LOUVRE LENS album 2013 la galerie du temps
Xavier Dectot Jean-Luc Martinez Vincent Pomarède
Voorwoord
Xavier Dectot Directeur van het Musée du Louvre-Lens
De Grande Galerie is het hart van het museum Louvre-Lens. Hier worden tentoonstellingen gehouden die vijf jaar duren, met werken die toebehoren aan het Louvre en die, in zekere zin, de vaste collectie van het museum in Lens vormen. Toch is deze expositie - evenmin als alle permanente tentoonstellingen - niet onveranderlijk: in Lens zullen jaarlijkse wisselingen plaatsvinden, waarbij een aantal werken wordt weggehaald en vervangen door andere. De originaliteit van de eerste tentoonstelling, La Galerie du Temps, schuilt voornamelijk in de keuze van de presentatie. De bijzondere, ingenieuze opbouw van de expositie door Studio Adrien Gardère benut de lange galerij, ontworpen door SANAA, en presenteert de werken in één ruimte, in chronologische volgorde. Zo komen er werken samen die in veel musea ter wereld gescheiden worden tentoongesteld omdat ze niet bij dezelfde beschavingen horen of met verschillende technieken zijn gemaakt. Toch waren de Mesopotamische en de Perzische wereld voortdurend in contact met de Griekse wereld en met Egypte; in de Middeleeuwen, net als in de 16 de en 17de eeuw, waren veel kunstenaars zowel schilder als beeldhouwer en ook gespecialiseerd in andere technieken. De Galerie du Temps biedt de bezoekers dus een unieke kijk op de kunstgeschiedenis, op basis van de collecties van het Louvre. Dit parcours begint in het 4 de millennium voor Christus bij de uitvinding van het schrift in Mesopotamië en eindigt halverwege de 19de eeuw met de Industriële Revolutie, toen de kolenontginning in Lens begon.
De Oudheid
4
Mesopotamië als bakermat van het schrift
Girsu (het huidige Telloh), Mesopotamië (het huidige Irak) Rond 2120 v. Chr. Dioriet Gudea, prins van de staat Lagasj 70,5 x 22,4 cm AO 29155 Aankoop, 1987
In het 3de millennium voor Christus, in de streek waar de Tigris en de Eufraat doorheen stromen en die zich aan de noordelijke kant uitstrekt tot aan Syrië, vormen zich kleine staten die door een prins worden geleid die alle functies tegelijkertijd bekleedt: opperbevelhebber, hoofd van justitie, leider van de openbare werken. Hij is tevens tussenpersoon tussen de goddelijke wereld en die van de mensen. Op de lijsten met de Soemerische koningen staan de namen van deze mythische vorsten, zoals de held Gilgamesj, koning van Uruk, die na de zondvloed zouden hebben geregeerd. De staat Lagasj, meer naar het zuiden toe, werd door meerdere dynastieën geregeerd. Gudea, die rond 2120 v. Chr. heerste, is de bekendste prins, want tijdens de opgravingen van Telloh kwam een twintigtal beelden van hem aan het licht die de heiligdommen tooiden. Het beeldje, uit een harde steen gebeiteld die dioriet heet en uit Magan (schiereiland van Oman) werd geïmporteerd, verbeeldt de koning met een muts (van bont?), de handen ineen gevouwen, in een academische stijl die de kracht en vroomheid van de prins wil uitdrukken.
3. Girsu (aujourd’hui Tello), Mésopotamie (Iraq actuel) Vers 2120 avant J.-C. Diorite Gudéa, prince de l’État de Lagash H. 70,50 ; l. 22,40 cm AO 29155 Achat, 1987
Dès le 2e millénaire avant J.-C., dans une zone qui s’étend entre le Tigre et l’Euphrate et va vers le nord jusqu’en Syrie, se forment des petits États dirigés par un prince qui cumule toutes les fonctions : chef de guerre, de la justice, des constructions publiques, il est aussi l’intermédiaire entre le monde divin et celui des hommes. Les listes royales sumériennes donnent les noms de ces souverains mythiques, tel le héros Gilgamesh, roi d’Uruk, qui auraient régné après le Déluge. Plusieurs dynasties ont dirigé l’État de Lagash, plus au sud. Gudéa, qui régna vers 2120 avant J.-C., en est le prince le plus connu, car les fouilles de Tello ont révélé une vingtaine de statues le représentant, découvertes dans les sanctuaires qu’elles ornaient. Taillée dans une pierre dure, la diorite, importée de Magan (péninsule d’Oman), la statuette montre le roi coiffé d’un bonnet (de fourrure ?), les mains jointes, dans un style académique qui veut évoquer la force et la piété du prince.
5
De opkomst van de mediterrane beschavingen
Syros, (Cycladen), Griekenland Rond 2700-2300 v. Chr. Marmer Naakte vrouwelijke afgod met de armen over elkaar: godin? Lengte 62,8 cm MNE 1045 Schenking van M. Cordesse, 1997
Dankzij hun centrale geografische ligging tussen AnatoliĂŤ en Griekenland, beleven de Cycladen in de 4de en 3de millennia de opkomst van een bijzondere beschaving met voorwerpen zoals vaatwerk en marmeren beelden, de allereerste in de Griekse beschaving. Het is niet bekend wat de functie en presentatiewijze van deze merkwaardige beeldjes waren die de beeldhouwers aan het begin van de 20 ste eeuw zo hebben bewonderd. De naakte vrouwelijke afgod met gekruiste armen doet denken aan de prehistorische weergaven van de moedergodin die aan het bevallen is. Er zijn echter een paar zeldzame voorbeelden van musici in dezelfde stijl en sommige van deze werken zijn in een huiselijke context gevonden, wat de discussie over hun gebruik ingewikkeld maakt. De grafische vereenvoudiging (hoofd in de vorm van een lier, hoek die de schouders vormen en die als richtpunt dient voor andere delen van de anatomie) is geheel relatief: op andere exemplaren die bewaard zijn gebleven, kunnen we uitgebeitelde oren aan de achterkant van het hoofd zien zitten die van voren nauwelijks zichtbaar zijn - en resten verf die de ogen en de mond aanduidden; dit betekent dat deze werken wel degelijk van decoratie waren voorzien.
6
Het Oude Nabije Oosten in de tijd van Babylon
Babylonische buit, Mesopotamië (het huidige Irak) Rond 1900 v. Chr. Dioriet Koninklijk portret: Babylonische koning Hammurabi? 15,2 x 9,7 x 11 cm Sb 95 Opgraving van J. Morgan, Susa (het huidge Iran), 1908
Na de ‘Barbaarse invasies’ uit het Syrische westen slaagde het koninkrijk Babylon erin om de eenheid van Mesopotamië te herstellen en die te benutten. In de tijd van koning Hammurabi, die rond 1790-1750 voor Christus regeerde, werd de stad de politieke, intellectuele en religieuze hoofdstad van een uitgestrekt rijk. Hammurabi, beroemd om zijn wetboek dat in het Musée du Louvre wordt bewaard en dat 282 artikelen bevat die betrekking hebben op alle gebieden van het privéleven en het openbare leven, is een van de weinige historische personages uit het Oude Nabije Oosten die bekend is bij het grote publiek. Er is lange tijd gedacht dat zijn trekken herkenbaar waren in dit kleine hoofd van een dioriet beeldje, waarvan de ronde muts met hoge rand duidelijk maakt dat het om een koninklijk portret gaat. De uitdrukking van de vermoeide trekken, door zijn leeftijd versterkt, staat in contrast met de conventionele en decoratieve uitwerking van de aaneengesloten wenkbrauwen en de gepommadeerde baard. Dit kleine, fijnbesnaarde meesterwerk is ongetwijfeld wat ouder en rond 1900 voor Christus gemaakt en is vermoedelijk het portret van een vorige vorst uit dezelfde dynastie.
7
Het Oude Nabije Oosten in de tijd van Babylon
Streek van Marlik (het huidige Iran) Rond 1400-1100 v. Chr. Gelustreerd rood terracotta Vaas in de vorm van een gebochelde stier 23 x 36,5 cm AO 21112 Schenking van M. Foroughi, 1962
Ten oosten van de vlakte van MesopotamiĂŤ kende Elam (het huidige Iran) in de tweede helft van het 2e millennium voor Christus een bloeiperiode in de stedelijke beschaving. Ten noorden van deze streek woonden nomadenvolkeren die uit het oosten van de Kaspische Zee kwamen en het schrift niet kenden, maar wel de eerste metaalindustrie organiseerden. De necropool van Marlik, ten zuidwesten van de Kaspische Zee, bracht een rijke cultuur aan het licht waar men, van 1400 tot 1100 voor Christus vazen van goud, elektron en zilver produceerde, evenals keramiek die was gemaakt van prachtig rood gelustreerd terracotta, buitengewoon origineel. De mooiste vazen hebben diervormen, zoals een gestileerde luipaard, een hert of zoals hier een gebochelde stier en dienden in feite als karaf. De vloeistof stroomde door de bek, via een gleuf in de snuit van het dier.
8
Het Egypte van de grote tempels
Assioet, Egypte Rond 1950 v. Chr. Beschilderd hout Offerandedraagster 49,7 x 10,1 x 22 cm E 12001 Opgraving op de begraafplaats van Assioet (Egypte), schenking Institut français d’archéologie orientale, 1903
Het Egypte uit de tijd van de Babylonische en Hettitische beschavingen kende in het 2de millennium voor Christus een hoogtepunt: territoriale veroveringen die de zuidelijke en oostelijke grenzen van het land opschoven, over de eerste grote cataract van de Nijl heen, richting Nubië en tot aan Syrië; een periode van pracht die werd gekenmerkt door de bouw van grote tempels in de streek van Abydos, Thebe, Aswan en Aboe Simbel. De graftomben van Assioet, in Midden-Egypte, en die in Thebe, in Opper-Egypte, zijn meestal uit de rotsen gehouwen en geven grafgiften prijs die kenmerkend zijn voor deze periode: naast de beeldjes van blauw aardewerk zijn doodsdienaren van beschilderd hout aangetroffen die driedimensionale substituten vormden van de muurschilderingen. De lange jurk doet de offerandedraagster met haar smalle buste en ontblote borsten prachtig uitkomen: het beeldje is een karakteristiek, kleurrijk werk van deze bijzondere grafkunst.
9
Het Egypte van de grote tempels
Thebe ? (Egypte) Rond 1400-1350 v. Chr. Afrikaans zwarthout en boterboomhout Tui, priesteres van Min, godin van de Vruchtbaarheid 33,4 x 8 x 17 cm E 10655 Aankoop, 1895
Met het Nieuwe Rijk (rond 1550-1069 v. Chr.) werd Egypte de grootste politieke en militaire macht in de regio. Het land verplaatste zijn grenzen in het zuiden tot aan de vierde cataract van de Nijl, waarbij heel Nubië werd ingelijfd, in noordwestelijke richting naar Libië en in noordoostelijke tot aan de Eufraat, tot aan de grensgebieden met Syrië. Het was een glansrijke tijd, die van de farao’s Thoetmosis, Amenophis en de beroemde Ramses, die een hofkunst van grote verfijning heeft achtergelaten. Het beeldje van Afrikaans zwarthout en boterboomhout stelt Tui voor, de priesteres van Min, godin van de Vruchtbaarheid. Het is een klein meesterwerk uit het bewind van Amenophis III (rond 1391-1353 v. Chr.): het jeugdige gezicht, de amandelvormige ogen, de volle lippen en de fijnheid waarmee de zware pruik en het doorzichtige gewaad over het rijzige lichaam zijn uitgebeeld, maken van dit beeldje een hoogtepunt van elegantie in deze Amenophis III-stijl die graag pronkt met de bekoring van koningin Tiye, van wie Tui ongetwijfeld familie is.
10
Stadstaten in het Middellandse Zeegebied
Beotië, Griekenland Rond 700 v. Chr. Terracotta Vrouwelijke afgod in klokvorm: votief- of grafvoorwerp dat kan worden opgehangen 33 x 15 cm CA 623 Aankoop, 1894
Na de onlusten die rond 1200 voor Christus de val van de paleis-beschavingen bespoedigden, kende het Middellandse Zeegebied een periode van fundamentele kenteringen die een wereld deed herrijzen die was opgebouwd uit kleine stadsstaten. In het Griekenland van de archaïsche tijd (900-500 v. Chr.), ondanks een gemeenschappelijk decoratief vocabulaire, ontstonden er in de steden verschillende regionale stijlen met een grote variëteit die een bijzonder snelle ontwikkeling doormaakten. De vrouwelijke afgod in klokvorm, in Beotië (Midden-Griekenland) gemaakt, getuigt van een breuk in vergelijking met het denkbeeld van het menselijk lichaam zoals dat in dezelfde tijd in Athene werd ontwikkeld. Het beeldje toont een fantasievolle compositie, ondanks het feit dat voor de jurk een gelijksoortig decoratief repertoire is gebruikt: het kleine hoofd op de lange nek is de uitdrukking van een andere visie van het menselijk lichaam. Het voorwerp, dat bedoeld was om ergens op te hangen, heeft misschien in een boom gehangen als wijgeschenk, maar heeft later ongetwijfeld deel uitgemaakt van een grafinboedel.
11
Stadstaten in het Middellandse Zeegebied
Paros (Cycladen), Griekenland Rond 540 v. Chr. Marmer Naakte jongeman (kouros): beeld afkomstig uit het heiligdom van Asclepius, god van de geneeskunde Lengte 1,03 m MND 888 Aankoop, 1910
De Galerie du temps biedt een goed beeld van de fascinatie voor het menselijk lichaam in de Griekse beschaving sinds de cycladische goden vanaf het 3de millennium voor Christus, een thema dat ook in de Romeinse en later in de westerse kunst een centrale plaats zal hebben. Als leidraad voor de uiteenzetting hebben we voor de godsdienst gekozen, met talloze goden en helden met menselijke vormen die weinig gemeen hebben met de mythische wezens, half dier en half mens, uit de westerse wereld. Het Westen erft dus een vrij beperkt repertoire. Hoewel de beeldhouwkunst van dieren, de weergave van gezagsdragers en krijgers wel degelijk hebben bestaan, levert Griekenland twee archetypen aan Rome over: de vrouwelijke geklede figuur en het mannelijk naakt. Het beeld van de naakte jongeman gewijd op Paros in het heiligdom van Asclepius, god van de geneeskunde, herinnert eraan dat deze naaktheid verbonden is met het atletische ideaal, want sport werd naakt beoefend (van het Griekse woord gumnos, waarvan het woord ‘gymnastiek’ is afgeleid). De belangstelling voor de gewrichten (knieën, polsen, sleutelbenen...) om een lichaam zo goed mogelijk weer te kunnen geven in de ruimte, geeft blijk van de wil om dit beeld in een ideale wereld te plaatsen, waar de mysterieuze glimlach op het gezicht ongetwijfeld naar verwijst.
12
Het Assyrische Rijk
Assyrië, Mesopotamië (het huidge Irak) Rond 800-700 v. Chr. Brons Pazuzu, beschermduivel van de winden en van de kwade geesten 15 x 8,6 x 5,6 cm MNB 467 Aankoop, 1872
Het Assyrische Rijk (9de - 7de eeuw v. Chr.), ontstaan in het hart van Mesopotamië (het huidige Irak), kende onder het bewind van Assurbanipal (668-627 v. Chr.) een maximale uitbreiding en stond aan het hoofd van een territorium dat bijna het hele MiddenOosten omvatte en zelfs Egypte had ingelijfd. Deze periode van politieke en militaire hegemonie was het begin van de verspreiding van cultuur, literatuur en wetenschap die het gemeenschappelijke erfgoed van het oude Midden-Oosten vormden, dat eerst de Perzen en daarna de Grieken en de Romeinen zouden erven. Zowel de astronomie als de astrologie, maar ook de klassieke geneeskunst zijn hier uit voortgekomen. Het bronzen beeldje van Pazuzu, beschermduivel van de winden en van de kwade geesten, wijst erop dat de geneeskunde in deze tijd min of meer gerelateerd was aan de magie. Pazuzu wordt inderdaad aangeroepen om de kwade geesten te verdrijven die de zieken kwellen. Voorzien van vier vleugels vliegt hij alle kanten op en roept uit, aldus het opschrift dat achter op het beeldje is gegraveerd: ‘Ik ben Pazuzu, zoon van Hampa. De koning van de kwade geesten en winden die woest vanuit de bergen opdoemt en woedt, dat ben ik!’
13
De ondergang van het Egyptische rijk
Thebes?, Egypte Rond 945-715 v. Chr. Polychroom hout Sarcofaag van de dame Tanetmit: deksel van de doodskist 1,95 x 0,58 x 0,40 m N 2587, N 675
In het 1 ste millennium voor Christus kende Egypte een periode van politieke onrusten en verdeling. Het land bood het hoofd aan de buitenlandse bezetting door de dynastieën uit Libië en uit het land van Kouch (het huidige Soedan), gevolgd door de Assyrische verovering in 664 v. Chr. van Assurbanipal, met daarna de verovering door de Perzen in 525 en de komst van Alexander de Grote in 332. Deze bezettingen werden echter afgewisseld met periodes waarin de macht werd teruggewonnen door de plaatselijke dynastieën. Deze periodes werden gekenmerkt door een politieke en culturele opleving, een ware renaissance van de religieuze architectuur en beeldhouwkunst met de belangrijkste stijlen uit het verleden als uitgangspunt. De belangrijkste ontwikkeling van het religieuze denkbeeld van de oude Egyptenaren beïnvloedde de manier waarop ze het leven na de dood verbeeldden: er vond een ware ‘democratisering’ van het mummificatieproces plaats, voortaan toegankelijk voor vele particulieren. Het gevonden grafmateriaal is dus in deze tijd het meest overvloedig en representatief: voor de sarcofagen van polychroom hout werden steeds vaker decoraties gebruikt die waren ontleend aan Het Dodenboek.
14
Het Perzische Rijk
Susa (het huidige Iran) Rond 500 v. Chr. Kiezelhoudende bakstenen met glazuur Fragment van de decoratie op het paleis van de Perzische koning Darius I: boogschutter van de koninklijke garde 1,96 x 0,80 x 0,20 m Sb 23117 Opgraving van R. De Mecquenem, Susa (het huidige Iran), 1908-1913
Het Perzische Rijk bereikte zijn hoogtepunt onder het bewind van Darius I (522-486 v. Chr.), een edelman uit de clan van de Achaemeniden. De Perzische kunst van de Achaemeniden komt het beste tot zijn recht in de edelsmeedkunst van het hof, zoals de paleizen van Susa en Persepolis. De opgravingen die tussen 1884 en 1886 in Susa werden georganiseerd en in de 20ste eeuw werden voortgezet, hebben van het MusĂŠe du Louvre een buitengewone bewaarplaats van de paleiskunst uit deze tijd gemaakt. Het fragment van de decoratie op het paleis van Darius I stelt een boogschutter van de koninklijke garde voor en is het resultaat van een uiterst nauwgezette reconstructie, want de bakstenen zijn in stukken verspreid teruggevonden, gebruikt voor gebouwen van latere datum. Het paleis omvatte een rechtszaal, apadana genoemd, omringd door drie zuilengalerijen die door 36 zuilen werden gestut. In de noordelijke en zuidelijke muren zaten 20 laag reliĂŤfs van kiezelhoudende baksteen met gekleurd glazuur. Deze verbeelden een fries van boogschutters die speren dragen met een zilveren punt, wat hier met wit glazuur is weergegeven. De geraffineerde hofkleding lijkt echter niet erg geschikt voor het gevecht en is ongetwijfeld een verwijzing naar de Perzische natie, die klaar is voor de strijd en de koning steunt.
15
De Griekse Oudheid
Naar Naukydes (geboren in de Peloponnesos, Griekenland; actief rond 400-390 v. Chr.) Rond 130-150 na Chr. Marmer Atleet die een discus vasthoudt, Romeinse kopie naar een ‘discofoor’ van brons Lengte 1,67 m (sokkel inbegrepen) MR 159 Collectie Borghese, aankoop, 1807
De klassieke Griekse kunst (5 de - 4 de eeuw v. Chr.) wordt gekenmerkt door Athene, waar de Akropolis werd herbouwd. Op het gebied van de beeldhouwkunst bood de virtuositeit van de verlorenwasmethode de mogelijkheid om grote beelden van brons te maken met steeds dunnere wanden; een ware technische krachttoer die de kunstenaar in staat stelde om beweging zo natuurgetrouw weer te geven. Het merendeel van deze werken is verloren gegaan, waarschijnlijk al tijdens de Oudheid omgesmolten, maar de Romeinen hadden grote bewondering voor deze beelden en dat had de productie van marmeren replica’s tot gevolg die werden gebruikt voor de decoratie van hun badhuizen, tuinen en palaestra. De atleet die een discus vasthoudt, een Romeinse kopie naar de bronzen Discofoor die is toegeschreven aan de beeldhouwer Naukydes (actief rond 400-390 v. Chr.), is daar een goed voorbeeld van. Het onderwerp – een naakte atleet – herinnert aan de band tussen dit artistieke genre en de sportbeoefening in Griekenland. Toch is het niet zozeer de atleet zelf die hier centraal staat, maar de concentratie die de sportman nodig heeft om de discus te kunnen werpen; een concentratie die wordt gekenmerkt door de gekromde tenen van zijn rechtervoet die grip probeert te krijgen, en de spanning op de spieren in zijn voorover geborgen rug.
16
De wereld van Alexander de Grote
Babylon, Mesopotamië (het huidige Irak) Rond 200 v. Chr. – 200 na Chr. Albast, robijn, goud Staande naakte vrouw: gezellin van de Babylonische godin Nanaya, dochter van de maangod? 15 x 8,6 cm AO 20217 Schenking van P.H. Delaporte, 1866
Met Alexander de Grote, koning van Macedonië (336-323 v. Chr.) zou het lot van de Griekse wereld een andere wending krijgen. Tijdens de lange periode vanaf zijn bewind tot aan de verovering door Rome deed een nieuwe Griekse cultuur zich gelden, met het museum als uitvinding en een groeiend aantal kunstverzamelingen zoals die in de bibliotheken van Alexandrië en Pergamon. Een nieuw repertoire verspreidde zich tot in ver verwijderde gebieden. De kunst met talloze verwijzingen naar de grote stijlen uit het verleden verkende alle technieken en alle uitdrukkingsvormen: schilderkunst en mozaïek, in de beeldhouwkunst werden thema’s als ouderdom, lelijkheid of etnische kenmerken bestudeerd; het theatrale effect, de stedelijke ruimte als enscenering... Sommige werken getuigen van deze artistieke vindingrijkheid, zoals het prachtige beeld van een staande naakte vrouw, die ongetwijfeld de gezellin van de Babylonische godin Nanaya was, dochter van de maangod. Het beeld combineert een realistische vormweergave van een Grieks vrouwelijk naakt, ontwikkeld voor de beelden van de godin Aphrodite, met de oosterse weelderigheid van haar sieraden, en van haar ogen en navel die zijn ingelegd met uit Birma geïmporteerde robijnen.
17
Het Romeinse Rijk
Rome, Italië Rond 25 v. Chr. Marmer Octavius Augustus (27 v. Chr. – 14 na Chr.), stichter van het Romeinse Rijk 83,5 x 64 cm MR 426 Collectie van kardinaal Albani
De Romeinse kunst stond in dienst van het Romeinse Rijk, een complex en wankel politiek systeem dat werd gekenmerkt door de afwisseling van stabiele en onstabiele periodes waarin het keizerrijk tegelijkertijd de invloed van tal van verschillende beschavingen integreerde. De trekken van Octavius Augustus (27 v. Chr. – 14 na Chr.), die wordt beschouwd als de werkelijke stichter van het Romeinse Rijk, zijn het onderwerp van een idealisering die bijzondere waarden uitdrukt: het vierkante formaat van het hoofd en de lokken boven zijn rechteroog vormen een verwijzing naar het werk van Polykleitos, de beroemde Griekse beeldhouwer uit de 5 de eeuw voor Christus. In tegenstelling tot zijn tegenstander Marcus Antonius, die zich als een Griekse keizer had laten afbeelden, verwees de keizer hier naar het glorieuze tijdperk van de klassieke Griekse democratie en bevestigde zo opnieuw de waarden van de Romeinse Republiek, ver van monarchale pretenties. Dat is ook de betekenis van de kroon van eikenblaadjes die hij op zijn hoofd draagt: dit is geen koninklijke onderscheiding, maar een eenvoudig hoofdtooi van bladeren die de Senaat aan een Romeinse burger toekende. De gepantserde buste, hoewel modern, herinnert eraan dat de keizer meestal als opperbevelhebber werd uitgebeeld, want dit was oorspronkelijk de macht die het volk hem had toevertrouwd.
18
Het Romeinse Rijk
Capitool, Rome, Italië Rond 100-200 na Chr. Marmer Reliëf dat Mithras verbeeldt, de Iraanse Zonnegod die de stier offert 2,54 x 2,75 x 0,80 m MR 818 Collectie Borghese, aankoop, 1807
De Romeinse religie getuigt van het belang dat werd gehecht aan een imitatiecultuur die niet zozeer de smaak voor een nutteloze herhaling inhield, maar juist een enorme capaciteit uitdrukte om aspecten van andere beschavingen te integreren. Rome probeerde naargelang haar overwinningen de beschermgoden van de andere volkeren te integreren. Het bijzondere reliëf dat Mithras verbeeldt, de Iraanse zonnegod die de stier offert, is afkomstig uit het grote heiligdom dat is uitgegraven onder het Capitool in Rome en dat blijk geeft van het succes en de verspreiding van deze oosterse rituelen, zelfs tot in het hart van het keizerlijke Rome.
Deze mysterieuze cultus, sterk hiërarchisch opgebouwd en strikt ingedeeld in zeven inwijdingsfasen, viert haar belangrijkste feest op 25 december, hetgeen de oorsprong zou zijn van het feit dat Kerstmis op die dag plaatsvindt. De cultus was erg populair in het leger: er werd een stier geofferd, en de ingewijde – die een maaltijd deelde met de andere ingewijden – werd besprenkeld met het bloed. De god draagt kleding waarmee volgens de gebruiken een Oosterling werd aangeduid: een Frygische muts en een broek. Deze privé godsdienst onthult geloofsovertuigingen in een beter leven, want de gelovige wordt geassocieerd met de goddelijkheid.