6.3 Praktijkgids Arbeidsrecht 2023_ZP_CTF

Page 1

6.3.1 Aansprakelijkheid van de werkgever

Aansprakelijkheid en beroepsziekten

Burgerlijk Wetboek, artikelen 6:162, 6:170, 7:611, 7:658, 7:660 en 7:661; Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet); De regelgeving in de cao voor zover van toepassing.

De werkgever is verplicht om de lokalen en gebouwen waarin gewerkt wordt en gereedschappen waarmee wordt gewerkt, goed te onderhouden. Hij moet de maatregelen treffen die nodig zijn om werknemers tegen gevaar te beschermen. De werknemers moeten bovendien duidelijke aanwijzingen krijgen over het gebruik van de gereedschappen. De gereedschappen moeten, wanneer ze gevaarlijk kunnen zijn, voldoende zijn afgeschermd of beveiligd. Bovendien moet de werkgever oplettend blijven. Dit houdt onder meer in dat hij erop moet toezien dat de werknemers de veiligheidsmaatregelen naleven en ook na verloop van tijd in acht blijven nemen. De werkgever is in beginsel aansprakelijk voor de schade die de werknemer oploopt bij de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn verplichtingen met betrekking tot de veiligheid is nagekomen, of dat de schade in belangrijke mate is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Ook in geval van thuiswerk draagt de werkgever zorg voor en voert hij beleid dat is gericht op goede arbeidsomstandigheden. Denk aan de verplichting om zorg te dragen voor een ergonomisch ingerichte thuiswerkplek.

De werknemer kan aansprakelijk zijn voor schade die door hem is toegebracht aan de werkgever of aan een derde, wanneer die schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. In de rechtspraak wordt opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer echter niet snel aangenomen. De zorg voor de veiligheid heeft ook betrekking op beroepsziekten, die bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van stoffen waarmee werknemers in aanraking komen. Neemt de werkgever onvoldoende veiligheidsmaatregelen, dan kan hij aansprakelijk gesteld worden voor de schade die de werknemer door de ziekte lijdt. De bewijslast in procedures over ongevallen en beroepsziekten is de laatste twee decennia steeds meer verschoven naar de werkgever.

De werkgever is volgens de wet verplicht om voldoende zorg te besteden aan de ‘lokalen, werktuigen en gereedschappen’ waarin of waarmee hij arbeid laat verrichten. Hij moet die zodanig inrichten en onderhouden dat hij voorkomt dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Bovendien moet hij aanwijzingen verstrekken aan de werknemer. Als hij onvoldoende veiligheidsmaatregelen neemt of onvoldoende aanwijzingen geeft en zich een ongeval voordoet, kan de werkgever aansprakelijk worden gehouden voor de schade die de werknemer lijdt.

De aansprakelijkheid is niet beperkt tot de eigenlijke werksituatie en werkplek van de werknemer. In bepaalde situaties valt het woon-werkverkeer van de werknemer onder de zorgverplichting van de werkgever. Ongevallen in de privésfeer van de werknemer die een duidelijk verband hebben met het werk, kunnen eveneens tot aansprakelijkheid van de werkgever leiden.

Ook als een werknemer thuiswerkt, heeft de werkgever arboverplichtingen en zal hij moeten zorgen voor een ergonomisch ingerichte werkplek en zal een beleid moeten worden gevoerd ten aanzien van het beperken van psychosociale arbeidsbelasting. De werkgever moet hier ook op toezien. Als de werkplek thuis niet ergonomisch is ingericht, dient de werkgever te zorgen voor de juiste arbeidsmiddelen, zoals een ergonomische stoel of bureau. Deze verplichting geldt alleen niet als dat redelijkerwijs niet van de werkgever kan worden gevergd, denk aan de situatie waarin slechts incidenteel voor korte tijd thuis wordt gewerkt.

Tot slot is de werkgever aansprakelijk voor schade die een werknemer lijdt als hij bij een derde is tewerkgesteld, zelfs als de werkgever de zorg voor de veiligheid geheel of ge-

584 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
6.3
Wet- en regelgeving Samenvatting

6.3.1.1

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

deeltelijk moet overlaten aan anderen.

In de wet is opgenomen dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade van de werknemer, tenzij hij aantoont dat hij zijn verplichtingen met betrekking tot de veiligheid is nagekomen, dan wel aantoont dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Als de werkgever dus aansprakelijk gesteld wordt door een werknemer die schade lijdt, kan hij alleen aan aansprakelijkheid ontkomen door geslaagd tegenbewijs te leveren dat aan zijn zorgplicht is voldaan (zie ook paragraaf 6.3.5.2).

Aansprakelijkheid tegenover uitgeleende werknemer

In 1990 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de aansprakelijkheid van de werkgever tegenover de werknemer die, al dan niet als uitzendkracht, bij een derde is tewerkgesteld (15 juni 1990 NJ 1990/716, Stormer/Vedox). De werknemer die door toedoen van zijn werkgever bij een derde werkzaamheden verricht, kan zowel zijn eigen werkgever als de derde (de inlenende werkgever) aansprakelijk stellen. Deze aansprakelijkheid van de eigen werkgever bestaat ook als hij de zorg voor de veiligheid van zijn werknemer geheel of gedeeltelijk aan de derde (de inlener) overlaat. Als de inlener tekortschiet in de zorg voor de veiligheid, is de eigen werkgever aansprakelijk alsof hij zelf tekort is geschoten. Onverschillig is ook in hoeverre de werkgever zeggenschap over de werknemer heeft behouden. De uitgeleende werknemer kan dus altijd zijn eigen werkgever aanspreken, ook als het ongeval is ontstaan door fouten van het inlenende bedrijf. Een ‘gewone’ uitzendkracht kan dus het uitzendbureau aanspreken. Bij invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid is deze rechtspraak in de wet opgenomen. Daarbij is het de werknemer nog makkelijker gemaakt. Hij hoeft de inlener niet meer aan te spreken op grond van onrechtmatige daad, maar hij kan ook de inlener aanspreken op basis van het arbeidsovereenkomstenrecht. Wel moet het laten verrichten van arbeid geschieden in het kader van de uitoefening van het beroep of het bedrijf van de inlener. Als de activiteiten van de ingeleende werknemer behoren tot de bedrijfs- of beroepsactiviteiten van de inlener, kan de ingeleende werknemer in dat geval zowel zijn eigen (formele) werkgever als de inlener aansprakelijk stellen.

Belang van afspraken tussen inlener en uitlener Voorbeeld Let op

Het is belangrijk dat bij het uitlenen van werknemers tussen inlener en uitlener sluitende afspraken worden gemaakt over de veiligheidsmaatregelen en de vergoeding van schade als gevolg van ongevallen. Beide ‘werkgevers’ zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de door de werknemer geleden schade. De inlenende en de uitlenende werkgever zullen vervolgens onderling moeten uitmaken wie welk deel van de schade zal moeten dragen. Met name voor de formele werkgever is het van belang ervoor te zorgen dat zijn ongevallenverzekering ook bij het uitlenen van arbeidskrachten de risico's van ongevallen dekt.

A is in dienst van B. A is door B uitgeleend aan bedrijf C. Bedrijf C vertelt A welke werkzaamheden hij moet verrichten en hoe hij de machines moet bedienen. Door onvoldoende beveiliging van één van de machines van C krijgt A een ongeluk. A wil de schade van het ongeluk vergoed hebben. Hij kan hiervoor rechtstreeks bij B aankloppen. B heeft als werkgever de zorg voor de veiligheid behouden, ook al werkt A feitelijk in het bedrijf van C.

De werkgever kan zijn aansprakelijkheid voor ongevallen niet contractueel uitsluiten of beperken.

Zorgplicht van de inlener

In de zin van de Arbeidsomstandighedenwet wordt de inlener als ‘werkgever’ beschouwd, wat inhoudt dat hij tegenover de ingeleende werknemers dezelfde zorg in acht moet nemen als ten opzichte van de werknemers die bij hem in dienst zijn. Komt hij deze zorg niet of onvoldoende na, dan kan hij door de ingeleende werknemer worden aangesproken.

6.3.1.2

Aansprakelijkheid voor hulppersonen

Een werkgever kan ook aansprakelijk gesteld worden als een ongeval plaatsvindt op een plaats waar hij geen enkele zeggenschap heeft. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als op een bouwterrein verschillende aannemers en onderaannemers tegelijkertijd werkzaamheden verrichten. De Hoge Raad heeft in 1993 bepaald dat de werkgever ook aansprakelijk is als hij de algemene zorg voor de veiligheid geheel of gedeeltelijk moet overlaten aan derden (ECLI:NL:HR:1993:ZC1027). Voor tekortschieten van deze derden (zogenoemde ‘hulppersonen’) in hun zorgplicht is de werkgever aansprakelijk als ware het zijn eigen tekortschieten.

585

6.3.1.3

Voorbeeld

Aansprakelijkheid tegenover niet-werknemer

Een ingeleende werknemer rijdt mee op een heftruck, komt ten val en overlijdt als gevolg van het ongeval. De ingeleende chauffeur van de heftruck heeft geen rijbewijs of certificaat voor de besturing van een heftruck. De rechtbank is van oordeel dat de werkgever een situatie in het leven heeft geroepen dat niet gecertificeerde (jeugdige) personen vorkheftrucks konden besturen, waarop andere werknemers mee konden rijden. Die tekortkoming voor het (niet) nemen van voorzorgsmaatregelen en het niet stellen van eisen aan de veiligheid, kan volgens de rechtbank de rechtspersoon worden toegerekend. Bron: Rechtbank Middelburg 30 september 2009 (ECLI:NL:RBMID:2009:BK0742).

De werkgever is aansprakelijk voor de hulppersonen voor zover deze hun algemene zorgverplichtingen niet hebben nageleefd. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als zij de noodzakelijke veiligheidsvoorschriften niet hebben uitgevaardigd, onvoldoende instructie hebben gegeven, onvoldoende toezicht hebben gehouden, of van het ongeval geen deugdelijk rapport opmaken. Dit zijn ook zaken waar de werkgever invloed op kan uitoefenen. De werkgever is echter niet aansprakelijk als een ongeval is veroorzaakt doordat werknemers van de hulppersonen de uitgevaardigde voorschriften niet hebben nageleefd. Dit ligt ook buiten de invloedssfeer van de werkgever. De hulppersoon moet zorgen dat zijn werknemers de voorschriften ook naleven.

De werknemer kan zijn eigen werkgever aanspreken als meerdere bedrijven in een ingewikkelde constructie op een project werkzaam zijn. De werknemer hoeft dus niet uit te zoeken welke van de bedrijven hij moet aanspreken. Mogelijk kan de werkgever (als hij de schade heeft moeten vergoeden) wel verhaal zoeken op de hulppersoon als deze zijn algemene zorgverplichtingen niet is nagekomen. De aansprakelijkheid van de eigen werkgever houdt op als werknemers van de hulppersonen zich niet aan de veiligheidsvoorschriften hebben gehouden. In dat geval zal de werknemer het andere bedrijf rechtstreeks moeten aanspreken.

Het komt regelmatig voor dat werkgevers buiten de deur bijeenkomsten hebben waaraan zij een teambuildingsaspect koppelen, zoals bijvoorbeeld survival-activiteiten. De werkgever schakelt dan een bedrijf in dat de activiteiten organiseert en de benodigde attributen verzorgt. De werkgever loopt daarbij het risico dat hij voor schade als gevolg van die activiteiten buiten de werkplek (waarvan sommigen ook buiten werktijd zullen plaatsvinden) aansprakelijk wordt gesteld. De rechtspraak is niet eensluidend, maar lijkt er van uit te gaan dat wanneer deelname aan dergelijke activiteiten door de werkgever verplicht is gesteld, deze activiteiten onder de zorgplicht van de werkgever vallen. In het volgende geval oordeelde de rechter dat de schade als gevolg van een ongelukkig verlopen bedrijfsuitje voor rekening van de werkgever diende te komen op grond van goed werkgeverschap.

Tijdens een ballonvaart, als onderdeel van een bedrijfsuitje, loopt een werkneemster letsel op doordat het mandje van haar ballon tijdens de landing tegen een kantoorgebouw botst. De werkgever heeft zich verzekerd, maar de verzekeraar vergoedt niet de gehele schade met een beroep op een beperkingsclausule overeenkomstig de Wet luchtvervoer. De werkneemster maakt jegens haar werkgever aanspraak op vergoeding van de gehele schade. De rechtbank oordeelt dat de werkgever niet aansprakelijk is op grond van tekortschieten in zijn zorgverplichting, omdat de werkgever geen zeggenschap had over het bedrijfsuitje en geen bevoegdheid had om ten aanzien van het bedrijfsuitje instructies te geven. De rechtbank acht de werkgever desondanks wél verplicht tot vergoeding van de volledige schade, op grond van het ‘goed werkgeverschap’. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat werknemers in het algemeen geacht worden deel te nemen aan georganiseerde personeelsuitjes, dat de werkgever zonder medeweten van het personeel gekozen had voor een ballonvaart (met alle risico's van dien) en het feit dat de werkgever verzekerd was, hoewel die verzekering niet de volledige schade dekte. Bron: Rechtbank Amsterdam 7 april 2004, JAR 2004/108.

Degene die niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor een ander in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van diens bedrijf, kan als hij daarbij schade lijdt diegene voor de schade aanspreken. Dit is sinds 1 januari 1999 expliciet in de wet geregeld, waarbij is bepaald dat de kantonrechter bevoegd is over een dergelijke vordering te oordelen. Deze mogelijkheid geldt voor uitzend- en inleenkrachten, maar ook voor aannemers die zelfstandig of in dienst van een bedrijf opdrachten uitvoeren (zie paragraaf 6.3.1.1). De Hoge Raad heeft in een arrest van 23 maart 2012 geoordeeld dat een werkgever aansprakelijk is voor een zelfstandige die bij hem werkt als

586 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Let op Activiteiten buiten de werkplek Voorbeeld

6.3.1.4

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

Let op

die persoon voor zijn veiligheid afhankelijk is van degene voor wie hij de werkzaamheden verricht (ECLI:NL:HR:2012:BV0616). Deze bepaling geldt ook voor stagiairs en vrijwilligers.

Een vrijwilligster verricht werkzaamheden bij een dierenasiel, geleid door de Dierenopvang. Tijdens een open dag wordt de vrijwilligster door een Duitse herder in haar hand gebeten en loopt zij (blijvend) letsel op. De vrijwilligster stelt de Dierenopvang aansprakelijk. De vrijwilligster beroept zich daarbij onder meer op de hiervoor beschreven aansprakelijkheidsregel (art. 7:658 lid 4 BW). De kantonrechter is van oordeel dat deze regel niet van toepassing is op een werkverhouding met een vrijwilligster en niet analoog kan worden toegepast. Het Gerechtshof oordeelt in hoger beroep anders en bepaalt dat de letterlijke tekst van de wetsbepaling toepassing mogelijk maakt, nu de Dierenopvang de vrijwilligster werk heeft laten verrichten in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. De situatie sluit ook op aan op de bedoeling van de wetsbepaling. Bovendien is in de parlementaire geschiedenis bij dit wetsartikel al de min of meer vergelijkbare situatie van een stagiaire genoemd. Verder geldt dat een werkgever ingevolge de Arbeidsomstandighedenwet ook jegens de vrijwilliger die onder zijn gezag werkzaamheden verricht verantwoordelijk is voor de veiligheid van de werkplek. Ook het feit dat de Dierenopvang verzekerd was en de vrijwilligster niet, achtte het Hof van belang. Toetsing van de claim vindt daarom plaats op grond van de wettelijke zorgplicht (artikel 7:658 lid 4 BW), maar dit leidt uiteindelijk niet tot toewijzing van de vordering, nu de vrijwilligster duidelijke instructies had overtreden. Bron: Gerechtshof Arnhem 11 januari 2005 (ECLI:NL:GHARN:2005:AS2588).

Vrijwilligers zijn grotendeels buiten de nieuwe Arbowet gehouden. Dat neemt niet weg dat het bedrijf als zodanig wel een RI&E moet uitvoeren en dat de rechter daarnaar kan vragen om te zien hoe de werkgever aan zijn zorgplicht voldoet. Het Burgerlijk Wetboek is op dat punt niet gewijzigd; de zorgplicht geldt nog steeds tegenover vrijwilligers.

Lange tijd was onduidelijk of de aansprakelijkheid van de werkgever ook geldt voor schade die zelfstandigen lijden tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden. De rechtspraak liet namelijk een wisselend beeld zien. De Hoge Raad heeft op 23 maart 2012 de knoop doorgehakt in het voordeel van de zelfstandige. In deze zaak verrichtte een zelfstandige (op basis van een overeenkomst van aanneming van werk) onderhoudswerkzaamheden aan een vezelverwerkingsmachine. Hierbij is de zelfstandige in de draaiende schroef van de machine terecht gekomen, als gevolg waarvan hij ernstig gewond is geraakt aan zijn been. Zijn been is daarop tot boven de knie geamputeerd. De zelfstandige was niet verzekerd en heeft de opdrachtgever aansprakelijk gesteld voor zijn schade.

De Hoge Raad oordeelde dat aansprakelijkheid in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW ook van toepassing is op zelfstandigen. Daarbij gelden volgens de Hoge Raad twee voorwaarden: ƒ De zelfstandige moet voor de zorg van zijn veiligheid (mede) afhankelijk zijn van degene voor wie hij de werkzaamheden verricht. ƒ De zelfstandige moet zijn werkzaamheden hebben verricht in het kader van het beroep of het bedrijf van de ondernemer die hem inschakelt.

De uitspraak van de Hoge Raad kan voor werkgevers grote gevolgen hebben. Zo zijn veel zelfstandigen niet of onvoldoende verzekerd. Als er dan iets misgaat, zullen zelfstandigen al snel proberen om hun schade te verhalen op de opdrachtgever. Ook in deze zaak was de zelfstandige niet verzekerd en sprak hij de opdrachtgever aan. Werkgevers kunnen hun risico’s beperken door een goede verzekering af te sluiten, of door alleen te werken met zelfstandigen die zelf aantoonbaar voldoende verzekerd zijn. Bron: Hoge Raad 23 maart 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV0616).

Aansprakelijkheid ondergeschikten en niet-ondergeschikten t.o.v. derden

In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die door ondergeschikten (werknemers) en niet-ondergeschikten (die in opdracht werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf verricht) aan derden wordt toegebracht. Het kan zijn dat de werknemer dan wel de niet-ondergeschikte (bijvoorbeeld een opdrachtnemer) zelf aansprakelijk wordt gesteld door een schadelijdende derde. Voor de werknemer is voor een zodanige situatie met zoveel woorden in de wet geregeld dat de schadevergoeding uiteindelijk niet voor zijn rekening komt, maar voor rekening van de werkgever. Heeft de werknemer de schade aan de derde al vergoed, dan kan hij deze terugvorderen bij de werkgever. Uitzondering hierop is de situatie waarin de veroorzaakte schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid. Voor de opdrachtnemer hangt de interne verdeling (voor wiens rekening komt de schadevergoeding uiteindelijk) af van wat partijen bij

587
Voorbeeld

6.3.2

Veiligheidsverplichtingen van de werkgever

de opdrachtovereenkomst zijn overeengekomen.

De werkgever is niet aansprakelijk voor de schade van de werknemer als wordt aangetoond dat hij voldoende zorg aan de veiligheid heeft besteed. De werkgever kan een werknemer geen absolute veiligheid garanderen en dat wordt ook niet van hem verwacht. Wel wordt van hem verwacht dat hij al het mogelijke doet om risico's te minimaliseren. In 2011 heeft de Hoge Raad expliciet uitgemaakt dat als de werkgever heeft voldaan aan zijn veiligheidsverplichtingen, hij van zijn aansprakelijkheid is bevrijd (Hoge Raad 24 juni 2011 ECLI:NL:HR:2011:BP9897). Het is dus niet zo dat als de werkgever geen opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer kan aantonen, hij per definitie aansprakelijk is. Er is met andere woorden geen sprake van risicoaansprakelijkheid. Indien door de werkgever echter geen maatregelen zijn getroffen die de veiligheid betreffen, zal waarschijnlijk worden aangenomen dat de werkgever aansprakelijk is voor ongelukken of beroepsziekten. Op de vraag hoe ver de zorg van een werkgever gaat wat de veiligheid van zijn personeel betreft, is geen algemeen antwoord te geven. Wat er van de werkgever wordt verwacht verschilt per bedrijf. De maatregelen die genomen moeten worden voor de veiligheid van de werknemers zullen in een industriële onderneming totaal anders zijn dan in een winkelbedrijf. Voor een aantal bedrijven is verplicht gesteld dat een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie opgesteld moet worden over het bedrijf of een gedeelte hiervan. Het gaat dan vooral om bedrijven waar zich installaties met giftige stoffen bevinden.

6.3.2.1

Veiligheidsregels moeten worden nageleefd Let op

6.3.2.2 Instructieplicht

Het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) geeft aan welke maatregelen moeten worden genomen ter beveiliging van het personeel. Volgens de Arbowet gaat het daarbij zowel om het eigen personeel als om derden (ingeleend personeel, uitzendkrachten, bezoekers etc.). De inhoud van wetten of besluiten die op een bedrijf van toepassing zijn, kan worden opgevraagd bij de Nederlandse Arbeidsinspectie of bij de werkgeversorganisatie waarbij de werkgever is aangesloten. Bij twijfel of voldoende zorg is besteed aan bijvoorbeeld machines, kan men het beste contact opnemen met een veiligheidskundige, bijvoorbeeld via een arbodienst. Op de werkgever rust een onderzoeksplicht, vooral wanneer veiligheidswetgeving ontbreekt of onvoldoende is uitgewerkt. De werkgever heeft de plicht de aard en de gevaren van de ingezette bedrijfsmiddelen te onderzoeken. De verplichtingen op het gebied van veiligheid en gezondheid zijn besproken in hoofdstuk 6.2.

Het feit dat een werkgever aan alle (minimum)verplichtingen die het Arbobesluit voorschrijft heeft voldaan, sluit zijn aansprakelijkheid voor ongevallen niet uit. Anders gezegd: de werkgever kan niet aan zijn minimumverplichtingen voldoen en verder stilzitten.

Op de werkgever rust een instructieplicht. Zijn werknemers moeten deugdelijk geïnstrueerd worden over de in acht te nemen veiligheidsvoorzieningen. Daarnaast heeft de werkgever de plicht erop toe te zien dat de werknemer de veiligheidsmaatregelen naleeft. Hij moet erop toezien dat de werknemer bijvoorbeeld zijn oorbeschermers blijft dragen of niet met zijn handen in de machine komt (beter: niet met zijn handen in de machine kan komen). Van belang is dat de instructies duidelijk en gedetailleerd zijn en regelmatig herhaald worden. Een algemeen bekend feit is immers dat als werknemers lang hetzelfde werk doen, de routine erin sluipt, waardoor de kans op onachtzaamheid groter wordt. Werkgevers moeten hiermee rekening houden. Ook wanneer de veiligheidsmaatregelen voor een bedrijf niet voldoende zijn, worden van de werkgever verdergaande maatregelen dan de voorschriften verwacht.

Voorbeeld

Een instructie op een waarschuwingsbord in een taal die de werknemer niet begrijpt, is geen behoorlijke instructie. Dit betekent dat als u buitenlandse werknemers in dienst heeft, de instructie zal moeten worden vertaald. De instructies in de Nederlandse taal moeten bovendien in begrijpelijk Nederlands geschreven zijn. Een werkgever die zijn werknemer waarschuwt dat hij een draaiende machine niet met de hand maar met een stok moet reinigen, is eerder aansprakelijk dan de werkgever die zijn werknemer waarschuwt dat de machine eerst tot stilstand moet zijn gekomen voordat deze kan worden gereinigd. De werkgever is verplicht erop toe te zien dat zijn instructies door het personeel behoorlijk worden nageleefd. De werkgever is verplicht om werknemers voor te lichten, onderricht te geven en te begeleiden op het gebied van veiligheid. De werknemer heeft de plicht om geconstateerde gevaren en/of mankementen aan de bedrijfsleiding te melden. Tevens heeft hij de plicht om de gegeven instructie(s) op te volgen.

588 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

6.3.2.3

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

Toezichtplicht

Ook toezicht op het naleven van de werkinstructies is belangrijk. De mate van toezicht is afhankelijk van de risico's. Hoe groter de risico's zijn, hoe meer toezicht nodig is. Als de instructies niet worden nageleefd, kan sprake zijn van onwil van de werknemer, maar in veel gevallen blijkt dat er andere problemen zijn. De informatie is bijvoorbeeld niet volledig of sluit onvoldoende aan op de praktische omstandigheden. Het komt ook voor dat de instructies op hun beurt andere problemen geven. In al dit soort gevallen zal in overleg een passende oplossing gezocht moeten worden. Uit de rechtspraak blijkt dat rechters steeds vaker naar de RI&E, de getroffen maatregelen (waaronder ook de voorlichting), het onderricht (de werkinstructies voor alle betrokkenen) en het uitgeoefende toezicht kijken. Eén zwakke schakel in die veiligheidsketen kan voor de rechter al aanleiding geven om te oordelen dat de werkgever tekort is geschoten in zijn zorgplicht, zodat hij civielrechtelijk aansprakelijk is voor de gevolgen van een arbeidsongeval of beroepsziekte.

6.3.2.4

Thuiswerkplek

Als de werknemer anders dan incidenteel of voor korte tijd thuiswerkt, moet de werkgever erop toezien dat de thuiswerkplek ergonomisch is ingericht. Als dat niet het geval is, dan moet de werkgever zorgen voor de juiste arbeidsmiddelen zoals een ergonomische stoel of bureau. De controle kan bijvoorbeeld plaatsvinden door middel van foto- of filmmateriaal, of door een arbo-deskundige die de thuiswerkplek bezoekt.

Voorbeeld

Een werkneemster die thuis werk verrichte voor haar werkgever krijgt op enig moment RSI-klachten. Ze stelt haar werkgever aansprakelijk voor de schade als gevolg van deze klachten. Het Hof Amsterdam oordeelde dat de werkgever niet had gezorgd voor een ergonomische werkplek. De werkneemster werkte namelijk niet aan een verstelbaar bureau, waar zij haar stoel niet goed kon aanschuiven. De werkneemster had zelf een bureaustoel aangeschaft en werkte aan een bureaublad gemaakt van een oude deur. Verder oordeelde het Hof dat een behoorlijke instructie met betrekking tot de risico’s van beeldschermwerk en ergonomische werken een belangrijk onderdeel van de zorgplicht van de werkgever is en dat dit niet gebeurd was. De werkgever heeft haar zorgverplichting geschonden en is daarom aansprakelijk voor de schade van de werkneemster (Gerechtshof Amsterdam 7 september 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ5431).

6.3.3 Opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer

In de wet is opgenomen dat de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij zijn verplichtingen is nagekomen of de schade in belangrijke mate is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Het begrip opzet of bewuste roekeloosheid wordt in de rechtspraak echter zodanig beperkt uitgelegd dat hier in de praktijk niet snel sprake van zal zijn. Van bewust roekeloos handelen is volgens de Hoge Raad pas sprake als de werknemer zich direct voorafgaand aan het ongeval bewust was van het feit dat hij zich roekeloos gedroeg.

Voorbeeld

Een jonge werknemer met een leerovereenkomst rijdt op het bedrijfsterrein van de werkgever met een bedrijfsbus met daarop niet-vastgemaakte zware stalen balken. Bij het remmen zijn de balken gaan schuiven en is gevaar ontstaan voor de werknemer en een collega. Ook is er schade veroorzaakt aan de bus. De werknemer wordt op staande voet ontslagen en aansprakelijk gesteld voor de schade die de werkgever heeft geleden. De jongeman vordert een verklaring voor recht dat het ontslag onterecht is gegeven en eist doorbetaling van het loon. De kantonrechter stelt hem in het gelijk. Gevaar en schade zijn niet opzettelijk of na waarschuwing roekeloos veroorzaakt. De werknemer is een leerling zonder geldig rijbewijs. Van hem mag minder worden verwacht de ernst van het gevaar en de kans op schade in te zien dan van een volleerde werknemer met geldig rijbewijs. De werknemer is bovendien niet vooraf gewaarschuwd. Bron: Kantonrechter Terneuzen 30 september 2009, ECLI:NL:RBMID:2009:BL3065.

In een enkel geval zal de werknemer de schade die hij bij de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft veroorzaakt moeten vergoeden. Daarvan zal sprake zijn als de schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Per geval zal steeds beoordeeld moeten worden of sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. De lat ligt hiervoor hoog in de rechtspraak.

Voorbeeld

Een kwestie waarin de werknemer wel gehouden was om de schade van de werkgever te vergoeden, betrof een verkoopmedewerker van een telecomwinkel. De werkgever had

589

Aansprakelijkheid voor schade aan derde

vastgesteld dat er een iPhone miste. Uit nader onderzoek bleek dat de werknemer in totaal vijf iPhones zonder contract aan ‘klanten’ had meegegeven en dat de privé-simkaart van de werknemer in twee van de vermiste telefoons was gedaan. De werkgever vorderde bij de kantonrechter betaling van de werknemer van de waarde van de vermiste telefoons en de kosten van het onderzoek.

De kantonrechter vond het verweer van de werknemer dat de systemen niet functioneerden waardoor contracten niet goed zouden zijn opgeslagen ongeloofwaardig. De verklaring van de werknemer dat hij zijn eigen simkaart in de winkel kort in de nieuwe telefoon van klanten heeft gedaan om ze te activeren was ook niet aannemelijk en verder waren er ook nog camerabeelden die het verweer van de werknemer tegenspraken. De werkgever had dan ook voldoende bewezen dat de werknemer iPhones aan klanten heeft gegeven zonder contract op te maken en dat dit bewust is geweest, waardoor de werknemer de schade moest vergoeden. Bron: Kantonrechter ’s-Hertogenbosch 1 februari 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:1128.

Heeft de werknemer door een fout schade toegebracht aan een derde, dan kan die derde zowel de werknemer als de werkgever daarvoor aansprakelijk stellen. Vervolgens hoeft de werknemer in de onderlinge verhouding alleen aan de schadevergoeding bij te dragen, als de schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Als de werkgever de schade vergoed heeft, kan hij deze dus alleen dan op de werknemer verhalen als de werknemer opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten. Omgekeerd zal de werknemer als hij de schade aan de derde heeft voldaan, deze verhalen op zijn werkgever, tenzij de werknemer opzet of bewuste roekeloosheid kan worden verweten. Het gebeurt ook wel dat een derde schade veroorzaakt bij een werknemer, die als gevolg daarvan arbeidsongeschikt wordt. De werkgever heeft dan de mogelijkheid de schade (bijvoorbeeld loondoorbetaling) te verhalen op de derde via het zogenoemde regresrecht (zie paragraaf 5.1.4).

Afwijkende afspraken

De wet staat onder voorwaarden toe dat een werkgever bedingt dat de werknemer ook in andere gevallen, dus niet alleen in geval van opzet of bewuste roekeloosheid, aansprakelijk is voor schade die hij heeft veroorzaakt tijdens het werk. Die voorwaarden zijn: ƒ de afwijkende afspraak moet schriftelijk zijn overeengekomen, en ƒ de afspraak geldt slechts voor zover de werknemer voor de schade verzekerd is.

6.3.4 Strenge bewijslast voor de werkgever

In de wet is expliciet opgenomen dat de werkgever aansprakelijk is voor schade die een werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij hij aantoont dat hij zijn verplichtingen met betrekking tot de veiligheid is nagekomen, of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De wettelijke regeling vestigt formeel een schuldaansprakelijkheid van de werkgever. Wanneer hij aantoont dat hij de nodige zorg heeft aangewend om aan zijn verplichtingen te voldoen, is hij niet aansprakelijk voor de schade die de werknemer heeft geleden.

Voorbeeld

Een werknemer is sinds 1976 werkzaam als schilder. In 2000 wordt een kwaadaardige tumor ontdekt in zijn nierbekken en in zijn longen. In februari 2001 overlijdt de werknemer. De erfgenamen stellen de werkgever aansprakelijk, omdat het ontstaan van de tumor het gevolg zou zijn geweest van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen. De kantonrechter wijst de vordering van de erfgenamen af. In hoger beroep oordeelt het Hof echter anders. Het Hof overweegt dat drie stappen gezet moeten worden in de bewijsvoering, alvorens vastgesteld kan worden of de werkgever aansprakelijk kan worden gesteld. Allereerst moet bewezen worden dat de werknemer aan gevaarlijke stoffen is blootgesteld én dat de gezondheidsschade door die blootstelling kan zijn veroorzaakt. Vervolgens moet de werkgever op zijn beurt bewijzen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Tot slot moet de werkgever bewijzen dat een causaal verband tussen de blootstelling en de schade ontbreekt. De werknemer moet dus wel voldoen aan de eerste stap in de bewijsvoering, voordat er überhaupt sprake kan zijn van werkgeversaansprakelijkheid. Na het doorlopen van de hiervoor genoemde drie stappen, komt het Hof tot het oordeel dat de erfgenamen hebben aangetoond dat de werknemer blootgesteld is geweest aan de gevaarlijke stoffen en dat zij aannemelijk hebben gemaakt dat de gezondheidsschade daardoor veroorzaakt kan zijn. Nu de werkgever vervolgens ook niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan en niet heeft kunnen bewijzen dat de gezondheidsschade een andere oorzaak heeft gehad, is de werkgever aansprakelijk. Bron: Gerechtshof Arnhem 27 maart 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BW0025.

590 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

Voorbeeld

In de praktijk is het voor de werkgever niet altijd even eenvoudig om aan te tonen dat hij wél alle zorgverplichtingen in acht heeft genomen.

Een postbesteller heeft zijn dienstauto in de berm van de weg geparkeerd. Bij de opening van de achterzijde van de auto waait een envelop weg. In een impuls loopt de postbesteller de envelop achterna, de weg op. Hij wordt vervolgens aangereden door een tegemoetkomende auto als gevolg waarvan hij ernstig gewond raakt. De postbesteller stelt zijn werkgever aansprakelijk voor de aanzienlijke schade die hij lijdt. De kantonrechter oordeelt in eerste instantie dat de werkgever niet tekort is geschoten in enige zorgverplichting en wijst de vordering af. In hoger beroep wordt de vordering toegewezen. De rechtbank geeft daarbij aan dat de werkgever tekort is geschoten. Tot de zorgplicht van de werkgever behoorde (minimaal) dat er duidelijke veiligheidsinstructies bestaan, dat deze schriftelijk zijn vastgelegd en dat in enige vorm toezicht wordt gehouden op de naleving ervan. De werkgever is tekortgeschoten bij het treffen van veiligheidsmaatregelen of -instructies om de kans op wegwaaien van post uit de aan de achterzijde geopende laadruimte van de auto te voorkomen of te verkleinen. De werkgever gaat in cassatie bij de Hoge Raad, die het oordeel van de rechtbank in stand laat. Bron: Hoge Raad 19 oktober 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3689.

6.3.4.1 Stelplicht werknemer

Actief veiligheidsbeleid

Voorbeeld

De ontwikkelingen in de rechtspraak en de wetgeving betekenen dat de werknemer in eerste instantie moet stellen en bewijzen dat schade is geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden (hieraan mogen overigens niet te hoge eisen worden gesteld). Het is vervolgens aan de werkgever om aan te tonen dat hij zijn verplichtingen met betrekking tot de veiligheid is nagekomen, dan wel om aan te tonen dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer of dat een causaal verband tussen de schending van de zorgplicht en de schade ontbreekt.

Deze bewijslastverdeling onderstreept het belang van het voeren van een actief veiligheidsbeleid. De werkgever dient zich voortdurend te laten informeren door deskundigen over de gevaren die zich in zijn productieproces kunnen voordoen. Voor zover noodzakelijk, moet hij toereikende maatregelen treffen.

Een werknemer is in dienst als shiftleader. Hij is een ervaren werknemer die onder andere verantwoordelijk is voor het verhelpen van storingen in het machinepark. Daarnaast heeft de werknemer jarenlang zitting genomen in de Commissie Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu en is hij dus goed op de hoogte van het gevoerde arbobeleid en de toetsing daarvan. Tijdens het verwijderen van folie die een transportband blokkeert, komt de mouw van de trui van de werknemer terecht tussen de keerrol en de transportband. De rechterarm van de werknemer raakt bekneld en wordt vervolgens afgerukt. De werknemer volgde hierbij een van de twee door de werkgever voorgeschreven methodes voor het verwijderen van folie. Bij deze methode diende de band te worden stopgezet en werd het hekwerk om de band heen verwijderd met een sleutel. Vervolgens werd de band meermalen aan- en uitgezet waarbij de folie werd losgesneden met een stanleymes en/of met de hand. De werknemer stelt de werkgever aansprakelijk. Het Hof overweegt dat hoewel de werknemer een ervaren werknemer is, dit niet met zich meebrengt dat de werkgever daardoor haar zorgplicht is nagekomen. Het feit dat de werknemer goed op de hoogte was van alle Arboregelgeving, baat de werkgever ook niet. Het Hof laat vervolgens onder andere meewegen dat de werknemer werkte onder een hoge werkdruk, waardoor het niet voor de hand lag om de transportband stil te leggen. Het Hof oordeelt dat gezien alle omstandigheden van het geval de werkgever door de voorstaande methode toe te laten het risico in het leven heeft geroepen dat het ongeval kon plaatsvinden. De werkgever had moeten onderzoeken of er voldoende preventieve maatregelen mogelijk waren of dat de machine veiliger kon werken, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een noodknop of een automatische beveiliging. De werkgever is volgens het Hof dan ook tekortgeschoten in zijn zorgplicht en daarmee aansprakelijk voor de schade van de werknemer. Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 12 juli 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BR1513.

Schade aan eigendommen van de werknemer

Bij de uitoefening van werkzaamheden door een werknemer kan ook schade ontstaan aan de eigendommen van de werknemer zelf, bijvoorbeeld aan zijn auto tijdens een dienstrit. De werkgever zal die schade moeten vergoeden, ook al is sprake geweest van enige onvoorzichtigheid aan de zijde van de werknemer. Alleen bij opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, of bij afwijkende afspraken (zie echter de voorwaarden hierbij),

591

is de werkgever niet aansprakelijk voor deze schade.

Buiten de strikte juridische aansprakelijkheid van de werkgever voor schade van de werknemer als gevolg van bedrijfsongevallen/beroepsziekten, kan een werkgever ook op grond van goed werkgeverschap dan wel op grond van de algemene regels van billijkheid en redelijkheid gehouden zijn om de schade te voldoen. De omstandigheid dat een werkgever heeft nagelaten zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering kan daarbij een rol spelen (Gerechtshof Leeuwarden 11 januari 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BP1174. Zo is de werkgever voor de schade die een werknemer lijdt ten gevolge van een ongeval terwijl de werknemer op weg was naar zijn werk (woon-werkverkeer) in beginsel niet aansprakelijk. Maar de omstandigheden kunnen soms zodanig zijn dat van de werkgever toch vergoeding van de schade verlangd kan worden, volgens de Hoge Raad.

Volgens de Hoge Raad is een werkgever verplicht om te zorgen voor een behoorlijke verzekering voor schade van werknemers die zij lijden door een verkeersongeval in de uitoefening van hun werk. In plaats van het sluiten van een verzekering mag de werkgever ook financiële middelen ter beschikking stellen waarmee de werknemer zelf een dergelijke verzekering afsluit. Lange tijd was onduidelijk voor welke situaties de werkgever een verzekering diende af te sluiten. In een uitspraak van 11 november 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BR5215) heeft de Hoge Raad de verzekeringsplicht voor werkgevers concreet begrensd. In deze uitspraak heeft de Hoge Raad uiteengezet voor welke gevallen een werkgever zich dient te verzekeren voor schade die de werknemer tijdens het uitoefenen van de werkzaamheden kan lijden. Het ging in deze zaak om een postbezorgster van TNT die tijdens het bezorgen van de post uitgleed over ijs of bevroren sneeuw. Zij leed daardoor schade en stelde TNT aansprakelijk. Nadat de kantonrechter de vordering had toegewezen op grond van het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW), omdat de werkgever zich niet verzekerd had voor een dergelijk risico, werd door middel van sprongcassatie aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd of een werkgever voor een dergelijk ongeval ook een verzekeringsplicht heeft.

De Hoge Raad oordeelde dat de verzekeringsplicht van de werkgever alleen geldt voor de gevallen waarin de werknemer: a. als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raakt bij een verkeersongeval; b. als fietser of voetganger schade lijdt als gevolg van een ongeval waarbij een of meer voertuigen zijn betrokken; c. als fietser schade lijdt als gevolg van een eenzijdig fietsongeval.

De Hoge Raad trekt hiermee een duidelijke grens door ongevallen waarbij voetgangers betrokken zijn zonder dat er ook een voertuig bij betrokken is, niet onder de verzekeringsplicht te brengen. Volgens de Hoge Raad is een ongeval waarbij voetgangers betrokken zijn zonder dat er ook voertuigen bij betrokken zijn, geen bijzonder risico dat aan het wegverkeer verbonden is. Voor de werknemers die hun werkzaamheden voornamelijk te voet verrichten (zoals bijvoorbeeld een postbode) valt deze uitspraak nadelig uit, omdat zij in een situatie waar geen voertuig bij betrokken is, hun schade alleen kunnen verhalen op grond van artikel 7:658 BW. Met deze uitspraak heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat een verdere uitbreiding van de verzekeringsplicht voor werkgevers niet aan de orde is. Overigens geldt volgens eerdere jurisprudentie de verzekeringsplicht ten aanzien van bestuurders van motorvoertuigen niet in alle gevallen. Als redelijkerwijs geen mogelijkheid bestond voor de werkgever om zich tegen het risico te verzekeren, kan de werkgever ook niet aansprakelijk worden gehouden. Volgens een uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 20 september 2011 (ECLI: GHSHE:2011:BT2751) was er tot oktober 1996 in elk geval geen mogelijkheid voor werkgevers om zich redelijkerwijs te verzekeren tegen het risico op letselschade en overige (im)materiële schade dat de werknemer als gevolg van een verkeersongeval die de werknemer als bestuurder in de uitoefening van zijn werkzaamheden was overkomen.

Een werknemer die in dienst is bij een bouwbedrijf, rijdt met zijn eigen auto naar het bouwproject en neemt daarbij drie collega's mee. De werknemer krijgt een ongeval waarbij zijn collega’s en hijzelf gewond raken en zijn auto vernield wordt. De WAM-verzekeraar van de werknemer vergoedt de schade aan de collega's, maar niet de letselschade van de werknemer en de schade aan diens auto. De werknemer spreekt hiervoor vervolgens zijn werkgever aan, waarna procedures volgen bij de kantonrechter, rechtbank en Hoge Raad. De Hoge Raad komt tot het oordeel dat geen sprake is van schending van de zorgplicht

592 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Voorbeeld

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

door de werkgever jegens de werknemer ‘in de uitoefening van zijn werkzaamheden’, maar vindt dat de werkgever gezien de aard van de arbeidsovereenkomst en gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid, de niet door de verzekeraar gedekte schade moet vergoeden. In dit geval speelde een rol dat de werknemer in opdracht van zijn werkgever collega's vervoerde in zijn auto naar een ver gelegen project en dat hij hiervoor krachtens de cao een reisuren- en reiskostenvergoeding en meerij-toeslag ontving. Bron: Hoge Raad 9 augustus 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2113.

De Hoge Raad heeft op 1 februari 2008 uitgemaakt dat een werkgever uit hoofde van goed werkgeverschap gehouden is zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers wiens werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken kunnen raken bij een verkeersongeval. Als de werkgever geen deugdelijke verzekering heeft afgesloten, dan is de werkgever aansprakelijk voor de verzekeringsuitkering die de werknemer ‘misloopt’. Het was vervolgens onduidelijk of, indien deze verzekeringsplicht niet was nagekomen, dekking bestond onder de AVB-polis. De Hoge Raad heeft duidelijkheid geboden en op 30 maart 2012 geoordeeld dat de AVBpolis deze schade in beginsel dekt.

6.3.4.2 Gedeelde aansprakelijkheid

In de rechtspraak is lange tijd het beginsel van alles-of-niets aangehouden als het gaat om de verdeling van aansprakelijkheid. Als de werkgever niet kan aantonen dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht of niet kan aantonen dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, dan is de werkgever verplicht om de volledige schade te vergoeden.

Ook in die gevallen waar duidelijk is dat privéaangelegenheden of bepaald gedrag van de werknemer (niet vallend onder opzet of bewuste roekeloosheid) medeoorzaak is van de ontstane schade. Tegen deze alles-of-niets-opvatting is wel kritiek geuit en er lijkt een kentering te ontstaan in de rechtspraak. Met name in die gevallen waarin de schade bestaat uit schade bij de werknemer zelf, zoals bij schade als gevolg van beroepsziekten, zijn voorbeelden in de rechtspraak te vinden waarin tot een bepaalde verdeling van de schade wordt gekomen.

Voorbeeld

Een werknemer lijdt aan longkanker en stelt zijn werkgever aansprakelijk wegens blootstelling van asbest tijdens zijn werkzaamheden. Op basis van conclusies van de ingeschakelde medisch deskundige neemt de rechter aan dat de kans dat de werknemer longkanker zou krijgen door blootstelling aan asbest op het werk 35% bedroeg. Voor het overige (dus 65%) dient de schade voor rekening van de werknemer te blijven, omdat hij de kans op longkanker zelf aanzienlijk heeft verhoogd door jarenlang te roken. Bron: Kantonrechter Eindhoven 23 augustus 2001, ECLI:NL:RBSHE:2000:AO0398.

Met deze uitspraak maakt de ‘alles-of-niets’-benadering plaats voor een proportionele benadering. Alleen voor zover de schade aantoonbaar verband houdt met een doen of nalaten van de werkgever die daarvoor aansprakelijk is, komt deze voor vergoeding in aanmerking.

6.3.5 Beroepsziekten

Een algemene wettelijke definitie van beroepsziekte is er niet. Veelal wordt onder beroepsziekte verstaan: ‘een ziekte of aandoening die in hoofdzaak het gevolg is van het werk of de werkomstandigheden’. Veel voorkomende beroepsziekten zijn: Repetitive Strain Injury (RSI), het Organisch Psychosyndroom (OPS), dat ontstaat doordat mensen aan te veel vluchtige, organische stoffen (zoals oplosmiddelen) worden blootgesteld, psychische aandoeningen zoals overspannenheid/burn-out, huidaandoeningen, infectieziekten, slechthorendheid, rugklachten, trillingsziekten en longaandoeningen.

Voorbeeld

Werkneemster A heeft gewerkt als winkelmedewerkster bij supermarkt B. A verrichtte uitsluitend kassawerkzaamheden. Zij is na enkele jaren wegens klachten aan haar linkerarm arbeidsongeschikt geworden voor kassawerk. A stelt B aansprakelijk voor het letsel aan haar linker elleboog en zij vordert vergoeding van de schade die zij als gevolg daarvan lijdt. A voert daarbij aan dat zij te lange tijd kassawerk heeft moeten verrichten en dat zij met een verouderd systeem (type plank/wagentje) heeft moeten werken, waarbij zij met haar linkerarm de spullen in het winkelwagentje moest leggen. De supermarkt verweert zich tegen deze vordering met de argumenten dat zij heeft voldaan aan de Arbonormen en dat collega's van A geen gezondheidsklachten hebben geuit. Volgens de supermarkt is zij dan ook niet tekortgeschoten in haar zorgverplichtingen. De werkneemster overlegt in de rechtszaak een zogenaamd CP-blad van de Arbeidsinspectie (tegenwoordig: Inspec-

593

Voorbeeld

tie SZW), waarin de mogelijkheid om kassawerk te verbeteren staat beschreven: ‘er moet naar gestreefd worden dat kassawerk niet meer dan 2/3 deel van de totale werktijd inneemt’. De rechter oordeelt aan de hand van getuigenverklaringen dat A inderdaad met een verouderd systeem moest werken en dat zij te weinig afwisselend werk opgedragen kreeg. De supermarkt is dan ook aansprakelijk voor de gevolgen van de door A bij haar werk opgelopen RSI. Bron: Kantonrechter Wageningen 4 september 2002, JAR 2002/256

Een werkneemster valt uit ten gevolge van een burn-out. De werkneemster stelt dat ze de burn-out heeft opgelopen door een te hoge werkdruk en stelt de werkgever aansprakelijk voor haar schade. De werkgever verweert zich door onder andere te stellen dat de werkneemster (al) beschikte over persoonlijke eigenschappen die een belangrijke risicofactor vormden en dat de werkneemster nooit heeft aangegeven dat zij het werk niet aankon. Het Hof overweegt dat juist omdat de werkgever op de hoogte was van de persoonskenmerken van de werkneemster, de werkgever actief had moeten nagaan of de werklast niet te hoog was. Dat de werkneemster zelf niets liet blijken, doet hier niet aan af. Het Hof oordeelt dat de werkgever aansprakelijk is voor de gevolgen van de burn-out die door de werkneemster is opgelopen. ’s-Hertogenbosch 9 november 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BO4408

6.3.5.1 Melding beroepsziekten

Als is geconstateerd dat een werknemer aan een beroepsziekte lijdt, dan is degene die belast is met de begeleiding van de zieke werknemer verplicht om dit te melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Dit is meestal de bedrijfsarts, maar kan ook een keurings- of verzekeringsarts zijn. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 9 van de Arbeidsomstandighedenwet. Ook als het vermoeden bestaat van een beroepsziekte moet hiervan melding worden gemaakt. Doelstelling van de registratie is het verkrijgen van inzicht in het voorkomen en de verspreiding van beroepsziekten.

6.3.5.2 Bewijslast bij beroepsziekten

Voorbeeld

De bewijslast bij beroepsziekten ligt in de praktijk nog ingewikkelder dan bij andere schadegevallen. In beginsel rust de bewijslast dát er schade is geleden in de uitoefening van de functie op de werknemer. Een werknemer kan dan ook niet volstaan met de stelling dat hij een bepaalde ziekte heeft gekregen en dat dús de werkgever aansprakelijk is.

De erfgenamen van een man, overleden aan een door asbest veroorzaakte dodelijke vorm van kanker, stellen de werkgever aansprakelijk omdat de man die ziekte volgens hen tijdens zijn dienstverband zou hebben opgelopen. De werkgever betwist de vordering en stelt dat de man bij de uitvoering van zijn werkzaamheden niets met asbestverwerking te maken had. De Hoge Raad oordeelt dat er geen goede reden is om de aansprakelijkheid van de werkgever in die zin te verruimen dat deze ook aansprakelijk is voor schade die mogelijk is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. Voor aansprakelijkheid is vereist dat er daadwerkelijke blootstelling aan asbest heeft plaatsgevonden, hetgeen moet worden bewezen door de werknemer (of door zijn erfgenamen). Zie Hoge Raad 26 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9666.

Echter, als is gesteld dat schade is ontstaan tijdens de uitoefening van de werkzaamheden en de werknemer geeft aan wanneer en hoe of door welke stoffen dit is geschied, dan rust op de werkgever de bewijslast dat hij wél aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

Voorbeeld

Een werknemer stelt dat hij arbeidsongeschikt is geworden als gevolg van het werken met medische stoffen, door hem gedetailleerd aangegeven. Hij stelt zijn werkgever aansprakelijk. De werkgever betwist de vordering en stelt dat de werknemer het oorzakelijk verband tussen zijn vroegere werkzaamheden en de opgelopen aandoening moet aantonen. De Hoge Raad oordeelt dat wanneer een werknemer bij zijn werk wordt blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke stoffen, het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband wordt aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om aandoeningen/letsel te voorkomen. De werkgever krijgt de plicht opgelegd om aan te geven of, en zo ja welke maatregelen door hem zijn genomen. Zie Hoge Raad 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8369

Voorbeeld

Een werknemer werkt sinds mei 1992 als afvuller. Zijn functie brengt onder andere met zich mee dat hij per dag met blote handen 200 tot 1000 doppen op flessen moet draaien. In april 1999 valt de werknemer uit met pijnklachten. Deze klachten verergeren en blijven aanhouden. De bedrijfsarts stelt vast dat het gaat om werkgerelateerde klachten en dat sprake is van een peesschedeontsteking. De werknemer stelt de werkgever aansprakelijk voor de schade. In hoger beroep stelt het hof vast dat de regel van bewijslast-

594 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

6.3.6

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

verdeling ook geldt in gevallen waarin de vordering van de werknemer niet is gebaseerd op blootstelling aan gevaarlijke stoffen, maar op de blootstelling aan andere belastende arbeidsomstandigheden, zoals rugbelastend werk. Het hof stelt vast dat de werkgever in zijn zorgplicht is tekortgeschoten. Daarnaast stelt het hof vast dat de werknemer dagelijks een substantieel aantal flessen per dag dichtdraaide en dat dit een forse belasting van de arm en hand met zich meebrengt. Het feit dat peesschedeontsteking een erkende beroepsziekte is, de bedrijfsarts de ontsteking als werkgerelateerd heeft aangemerkt en de chirurg heeft gemeld dat sprake was van overspannenheid, brengt met zich mee dat de peesschedeontsteking kan zijn ontstaan door het werk. De werkgever moet nu aantonen dat de peesschedeontsteking niet door het werk is ontstaan. Zie Gerechtshof Arnhem 8 februari 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0172

Schadevergoeding

De werkgever moet de schade vergoeden die de werknemer als gevolg van het ongeval of de beroepsziekte geleden heeft. Als schadevergoeding kan de werknemer onder andere de volgende bedragen vorderen:

Gederfde inkomsten (indien geen loondoorbetaling plaatsvindt)

Ziektekosten

Immateriële schade

De werknemer moet de hoogte van de geleden schade aantonen. Hij kan dus niet een willekeurig bedrag noemen. Dat de gevolgen van een bedrijfsongeval verstrekkend kunnen zijn, blijkt uit het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

A is in dienst van bedrijf B. Op een gegeven moment wordt A getroffen door een vallend stuk ijzer. Hij heeft als gevolg hiervan drie maanden pijn aan zijn knie. Vastgesteld wordt dat B schuld had aan het ongeluk. Na de pijnperiode van drie maanden houden de klachten aan. Uit medische informatie blijkt vervolgens dat de klachten overwegend van psychische aard zijn. Niet het knieletsel zelf vormt de grondslag van de klachten, maar de omstandigheid dat de artsen onvoldoende notie hebben genomen van dat knieletsel en dat de werknemer aan die onvoldoende medische aandacht een psychisch trauma had overgehouden, waar hij sindsdien niet meer van is hersteld. De rechter is van mening dat het bedrijfsongeval aan de basis staat van al deze gevolgen en dat de werkgever daarom voor de kosten moet opdraaien. Alleen indien de werknemer zelf niet heeft meegewerkt om zijn genezing zo spoedig mogelijk te bewerkstelligen, hoeft de werkgever de kosten niet te vergoeden.

Overlijdt de werknemer als gevolg van het ongeval, dan hebben zijn erfgenamen recht op een schadevergoeding.

Voor asbestslachtoffers zijn bijzondere regelingen getroffen. Daarmee wordt onder meer tegemoetgekomen aan de bewijslast van de aansprakelijkheid en de kosten en moeite van langdurige procedures. In Nederland zijn in het verleden veel mensen met asbest in aanraking geweest. Het inademen van asbestvezels kan na verloop van jaren leiden tot de ziekte mesothelioom, ook wel borstvlies-, longvlies-, buikvlies- of asbestkanker genoemd. Alle mensen die door contact met asbest in Nederland de ziekte mesothelioom hebben gekregen, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming van de overheid. Soms betaalt de (ex-)werkgever een schadevergoeding. In beide gevallen kunnen deze mensen terecht bij het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Dit geldt onder bepaalde voorwaarden ook voor nabestaanden. Deze voorwaarden kunnen gevonden worden op de website www.asbestslachtoffers.nl. De dienstverlening van het IAS is voor asbestslachtoffers en hun nabestaanden kosteloos als aan de volledige procedure wordt meegewerkt.

Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 (TAS)

De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 is bedoeld voor werknemers met mesothelioom als gevolg van het werken met asbest. Ook hun huisgenoten kunnen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, bijvoorbeeld als zij via de kleding van de werknemer aan asbestdeeltjes hebben blootgestaan en als gevolg daarvan mesothelioom hebben gekregen. In sommige gevallen kunnen asbestslachtoffers met mesothelioom geen schadevergoeding ontvangen van de (ex-)werkgever. Bijvoorbeeld omdat die niet meer bestaat, onvindbaar is of failliet is gegaan. Daarnaast komt het voor dat werkgevers een beroep kunnen doen op verjaring (van de vordering), waardoor het slachtoffer met lege handen achterblijft. Voor deze groep slachtoffers is de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers in het leven geroepen. De regeling heeft tot doel rechthebbenden bij leven zelf maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een voorschot op de

595
ƒ
ƒ
ƒ

Regeling tegemoetkoming nietloondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS)

eventuele van de werkgever te ontvangen schadevergoeding. Het onderzoek naar de aansprakelijkheid van de (ex-)werkgever neemt soms veel tijd in beslag. Daarom wordt normaal gesproken eerst de tegemoetkoming van (per 1 januari 2022) € 22.121 in de vorm van een voorschot uitgekeerd. Dit gebeurt in het algemeen binnen twee maanden nadat de aanvraag is ingediend. Als de (ex)werkgever aansprakelijk is, wordt de tegemoetkoming verrekend met de uiteindelijke schadevergoeding. Het bedrag van de tegemoetkoming wordt jaarlijks geïndexeerd (Bron: www.asbestslachtoffers.nl).

De Regeling Tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers is een tegemoetkomingsregeling voor personen die in Nederland aan asbest zijn blootgesteld, bij wie de ziekte mesothelioom is geconstateerd en die niet in aanmerking kunnen komen voor de Regeling TAS. De Regeling TNS is sinds 1 december 2007 van kracht. Sinds 1 december 2007 kunnen dus alle asbestslachtoffers met de ziekte mesothelioom (en onder bepaalde voorwaarden ook hun nabestaanden) via het IAS in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming. Het gaat bij de Regeling TNS om mensen die niet als werknemer aan asbest zijn blootgesteld, maar bijvoorbeeld tijdens het werken met asbest als zelfstandige, aan asbest in het milieu of door in aanraking te komen met asbestproducten.

Het doel van de regeling is ook voor deze groep asbestslachtoffers de juridische lijdensweg te verkorten en ook hen (zo veel mogelijk bij leven) maatschappelijke erkenning van hun leed te geven. Dit gebeurt met een financiële tegemoetkoming die (per 1 januari 2022) € 22.121 bedraagt. De tegemoetkoming is te beschouwen als een uiting van maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van deze personen en is geen vervanging voor schadevergoeding door de veroorzakende partij. Waar mogelijk zullen de kosten op een aansprakelijke partij worden verhaald.

TAS- en TNS-regeling Schadevergoeding

De TAS- en TNS-regeling zijn qua karakter vangnetregelingen. De primaire verantwoordelijkheid van de aansprakelijke partij staat voorop. De tegemoetkoming is geen alternatief voor een civiele rechtsgang, schikking of andere wijze van geschilbeslechting en is zeker geen vervanging voor de schadevergoeding door de aansprakelijke partij.

Soms kan een (ex-)werknemer met mesothelioom of asbestose ook in aanmerking komen voor een schadevergoeding van de (ex)werkgever. Deze moet schadevergoeding betalen als hij voor de gezondheidsschade van zijn (ex)werknemer aansprakelijk is. Het IAS doet onderzoek naar die aansprakelijkheid en bemiddelt tussen beide partijen. Hierover zijn afspraken gemaakt met organisaties van werkgevers en werknemers, het Verbond van Verzekeraars, het Comité Asbestslachtoffers en de overheid. De bemiddeling kan leiden tot een schadevergoeding. Het normbedrag voor de schadevergoeding bedraagt in 2022 € 70.422. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd (Bron: www.asbestslachtoffers.nl). Een nabestaande komt voor smartengeld in aanmerking als het slachtoffer zelf al een verzoek tot bemiddeling bij het IAS heeft gedaan en de werkgever aansprakelijk heeft gesteld. Zo niet, dan komt een nabestaande alleen in aanmerking voor de vergoeding van materiële schade en overlijdensschade.

Een vordering tot vergoeding van schade verjaart volgens de wet na verloop van vijf jaar na het moment dat de werknemer die schade heeft geleden met de drie volgende zaken bekend is geworden: de officiële diagnose is gesteld, de oorzaak van de ziekte of het ongeval is bekend en de werkgever is bekend. De vordering verjaart in ieder geval uiterlijk twintig jaar nadat het schadeveroorzakende feit zich voor het laatst heeft voorgedaan. Gaat het om schade veroorzaakt door het werken met gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld asbest, dan verjaart de vordering na verloop van dertig jaar nadat het schadeveroorzakende feit zich voor het laatst heeft voorgedaan. In geval van asbest kan zich het probleem voordoen dat de ziekte zich pas openbaart na dertig jaar. De werknemer zou dan niet meer de mogelijkheid hebben om schade te vorderen. Het Gerechtshof in Den Haag heeft echter uitgesproken dat deze bepaling voor asbestslachtoffers onredelijk is. De zaak waarin het hof tot dat oordeel kwam betrof een oud-werknemer van een scheepswerf die tijdens zijn werkzaamheden asbeststof had ingeademd. Bij hem werd meer dan dertig jaar later asbestkanker vastgesteld, waaraan hij vervolgens binnen enkele maanden overleed.

Het is werkgevers aan te raden een verzekering af te sluiten die de gevolgen van een bedrijfsongeval dekt. Veel bedrijven hebben een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Het verzekerde bedrag is doorgaans gemaximeerd, zowel per gebeurtenis als

596 Deel 6 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Toelichting
6.3.6.1 Verjaring van de vordering tot schadevergoeding
6.3.6.2 Verzekering

Hoofdstuk 6.3 Aansprakelijkheid en beroepsziekten

per verzekeringsjaar. De premie is afhankelijk van het soort en de omvang van het bedrijf. De premie wordt berekend over de omzet en/of het WW-jaarloon (vóór franchise), waarbij aan het einde van het verzekeringsjaar een verrekening plaatsvindt aan de hand van de door de verzekeringnemer te verstrekken opgave. De verzekering kent een verplicht eigen risico. Een hoger eigen risico leidt tot premiekorting. Wordt er veel met freelancers of uitzendkrachten gewerkt, dan is het raadzaam in de verzekeringsovereenkomst te laten opnemen dat de verzekering ook voor hen geldt. Denk ook aan de aansprakelijkheid voor aan derden uitgeleende werknemers.

6.3.7 Melding en registratie van ongevallen en beroepsziekten

Beroepsziekten

De werkgever heeft een meldingsplicht wanneer zich in verband met het verrichten van arbeid een ongeval voordoet waarbij het slachtoffer aan de gevolgen overlijdt, blijvend letsel oploopt, of in een ziekenhuis moet worden opgenomen. Deze meldingsplicht geldt niet alleen voor eigen werknemers, maar ook voor personen die onder gezag bij de werkgever werkzaam zijn, zoals uitzendkrachten. De melding moet worden gedaan aan de Nederlandse Arbeidsinspectie. Als een werkgever een meldingsplichtig ongeval niet direct meldt, dan kan hij hiervoor een boete krijgen van maximaal € € 50.000. Bron: www.nlarbeidsinspectie.nl.

Bij constatering van een beroepsziekte is de persoon die belast is met de begeleiding van de zieke werknemer verplicht hiervan melding te doen aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Dit is meestal de bedrijfsarts maar kan ook een keurings- of verzekeringsarts zijn. De melding is anoniem, dat wil zeggen zonder de patiënt en diens werkgever te noemen bij de melding of in te lichten over het feit dat de melding wordt verricht. Bron: www.beroepsziekten.nl.

Rapportageplicht

De verplichting om van een ongeval een rapportage op te maken valt volgens de Hoge Raad onder de algemene zorgplicht die de werkgever voor de veiligheid in acht moet nemen. In de rapportage moet de toedracht zodanig worden vastgelegd dat daaruit kan worden opgemaakt of en in hoeverre het ongeval het gevolg was van het feit dat onvoldoende maatregelen waren genomen ter voorkoming van ongevallen. De Hoge Raad legt deze verplichting op de werkgever op grond van ‘goed werkgeverschap’. Het feit dat de rapportageplicht een onderdeel is van de algemene zorgplicht heeft tot gevolg dat de werkgever aansprakelijk is als ‘hulppersonen’ in hun rapportageplicht tekortschieten.

Meer informatie over arbeidsomstandigheden en aansprakelijkheid is te vinden in de Praktijkgids Arbeidsomstandigheden.

597

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.