2.4 Praktijkgids Arbeidsrecht 2023_ZP_CTF

Page 1

2.4.1

Wet- en regelgeving Samenvatting

Scholing en stage

Wet educatie en beroepsonderwijs.

Burgerlijk Wetboek: artikel 7:610 en 7:611. De regelgeving in de cao die eventueel van toepassing is.

In de praktijk zijn naast werknemers regelmatig ook personen werkzaam in het kader van hun scholing en opleiding. Daarbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen stagiairs die als leerling van een onderwijsinstelling op basis van een stageovereenkomst praktijkervaring willen opdoen, en degenen die op basis van een zogeheten praktijkovereenkomst in het kader van een beroepsopleiding werkzaam zijn. De verhouding bij een stageovereenkomst is niet die van werkgever tot een werknemer, maar die van een stagegever en stagenemer. Er is dus geen sprake van een arbeidsovereenkomst maar van een stageovereenkomst. De stageovereenkomst is overigens niet in de wet geregeld. In een aantal cao's zijn wel bepalingen over stages opgenomen. De praktijkovereenkomst is wettelijk geregeld, namelijk in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Als er sprake is van een zuivere praktijkovereenkomst is er ook geen arbeidsovereenkomst omdat daarbij geen of nauwelijks productieve arbeid wordt verricht. Bij een gemengde praktijkovereenkomst, waarbij de leerling wel productieve arbeid verricht, zijn zowel de bepalingen uit de WEB als die van het arbeidsovereenkomstenrecht uit het Burgerlijk Wetboek van toepassing.

Scholing

Scholing kan plaatsvinden gedurende een dienstverband door bijvoorbeeld het faciliteren van studieactiviteiten in het kader van goed personeelsbeleid, zie hoofdstuk 3.5. Sinds de WWZ (2015) kennen we op dat vlak sowieso een scholingsplicht. Die houdt in dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen om scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie.

In dit hoofdstuk gaat het echter niet over die verplichte scholing. De scholing die in dit hoofdstuk aan de orde komt, betreft educatie en beroepsonderwijs op basis van de algemene kaderwet Wet educatie en beroepsonderwijs. Het gaat dan om de combinatie van leren en werken.

Informatie over de regels omtrent (verplichte/noodzakelijke) scholing en het eventuele verhaal van de kosten van die scholing op de werknemer is te vinden in paragraaf 3.5.2.

2.4.1.1 Wet educatie en beroepsonderwijs

Praktijkovereenkomst

De WEB heeft betrekking op een omvangrijk deel van het Nederlands onderwijs namelijk het middelbaar beroepsonderwijs (voltijds en deeltijds), het leerlingwezen, de volwasseneneducatie (voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) en basiseducatie) alsmede het vormingswerk voor jeugdigen. De WEB omvat geen activiteiten op het niveau van het hoger onderwijs. Onder educatie verstaat de WEB met name de bevordering van de persoonlijke ontplooiing ten dienste van het maatschappelijk functioneren. De ontwikkeling van kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen om dat functioneren te bereiken staat daarbij centraal. Het beroepsonderwijs is vooral gericht op de theoretische en praktische voorbereiding voor de uitoefening van beroepen.

Op basis van de wettelijke regeling in de Wet educatie en beroepsonderwijs vindt tewerkstelling in het kader van een beroepsopleiding plaats middels een zogeheten ‘praktijkovereenkomst’. Er bestaan landelijke organen, 17 kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, die elk bedrijfstakgewijs georganiseerd zijn, en aangesloten zijn bij het Centraal Orgaan van de Landelijke Opleidingsorganen van het Bedrijfsleven (Colo).

De kenniscentra ontwikkelen kwalificaties voor het middelbaar beroepsonderwijs, werven leerbedrijven en bewaken de kwaliteit van deze leerbedrijven en zij vormen de schakels tussen het onderwijs en het georganiseerde bedrijfsleven. De opleidingen educatie en beroepsonderwijs worden verzorgd door de scholen, in het algemeen de regionale opleidingen centra (ROC's). De landelijke organen beoordelen de praktijkplaatsen bij de leerbe-

203 Hoofdstuk 2.4 Scholing en stage
2.4

drijven, maar de verantwoordelijkheid voor de begeleiding ligt bij de scholen.

De WEB kent twee leerwegen; de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en de beroepsopleidende leerweg (BOL). Een beroepsopleidende leerweg omvat een praktijkdeel van tenminste twintig procent en minder dan zestig procent van de studieduur. Een beroepsbegeleidende leerweg omvat veelal een praktijkdeel van ten minste zestig procent van de studieduur. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen een zuivere praktijkovereenkomst en een gemengde praktijkarbeidsovereenkomst.

2.4.1.2

Zuivere praktijkovereenkomst

Voorbeeld

Er is sprake van een zuivere praktijkovereenkomst als de leerling nauwelijks of geen productieve arbeid verricht en het leeraspect voorop staat. Er is in dit geval geen sprake van een arbeidsovereenkomst, zodat het arbeidsrecht niet van toepassing is (de overige hoofdstukken van dit boek gelden dan niet voor de praktijkovereenkomst).

A volgt de opleiding voor timmerman. Deze opleiding bestaat grotendeels uit het leren in de praktijk, zodat deze opleiding op een arbeidsplaats moet worden gegeven. A werkt daarom in een meubelwerkplaats. Er is in dit geval geen sprake van een arbeidsovereenkomst, omdat het werk dat A verricht voornamelijk gericht is op het uitbreiden van zijn kennis en vaardigheden en zijn arbeid niet (of nauwelijks) van productieve waarde is voor de werkplaats. Bij een praktijkovereenkomst is sprake van een driehoeksverhouding; namelijk tussen zowel de beroepsopleidinginstelling als de leerling, alsmede het leerbedrijf of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt.

Let op

2.4.1.3 Gemengde praktijkarbeidsovereenkomst

Als het leerelement in de stageovereenkomst sterk overheerst, zal er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Als de vergoeding wordt uitgedrukt in een percentage van het minimumloon of gekoppeld wordt aan geleverde diensten, kan dit echter duiden op loon voor productieve arbeid en wordt al snel een arbeidsovereenkomst aanwezig geacht.

De leerling volgt vaak gedurende een of twee dagen lessen op school en is vier of drie dagen werkzaam in het leerbedrijf. Er is sprake van een gemengde praktijkarbeidsovereenkomst indien de leerling in het kader van een beroepsopleiding op een praktijkplaats bij een leerbedrijf het praktijkdeel van zijn opleiding volgt, maar daarnaast ook productieve arbeid voor het bedrijf verricht. In de meeste gevallen zal het om een gemengde praktijkarbeidsovereenkomst gaan.

Bedrijfsscholen

Vooral in de industrie komt het regelmatig voor dat bedrijven aangesloten zijn bij gezamenlijke opleidingen/stichtingen. Deze bedrijfsscholen staan onder toezicht van een landelijk opleidingsorgaan (bijvoorbeeld Stichting Opleiding in de Metaal).

Door te solliciteren bij een aangesloten bedrijf kan een leerling een opleidingsplaats krijgen op een bedrijfsschool. Bedrijfsscholen zijn nauw bij het bedrijfsleven betrokken. De opleidingsprogramma's kunnen daardoor steeds weer worden aangepast aan nieuwe technische ontwikkelingen.

2.4.1.4

Toepassing van het arbeidsrecht

Is er sprake van een gemengde praktijkarbeidsovereenkomst, dan zijn zowel de bepalingen uit de WEB ten aanzien van de praktijkovereenkomst als die van de arbeidsovereenkomst van toepassing. Voor het gedeelte waarbij sprake is van een dienstbetrekking, geldt het arbeidsovereenkomstenrecht uit het Burgerlijk Wetboek.

Normaliter heeft een leerling in een BBL-traject een arbeidsovereenkomst met een werkgever en daarnaast vaak een dag in de week les bij bijvoorbeeld een ROC of AOC. Een leerling in een BOL-traject heeft daarentegen normaliter géén arbeidsovereenkomst bij een bedrijf, maar wordt als stagiaire van dat bedrijf gezien. Let echter wel dat, zoals altijd in het arbeidsrecht, de titel van de overeenkomst niet bepalend is. Bepalend voor de vraag of wel of geen sprake is van een arbeidsovereenkomst is wat partijen hebben afgesproken en hoe ze aan die afspraken uitvoering geven. Zie paragraaf 1.2.1.

De regels uit de WEB en het arbeidsovereenkomstenrecht (Burgerlijk Wetboek) kunnen samenlopen. De WEB bevat geen bepaling over welke regel voorrang heeft bij samenloop van regels met betrekking tot de leerovereenkomst enerzijds en regels uit het arbeidsovereenkomstenrecht anderzijds. In beginsel gelden beide stelsels. Het ‘ontslagrecht’ bij de leerovereenkomst is besproken in paragraaf 2.4.1.6.

204 Deel 2 BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN

2.4.1.5

Hoofdstuk 2.4 Scholing en stage

Voorbeeld

A volgt de opleiding voor lasser in een bedrijf. Hij verricht bovendien productieve arbeid voor het bedrijf. Afgesproken wordt een praktijkarbeidsovereenkomst van 15 uur opleiding en 23 uur werk per week aan te gaan. Op deze 23 uur is het arbeidsrecht van toepassing, wat onder meer inhoudt dat A over die 23 uur recht heeft op bijvoorbeeld het minimumloon en op vakantie.

Let op

De beroepsbegeleidende leerweg (BBL) telt – ondanks dat deze gepaard gaat met een arbeidsovereenkomst – niét mee in de ketenregeling (zie paragraaf 1.4.5.1 onder Het ketenen-periodesysteem). Omdat educatie in deze variant centraal staat, is voor deze leerweg in de wet een uitzondering gemaakt. Voor de duidelijkheid: ook een stageovereenkomst die is gesloten in het kader van de beroep opleidende leerweg (BOL) telt niet mee in de ketenregeling. Een stageovereenkomst is immers überhaupt geen arbeidsovereenkomst.

Minderjarigen

Een praktijkovereenkomst wordt vaak met minderjarigen aangegaan, dat wil zeggen met mensen die jonger zijn dan achttien jaar. Gelet op de huidige wettelijke regeling heeft een minderjarige vanaf zestien jaar geen machtiging nodig van zijn ouder of voogd om een arbeidsovereenkomst geldig te kunnen sluiten.

Heeft de leerling vier weken als werknemer gewerkt en de wettelijk vertegenwoordiger heeft niets van zich laten horen, dan wordt hij geacht stilzwijgend toestemming te hebben verleend.

Let op

2.4.1.6

Einde van de praktijkovereenkomst

Het sluiten van een praktijkovereenkomst moet, als de werknemer jonger dan zestien jaar is, behalve door ondertekening door de leerling en de patroon en de beroepsopleiding, ook met instemming van de wettelijke vertegenwoordiger geschieden (de wettelijke vertegenwoordiger is de vader, moeder of voogd van de leerling).

Volgens de Wet educatie en beroepsonderwijs moet de praktijkovereenkomst ten minste bepalingen bevatten over de duur van de overeenkomst en de omvang van de beroepspraktijkvorming. Bovendien moeten volgens de wet de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden beëindigd ook bij het aangaan van de overeenkomst geregeld worden. De wet heeft dus zijn eigen specifieke regeling ten aanzien van de beëindiging. Het ontslagrecht zoals dat voor de arbeidsovereenkomst met name in het Burgerlijk Wetboek (BW) is geregeld, is hier niet van toepassing. Ook onder het nieuwe ontslagrecht zoals dat vanaf 1 juli 2015 zal gelden, blijft dit het uitgangspunt.

Beoordeling van praktijkplaatsen

Het landelijk orgaan draagt zorg voor een regelmatige beoordeling van bedrijven en organisaties die de beroepspraktijkvorming verzorgen, aan de hand van daartoe door dat orgaan vastgestelde criteria, die worden medegedeeld in de Staatscourant. Ook worden door de landelijke organen gezamenlijk overzichtslijsten gepubliceerd van bedrijven en organisaties met een gunstige beoordeling.

De wet bepaalt dat de praktijkovereenkomst wordt beëindigd, als het bestuur van de opleidingsinstelling en het betrokken landelijk orgaan vaststellen, dat de praktijkplaats niet of niet voldoende beschikbaar is, de begeleiding tekortschiet of ontbreekt, het bedrijf of de organisatie niet langer beschikt over een gunstige beoordeling, zoals door de wet wordt voorgeschreven of sprake is van andere omstandigheden die maken dat de beroepspraktijkvorming niet naar behoren zal kunnen plaatsvinden. Zij moeten dan zorgen voor een vervangende praktijkplaats.

Raadpleeg uw cao

2.4.2 Stage

2.4.2.1

Onderscheid tussen stageovereenkomst en praktijkovereenkomst

In veel cao's zijn afspraken gemaakt over opleiding en vorming. Zo kan bijvoorbeeld afgesproken zijn dat de leerling in afwijking van de wettelijke regeling recht heeft op een bepaalde vergoeding van het leerbedrijf, of dat de leerling na voltooiing van de opleiding recht heeft op een arbeidsplaats bij dat bedrijf.

Een stageovereenkomst wordt door de werkgever aangegaan met een stagiair die als leerling van een onderwijsinstelling praktijkervaring moet of wil opdoen. De verhoudingen bij een stageovereenkomst zijn niet die van een werkgever tot een werknemer, maar die van een stagegever tot een stagenemer.

Een stageovereenkomst is iets anders dan een praktijkovereenkomst in de zin van Wet educatie en beroepsonderwijs. Bij een praktijkovereenkomst gaat het om zogenoemde praktijkvorming, het leren van een beroep in de praktijk. Bovendien gaat de leerling één

205

Voorbeeld

of twee dagen per week naar school om theoretische kennis op te doen en is verder vier of drie dagen werkzaam in het bedrijf waar hij in dienst is en een praktijkopleiding volgt. Bij de praktijkovereenkomst zijn drie partijen betrokken, namelijk de leerling, het bedrijf en de opleidingsinstelling. Daarnaast beoordeelt een van de landelijke opleidingsorganen, die weer verenigd zijn in het Centraal Orgaan van de Landelijke Opleidingsorganen van het bedrijfsleven, de praktijkplaatsen en de bedrijven waarmee overeenkomsten worden gesloten. Bij een stageovereenkomst volgt de stagiair onderwijs en doet hij op basis van het onderwijsprogramma ervaring op in de praktijk.

A volgt de opleiding voor schilder. Hij moet het vak in de praktijk leren en heeft daarom een praktijkovereenkomst bij een schildersbedrijf. Hij wordt begeleid door een consulent van de Stichting Vakopleiding Schilders- en Stukadoorsbedrijf. Twee dagen per week gaat hij naar school om de theorie te leren. Hier is sprake van een praktijkovereenkomst. B volgt de HBO-opleiding juridische dienstverlening. In het onderwijsprogramma is drie maanden praktijkervaring bij een juridische organisatie opgenomen. B loopt daarom drie maanden mee bij een Juridisch Loket. Hier is sprake van een stageovereenkomst.

2.4.2.2 Onderscheid tussen stageovereenkomst en arbeidsovereenkomst

Vergoeding

Stages zijn niet wettelijk geregeld. Als er een stageovereenkomst wordt afgesloten, is de aard van de overeenkomst afhankelijk van de concrete omstandigheden en van de regeling die de stagiair – vaak door bemiddeling van zijn stagebegeleider van school – met de stagegever heeft afgesproken. De stagegever kan een stagevergoeding betalen. Een stagevergoeding is niet aan een minimum of maximum gebonden. Indien de stageovereenkomst niet voldoet aan de vereisten voor een arbeidsovereenkomst, zijn de regels vanuit het arbeidsrecht en aanverwante regelingen ook niet van toepassing, zoals de ‘Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag’.

Het is echter wel raadzaam een stagevergoeding niet veel hoger te laten zijn dan de door de stagiair gemaakte kosten. Zakgeld en een onkostenvergoeding worden niet als loon beschouwd. Wordt de vergoeding echter hoger, dan wordt al snel aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, met alle gevolgen van dien (bijvoorbeeld dat het minimumloon moet worden betaald).

Toepasselijke regels uit het arbeidsrecht

Op een stagiair zijn diverse regels uit het arbeidsrecht wel van toepassing. Met name op het gebied van de arbeidsomstandigheden heeft een werkgever verplichtingen ten opzichte van stagiairs. Zie paragraaf 6.2.10.

Andersom kan een werkgever zich ook willen beschermen jegens een stagiair, bijvoorbeeld door middel van het opnemen van een duidelijk geheimhoudingsbeding in de stageovereenkomst.

Wanneer is toch sprake van een arbeidsovereenkomst?

Krijgt een overeenkomst de naam van stageovereenkomst, maar is wel aan alle voorwaarden voor een arbeidsovereenkomst voldaan (zie hoofdstuk 1.2), dan wordt al vrij snel aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, zodat het arbeidsrecht wel van toepassing is. Dat is het geval wanneer de stagiair in overwegende mate productieve arbeid voor de werkgever verricht, daarvoor loon ontvangt en er een gezagsverhouding tussen stagiair en stagegever bestaat. Het leerelement is weliswaar aanwezig, maar er wordt al daadwerkelijk productieve arbeid verricht.

Let op

Proeftijd na stageovereenkomst

Kent de werkgever een vergoeding toe dan is het raadzaam de vergoeding niet uit te drukken in een percentage van het minimumloon en de vergoeding niet te koppelen aan geleverde diensten. Als het leerelement in de stageovereenkomst sterk overheerst, zal er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst.

Als de stagiair na de stage in dienst wordt genomen, kan de vraag zich voordoen of in de arbeidsovereenkomst een proeftijd kan worden overeengekomen. Als sprake was van een ‘zuivere’ stageovereenkomst, die niet dezelfde identiteit had als de arbeidsovereenkomst die daarna is aangegaan, kan een proeftijd rechtsgeldig in de arbeidsovereenkomst worden opgenomen. Zou al tijdens de stageperiode een arbeidsovereenkomst worden aangenomen, dan is de kans aanwezig dat een nieuwe proeftijd ongeldig is als de stagiair identieke werkzaamheden blijft verrichten. De werkgever heeft dan immers al kunnen beoordelen of de werknemer voldoet. Alleen als de opvolgende arbeidsovereenkomst duidelijk andere vaardigheden en verantwoordelijkheden van de werknemer vraagt, zou een proeftijd mogelijk zijn.

206 Deel 2 BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN

2.4.2.3

Hoofdstuk 2.4 Scholing en stage

Einde van de stageovereenkomst

Indien sprake is van een gemengde stage/arbeidsovereenkomst, dan zijn voor de beëindiging de regels van de gewone arbeidsovereenkomst van toepassing.

Omdat een stage meestal een bepaalde periode duurt, zullen voor het einde van de stage de regels voor het einde van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moeten worden toegepast (zie hiervoor hoofdstuk 1.4).

Is er sprake van een zuivere stageovereenkomst, dan eindigt de overeenkomst aan het einde van de afgesproken periode. Dit is alleen anders bij bijzondere omstandigheden waardoor de overeenkomst eerder wordt beëindigd (bijvoorbeeld als een stagiair eigendommen van het bedrijf steelt of wanneer de stageopdracht eerder is afgelopen dan werd verwacht).

In de meeste cao's is niets overeengekomen over stageovereenkomsten. Soms is een aanbeveling opgenomen gericht aan de werkgever, om, indien gevraagd, stageplaatsen in zijn bedrijf ter beschikking te stellen.

2.4.3

Sociale zekerheid voor stagiair en leerling

Een leerling is altijd verzekerd op grond van de volksverzekeringen. Hij is ook verzekerd voor de ‘WIA’. Een leerling die geen vergoeding krijgt, is wel verzekerd voor de WIA ondanks dat de werkgever voor hem geen premie hoeft te betalen. Ook een stagiair is altijd verzekerd op grond van de volksverzekeringen. Verder vallen stagiairs onder de ‘Wajong’. Voor de ‘Ziektewet’ zijn de leerling en de stagiair alleen verzekerd als ze een vergoeding krijgen. Bij ziekte kan de stagiair aanspraak maken op ziekengeld van het UWV (op de werkgever rust geen loonbetalingsverplichting). Voor de leerling geldt echter een doorbetalingsverplichting. Omdat een leerovereenkomst geen arbeidsovereenkomst is, valt de leerling niet onder de werking van de ‘WW’ (bij een gemengde leerarbeidsovereenkomst ligt dit natuurlijk anders). Ook de stageovereenkomst is geen arbeidsovereenkomst; daarom valt de stagiair niet onder de werking van de WW. Er hoeft geen WW-premie te worden betaald. Ook de verplichte deelneming aan het pensioenfonds geldt niet voor leerlingen en stagiairs.

2.4.3.1 Inhouding loonbelasting

Ontvangt de leerling een vergoeding, dat wil zeggen méér dan een onkostenvergoeding, dan moet hierover loonbelasting (en premies volksverzekeringen, tezamen: de loonheffing) worden ingehouden. Teruggave (van een deel ervan) zal op grond van de geringe hoogte van de vergoeding in het algemeen mogelijk zijn (d.m.v. een P-formulier). Echte onkostenvergoedingen, bijvoorbeeld voor OV-bewijzen, zijn belastingvrij. Ook voor de stagiair kan een loonbelastingplicht gelden als hij een vergoeding ontvangt die uitgaat boven een onkostenvergoeding. De stagiair kan eventueel zelf (d.m.v. een P-formulier) te veel ingehouden loonheffing terugkrijgen.

Wanneer de werkgever de leerling een leerlingvergoeding wil verstrekken, maar geen loonheffing wenst te betalen, dan kan de werkgever de vergoeding aan het opleidingsinstituut van de leerling betalen. Voorwaarden voor het belastingvrij houden van de vergoeding zijn onder andere dat de vergoeding besteed wordt aan algemene schoolse activiteiten zoals een sportdag of een project en er moet een administratie van de vergoedingen worden bijgehouden.

2.4.3.2 Kinderbijslag Let op

De leerlingvergoeding en de stagevergoeding kunnen van invloed zijn op het recht op kinderbijslag. Voor beide situaties geldt dat de vergoeding geacht wordt te zijn besteed aan het onderhoud van het kind. De Sociale Verzekeringsbank kan hierover meer informatie verstrekken (zie www.svb.nl). Meer informatie over de Kinderbijslagwet staat in de Praktijkgids Sociale Zekerheid

De werkgever kan mogelijk een fiscale subsidie voor de stagiair ontvangen. Tot 2013 was dit de zogeheten afdrachtvermindering onderwijs. Vanaf 2014 is dit een subsidie, de Subsidieregeling Praktijkleren. Voor meer informatie wordt verwezen naar de Praktijkgids Personeel en Fiscus en de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland www.rvo.nl.

207
Cao

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.