlaten.’ De welvaart verbeterde sterk tussen 1940 en 1960 toen in de hoogtijjaren 12.000 mensen op de Isla werk vonden. Maar de natuur en de Curaçaoënaar betaalden een hoge prijs: verstikkende luchtverontreiniging met kankerverwekkende roetneerslag in de benedenwindse wijken Marchena, Wishi, Kas Chikitu en bario’s rondom de Drie Gebroeders. En er voltrok zich een ecologische ramp in het Schottegat, vooral in de Buskabaai, ooit een prachtige binnenbaai aan de noordoostkant van het Schottegat. Shell besloot deze in te dammen en stortte daar tientallen jaren lang het residu van het raffinageproces, waardoor een uitgestrekt teermeer ontstond.
De pater registreerde in Sambumbu (Fauna) de gevolgen van deze vervuiling: ‘In de westelijke inhammen van het Schottegat, die zwaar bevuild zijn door olie en teer, zie je vaak groepjes reigers staan, hagelwitte vogels, maar hun onderpoten zwart van de teer.’ En naar aanleiding van een oudejaarsgebruik: ‘Vroeger zag men omtrent het schot enkele mensen met kleren en al in het water springen. Dat waren er die een kwaad jaar achter de rug hadden en alle narigheid wilden afspoelen om helemaal schoon een nieuw te beginnen. Te veel olie en teer op het water weerhoudt de meesten tegenwoordig ervan.’ En of er hoop was, liever nog een remedie? In Morde supla citeerde hij Jein de kapper die populair was, vooral om ‘de constructieve praat waarmee hij het haarknippen begeleidt. Hij heeft voor alle netelige problemen een simpele oplossing.’ Jein adviseerde een grote tunnel te graven, uitmondend op de top van de Veerisberg, waarmee de raffinaderijgassen konden worden afgevoerd…
Er is weer eens een dure meneer uit Wageningen gekomen om de grond te onderzoeken. Er moesten wel kasten vol rapporten liggen. De vraag is of die grond wel onderzocht moet worden. Chinezen en Portugezen toveren op tientallen plaatsen bloeiende moestuinen uit de grond. Zonder rapporten, zonder voorlichting. Na tweehonderd jaar slavernij wil de Curaçaoënaar niet meer in de grond werken. Daar schuilt de moeilijkheid.
Sambumbu Pipita
Iedere boom op ons eiland is een schat van goud; hij geeft koelte, hij brengt regen, hij geeft eten; omhels de bomen, kap ze niet om, mèt bomen worden we oud.
3000 Denksels 2742
Om bussels hout samen te binden werd vroeger op de knoek een slingerplant gebruikt, die woekert op de omheiningen. De plant heet dan ook cabuja tranké, omheining-touw. Het verhaal gaat, dat er zelfs eens een bomba mee vastgebonden is, waardoor een tweede naam is ontstaan: mara-bomba.
Curaçaoensia 867
Pita, van de vezels een band vlechten, drenken in eiwit en azijn en op de rug binden, tegen pijn in de rug.
Geneeskrachtige kruiden van de Antillen
Een vrouw is sterk! Mijn hemel wat zijn vrouwen sterk! Wie de naam het zwakke geslacht voor alle vrouwen samen heeft uitgevonden, moet een man geweest zijn die boos was op zijn vrouw omdat hij haar niet in wat dan ook de baas kon worden; maar zij bleef wel hem getrouw.
3000 Denksels 3
De reden waarom een zeer oude boom niet mag worden omgehakt is deze: Men heeft hem zelf niet geplant, en dus weet je ook niet, of het misschien een boom is, die op een graf is geplant. In dat geval heeft hij jaren gediend als schaduw en huis voor een overledene. Je zou zijn huis omkappen.
Curaçaoensia 74
Vaak ontmoet je in een armetierig huisje mensen met een geloof zo hecht als een rots die je aan de noordkust ziet. Deze zielen rekenen wij tot vertegenwoordigers van de derde wereld; ’t is maar waar je begint te tellen, wat je als eerste en derde ziet.
3000 Denksels 1834
Voor de komst van de olie bestond er voor de arbeider maar één mogelijkheid om aan vast werk te komen, en dat was buitengaats te gaan, de zee op, of op andere eilanden gaan werken.
Curaçaoensia 20
Die stank van de Isla? Een schande. Kijk, daar op dat hoofdkantoor zit wel een stel jongens met hersens, maar er is verschil tussen hersens hebben en hersens gebruiken. Graaf gewoon één grote tunnel die op de top van de Veerisberg uitkomt, jaag daar alle gassen door en steek ze daar in brand, ’t Is doodeenvoudig.
Morde Supla