2
info
2016 JAARGANG 25
VAKBLAD VOOR VEILIGHEIDSPROFESSIONALS
Pleidooi voor holistische aanpak
procesveiligheid VEILIGHEIDSINTERVENTIE: SAFETY VOODOO?
MAATREGEL ALS STA-IN-DE-WEG
NIEUWE SERIE OVER ADVISEREN
info
Van de redactie it jaar is het 30 jaar geleden dat de ramp in Tsjernobyl plaatsvond. Op 26 april 1986 om precies te zijn. De Sovjet-Unie probeerde destijds de ramp te verhullen. Maar ja, toen er in Zweden plotseling een verhoogde radioactiviteit gemeten werd, was er geen houden meer aan. Een Russische onderzoekscommissie probeerde daarna de schuld van de ramp op de operators af te schuiven. Zij hadden immers regels overtreden – tegenstrijdige, naar later bleek – en ter plekke zelfs aanpassingen hieraan doorgevoerd. Maar daar trapte de internationale adviescommissie INSAG niet in. Zij weten het ongeval aan de ‘veiligheidscultuur’, niet alleen in de centrale, maar ook daarbuiten. Bij de toezichthouder, de fabrikant, de ontwerpers. De Sovjet-Russische veiligheidscultuur, zeg maar.
Colofon®
Veiligheid is niet alleen een kwestie van techniek, ik bedoel, technische maatregelen. Maar bovenal een kwestie van mensen, van hoe mensen met veiligheid omgaan. Alle mensen die zich rond een zeker gevaar bewegen – een gevaarlijk chemisch proces, een kerncentrale, een linke machine, een steiger. En dan gaat het niet alleen om wat al die mensen doen, maar ook om hun instelling, hun opvattingen, hun overtuigingen. Hoe denken zij over veiligheid? Is het ‘gedoe’? Wordt het afgedwongen? Of gaat het om een zorg, een zorg die nooit mag afnemen?
Uitgever Vakmedianet, Marieke Le Noble
D
Hoewel veiligheidscultuur voor het eerst wordt genoemd in het rapport van het INSAG (International Nuclear Safety Advisory Group) in 1986, staat het met zoveel woorden al in het rapport dat verscheen naar aanleiding van de eerste grote kernramp, die van Three Mile Island in de Verenigde Staten in 1979. De presidentiële commissie onder leiding van John Kemeny schreef destijds: “Wij zijn ervan overtuigd dat regels alléén geen veiligheid kunnen garanderen. Inderdaad, als regels zo omvangrijk en complex worden als hier het geval is, dan kunnen zij een negatieve uitwerking op nucleaire veiligheid hebben … De Commissie gelooft dat een niet-aflatende zorg (in het Engels staat er fraai “absorbing concern”) voor veiligheid, veiligheid oplevert, niet alleen het navolgen van nauw voorgeschreven en complexe regels.” Een niet-aflatende zorg voor veiligheid levert veiligheid op. Niets anders. En het is deze zorg voor veiligheid die in een cultuur moet bestaan, moet worden aangewakkerd, gecultiveerd. Zelfgenoegzaamheid is daarin volstrekt misplaatst. Helaas is wéér een ramp nodig om ons daar hardhandig aan te herinneren. In Japan heerste vóór Fukushima een veiligheidsmythe: kerncentrales waren absoluut veilig, er kon niks gebeuren. En ach, de kans op zo’n hoge golf is zó klein, daar hoeven we niet op te rekenen. En zo werd de veiligheidsmythe gecreëerd, met prachtige berekeningen waar geen speld tussen te krijgen is. Het hielp natuurlijk ook dat de toezichthouder hier en daar een oogje toe kneep. Wij presenteren u graag de nieuwe NVVKinfo. Ter informatie. Ter inspiratie. En om u bij de les te houden. Want veiligheid is tenslotte onze niet-aflatende zorg. Frank Guldenmund
NVVKinfo is het informatieblad voor leden van de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde en hét vakblad voor veiligheidskunde in Nederland. Het blad verschijnt vier keer per jaar in een oplage van 3000 exemplaren. Redactie Robert-Jan Bannink, Carsten Busch, Frank Guldenmund, Louis Nijland, Jacqueline Joosten (hoofdredacteur), Inge Mulder (eindredacteur)
NVVK algemeen NVVK Secretariaat Postbus 1342 5602 BH Eindhoven T 040-2911423 E nvvk@veiligheidskunde.nl Vormgeving en opmaak colorscan, www.colorscan.nl Druk Ten Brink, Meppel Advertentie-exploitatie Advertentiewinkel, Janneke Reijseger Postbus 174 3760 AD Soest T 035-6936776 E info@advertentiewinkel.nl Copyright Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de NVVK. Disclaimer Hoewel aan de inhoud van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden uitgever, redactie en auteurs geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventuele fouten of onvolledigheden. Kopij Redactieadres: nvvkinfo@veiligheidskunde.nl Verschijningsdata 2016 19 februari, 13 mei, 16 september, 9 december ISSN 0928-4923
info – Mei 2016 nr. 2
3
NR 2 | Mei 2016
10
Interview ‘Procesveiligheid is gebaat bij ‘holistische’ aanpak’
14
Veiligheidsinterventies Safety voodoo of onderbouwd inzicht?
20
Adviseren Situationeel adviseren
24
Crossing borders EMV, bent u er klaar voor?
28
Human factors Maatregel als sta-in-de-weg
34
10
NVVK-prijs Additieven: zomaar toevoegen?
38
NVVK-prijs Openen van zeecontainers
6 Nieuws 17 Column Riedijk 18 Juridisch bekeken 27 Carrière 32 Boekbespreking 41 Nieuwe dingen 42 Verenigingsnieuws
4
Mei 2016 nr. 2 –
info
20
14 28
24
38 info – Mei 2016 nr. 2
5
Nieuws
Nieuwe verplichtingen supply chain PBM De nieuwe EU-verordening Persoonlijke Beschermingsmiddelen (2016/425) is gepubliceerd. Per 21 april 2018 zal de huidige PBM-richtlijn worden ingetrokken.
V
anaf die datum zal de nieuwe PBM-verordening meteen van kracht zijn. De verordening heeft rechtstreekse werking vanuit Europa. Dat houdt in dat de EU-lidstaten de bepalingen in de verordening niet omzetten in nationale wetgeving. Door de komst van de nieuwe PBM-verordening zal de inhoud van het huidige Nederlandse Warenwetbesluit PBM volledig verdwijnen. Er blijft alleen
een verwijzing over naar de Europese PBM-verordening. Met de nieuwe verordening krijgt de volledige supply chain – fabrikanten, invoerders en distributeurs – verplichtingen opgelegd. De belangrijkste wijzigingen zijn: 1. De beperking van de geldigheidstermijn van type keuringscertificaten voor PBM. Dit maakt regelmatige evaluatie en toetsing van producten noodzakelijk. 2. Er komen specifieke procedures voor op maat gemaakte of aangepaste PBM. Hierdoor is de veiligheid efficiënter te garanderen. 3. Wellicht het meest zichtbaar voor de eindgebruiker zijn de aanpassin-
Er zullen producten van categorie veranderen
gen in de lijst van uitgesloten producten en categorisatie van risico’s. Enerzijds worden in de huidige wetgeving uitgesloten producten wel degelijk als PBM beschouwd in het voorstel, zoals afwashandschoenen en ovenhandschoenen voor privégebruik. Anderzijds zullen er producten van categorie veranderen. De essentiële (technische) eisen waaraan producten moeten voldoen zullen niet wijzigen. Ook de bestaande normen blijven van toepassing. Q http://eur-lex.europa.eu/legalcontent/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX :32016R0425&from=EN
Digitalisering: oog voor de ‘human factor’ De robotisering gaat snel en raakt bijna alle beroepssectoren. De werkinhoud verandert, de gerelateerde arbeidsbelasting ook. Een werkgever kan hierop anticiperen door oog te hebben voor de ‘human factor’. Robots in het werk kunnen al bijna alles. Daarbij moeten we niet uitsluitend denken aan robots voor de uitvoering van fysieke taken, maar ook aan ICT-systemen ten behoeve van informatieverwerking. Juist in de combinatie van hardware met ICT ontstaan de nieuwe toepassingen. Dit is vooral te danken aan de gelijktijdige technologische ontwikkelingen op het vlak van sensortechnologie, big data, cloud computing en kunstmatige intelligentie. Dit maakt dat robots steeds beter kunnen waarnemen, nadenken, interpreteren en beslissingen nemen, de fysieke uitvoering op zich kunnen nemen, en daarop ook nog eens kunnen reflecteren. Inderdaad: ze kunnen inmiddels bijna alles. De uitzonderingen zijn vooral taken die een hoge
6
Mei 2016 nr. 2 –
info
mate van creatief denken vergen of waarin sociale interactie cruciaal is. Maar wat willen we zelf? Blijven we maximaal robotiseren? Of gaan we investeren in mensgerichte robotisering, waarbij we de sterke kanten van robots en mensen optimaal combineren? Deze vragen staan centraal in het rapport ‘De robot de baas’ van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) over veranderingen in het werk als gevolg van robotisering. Op het vlak van lichamelijke belasting kan robotisering ons helpen door fysiek zwaar werk en repeterend werk van ons over te nemen. Op het gebied van de cognitieve belasting zou de frequentie van de meer ingewikkelde beslismomenten kunnen toenemen door het digitaliseren van relatief eenvou-
Robotisering kan fysiek zwaar en repeterend werk van ons overnemen
dige cognitieve processtappen. Dat maakt dat we arbeidsbelasting kunnen beïnvloeden. We kunnen kiezen in de soort mens-robot samenwerking en daarmee sturen in arbeidsbelasting, arbeidsrisico’s en bijvoorbeeld werktevredenheid. In ieder geval is het raadzaam om medewerkers tijdig te betrekken bij de vormgeving van hun veranderende werkomgeving. Q [http://www.wrr.nl/publicaties/
Europese wet databescherming aangenomen Voor organisaties: - de plicht om nadrukkelijk toestemming te vragen van betrokken personen voor het verwerken van privégegevens; - de plicht om privacybeleid helder en begrijpelijk uit te leggen; - strenge handhaving en boetes tot 4 procent van de totale internationale jaaromzet bij overtreding.
Na vier jaar onderhandelen is het dan zover: Europa krijgt een nieuwe dataprotectie-overeenkomst.
S
inds 1 januari geldt in Nederland de meldplicht datalekken. Daarmee loopt Nederland behoorlijk voorop in Europa. Onlangs is de Europese variant goedgekeurd door het Europees parlement. De overige Europese lidstaten krijgen nu nog twee jaar de tijd om hun wet- en regelgeving in lijn te brengen met de Europese wetteksten. De nieuwe databeschermingswet brengt verschillende rechten met zich mee voor zowel consumenten als organisaties. Voor consumenten: - het recht om vergeten te worden; - het recht om je gegevens naar een andere dienstverlener over te zetten; - het recht te weten of je gegevens gehackt zijn.
Met name dat laatste is een verschil met de regelgeving die Nederland inmiddels zelf al heeft opgesteld (daarin kun je een boete van maximaal 820.000,- euro tegemoet zien voor iedere keer in gebreke blijven bij de bescherming van privacygevoelige gegevens in de organisatie). Belangrijk om te weten is dat deze wetgeving geldt voor alle bedrijven die gegevens bewaren over Europese burgers, ongeacht of zo’n bedrijf zelf een Europese basis heeft of niet. Q
Veel zorgverleners melden falen collega niet Artsen die zien dat collega’s niet goed functioneren, zeggen daar in veel gevallen niets over. Dat melden onderzoekers van het Radboudumc na onderzoek onder 4000 werknemers in de zorg.
M
eer dan een kwart van de bevraagde zorgverleners gaf aan het afgelopen jaar geconfronteerd te zijn met een disfunctionerende collega. Een groot deel van hen zegt daarop actie te hebben ondernomen
door de betreffende collega of een leidinggevende aan te spreken. Maar een op drie trekt juist niet aan de bel. Artsen geven aan dat ze behoefte hebben aan meer ondersteuning bij het omgaan met die situaties. Vooral als die zich voordoen buiten de eigen organisatie. Het onderzoek laat ook zien dat een open cultuur, waarin het gewoon is om elkaar aan te spreken op gedrag, belangrijk is voor de patiëntveiligheid. Ernstige incidenten ontstaan meestal na teamfalen in organisaties waar een transparante cultuur ontbreekt, aldus de onderzoekers. Q http://www.iqhealthcare.nl/media/124285/ def_sturen_op_functioneren_en_omgaan_ verminderd_functioneren_februari_2016.pdf
Disfunctionerende collega? Een op drie artsen trekt niet aan de bel info – Mei 2016 nr. 2
7
Nieuws
Gemeente mag cameratoezicht flexibel inzetten Vanaf 1 juli 2016 kunnen gemeenten toezichtcamera’s flexibeler inzetten om overlast beter aan te pakken.
G
emeenten mogen nu ook al cameratoezicht inzetten, maar alleen met vaste camera’s op plaatsen die vooraf bekend zijn gemaakt. Straks mogen camera’s sneller worden verplaatst naar een gebied
Er moeten borden komen die aangeven dat er toezicht is
waar de overlast zich op dat moment voordoet, bijvoorbeeld door zakkenrollers, drugsdealers of hangjongeren. De Eerste Kamer stemde dinsdag in met deze uitbreiding van de huidige regeling die minister Van der Steur van Justitie had voorgesteld. Flexibel toezicht kan snel worden ingezet, omdat er niet steeds een aparte procedure voor nodig is. De burgemeester wijst een gebied aan waarin camera’s kunnen worden geplaatst of verplaatst. Dat gebied mag niet groter zijn dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde en het mag ook
niet langer duren dan noodzakelijk is. Er moeten wel borden komen die aangeven dat er toezicht is. Q
Nederland werken ongeveer vierhonderd bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Om die reden moeten zij specifieke maatregelen nemen om de risico’s van zware ongevallen te beperken. Of een bedrijf het etiket hoog- of laagdrempelige inrichting heeft gekregen, hangt af van de hoeveelheid en categorie-indeling van de gevaarlijke stoffen waarmee het werkt. Vallen bedrijven onder de hoogdrempelige inrichtingen, dan zijn zij verplicht om een veiligheidsrapport op te stellen en in te dienen. Daarin moeten ze
aantonen dat zij de juiste maatregelen hebben genomen om zware ongevallen te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken. Laagdrempelige inrichtingen moeten deze maatregelen ook nemen. Het verschil is dat zij dit niet hoeven aan te tonen in een veiligheidsrapport. In beide gevallen zijn bedrijven zelf verantwoordelijk voor het nemen van de benodigde maatregelen. Q
RRZO in werking De Regeling Risico’s Zware Ongevallen (RRZO) is bekend gemaakt. De RRZO bevat voorschriften ter uitwerking van het Brzo 2015.
D
e regeling is op 4 maart 2016 in werking getreden. De Brzo 2015 is in juli 2015 van kracht geworden en vervangt sinds die tijd het Brzo 1999. Het besluit is de Nederlandse uitwerking van de Seveso-III richtlijn. Met de Brzo 2015 is er een indeling gekomen van de Brzo-bedrijven in hoogen laagdrempelige inrichtingen. In
http://wetten.overheid.nl/ BWBR0037692/2016-03-04
I-SZW inspecteert Arbeidsinspectie De Inspectie SZW gaat een ‘historisch onderzoek’ doen naar het functioneren van zijn voorloper, de Arbeidsinspectie, inzake de lycra-fabriek van DuPont in Dordrecht.
H
et gaat over de periode 19751990. Eerder meldden diverse media dat vrouwen die gewerkt hebben bij de lycra-fabriek van DuPont ernstige zwangerschapsproblemen of vruchtbaarheidsproblemen kregen. De boosdoener in de lycra-fabriek is de stof DMAc. Een woordvoerder van de Inspectie: “Wij gaan na of we destijds inspec-
8
Mei 2016 nr. 2 –
info
ties hebben gedaan, of er meldingen zijn geweest en wat er is geconstateerd.” Dit onderzoek is op eigen initiatief. Aan de hand daarvan kan de Inspectie eventueel conclusies trekken. De naam DuPont staat tegenwoordig bijna synoniem voor gezondheidsproblemen. In de fabriek in Nijmegen – inmiddels valt deze onder Chemours – zouden werknemers jaren hebben blootgestaan aan de kankerverwekkende stof C8, een grondstof voor teflon. Ook deze zaak wordt al uitgebreid onderzocht door het OM, het RIVM en de Inspectie
SZW. Chemours heeft werknemers die betrokken waren bij de productie van teflon een bloedonderzoek aangeboden. Omwonenden die wellicht ook zijn blootgesteld aan C8 moeten het onderzoek zelf betalen. In de Verenigde Staten werd DuPont veroordeeld tot het betalen van 1,6 miljoen dollar schadevergoeding vanwege gezondheidsproblemen en C8. Q
‘Wij gaan na of we destijds inspecties hebben gedaan’
NEN en CCV: minder normen en regels Het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) gaan samenwerken om de wildgroei in normen en regels voor brandblusinstallaties aan te pakken.
O
p 31 maart sloten NEN en CCV een convenant voor een periode van drie jaar. De samenwerking moet ertoe leiden dat het in de praktijk gemakkelijker wordt om kwalitatief goede brandblusinstallaties te ontwerpen, aan te leggen en te onderhouden. De samenwerking tus-
sen NEN en het CCV levert duidelijke normen en voorschriften op die beter aansluiten bij de praktijk en waarin de markt rechtstreeks inbreng heeft. Dit zorgt voor duidelijke normen en voorschriften die werkbaar zijn in het hele proces, van ontwerp tot installatie, tegen de laagst mogelijke kosten. Q
Wildgroei in normen & regels brandblusinstallaties
Minder nodeloze uitrukken brandweer
H
et aantal keren dat de meldkamers de brandweer alarmeerden voor een brand, daalde van 91.000 in 2014 naar 85.000 in 2015 (een daling van 7 procent). Dat blijkt uit de CBS-cijfers. “Opvallend is dat
JARRETERA / SHUTTERSTOCK.COM
Bij de brandweermeldkamers kwamen in 2015 in totaal 234.000 meldingen binnen voor brand of hulpverlening. Dat zijn 641 meldingen per dag. Voor 152.000 meldingen (416 per dag) moest de brandweer echt uitrukken.
er maar liefst 5.100 minder meldingen zijn geweest van automatische meldinstallaties”, vertelt Stephan Wevers van Brandweer Nederland. Dat komt omdat minder brandmeldinstallaties op de meldkamer zijn aangesloten. De wettelijke verplichting hiertoe is in 2012 komen te vervallen en dat werpt nu zijn vruchten af. “Daarbij is onze landelijke maatregel, waarbij de centralist op de meldkamer eerst nagaat of er daadwerkelijk sprake is van brand, succesvol. Hoewel wij het aantal onechte en ongewenste meldingen nóg verder willen terugdringen, zijn er in 2015 dus al mooie stappen gezet. Uiteindelijk moet deze aanpak leiden naar een situatie waarin gebruikers zelf de verantwoordelijkheid nemen en alleen echte brandmeldingen aan de brandweer doormelden.” Q www.vebonnovb.nl, www.cbs.nl
(advertentie)
CONSULTA NCY • DETACHERING • RECRUITMENT • OPLEIDINGEN binnen Kwa liteit, Veiligheid, Arbo en Milieu | a rts-sa fety.com
info – Mei 2016 nr. 2
9
Interview
Hans Pasman: “Dalende persoonlijke ongevalsindicatoren betekenen niet automatisch ook een grotere procesveiligheid.�
Veiligheidswetenschapper prof. dr. ir. Hans Pasman:
‘Procesveiligheid is gebaat bij ‘holistische’ aanpak’ De veiligheid in de procesindustrie heeft sinds de jaren 70 een enorme sprong voorwaarts gemaakt. Maar er zijn nog te veel verbeterpunten om tevreden achterover te leunen. Hans Pasman pleit voor verbreding van kennis. En voor een holistische veiligheidsaanpak die techniek en organisatie verbindt in de ontwerpfase en operationele bedrijfsvoering. | TEKST ROB JASTRZEBSKI
P
rof. dr. ir. Hans Pasman is al op leeftijd, maar ontembaar in zijn passie om de industriële veiligheid vooruit te helpen. Hij heeft een indrukwekkende staat van dienst in zijn vakgebied. Begin jaren 70 stond hij aan de wieg van het risicodenken in Nederland, hij was directeur bij TNO in onder andere Explosieveiligheid, hoogleraar aan de TU Delft, boegbeeld van diverse internationale werkgroepen en comités en lid van de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. Sinds 2008 is hij als hoogleraar verbonden aan de toonaangevende Texas A&M University, waar hij colleges geeft en afstudeerders en promovendi coacht. Zo draagt hij met zijn expertise tot op de dag van vandaag bij aan de vorming van nieuwe generaties safetyprofessionals met verantwoordelijkheid voor industriële procesveiligheid. Recent publiceerde Pasman het boek ‘Risk Analysis and Control for Industrial Processes – Gas, Oil and Chemicals’. Volgens ingewijden is dit de meest complete publicatie die ooit over process safety is geschreven en die in alle hoofdstukken de visie ademt van de bevlogen hoogleraar.
Kennis cruciaal Een visie met als rode draad dat procesveiligheid steunt op een stevig fundament van kennis en solide veiligheids-
managementsystemen. Volgens Pasman is op deze terreinen nog het nodige missiewerk te doen: “De beste waarborg voor duurzame procesveiligheid is een holistische aanpak, waarbij de hele keten vanaf het ontwerp van installaties tot en met beheer en onderhoud integraal wordt beschouwd. Aandacht voor veiligheid is nu nog te versnipperd, net als de informatie die bedrijven nodig hebben om hun risicomanagement goed in te richten.
Mijn ideaalbeeld is een systeem dat als een dashboard continu het actuele veiligheidsniveau van een bedrijf laat zien info – Mei 2016 nr. 2
11
Procesveiligheid heeft baat bij een holistische ketenaanpak
De kracht van informatiebronnen kan veel beter worden benut, door relevante data samen te brengen van de ontwerpfase van installaties, de productieprocessen, het beheer- en onderhoudsproces, het functioneren van het veiligheidsmanagementsysteem en omgevingsfactoren. Al die gegevens zijn essentiële input voor potentiële gevaarscenario’s en risicoanalysemodellen. “Mijn ideaalbeeld is een systeem dat als een dashboard continu het actuele veiligheidsniveau van een bedrijf laat zien, gebaseerd op voortdurende monitoring van gekoppelde informatie uit de
Alle operationele leidinggevenden en topmanagers zouden een pakket over veiligheidsbeginselen en risicomanagement moeten volgen 12
Mei 2016 nr. 2 –
info
gehele complexe keten. Zo zullen leidinggevenden tijdig alert zijn op dreigende gevaren door momentane of geleidelijke veranderingen. Zoals veroudering van installaties, veranderingen in het chemisch proces, de inrichting van het bedrijfsterrein, of de bedrijfscultuur. Daar kunnen zij dan gericht op sturen.” Dat laatste is volgens Pasman alleen mogelijk als leidinggevenden beschikken over relevante kennis om zwakke signalen te kunnen verstaan en daar adequaat op te reageren. Investeren in die kennis is een blijvend punt van aandacht, stelt hij: “Beslissingen worden genomen door het management, maar managers zijn vaak geen ingenieurs. Het aansturen van bedrijfsprocessen en het procesveiligheidsdenken zijn twee verschillende werelden. Indicatoren kunnen inzicht geven in risico’s, maar het is nodig de causale verbanden te begrijpen om gevaren af te wenden. Dat vereist kennis van stofeigenschappen, processtabiliteit, dispersiefysica, explosiedynamica en veiligheidsmaatregelen, gecombineerd met de beginselen van systeemkennis, scenario-identificatie, probabilistiek en risicoanalyse. In mijn opinie zouden bij bedrijven alle operationele leidinggevenden en topmanagers een pakket over veiligheidsbeginselen en risicomanagement moeten volgen.”
Trends Kennis loopt als een rode draad door de werkzaamheden van Hans Pasman. Hij blikt terug op de jaren 60 toen, in
gehad. Kortom: op veel aspecten is de chemische industrie aantoonbaar veiliger geworden.” Maar er zijn ook trends die Pasman zorgen baren, zoals de toegenomen concurrentie en hogere werkdruk. “Onder druk van concurrentie en kostenbesparing kan de veiligheidsmarge/reserve in het ontwerp van installaties verminderen. Ook zie ik een verandering in de managementstijl bij bedrijven. De jongere generatie directieleden en managers heeft minder feeling met het operationele proces en is minder lang aan een bedrijf verbonden. Hierdoor ligt het gevaar van een verslappende discipline op de loer en is men wellicht sneller geneigd bewust of onbewust regels te overtreden. De veiligheidscultuur bij bedrijven in relatie tot procesveiligheid is dan ook een belangrijk aandachtsgebied. Managers moeten leiderschap tonen, onderbouwd door kennis en veiligheidsbesef. Tot slot is er de trend van toenemende outsourcing van onderhoud. Daar is niets op tegen, mits de ingehuurde contractors aantonen dat zij voldoen aan de strenge veiligheidseisen van de onderneming. Zij moeten gedegen kennis hebben van de installaties waaraan ze gaan werken en van de risico’s die dat kan opleveren. Klinkt logisch, maar de praktijk is weerbarstig.”
Lessen van incidenten
navolging van de Verenigde Staten en Engeland, ook Nederland een stormachtige industriële revolutie meemaakte. “De chemische industrie was booming, maar de feitelijke kennis over gevaren en effecten van het falen van procesbesturing en installaties was nog zeer beperkt. Eind jaren 60 en begin jaren 70 waren er verschillende grote industriële ongelukken, die de overheid en het bedrijfsleven wakker schudden. Zoals de reusachtige gaswolkexplosie bij Shell in januari 1968, een fenomeen dat we toen helemaal niet kenden. Het prille veiligheidsdenken berustte vooral op gissingen en aannames en de kennis was fragmentarisch. Dat veranderde in 1973, toen diverse TNO-instituten die zich bezig hielden met explosieve en toxische stoffen, fysische modellering en de wisselwerking tussen mens en techniek, gingen samenwerken in één nieuwe tak: industriële veiligheid. Dat was een onderkenning dat procesveiligheid een multidisciplinaire opgave is.” De verbreding van het veiligheidsdenken, met nu ook aandacht voor security, laat volgens Pasman positieve trends zien. “De persoonlijke veiligheid is sterk toegenomen en daarnaast is er meer kennis en bewustzijn van procesgevaren. Verder is er betere wet- en regelgeving, zijn er internationale normen en eisen voor installaties vastgesteld, zijn er betere materialen en betere veiligheidssystemen en is er meer aandacht voor veiligheid in het ontwerp. Ook de introductie van tools voor risicoanalyse, zoals HAZOP, LOPA, en QRA, heeft een gunstig effect
Pasman vervolgt met de lessen die uit recente industriële rampen en ongelukken te trekken zijn. De casuïstiek als leerschool. Wat leerden we van de explosies van het brandstofdepot in Buncefield, de aardgascondensaattank van de NAM in Warffum en een raffinaderij in Texas City in 2005? Pasman: “Deze ongevallen en andere recente calamiteiten in de industrie laten de trend zien dat er relatief veel incidenten gebeuren tijdens niet-routinematige werkzaamheden, zoals start-ups, shut-downs en onderhoud. In die activiteiten schuilt dus een relatief hoog veiligheidsrisico. In Warffum en Buncefield waren fouten bij onderhoudswerkzaamheden de aanleiding voor de voorvallen. In Warffum was de belangrijkste les dat er betere waarborgen moeten komen dat onderhoudcontractors en onderaannemers de veiligheidsregels en -procedures van het bedrijf kennen. De verankering van safety in de werkprocessen is bij bedrijven niet vanzelfsprekend. Het management kan zich vergissen: dalende persoonlijke ongevalsindicatoren betekenen niet automatisch ook een grotere procesveiligheid. In Texas City was de oorzaak van de explosie die vijftien mensenlevens eiste een combinatie van achterstallig onderhoud, slechte overdracht tussen ploegen en een falend procesbeeld bij de operator. Ook het grote aantal mensen dat zich onnodig nabij de ontplofte installatie bevond, was een leerpunt.” Terugblikkend op de ontwikkeling van de process safety en zijn eigen rol daarin, besluit Hans Pasman met de stelling dat het nodig is om blijvend energie te steken in nieuwe kennis en jonge generaties safetyprofessionals. Een nationaal samenwerkingsplatform van industrie, wetenschap en overheid kan bijdragen aan effectieve kennisbevordering en kennisdeling. “In 2009 heb ik leiding gegeven aan een werkgroep die een voorstel voor zo’n kenniscentrum heeft geschreven, maar vanuit de overheid was er uiteindelijk geen belangstelling voor deze formule. Ik betreur dat het niet is gelukt, want de veiligheid van de industrie en de samenleving heeft er zeker op lange termijn baat bij. En veiligheid betaalt zichzelf terug.” Q
info – Mei 2016 nr. 2
13
Veiligheidsinterventies Werkende veiligheidsmaatregelen
‘Safety voodoo’
of onderbouwd inzicht? Op 5 juni 2015 riep Jop Groeneweg bij de netwerkbijeenkomst van het RIVM veiligheidskundigen op om effectieve en werkende veiligheidsmaatregelen te delen met kennisinstellingen. Het RIVM-programma Veilig Werken pakt deze hartenkreet graag op door werkende veiligheidsmaatregelen te verzamelen en die via een centrale database beschikbaar te maken. | TEKST VIOLA VAN GULDENER EN RIKKERT HANSLER
H
et RIVM Veilig Werken heeft als doel om de arbeidsveiligheid te verbeteren. Dit doet het RIVM door het verzamelen, analyseren en delen van informatie over ongevallen. Met behulp van de onderzoeksmethode Storybuilder zijn al meer dan 25.000 ernstige arbeidsongevallen geanalyseerd. Daarnaast is het mogelijk om met het instrument WebORCA een kwantitatieve risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) te maken. In WebORCA zijn ook maatregelen opgenomen. Destijds heeft een expertsessie met een grote groep internationale wetenschappers een zogenoemde best guess gedaan naar de effectiviteit van maatregelen. Het bleek namelijk erg lastig om op basis van empirische data iets te kunnen zeggen over de effectiviteit van maatregelen. Nog steeds blijkt dat er zowel in de wetenschap als in de praktijk weinig inzicht is in de effectiviteit van veiligheidsmaatregelen. Dit terwijl iedereen in de praktijk van alles uitprobeert en implementeert. Het lijkt er dus op dat we ‘maar wat doen’. Of, om met Groeneweg en Bellamy’s woorden te spreken, het lijkt wel ‘safety voodoo’.
Effectiviteit Het afgelopen decennium zijn er verschillende pogingen gedaan om inzicht te krijgen in de werking van (veiligheids)maatregelen in de praktijk. Het ministerie van SZW heeft bijvoorbeeld in verschillende projecten (onder meer Arboconvenanten, programma’s VAV 1 en VaSt 2) handboeken en handleidingen met goede praktijken laten opstel-
14
Mei 2016 nr. 2 –
info
Nog steeds blijkt dat er zowel in de wetenschap als in de praktijk weinig inzicht is in de effectiviteit van veiligheidsmaatregelen len. Daarnaast heeft de TU Delft (Frank Guldenmund, Andrew Hale) destijds een evaluatiestudie gedaan naar 22 veiligheidsverbetertrajecten die vanuit het SZW VAVprogramma zijn uitgevoerd. Momenteel inventariseert SZW in het kader van het programma Zelfregulering 3 ook goede praktijken voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden in sectoren. Allemaal goede initiatieven om ervaringen en kennis te delen. De vraag is alleen wat er met deze kennis gebeurt. Blijven de boekjes in de kast of leren we daadwerkelijk van ervaringen en maatregelen die anderen al eens hebben geprobeerd? De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we het niet goed weten. Het vermoeden is dat we niet zo heel veel leren van deze goede initiatieven.
Definitie maatregelen en interventies WebORCA hanteert de volgende definitie voor een preventieve maatregel: “Alle bestaande middelen die als doel hebben te voorkomen dat de ‘centrale gebeurtenis’ zich voordoet.” Het begrip maatregel is daarmee breed en ruim gedefinieerd. Het omvat alles wat we in de praktijk inzetten: technische, organisatorische en cultuur- en gedragsmaatregelen. In de centrale gebeurtenis zijn de 36 scenario’s uit Storybuilder opgenomen. Een voorbeeld is ’vallen van hoogte’. Als iemand op hoogte (bijvoorbeeld op een platform) werkt en zijn evenwicht verliest, is de vangrail een maatregel om het vallen van hoogte te voorkomen. In de sociale wetenschappen wordt een interventie vaak gedefinieerd als een doelgerichte en planmatige aanpak, met gedragsverandering als doel.
De definitie van het Loket Gezond Leven voor de gezondheidsbevorderende leefstijlinterventie luidt als volgt: “Elke planmatige en doelgerichte aanpak om het gedrag van burgers te veranderen en hun omstandigheden te beïnvloeden, met als doel gezondheid te bevorderen of ziekte te voorkomen.” Het gaat bij interventies vaak over het beïnvloeden van gedrag, waarbij de aanpak doelgericht en planmatig is opgezet en uitgevoerd. Veelal omvat een interventie een set van maatregelen die in samenhang het gedrag beïnvloeden. De groep experts ontwikkelt in 2016 het raamwerk voor de database, waarin die experts ook zullen besluiten of het over maatregelen gaat of over interventies. Voor het gemak is nu gekozen voor de werktitel ‘Database werkende veiligheidsmaatregelen’.
info – Mei 2016 nr. 2
15
Definitie effectiviteit en goede praktijken Effectiviteit Het begrip ‘effectiviteit’ wordt ook vaak aangeduid als doeltreffendheid. Een bepaalde actie is effectief of doeltreffend als we daarmee het beoogde doel bereiken. Om dit te kunnen vaststellen wordt het effect van een actie gemeten en vergeleken met het vooraf vastgestelde doel. Goede praktijken Het ministerie van SZW gebruik het concept ‘goede praktijken’ om kennis en informatie over werkende arbo-maatregelen met elkaar te kunnen delen, vooral tussen sectoren onderling. Goede praktijken worden daarbij doorgaans gedefinieerd als een (technologische) innovatie, een nieuwe werkwijze of een hulpmiddel dat een positief, meetbaar effect heeft en dat in de praktijk is geïmplementeerd. Vaak is een goede praktijk nieuw, maar
Een recente meta-analyse van de Campbell Collaboration (www.campbellcollaboration.org), waarbij ook Frank Guldenmund van TU Delft is betrokken, bevestigt dit. Uit een analyse over 222 wetenschappelijke artikelen en onderzoeksrapporten blijkt er slechts een fractie te gaan over de effectiviteit van interventies en maatregelen om de veiligheid op het werk te verbeteren.
De praktijk Het blijkt dat ook de professionals in de bedrijfspraktijk niet zo goed weten welke maatregelen effectief zijn. Uit een vragenlijstonderzoek van RIVM en TNO in 2014, waaraan meer dan 260 NVVK-leden deelnamen, blijkt dat 89 procent van de respondenten enige tot sterke behoefte heeft aan informatie over de effectiviteit van veiligheidsmaatregelen. Uit ditzelfde onderzoek blijkt ook dat 37 procent van de veiligheidskundigen aangeeft dat de praktijkevaluatie van maatregelen (naar aanleiding van ongevalsonderzoek en analyses) redelijk tot goed gebeurt. En dat ‘slechts’ de helft van deze veiligheidskundigen tevreden is over de uitkomst van dit evaluatieonderzoek. Volop ruimte voor verbetering dus! Wetenschappelijk onderzoek kan helpen om meer inzicht te krijgen in de werking en effectiviteit van veiligheidsmaatregelen. In 2016 start het RIVM samen met het Wetenschappelijk Bureau van de NVVK, de RU Leiden, White Queen en TNO met het opzetten van een database met werkende veiligheidsmaatregelen. Veel sectoren hebben al maatregelen uitgewerkt. Daarom verkennen we samen met sectoren in hoeverre deze maatregelen een startpunt kunnen vormen voor het vullen van de database. Het doel is om de maatregelen op een laagdrempelige manier te kunnen invoeren en opvragen. In 2016 organiseert het RIVM een serie workshops met NVVK-leden en met sectororganisaties. Daarnaast gaat de groep wetenschappers zich buigen over het raamwerk voor de database. Dit raamwerk bevat de onderwerpen aan de hand waarvan een maatregel beschreven gaat worden. Met de veiligheidskundigen en de sectororganisaties gaat RIVM na welke gebruikerseisen en -wensen er zijn voor zowel de input als de output van de database.
16
Mei 2016 nr. 2 –
info
dat hoeft niet. Ook een organisatie die al jaren succes heeft met de eigen aanpak, is een goede praktijk. Goede praktijken zijn daarbij beschreven in handleidingen en handboeken of zijn digitaal beschikbaar. Veelal is een goede praktijk gebaseerd op de ervaringen van de ontwikkelaar. Er ligt dus niet altijd evaluatieonderzoek aan ten grondslag. Werkende veiligheidsmaatregelen Om te komen tot een database is in het project gekozen voor de term ‘werkende veiligheidsmaatregelen’. Het is bekend dat er weinig informatie is over de effectiviteit van veiligheidsmaatregelen. Maar dat er wel veel praktijkkennis en praktijkervaringen met de werking van de veiligheidsmaatregelen zijn. Vandaar de keuze om te beginnen met het verzamelen van de huidige praktijkkennis en ervaring over maatregelen, om die in een later stadium te beoordelen op mogelijke effectiviteit.
Op basis van het raamwerk ontwikkelen betrokkenen ook een onderzoekssystematiek om de maatregelen te kunnen beoordelen op effectiviteit. Op termijn kunnen de ingevoerde maatregelen een beoordelingsstatus krijgen voor effectiviteit. De ontwikkeling is voor een deel gebaseerd op de ervaringen die het RIVM heeft opgedaan met de interventiedatabase van het loket Gezond Leven, waarin ook arbo-interventies zijn opgenomen: www.loketgezondleven.nl. Q
Noten [1] Programma Versterking ArbeidsVeiligheid (VAV). In dit programma (periode 2003-2008) ontwikkelde een wetenschappelijk consortium het ongevalonderzoeksmodel Storybuilder en het kwantitatieve risicomodel WebORCA. Daarnaast werden in dit programma 22 veiligheidsverbetertrajecten uitgevoerd naar goede voorbeelden van positieve beïnvloeding van veiligheidscultuur in bedrijven en sectoren. RIVM Veilig Werken (www.rivm.nl/ veiligwerken) beheert nu de ontwikkelde kennis in Storybuilder, WebORCA en de database van ernstige arbeidsongevallen. [2] Programma Versterking Arbeidsomstandighedenbeleid Stoffen (Vast). In dit programma (periode 2002-2007) werd de Stoffenmanager ontwikkeld. Cosanta beheert nu de Stoffenmanager (www.stoffenmanager.nl) en ontwikkelt die door. [3] Het programma Zelfregulering van het ministerie van SZW faciliteert het uitwisselen van goede praktijkvoorbeelden voor arbeidsomstandigheden (www.gezondenveiligwerkt.nl). Rikkert Hansler is adviseur/onderzoeker arbeidsveiligheid en omgevingsveiligheid bij het RIVM en HVK’er in opleiding. Viola van Guldener is HVK’er en programmacoördinator Veilig Werken bij het RIVM. Het RIVM analyseert, ontwikkelt en deelt kennis en informatie over arbeidsveiligheid en arbeidsongevallen met bedrijven, sectoren en andere kennisinstellingen, nationaal en internationaal.
Invloed op de database? Doe mee! Wilt u meedoen aan de ontwikkeling van deze database? Neem dan contact op met Rikkert Hansler van het RIVM via veiligwerken@rivm.nl.
Column
Van fijnstof tot managementsysteem
“H
et leven is goed in het Brabantse land”, was de leuze. Was, zult u wellicht denken? Ja was, beste lezer, want recent werd bekend dat het aantal personen met longaandoeningen in Brabant het hoogst is van heel Nederland! De oorzaak, zo schijnt, zit hem in de hoeveelheid fijnstof in de omgevingslucht. Dit fijnstof wordt, volgens de analyse, veroorzaakt door het gebruik van kunstmest bij de veehouderijen. Even voor de beeldvorming, er zijn dus bedrijven die emissie van fijnstof naar de omgeving veroorzaken en dat zou schadelijk zijn voor de omwonenden. Als we dit dan vergelijken met de petrochemie, waar steeds striktere normen voor emissie van gevaarlijke stoffen (ook voor de volksgezondheid) opgelegd worden, dan lijkt dit vreemd.
TEKST BRAM RIEDIJK FOTOGRAFIE FOTOBUREAU ROEL DIJKSTRA
Begrijpt u mij niet verkeerd, dat dit wordt gedaan is, mijns inziens, een goede ontwikkeling. Verbazingwekkend is dat dit in andere sectoren schijnbaar niet ook opgelegd en/of gehandhaafd wordt. Het gaat toch om blootstelling van omwonenden aan gevaarlijke stoffen, onafhankelijk van de bron. Is dit nooit eerder onderkend of heeft de aandacht steeds bij de petrochemische bedrijven gelegen? Het lijkt mij dat we de gevaren op landelijk niveau onvoldoende in beeld hebben. Al brainstormend kom ik op het idee om een RI&E op landelijk niveau op te zetten?! Tsja, en wie gaat dit dan organiseren, de overheid? Denkt u wellicht! Nou, de overkoepelende organisatie zou ondergebracht kunnen worden bij het ministerie met volksgezondheid in de portefeuille, lijkt mij. Voor de uitvoering zie ik dan een rol weggelegd voor onze vereniging. De relevante kennis en kunde zijn voorhanden. Met het beschikbaar stellen van een interessant budget moet dat toch mogelijk zijn. Om een denkrichting voor de uitvoering te geven, zou het in eerste instantie op provinciaal niveau aangepakt kunnen worden, met als uitkomst een risicocontourenoverzicht, waarna bekeken kan worden of, en zo ja waar, er overlappende risicogebieden zijn. En zoals bij een RI&E hoort, worden er beheersmaatregelen gedefinieerd, weliswaar op een wat hoger abstractieniveau, maar toch. Erop los redenerend kunnen, op basis van de geïnventariseerde risico’s, calamiteitenplannen worden gemaakt. Natuurlijk moet het geheel onderhouden worden en veranderingen, als gevolg van bijvoorbeeld het starten van een nieuwe onderneming, verwerkt. Management of change is een middel dat hiervoor gebruikt kan worden en zo zijn er nog wel wat elementen in de toolbox die kunnen ondersteunen. Met een beetje goede wil zitten we dan al snel op een landelijk managementsysteem. Heerlijk dat brainstormen en wellicht leidt het ook nog ergens toe! Wie pakt het op? Q
info – Mei 2016 nr. 2
17
Juridisch bekeken
Asbestzaak en feitelijk leiding geven De directeur/eigenaar van een aannemingsbedrijf laat zijn medewerkers werkzaamheden uitvoeren aan een bouwwerk waar eerder asbesthoudende producten zijn verwijderd. Er is echter geen ‘asbestvrijverklaring’ aanwezig. De man wordt door de rechtbank veroordeeld omdat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de werkzaamheden. | TEKST ROB POORT
De feiten De thans 55 jarige Jansen is directeur/ eigenaar van een aannemingsbedrijf. Eind maart 2013 heeft een asbestsaneerder golfplaten verwijderd van het dak van een ligboxstal in BeemteBroekland. Deze platen bevatten asbest. Na de verwijdering van deze platen is op de onderliggende dupanelplaten, spanten en gordingen asbest achtergebleven. In en rondom de ligboxstal bevond zich eveneens asbesthoudend materiaal. Jansen wist dat de dupanelplaten wegens mogelijk achtergebleven asbestresten moesten worden schoongemaakt, maar controleert niet of dit ook daadwerkelijk is gebeurd. Na de sloop laat hij zonder verdere voorzorgen zijn personeel de onderliggende dupanelplaten verwijderen. Een paar dagen later plaatsen zij een nieuw dak. Tijdens deze werkzaamheden constateren twee opsporingsambtenaren van de politie dat op het terrein diverse kleine stukjes asbest liggen. Later onderzoek bevestigt dat het inderdaad asbesthoudend materiaal is. Dat blijkt op nog meer plaatsen te liggen. Het Openbaar Ministerie gaat over tot vervolging. Jansen wordt verweten (feit 1) dat hij als directeur leiding heeft gegeven en niet heeft ge-
18
Mei 2016 nr. 2 –
info
zorgd voor voldoende bescherming van zijn werknemers, terwijl hij wist of moest weten dat er levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemers was te verwachten. En ook (feit 2) dat hij als directeur van zijn bedrijf werkzaamheden heeft laten verrichten (het plaatsen van een nieuw dak) terwijl de vereiste eindbeoordeling volgens het Asbestverwijderingsbesluit niet was uitgevoerd, terwijl ter plekke nog waarneembaar asbest aanwezig was. De officier van justitie vordert voor beide feiten tezamen een taakstraf van 180 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. En voor feit twee ook een voorwaardelijke stillegging van het bedrijf voor twee jaar.
Oordeel rechtbank Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank het volgende vast. Jansen is enig aandeelhouder en bestuurder van het aannemingsbedrijf. Tussen 22 en 25 maart 2013 zijn door een asbestsaneerder asbesthoudende golfplaten van het dak van een ligboxstal in Beemte-
Broekland verwijderd. Metingen hebben uitgewezen dat, na de verwijdering op de onderliggende dupanelplaten, spanten en gordingen, asbest is achtergebleven. In en rond de ligboxstal lag eveneens asbesthoudend materiaal. Jansen wist dat de dupanelplaten wegens mogelijk achtergebleven asbestresten schoongemaakt moesten worden, maar heeft niet gecontroleerd of dat ook gebeurd was. Na de sloop van het oude dak van de ligboxstal heeft hij niet gevraagd om een officiële asbestvrijgave, noch gecontroleerd of deze documenten er waren, voordat hij zijn personeel aan het werk liet gaan met het plaatsen van een nieuw dak en het slopen van de onderliggende dupanelplaten. Uit een deskundigenrapport van 14 augustus 2013 blijkt dat sprake was van asbestbesmetting. Zowel inpandig als in de directe omgeving van de ligboxstal lagen kleine stukjes asbest. Er lagen ook kleine asbeststukjes in de raampjes van de schuur. In de stofmonsters van de dakspanten werd zeer veel asbest aangetroffen. Het risico op vrijkomen van asbestvezels is het hoogst bij niet-hechtgebonden asbest, zoals in deze situatie het geval was.
Jansen wordt vrijgesproken van het eerste feit. Zijn medewerkers waren op het laatste moment ingehuurd door een collegabedrijf voor het verwijderen van de dupanelplaten en Jansen wist toen nog niet dat daar asbest bij was betrokken. Jansen heeft weliswaar gemakzuchtig gehandeld, maar de rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan zijn verweer dat hij niet wist dat bij het verwijderen van de dupanelplaten resten asbestvezels waren achtergebleven. Over feit twee oordeelt de rechtbank dat voor bewezenverklaring sprake moet zijn van opzettelijk laten werken aan een bouwwerk waar asbest is gesaneerd terwijl niet eerst een eindbeoordeling is uitgevoerd (art. 6 en 9 Asbestverwijderingsbesluit). Als enig aandeelhouder en bestuurder van het aannemingsbedrijf had Jansen feitelijk zeggenschap over de omstandigheden waaronder zijn medewerkers te werk worden gesteld. Hij was bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van een situatie waarbij de werknemers arbeid verrichten in een omgeving waarvoor nog geen eindbeoordeling had plaatsgevonden met betrekking tot de al dan niet aanwezigheid van asbest op de werkplek. Jansen wist toen wel dat het verwijderde dak van de ligboxstal asbest bevatte. Ook was hij er van op de hoogte dat er geen formeel asbestvrijgaveformulier was. Hij had die in elk geval niet in handen op het moment dat de medewerkers het dak gingen plaatsen. Desondanks heeft hij niet gewacht met de aanvang van de werkzaamheden tot de asbestvrijgave was uitgevoerd. Daarmee is opzet een gegeven en gezien de positie van Jansen bij zijn bedrijf kan dit aan de rechtspersoon worden toegerekend en kan Jansen als feitelijk leidinggever worden aangemerkt. Daarmee is het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dat levert een misdrijf op wegens overtreding van artikel 120 lid 2 van de
Gezien de positie van Jansen bij zijn bedrijf kan hij als feitelijk leidinggever worden aangemerkt Woningwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en komt uit op een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren, bij niet voldoen te vervangen door 40 dagen hechtenis. Daarnaast legt de rechtbank als bijzondere voorwaarde op dat Jansen een bedrag van 5.000,- reuro zal storten op de rekening van het instituut Asbestslachtoffers.
Aantekening Voor strafbaarheid wegens feitelijk leidinggeven moet de rechtspersoon op grond van artikel 51 Wetboek van Strafrecht (Sr) worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit. Dat is het geval als de ten laste gelegde gedragingen redelijkerwijs aan de rechtspersoon zijn toe te rekenen. De bewezenverklaarde gedragingen zijn verricht binnen de sfeer van het aannemingsbedrijf van Jansen (de B.V). Zij passen immers binnen de normale bedrijfsvoering en zijn deze vennootschap ook dienstig geweest. Daarmee kunnen de ten laste gelegde gedragingen van Jansen, als bestuurder/enig aandeelhouder, aan de B.V. als rechtspersoon worden toegerekend.
Jansen heeft als feitelijk leidinggevende van zijn aannemingsbedrijf zijn medewerkers werkzaamheden laten verrichten aan een bouwwerk waar eerder asbesthoudende producten zijn verwijderd, terwijl er geen ‘asbestvrijverklaring’ aanwezig was. De rechtbank acht het bewezen verklaarde feit zeer ernstig en rekent het Jansen zwaar aan dat hij in zijn hoedanigheid van eigenaar en feitelijk leidinggevende van een aannemingsbedrijf niet de verantwoordelijkheid heeft genomen die hij als werkgever ten opzichte van zijn medewerkers had. Te meer omdat hij vaker met asbestgerelateerde werkzaamheden te maken heeft en aldus op de hoogte is van de wijze waarop asbestsaneringen conform de geldende wet- en regelgeving behoren te worden uitgevoerd en van de gevaren die asbestvezels kunnen opleveren. Door zo te handelen heeft hij te gemakzuchtig vertrouwd op andermans mededeling en daarmee de zorgplicht die hij heeft ten opzichte van zijn medewerkers ernstig verzaakt. Door zich niet op de formele wijze te vergewissen van de veiligheid van de werkomgeving van zijn medewerkers heeft Jansen hen blootgesteld aan een aanzienlijk gezondheidsrisico.
Wettelijke voorschriften De artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51 en 91 Sr, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 120 Woningwet en de artikelen 6 en 9 Asbestverwijderingsbesluit 2005. Q Rechtbank Overijssel, 1 februari 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:384
Mr. ing. Rob Poort is jurist en veiligheidskundige, www.bureaupoort.nl.
info – Mei 2016 nr. 2
19
Adviseren
Situationeel adviseren Bij veel ongevallen is het leed achteraf voor medewerkers niet te overzien. Gebrek aan betrokkenheid, eenzijdige kijk op de situatie, onvoldoende passend advies en uiteindelijk geen duurzame oplossingen voor de toekomst. Hoe komt dit? Wat is de relatie tussen adviseren en de situatie rond een ongeval? Hoe herken je dit en wat kun je ermee? Met deze vragen gaan we middels een casus aan de slag. | TEKST CÉCILE DE ROOS EN FRANK GULDENMUND
A
dviseren is invloed uitoefenen op processen in een organisatie. Het doel is problemen of knelpunten oplossen of doelstellingen waarmaken, echter zonder dat de adviseur over formele macht of beslissingsbevoegdheden beschikt. Om doelstellingen in een organisatie te bereiken zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden. En daar ligt de kerntaak voor de adviseur. Want hoe zien deze wegen eruit? Wat zijn de consequenties van scenario A of B? Welke route is optimaal, gegeven de omstandigheden? Een manager wenst daarbij wat meer zekerheid, voordat hij een beslissing neemt. Om een beslissing te nemen moet hij een keuze kunnen maken. Wanneer een adviseur dan met één enkele optie komt, is er sprake van directe invloed. Dan ben je als adviseur feitelijk aan het managen en niet meer aan het adviseren.
Verschillende rollen van de adviseur Ulrich onderscheidt vier hoofdrollen voor adviseurs (Pol 2011), zie figuur 1 op pagina 22. Deze rollen zijn afhankelijk
20
Mei 2016 nr. 2 –
info
van het kennisniveau, de ervaring, de vaardigheden en de persoonlijke stijl van de adviseur. Allereerst de rol van de expert of beheersspecialist met specialistische vakkennis. De expert houdt zich vooral bezig met de ontwikkeling en efficiënte uitvoering van processen. De drie andere rollen die Ulrich onderscheidt, zijn: – Regisseur of change agent: onafhankelijk adviseur die een bepaald groepsproces of veranderingsproces begeleidt. – Teambuilder (coach) of ‘medewerkerskampioen’: adviseur die onderlinge verhoudingen probeert te verbeteren. – Strategisch partner: adviseur die besluitvorming begeleidt of ‘problemen’ in een organisatie helpt oplossen. Schein (2005) noemt daarnaast nog een vijfde rol die adviseurs in de praktijk aannemen: – Handlanger: implementeert de actie in opdracht van de lijnmanager, zonder zelf onderzoek te doen naar de situatie of samen te werken met de organisatie.
De vijf hoofdrollen voor adviseurs zijn afhankelijk van kennisniveau, ervaring, vaardigheden en persoonlijke stijl info – Mei 2016 nr. 2
21
Mens gericht
Teambuilder
Regisseur
Strategisch gericht
Operationeel gericht
Strategisch partner
Expert
Proces gericht
Figuur 1 Model van Ulrich
De functie van adviseur Om te beginnen is elke situatie anders. De oplossingsrichting is daarom afhankelijk van de situatie. Omdat de adviseur niet iedere situatie kan inschatten – hij is tenslotte geen helderziende – moet hij eerst gedegen onderzoek doen. Daarna analyseert de adviseur de mogelijkheden van route A of route B (of C of D) om de organisatie te helpen haar doelstelling te bereiken. Dit doet de adviseur door: 1. Een relatie met de geadviseerde aan te gaan. 2. Aandacht te besteden aan de situatie en het ontstaan van het probleem. 3. Problemen op te lossen door de organisatie te helpen keuzes te maken tussen verschillende oplossingsrichtingen (minimaal twee). 4. Een bijdrage te leveren aan het draagvlak voor de oplossingen. Aan de hand van een casus illustreren wij nu de aangenomen rollen en adviesfuncties van verschillende adviseurs. De casus betreft een struikelongeval op het werk.
Casus: ziek na bezoek huisarts Een medewerker werkt met veel plezier in het magazijn van een groot bedrijf. Een functie die misschien niet helemaal bij hem past, maar waar de sfeer goed is.
Bovendien is hij blij dat hij werk heeft. Vlak voor het einde van de werktijd valt hij ongelukkig, terwijl hij de spullen klaar wil leggen voor de volgende dag. De werkruimte is krap en wanneer hij achteruitloopt, valt hij over een doos. Op dat moment voelt hij nog weinig, maar is wel duizelig. De werkdag is om en hij gaat naar huis. Zijn leidinggevende vraagt of het goed gaat en laat de medewerker naar huis gaan. Omdat de medewerker inmiddels pijn heeft, brengt hij de volgende ochtend een bezoek aan de huisarts. Daar blijkt dat hij zijn hand heeft gebroken. Hij meldt zich ziek. De leidinggevende geeft de ziekmelding door. Daarop volgt een verzoek van de leidinggevende aan de veiligheidskundige om te onderzoeken wat de oorzaak was. De veiligheidskundige komt tot de conclusie dat de werkruimte te krap is en dat de oorzaak ligt in (gebrek aan) orde en netheid in combinatie met het gedrag van de medewerker: ‘Wie loopt er dan ook achteruit?’ Zijn advies is om medewerkers nieuwe instructies te geven en te werken aan orde en netheid. De medewerker moet een paar weken herstellen en hoort niets meer van zijn leidinggevende. Ondertussen denkt hij na over het werk. Hij praat met vrienden om uit te vinden welke andere functies bij hem passen. Bovendien hoort hij al ruim een week niets van zijn werkgever. Hij belt na twee weken zijn leidinggevende met de mededeling dat het herstel nog langer gaat duren. De leidinggevende geeft aan dat de ziekmelding mogelijk niet wordt geaccepteerd en laat de medewerker naar de bedrijfsarts gaan. De bedrijfsarts vertelt dat er mogelijk sprake is van te veel stress. Hij adviseert de medewerker om het even rustig aan te doen. Daarnaast wordt een afspraak met de leidinggevende gemaakt om de situatie te bespreken. In dit gesprek, dat in een goede sfeer verloopt, erkent de werknemer dat er geen sprake is van een goede match en dit in de toekomst mogelijk tot demotivatie kan leiden. De leidinggevende verwijst de medewerker naar de afdeling HR. Daar krijgt de medewerker te horen dat er geen andere functie is, HR adviseert om de overeenkomst te beëindigen. Een week later krijgt de medewerker een ontslagbrief thuis. Onderzoek naar het adviesproces leidt tot de volgende analyse. De veiligheidskundige heeft beperkt onderzoek gedaan, naar de werkplek en het handelen van de medewerker, maar heeft de medewerker niet gesproken (mismatch met doel 1 van adviseur). Zowel de werkgever als de werknemer hebben geen keuze kunnen maken uit
Artikelenreeks ‘Adviseren’ Met ingang van dit nummer starten Cécile de Roos en Frank Guldenmund een reeks artikelen over adviseren. Adviseren is een van de kernactiviteiten van de veiligheidskundige. Om als adviseur successen te kunnen boeken, is het niet voldoende alleen expert te zijn op veiligheidsgebied. Of het advies van de veiligheidskundige daadwerkelijk wordt opgevolgd, hangt namelijk af van verschillende factoren. Naast de inhoud zijn de rol, de persoonlijke stijl van adviseren,
22
Mei 2016 nr. 2 –
info
de aanpak en de aansluiting met de ‘klant’ van doorslaggevend belang. In ieder artikel belichten wij een bepaalde wijze of benadering van adviseren. Steeds koppelen we dit aan een theoretisch kader of model. Vervolgens passen wij het model toe op een casus, zodat duidelijk wordt hoe de theorie in de (advies)praktijk te gebruiken is. Zelf een bijdrage leveren of een casus inbrengen? Neem dan contact op met de redactie van NVVKinfo: nvvkinfo@veiligheidskunde.nl.
Onbewust rollen aannemen Elke situatie vraagt om een passende rol van de adviseur. In de casus hebben de adviseurs een voorkeur voor een expertrol. Zij geven vanuit hun expertise een oordeel (gedrag, orde en netheid, stress), maar geen advies. Daarnaast heeft de HR-adviseur de rol aangenomen van ‘handlanger’. Zij is blij dat ze ‘het probleem’ heeft helpen oplossen. Wat zij niet ziet, is dat de medewerker daarmee tot ‘het probleem’ is gemaakt.
verschillende oplossingsrichtingen (mismatch met doel 3 van adviseur). Zij zijn daardoor geen (mede)eigenaar van de oplossing. Het rapport blijft vervolgens in de la liggen (mismatch met doel 4 van adviseur). Op basis van de richtlijnen en het verhaal van de medewerker, stelt de bedrijfsarts een diagnose: er is sprake van stress. De diagnose is gebaseerd op het consult en gericht op de medewerker zelf. De demotivatie is echter toegenomen doordat de medewerker twee weken niets hoorde van zijn leidinggevende. Dat laatste heeft bijgedragen aan de gelaten stemming van de medewerker. De bedrijfsarts heeft advies gegeven, zonder verder aandacht te schenken aan het ontstaan van het probleem (mismatch met doel 2). De bedrijfsarts geeft geen oplossingsrichtingen aan en schuift het vraagstuk richting leidinggevende, zonder verdere begeleiding (mismatch met doel 3 en 4 van adviseur). De HR-adviseur hoort de medewerker aan en concludeert dat gedemotiveerde medewerkers niet passen bij de organisatie. Tijdens een gesprek met de leidinggevende besluiten ze tot een ontslagprocedure. De leidinggevende geeft aan vooral last te hebben van dit hele ‘gedoe’. De HR-adviseur is blij dat ze ‘het probleem’ heeft kunnen oplossen.
teambuilder en strategisch partner aan te bevelen om beiden te helpen in het nemen van een beslissing. Fase 3: bijdrage leveren aan draagvlak Wanneer de manager besluit tot oplossing A of B, kan het zijn dat hij de adviseur vraagt om bij te dragen aan de oplossing. Op dat moment komt de rol van regisseur of change agent naar voren.
Conclusie De adviseur beweegt zich in verschillende situaties. De basiskennis van adviseurs zou zich daarom moeten richten op bewustwording van hun persoonlijke voorkeur voor een bepaalde rol. Vervolgens moet de adviseur in staat zijn te bepalen in welke situatie een bepaalde rol bijdraagt aan de oplossing of juist belemmert. Alleen dan kan de veiligheidskundige of arbodeskundige de arbeidsomstandigheden vooruit helpen. Opdat de organisatie haar doelen kan realiseren. Q Cécile de Roos is zelfstandig organisatieadviseur en arbeids- en organisatiedeskundige. Frank Guldenmund is psycholoog en docent/ onderzoeker bij de Technische Universiteit Delft.
Literatuur Eelke Pol (2011), Ontwikkelingen in het gedachtegoed van Ulrich, Tijdschrift voor HRM, No. 3, 87-102. Edgar H. Schein (2005), Procesadvisering; over de ondersteunende rol van de adviseur en de samenwerking tussen adviseur en cliënt. Den Haag: Academic Service.
Hoe dan wel? Om mee te helpen aan de oplossingen voor de organisatie, is het belangrijk om in het adviesproces aandacht te besteden aan de onzekerheden die de verschillende wegen naar Rome met zich meebrengen. Elke situatie is tenslotte anders. De basistaak van de adviseur is om, ongeacht de rol, een relatie op te bouwen met de medewerker en de leidinggevende. Daarnaast is het doel om aandacht te besteden aan het ontstaan van het probleem. De adviseur geeft vervolgens minimaal twee oplossingsrichtingen aan om de zwakke punten in de situatie rondom het ongeval te beperken of weg te nemen. Fase 1: onderzoek en analyse Na een ongeval is onderzoek naar de zwakke en sterke punten rondom het werk van de medewerker een belangrijke taak. Zodat de risico´s in kaart zijn gebracht en er meerdere oplossingsrichtingen kunnen worden gegeven. De bovenstaande situatie vraagt om de rol van strategisch partner. Fase 2: helpen keuzes maken Wanneer de keuze moet worden gemaakt spelen persoonlijke belangen altijd een rol: die van de medewerker en die van de leidinggevende. Daarom is een combinatie van
info – Mei 2016 nr. 2
23
Crossing borders Richtlijn 2013/35/EU, elektromagnetische velden (EMV)
EMV,bent u
er klaar voor? EMV is een fysiologisch verschijnsel en valt per definitie onder het vakgebied van de arbeidshygiënist. Maar als veiligheidskundige moet je er ook mee om weten te gaan. Ronald van den Maagdenberg stapte uit de financiële wereld en liet zich tot veiligheidskundige omscholen. In dit artikel vertelt hij over zijn bevindingen, onder andere met EMV. | TEKST RONALD VAN DEN MAAGDENBERG
N
a een 28-jarige carrière in de financiële wereld, besloot ik in 2013 om terug te keren naar mijn basis: werktuigbouwkunde. Na een aantal gesprekken met inspirerende mensen in mijn naaste omgeving, kwam ik in contact met Alan van Ballegooijen, destijds manager HSSE & BCM bij Eneco. In een boeiend gesprek gaf hij aan dat de ‘veiligheidskundige markt’ op zoek was naar veilig-
24
Mei 2016 nr. 2 –
info
heidskundigen die proactief het veiligheidsbewustzijn binnen organisaties aan de man konden brengen en vergroten. Op zijn dringend advies ben ik begin januari 2014 gestart met een opleiding in Antwerpen aan het Provinciaal Veiligheidsinstituut (PVI). De opleiding Preventie Adviseur (PA2 ≈ MVK) aan het PVI te Antwerpen was de enige opleiding waar ik heel snel kon starten.
Om praktijkervaring op te doen heb ik in 2014 tijdens een studiedag van het NVVK Rudolf de Bruijn, manager Health & Safety bij DAF Trucks N.V. Eindhoven, aangesproken voor een werkervaringsstage. Mijn vraag kwam als geroepen, er lag een bijzondere opdracht op mij te wachten: “Onderzoek de gevaren van persgereedschappen voor grote plaatwerkdelen in de plaatwerkfabriek van DAF Trucks in Eindhoven”. Dat onderzoek heb ik na drie maanden met succes afgesloten. Het is vervolgens gebruikt voor een verdiepende RI&E. DAF Trucks is een zeer innovatieve representant van de Nederlandse maakindustrie, waar veiligheid tot op het hoogste niveau prioriteit heeft én door het bedrijf gedragen wordt. Een overtuigend voorbeeld daarvan is het meerjarige project dat tot in de haarvaten van de organisatie doordringt en waarin veiligheid de hoofdrol speelt: ‘Ik maak het verschil’. Vervolgens heb ik in 2015 via mijn netwerk een tweede stageplaats gevonden bij het BRZO (PBZO)-bedrijf FUJIFILM Manufacturing Europe B.V. in Tilburg. Ook daar kwam ik als geroepen: men trof net voorbereidingen voor een onderzoek naar Elektromagnetische Velden (EMV). Mijn stage-opdracht luidde dan ook: “Wat zijn de gevolgen van de Richtlijn 2013/35/EU voor FUJIFILM Manufacturing Europe B.V.?”
EMV Er ging een wereld voor mij open. En er kwamen massa’s vragen op me af. Een literatuurstudie: wat is EMV? Wat is de verschijningsvorm? Welke bronnen zijn er? Is er wetgeving? Hoe luidt de huidige geldende richtlijn? Hoe ziet de nieuwe richtlijn eruit? Wat zijn de verschillen? Welke normen zijn er? Wie is waarvoor verantwoordelijk? Wie doet wat? en last but zeker niet least: wat verwacht FUJIFILM concreet van mij? Er is bijzonder veel informatie rond EMV beschikbaar, vele studies, tegenstrijdigheden, meningen en/of opinies, kwakzalverij, wat is nu de waarheid? Wat zegt de wetenschap? Er zijn meerdere onderzoeken verricht en over heel de wereld verspreid. Het RIVM heeft in 2006 samen met het ministerie van SZW een studie gepubliceerd, met daarin duidelijke kaders gericht op de (huidige) Richtlijn 2004/40/EC. Deze Richtlijn is echter nooit geheel ten uitvoer gebracht.
De nieuwe Richtlijn 2013/ 35/EU bestaat uit slechts eenentwintig pagina’s: tien pagina’s verklarende tekst en elf pagina’s met twaalf tabellen. In de tabellen is een aantal natuurkundige grootheden gebruikt. Als ‘leek’ zie je door de bomen het bos niet! Hoe vertaal je de Richtlijn naar de praktijk?
Elektromagnetisch Spectrum Een bijzonder aspect van EMV is dat je een groot deel van het spectrum, links en rechts van het zichtbare licht, niet ziet. In een aantal situaties vóel je wel iets. De effecten verschillen: van het stimuleren van zenuwen en spieren door elektrische stromen tot het opwarmen van weefsel in het lichaam. De effecten zijn tijdelijk: als de bron wordt weggenomen, verdwijnt het effect direct. Als ezelsbrug voor de kortetermijneffecten hanteer ik het uitgangspunt: straling met een lage frequentie veroorzaakt inductie en geeft zenuwprikkelingen en spierstimulatie (niet-thermisch). Hoogfrequente straling warmt weefsel op, denk aan een magnetron (thermisch). Daarnaast is er een overlappend frequentiegebied waar beide effecten kunnen optreden. Langetermijneffecten zijn (nog) niet bekend en zijn nog onderwerp van studie. Zolang er geen wetenschappelijk onderbouwde langetermijneffecten zijn aangetoond, beschouwen we die als niet aanwezig (zie Richtlijn 2013/35/EU, p.2 ).
Dashboard Als hulpmiddel om door de bomen het bos te blijven zien, heb ik een overzicht gemaakt in Excel waarin de frequentiegebieden zijn opgesplitst in niet-thermisch , thermisch en het overlappende frequentiegebied. In het overzicht heb ik de verschillende tabellen uit de bijlage van de Richtlijn opgenomen. Dit gaf structuur. De tabellen van de Richtlijn en de relevante normen zijn als hyperlinks gekoppeld. Daarmee is op één A4’tje een handzaam overzicht ontstaan dat houvast biedt en als hulpmiddel kan dienen voor het meetproces.
Inventariseren Om alle mogelijke EMV-bronnen te inventariseren, heb ik de tabellen gebruikt die in de RIVM-SZW-publicatie van 2006, p. 15-18, zijn weergegeven. Het was een bijzondere uitdaging om de elektrotechnici een handvat te geven welk
info – Mei 2016 nr. 2
25
De EMV-bronnen fotograferen bleek handig, omdat ze erg verschillend zijn van aard en verspreid over meerdere locaties soort apparatuur een mogelijke EMV-bron zou kunnen zijn. Dit heeft binnen de poorten van FUJIFILM een overzicht opgeleverd van ruim 120 potentiële EMV-bronnen, zowel laag- als hoogfrequent. De bronnen zijn gelokaliseerd, uniek genummerd, gefotografeerd en weergegeven in een lijst. Het fotograferen van de bronnen bleek achteraf heel handig, omdat ze erg verschillend van aard zijn en bovendien verspreid over meerdere locaties op een fabrieksterrein van 63 hectare.
Evalueren Mijn idee om een meetinstrument te kopen of huren, bleek achteraf naïef. Iedere frequentiegroep heeft een eigen meetgrootheid, soms meet je het elektrisch veld, soms het magnetisch veld. Verschillende velden kunnen elkaar beïnvloeden of versterken. Dit meten vraagt dus specialistische en relevante kennis. DNV GL (KEMA) was daarvoor op dat moment de beste partner: dit bedrijf beschikt over de benodigde kennis en meetapparatuur. Aan de hand van een voorselectie is er een gedetailleerde planning gemaakt met een efficiënte route om de verschillende locaties te bezoeken. De door DNV GL opgemaakte rapportage bevat onder andere bronnen, gemeten waarden en mogelijke beheersmaatregelen in geval van overschrijding van actieniveaus/grenswaarden. Dit geheel is naadloos toegevoegd aan de bestaande RI&E.
Actieplan Om het onderzoek compleet te maken, heb ik ook een plan van aanpak gemaakt om het beleid in de praktijk uit te voeren en te borgen. Daarvoor leende zich tabel 3.2 uit het AI-blad 39 (Arbozone, SDU). Alle acties, actoren en maatregelen zijn op één A4’tje in Excel verwerkt en de verschillende relevante documenten via hyperlinks gekoppeld. Momenteel wordt het beleid geformaliseerd en het actieplan ten uitvoer gebracht. Ook zijn er informatiebijeenkomsten belegd. Werknemers die in de buurt van sterk stralende EMV-bronnen arbeid moeten verrichten hebben daarover instructies gekregen. De afdeling EHS neemt de borgende en controlerende taak op zich en ondersteunt daarmee de bedrijfsleiding. Bij indienststelling van nieuwe apparatuur en audits wordt EMV als punt van aandacht meegenomen. De bedrijfsarts is vanaf de start zeer nauw betrokken bij het project.
Tot slot De opdracht heb ik in drie maanden afgerond. Daarnaast heb ik een kijkje kunnen nemen in de ‘keuken’ van de afdeling ESH van FUJIFILM. Hierdoor heb ik ervaring opgedaan met het reilen en zeilen van een prima georganiseerd brzo-bedrijf. FUJIFILM is klaar voor de Richtlijn 2013/35/EU die op 1 juli 2016 moet zijn opgenomen in onze Nederlandse wetgeving. De Nederlandse versie van de ‘niet bindende gids behorende bij Richtlijn 2013/35/EU’ verschijnt in het tweede kwartaal van 2016. EMV is een fysiologisch verschijnsel en valt per definitie onder het vakgebied van de arbeidshygiënist. Als veiligheidskundige moet je echter ook weten om te gaan met EMV. Ik heb de juiste keuze gemaakt door mij om te scholen tot veiligheidskundige en dank iedereen die daaraan een bijdrage heeft geleverd. Mijn opleiding is achter de rug, ik ben momenteel tijdelijk in dienst van Stedin B.V. in Rotterdam als veiligheidskundige, met de opdracht “Stel voor ons een dynamische RI&E op”. Een superuitdaging! Q Ronald van den Maagdenberg was accountmanager bij een bank, heeft een bedrijfskundige en werktuigbouwkundige achtergrond en is momenteel in dienst bij Netwerkbeheerder Stedin Operations BV als veiligheidskundige en adviseur Arbeidsomstandigheden.
EMV beleid
Bronnen:
Op grond van de opgedane ervaringen heb ik een beleidsvoorstel mogen formuleren waarmee FUJIFILM kan omgaan met EMV in relatie tot de mensen die eraan blootgesteld staan: werknemers, contractors en gasten. De risicogroepen zoals genoemd in de Richtlijn, art. 4 lid 5 (dragers van geïmplanteerde medische hulpmiddelen en zwangere werknemers) zijn ook verwerkt in het beleid.
Richtlijn 2013/35/EU, Euro Lex Brussel Non-binding guide to good practice for implementing Directive 2013/35/EU, vol. 1 &2: http://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=82 &langId=en&furtherPubs=yes Electromagnetic fields in the working environment, RIVM-SZW, June 2006 JFB Bolte, MJM Pruppers, Bilthoven AI-blad 39, SDU Den Haag (in revisie)
26
Mei 2016 nr. 2 –
info
Carrière
Willem Doevendans Belangrijkste veiligheidstrend? Als afgestudeerd IVK’er zie ik dat het aantal IVK-studenten jaarlijks blijft groeien. Ik betwijfel of er voldoende vraag naar hen is én of de IVK-student voldoet aan het gewenste niveau. Mogelijk leidt dit tot een overschot?
Laatst gelezen over veiligheid? De NVVKinfo blader ik graag door. Mijn laatst gelezen boek is Spreek als TED van Carmine Gallo. Dat is niet direct gerelateerd aan veiligheid, maar het boek bevat veel tips en trucs om te komen tot een goede presentatie. Grootste succes tot nu toe? Begin dit jaar heb ik een promotie gemaakt bij mijn werkgever Tebodin. Daarnaast geeft het opzetten en voorzitten van de vakgroep Young NVVK veel voldoening. Buiten het werk was de beklimming van de Kilimanjaro een hoogtepunt.
Wat zou je graag beter kunnen? Onder andere zou ik graag beter hoofdzaken van bijzaken kunnen onderscheiden. Het gebeurt me nu nog te vaak dat ik (te) lang blijf hangen in details.
Als je terugkijkt op je carrière, wat zou je achteraf dan anders doen? In mijn nog prille carrière (2,5 jaar) heb ik nog geen echte tegenslagen gekend. Maar als junior kom je wel continu in situaties die je nog niet eerder hebt meegemaakt. Ik heb me te vaak onnodig laten overbluffen. Opkomen voor eigen intuïtie en ideeën is dan ook een ontwikkelpunt.
Wat hoop je (nog) te bereiken? Op korte termijn hoop ik dat het lukt om de HVK-opleiding versneld af te ronden. Daarna zou ik graag nog een universitaire studie oppakken. Mijn vader heeft een eigen bedrijf, op de langere termijn hoop ik hier wellicht iets in te kunnen betekenen.
https://www.linkedin.com/in/ willem-doevendans-42822241
In deze rubriek komen mensen uit de veiligheidswereld aan het woord over hun carrière en ambities. Aanmelden kan bij de redactie: nvvk@veiligheidskunde.nl.
info – Mei 2016 nr. 2
27
Human factors Uitvoering werk is basis voor verbetering
Maatregel als sta-in-de-weg Na een incident kunnen bepaalde maatregelen de uitvoering van het werk in de weg zitten. Hoe komt dit? En hoe kunnen we toch effectief blijven werken na geïntroduceerde maatregelen? Over het verschil tussen ‘work-as-imagined’ en ‘work-as-done’. | TEKST DAVID VAN VALKENBURG
L
aatst sprak ik met een operator over een recent incident en de daarop genomen maatregelen. Naar zijn idee waren die maatregelen gericht op dat specifieke incident. In andere gevallen zat de uitvoering van de maatregel het werk juist in de weg. Dat euvel doet zich op meer plaatsen voor.
Perspectieven op de uitvoering van het werk In veiligheidsstudies en bij incidentonderzoeken staat vaak een verwijzing naar geldende procedures, regels en normen over hoe we vinden dat het werk uitgevoerd zou moeten worden. Deze ‘geschreven realiteit’ is vaak de meetlat waarlangs we de uitvoering van dergelijke studies en analyses leggen. De geschreven realiteit noemen we ook wel ‘work-as-imagined’1; het beeld dat er heerst van de operationele uitvoering van het werk. En dan vooral bij mensen die verder afstaan van het operationele proces, zoals staf, management, ondersteuning, planners en werkvoorbereiders. De realiteit is echter dat work-as-imagined een te versimpelde weergave is van de operationele werkelijkheid in onze complexe systemen. De daadwerkelijke uitvoering van het werk kenmerkt zich door beperkte middelen, dynamische omstandigheden, conflicterende belangen en een veelheid aan interacties. Het werk in zijn daadwerkelijke context noemen we ook wel ‘work-asdone’; hoe het werk er voor het operationele personeel elke dag uitziet. Met alle onzekerheden, problemen, kansen en uitdagingen die daarbij een rol spelen.
28
Mei 2016 nr. 2 –
info
‘Work-as-imagined’ is een te versimpelde weergave van de operationele werkelijkheid in complexe systemen
“It ain’t what you don’t know that gets you into trouble. It’s what you know for sure that just ain’t so.” (Mark Twain 2) Deze zienswijze van de operationele werkelijkheid ligt aan de bron van het probleem zoals geschetst in de inleiding. Achter work-as-imagined schuilen vaak meerdere veronderstellingen over hoe het werk wordt uitgevoerd, maar die zijn vaak zo geïnternaliseerd dat het zekerheden zijn geworden. En, zoals de quote van Mark Twain aangeeft: daar zit nu precies het probleem. Niet bij de dingen die je niet weet, maar juist bij de dingen die je zeker weet maar die niet (meer) kloppen. Het work-as-imagined is vaak een eenduidige, zekere en lineaire weergave van de realiteit, een hele ‘cleane’ versie van de realiteit. We leven echter in een dynamische en complexe wereld met beperkte middelen en dat creëert onzekerheden en problemen in de uitvoering die elke dag weer om een oplossing vragen. Dat maakt dan ook dat er vaak verschil is tussen het work-as-imagined en het work-as-done. Als we onze maatregelen baseren op het work-as-imagined, is de kans groot dat deze in het work-as-done niet het bedoelde effect sorteren en de situatie misschien zelfs verslechteren.
info – Mei 2016 nr. 2
29
(advertentie)
Veiligheidscongres 2017 Datum: 29 en 30 maart 2017 Locatie: congrescentrum Papendal Kijk voor meer informatie op: www.nvvkveiligheidscongres.nl
30
Mei 2016 nr. 2 –
info
Verschillende interpretaties Er was wat langer geleden een onderzoek in een proces waarbij drie partijen waren betrokken. Deze drie partijen hadden het allemaal over de inrichting van het proces op basis van de boeken; het zogenoemde ontwerp. Al snel bleek echter dat er zowel tussen als binnen de partijen verschillende interpretaties bestonden van het ontwerp. Dat was dan ook een goede aanleiding om eerst het workas-done in kaart te brengen, om daarna allemaal met dezelfde weergave van de realiteit te kunnen discussiëren over mogelijke verbetermaatregelen.
Andere focus, andere resultaat Om de geschetste operationele dynamiek (work-as-done) te analyseren, zullen we moeten begrijpen hoe het werk daadwerkelijk wordt uitgevoerd en hoe we tot onze (vaak succesvolle) resultaten komen. De reden dat het werkt is dat mensen en organisaties zich aanpassen aan de aanwezige dynamische omstandigheden. Deze aanpassingen zijn de reden dat het werk vaak goed gaat en ook de reden dat het soms mis gaat. De reden dat het soms mis gaat, is niet dat mensen fouten of overtredingen maken. Het gaat meestal mis omdat de normale, dagelijkse en noodzakelijke aanpassingen om het werk gedaan te krijgen op een onverwachte manier samenkomen door interacties. Als je achteraf op zoek gaat naar afwijkingen van het work-as-imagined, dan ga je die vinden. We kijken hierbij vaak alleen naar onveiligheid (onveilige situaties, afwijkingen van procedures, falen van componenten, incidenten). In dit geval is de uitkomst bekend en kijk je met die kennis terug naar de gebeurtenissen. Als je op zoek gaat naar hoe het werk daadwerkelijk wordt uitgevoerd (work-asdone), verplaats je je in de betrokken personen. Je kijkt naar de dagelijkse realisatie van het werk, en daarmee ook de veiligheid, en naar welke capaciteiten er aanwezig zijn om dat te realiseren. In de tweede situatie ben je oprecht geïnteresseerd in hoe het werk wordt uitgevoerd. Dit leidt tot een hele andere set van vragen en dus ook tot andere antwoorden. In die tweede situatie hoor je het echte verhaal; wat is moeilijk, waar moet je improviseren om het werk gedaan te krijgen, waar helpen procedures de uitvoering en waar beperken ze de uitvoering? We zijn hierbij op zoek naar het lokale perspectief van het betrokken (operationele) personeel; dit noemen we ook wel ‘local rationality’ (zie kader).
“Zo, dat waren de regels. Dan gaan we nu over naar de realiteit.” (Loesje 3) Een manier om dit concreet te maken is om van de betrokken personen de volgende drie contextelementen te bekijken 4: – Doelen: welke doelen streeft iemand na of welk probleem wil iemand oplossen. – Middelen: wat gebruikt iemand om zijn doelen te realiseren of problemen op te lossen; bijvoorbeeld beschikbare middelen, tijd, informatie, budget, macht, competenties, samenwerking met collega’s. – Beperkingen: de dingen die het behalen van de doelen bemoeilijken of beperken, oftewel de dingen waar omheen gewerkt wordt. Bijvoorbeeld targets, regels, procedures, afhankelijkheid van anderen. Door te beginnen met deze drie elementen van de context, krijgen we een rijk beeld van de realiteit van alledag. Dat kan de start zijn van een verdere diepgaande analyse van de dagelijkse dynamiek en de ‘messy’ details van het operationele werk. Pas als we dat beeld hebben, kunnen we ons richten op verbetering. We kunnen maatregelen dan afstemmen op de realiteit en daarmee weer echt effectief worden.
Conclusie De operator met wie ik sprak, kwam met allerlei voorbeelden uit zijn dagelijkse praktijk waarbij de betreffende maatregel een beperking zou zijn. Die was dan ook gericht op de geschreven realiteit ofwel work-as-imagined. Theoretisch werkt zo’n maatregel dus prima. Maar in de operationele realiteit kan die nieuwe problemen opleveren voor de uitvoering en daarmee de situatie verslechteren. Als we de daadwerkelijke uitvoering van het werk als basis nemen voor verbetering, denk ik dat we een stap zetten in de goede richting. Om dat te doen moeten we recht doen aan de situatie waarin operationeel personeel zich bevindt. Kijken naar doelen, middelen en beperkingen kan dan een mooie start zijn. Q
Referenties [1] From Safety-I to Safety-II: A White Paper; http://skybrary.aero/ bookshelf/books/2437.pdf [2] http://www.brainyquote.com/quotes/quotes/m/marktwain109624. html [3] http://www.raamstijn.nl/eenblogjeom/index.php/cut-thecrap/1412-van-regels-naar-realiteit-met-loesje [4] https://www.bcgperspectives.com/Images/six_simple_rules_ new_tcm80-157072.pdf [5] http://www.skybrary.aero/index.php/Toolkit:Systems_Thinking_ for_Safety/Principle_2._Local_Rationality
Local rationality als uitgangspunt Een goed startpunt om work-as-done te doorgronden, is dat begrip local rationality. Local rationality vertelt ons dat mensen dingen doen die logisch voor ze zijn, gegeven de omstandigheden waarin ze op dat moment verkeren. Als we een bepaalde handeling bestempelen als fout of als afwijking, doen we hieraan vaak geen recht. Want de persoon in kwestie weet de uitkomst van zijn handeling niet en zal, gegeven de situatie, logisch hebben gehandeld. Het is hiervoor van belang om de context van het handelen in kaart te brengen met een focus op de dagelijkse manier van werken.
David van Valkenburg, Human Factors en safety professional.
Local rationality People do things that make sense to them given their goals, understanding of the situation and focus of attention at that time. Work needs to be understood from the local perspectives of those doing the work. 5
info – Mei 2016 nr. 2
31
Boekbespreking
Risky Rewards: How Company Bonuses Affect Safety Dit boek trok mijn aandacht toen ik de nieuwste Ashgate newsletter doorkeek. Andrew Hopkins is natuurlijk een bekende naam. Hij is emeritus professor van de Australian National University en schrijver van boeken als ‘Failure To Learn’. Net zoals dat boek, vindt het nieuwe zijn inspiratie in het Texas City disaster, en in Deep Water Horizon. Na Texas City begon Hopkins zich te interesseren voor de rol van incentive-regelingen. Zijn studie werd ondersteund door Sarah Maslen.
| TEKST CARSTEN BUSCH
D
it relatief compacte boek (circa 160 pagina’s) presenteert de resultaten van hun studie naar het effect van bonussen op veiligheid, met name rampzalige ongevallen. Hun doelstelling was om drie vragen te beantwoorden: 1. Werken incentieven zoals bedoeld? Worden mensen voornamelijk gedreven door financiële prikkels of eerder gemotiveerd door andere vormen van beloning? 2. Motiveren financiële beloningen tot het bedoelde gedrag of hebben ze onbedoelde gevolgen? 3. Gebruikt men de juiste indicatoren? Interessant: één conclusie is dat – in tegenstelling tot wat sommigen misschien aannemen – niet alle bonussen slecht of ineffectief zijn.
Mismatch en manipulatie Het boek begint met een algemene beschouwing van menselijke motivatie en incentieven, met moderne critici als Daniel Pink als vertrekpunt. Pink zegt dat mensen meer gemotiveerd worden door intrinsieke (werktevredenheid, autonomie) dan extrinsieke (geld) motieven. Desalnietemin vertrouwen bedrijven voornamelijk op financiële beloningen. Of zoals Pink
32
Mei 2016 nr. 2 –
info
zegt: er is “een mismatch tussen wat wetenschap weet en wat bedrijven doen.” Financiële beloningen werken goed in sommige omstandigheden, maar niet in moderne situaties, bijvoorbeeld waarin creativiteit vereist is. De auteurs zijn minder negatief over bonussystemen dan Pink, omdat deze systemen ook andere functies vervullen, zoals het invullen van de behoefte aan erkenning en feedback. Die wordt gegeven tijdens beoordelingsgesprekken, als deel van de bonussystemen. Bonussen kunnen contraproductief worden. Een groot risico is dat doelstellingen in getallen uitdrukken vaak leidt tot manipuleren van het systeem. En wel op zo’n manier dat de getallen wijzigen, maar het onderwerp waar ze een indicator voor zijn niet wordt aangepakt. Gevolgen: onder andere onderrapportage, aanpassen van schattingen om in een lagere categorie te komen, het verplaatsen van deadlines om acties die over datum zijn te voorkomen, het gebruik van lichte dienst om het aantal verzuimongevallen te reduceren en het offeren van kwaliteit ten gunste van kwantiteit. Het is daarom noodzakelijk om bonussystemen zorgvuldig te ontwerpen om deze contraproductieve ongewenste effec-
ten te voorkomen. Helaas blijkt dit bijzonder moeilijk realiseerbaar.
Korte en lange termijn De hoofdfocus van het boek ligt op bonussen in relatie tot catastrofaal risico. Een probleem (en goede zaak, natuurlijk) is dat rampen zeldzaam zijn. Dit kan mensen verleiden om kortetermijnwinst (een bonus) te prioriteren boven langetijdeffecten (rampzalige ongevallen). Het derde hoofdstuk bespreekt een aantal mogelijkheden om hiermee om te gaan: 1) enkele jaren uitstel van uitbetaling van de bonus, 2) vaststellen van indicators voor het gevoerde safety management, 3) identificatie van managementacties om catastrofaal risico te beperken en 4) belonen van initiatieven om catastrofaal risico te reduceren. Hoofdstuk 4 en 5 beschrijven hoe diverse lange- en kortetermijnbonussystemen werken (of juist niet). Opvallend is dat er in discussie rond bonussen vrij weinig aandacht is voor de langetermijnvariant, omdat deze zijn voorbehouden aan slechts een kleine, selecte groep mensen (typisch CEO’s). Vanwege hun potentiële omvang (het gaat om beduidend meer geld dan bij de kortetermijnvariant) is echter te verwachten dat zij juist grote
invloed hebben. Temeer als men kijkt naar de constructie van de langetermijnbonussystemen waarbij men uitsluitend focust op financiële resultaten én de verwachting bestaat dat het bedrijf het beter doet dan het gemiddelde binnen een bepaalde groep. Dit zorgt voor grote druk om uitstel van kostbare veiligheidsinvesteringen die ten koste gaan van het resultaat. Weliswaar zal een catastrofaal ongeval ook het financiële resultaat negatief beïnvloeden, maar de kans daarop is een stuk kleiner en dan ligt de keuze voor de hand.
Beoordelingssystemen voor kortetermijnbonussen bestaan vrijwel altijd uit een collectief en een individueel deel. Omdat een individu geen mogelijkheid heeft om het collectieve deel (bijvoorbeeld het aantal ongevallen en het financiële resultaat van het concern) te beïnvloeden, kan dit deel niet effectief zijn om gedrag te beïnvloeden. De schrijvers zien de waarde daarvan dan ook meer als een middel om saamhorigheid te scheppen (als men alleen de eigen afdeling of businessunit neemt, kan suboptimalisatie een gevolg zijn – goede resultaten ten
koste van anderen binnen hetzelfde bedrijf) en/of om in de winst te delen. Veiligheid (met name procesveiligheid) speelt vaak een relatief kleine rol in deze collectieve indicatoren, hetgeen verdedigbaar is – bedrijven bestaan niet om veilig te zijn, maar om te produceren en winst te maken. Individuele doelstellingen zijn in principe wel een goed middel om te sturen en te motiveren, vooral vanwege de persoonlijke feedback die eraan gekoppeld is. Helaas wordt dit positieve effect bij veel bedrijven teniet gedaan door de manier waarop zij de bonus toekennen, namelijk via een normale verdeling. De logische consequentie hiervan is dat het gros van de medewerkers de inschaling ‘gemiddeld’ of ‘bevredigend’ krijgt. Omdat mensen naar erkenning verlangen, komt dit in de praktijk op velen over als kritiek met een laagje poedersuiker en is daarmee eerder demotiverend dan motiverend.
Goede indicatoren
Risky Rewards: How Company Bonuses Affect Safety. Andrew Hopkins en Sarah Maslen. ISBN 9781472449849, www.ashgate.com
Er zijn merkbare ontwikkelingen om betere indicatoren te maken die niet alleen arbeidsveiligheid vangen (een kritiekpunt van zowel Texas City als DWH), maar juist ook procesveiligheid. Het boek benadrukt meerdere keren het belang van geschikte indicatoren (zoals het tellen van ‘precursos events’). Een probleem is dat veel bedrijven gewoonweg van een overheidsdocument of anderen in de sector kopiëren, of gebruiken wat toevallig beschikbaar is. Een gevolg hiervan kan zijn dat men dingen meet die niet noodzakelijkerwijs iets zeggen over het daadwerkelijke risico dat de organisatie loopt. Door het boek heen worden diverse beloningssystemen in meer of minder detail besproken, met hun vooren nadelen. Het meest opvallend is het zeer innovatieve voorbeeld in het slot van hoofdstuk 5 waar een bedrijf ‘fatality risk’ uitwerkte op een systematische manier die in een verloop van jaren voor structurele verbetering van veiligheid zorgde. Het tragische is dat de aandeelhouders de boel saboteerden door de CEO op een traditionele manier te incentiveren. Een interessant boek, dat een prima kijkje geeft in de praktijk van zowel bonussystemen als procesveiligheidsindicatoren. Op beide gebieden is nog veel verbetering mogelijk, en ik twijfel er niet aan dat er voor andere veiligheidsdomeinen nog meer onontgonnen gebied is. Q
info – Mei 2016 nr. 2
33
NVVK-prijs
Additieven: zomaar toevoegen? Als vers aangestelde Operational Safety Coordinator bij Eurotank Amsterdam B.V. vraagt Dennis Gort zich af welke lering het bedrijf kan trekken uit de Moerdijk-ramp. Zijn onderzoeksvraag: hoe kunnen we additieven opslaan en toevoegen op een voor de uitvoerder veilige manier, in lijn met wet- en regelgeving? | TEKST DENNIS GORT
M
oerdijk, 5 januari 2011, even na half drie ontstaat een brand bij een verpakkingsbedrijf die tot op de dag van vandaag de gemoederen bezig houdt. De gevolgen zijn voor sommigen nog dagelijks voelbaar. Ogenschijnlijk veilig verpakte gevaarlijke stoffen vatten vlam en zorgen er mede voor dat zo’n twintig hulpverleners naar het ziekenhuis moeten voor behandeling, minstens 150 personen gezondheidsklachten hebben en een voorlopig geschatte schade van ruim 71 miljoen euro ontstaat. Als vers aangestelde Operational Safety Coordinator bij Eurotank Amsterdam B.V. (ETA) vroeg ik me af welke lering dit bedrijf kan trekken uit de Moerdijk-ramp. Ik onderzocht één activiteit met als onderzoeksvraag: hoe kunnen we additieven opslaan en toevoegen op een voor de uitvoerder veilige manier, in lijn met wet- en regelgeving? Doel van het onderzoek was om de risico’s van het proces te inventariseren en maatregelen aan te bevelen om deze risico’s zo veel mogelijk weg te nemen. We keken daarbij naar opslag, vervoer en toevoegen van additieven. Om een duidelijk overzicht te krijgen van de risico’s van het proces, heb ik de hoofdvraag opgedeeld in een aantal deelvragen over werkwijze, frequentie, locaties, wet- en regelgeving, (bijna-)ongevallen en beheersmaatregelen.
34
Mei 2016 nr. 2 –
info
Additieven ETA is een opslagterminal voor minerale oliën. Het bedrijf verhuurt ruim 200 opslagtanks voor de op- en overslag van aardolieproducten als benzine, kerosine en gasolie. De terminal bestaat uit drie locaties met een totaal oppervlak van 63 hectare. Op iedere locatie kan het bedrijf verschillende producten opslaan, die voornamelijk worden aan- en afgevoerd per schip. Het bedrijf behandelt de producten op verzoek van klanten. Zo voegt het bijvoorbeeld stoffen (additieven) met specifieke eigenschappen toe aan brandstof om het octaangetal te verhogen of om te voorkomen dat die brandstof gaat ‘vlokken’ bij lage temperatuur. Voor één klant worden additieven binnen de inrichting opgeslagen, toegevoegd en vervoerd door operators van
Het gebruik van IBCcontainers nodigt uit tot onveilige handelingen
Leeggieten van jerrycan in IBC-container
ETA. Het vervoeren gebeurt zowel binnen één locatie als tussen de drie locaties van het bedrijf. Voor de overige klanten gaat het om het aanleveren en toevoegen van additieven door een externe partij op het moment dat die toevoeging gewenst is. Hierbij heeft het eigen personeel slechts een coördinerende rol en begeleidt het de toevoeging door de externe partij. De additieven worden toegevoegd vanuit IBC-containers, vijf-literjerrycans en kleine opslagtanks. Om de additieven in het product op te mengen, wordt er een stroming van het product in de opslagtank gecreëerd door middel van pompen en leidingen. De additieven worden in deze stroming gebracht en op deze manier naar de bestemde opslagtank verpompt. Omdat die stroming noodzakelijk is, vindt de toevoeging altijd zo dicht mogelijk bij de opslagtank plaats. Het proces bestaat, naast het toevoegen, voor een groot deel uit het vervoeren van de additieven tussen de opslaglocatie en het toevoegpunt. De wijze van vervoer is afhankelijk van de persoonlijke voorkeur van de operator en de bereikbaarheid van de pompkamer. Het vervoer kan plaatsvinden met een heftruck, een vacuümwagen of achter op een pickup. De gekozen aanpak is onafhankelijk van de totale hoeveelheid additieven en het vervoer binnen de inrichting of over de openbare weg. Voor alle werkwijzen, behalve bij tanks met een gesloten
systeem, wordt er gebruik gemaakt van slangverbindingen, zuigslangen en lekbakken.
Resultaten Per jaar vindt toevoeging van additieven aan brandstoffen plaats van ruim 200 IBC-containers, zo’n 20 jerrycans en ruim 25 verpompingen uit additievenopslagtanks. ETA heeft 21 pompkamers voor additieventoevoeging. Dat is geen incidenteel proces, het is ETA’s corebusiness. Uit de toets aan PGS15 kwamen enkele tekortkomingen aan het licht bij opslagkast, werkvoorraad en opslag van lege, ongereinigde verpakkingen. Zo mag de werkvoorraad bestaan uit één aangebroken IBC-container, plus één reserve. De IBC-containers moeten in een lekbak staan en niet in een rijroute. De toets aan het ADR wees uit dat vervoer door operators alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk is. Aan deze voorwaarden werd niet altijd voldaan, maar de benodigde veranderingen waren niet significant. Een analyse van relevante (bijna-)ongevallen maakte duidelijk dat de oorzaken voornamelijk bij het vervoer en het toevoegen van additieven liggen. Er is een risico-analyse gemaakt samen met een team van uitvoerende operators. Omdat er verschillende werkwijzen zijn voor zowel het toevoegen als het vervoer, is het meest representatieve scenario bepaald.
info – Mei 2016 nr. 2
35
Legen van een IBC-container
Scenario In een stroming wordt 5.015 liter additief toegevoegd, uit IBC-containers en jerrycans. De directe risico’s van de modelstoffen zijn opgenomen in de tabel. In dit scenario wordt gebruik gemaakt van een heftruck, slangverbindingen en een zuigpijp. Stap voor stap is het proces beschouwd en gewogen volgens de Kinney en Wiruthmethode. De belangrijkste conclusies: 1. Tijdens het proces zijn veel handelingen met gevaarlijke stoffen nodig, elk met specifieke risico’s.
2. De werkinstructie is niet dekkend voor het proces. Bij de ontbrekende delen bepaalt de operator zelf wat de meest geschikte werkwijze is. 3. De locaties voor de additieventoevoeging zijn verspreid over het bedrijf, waardoor veel vervoer van additieven nodig is. 4. Tijdens het vervoer buiten de inrichting wordt regelmatig de ADR regelgeving overtreden. 5. Uit de risicoweging blijkt dat een aantal stappen directe verbetering vereist.
Flow improver FI3100, verpakt in IBC
Stadis (R) 450, verpakt in jerrycans
H226: ontvlambare vloeistof en damp
H225: licht ontvlambare vloeistof en damp
H304: kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt
H315: veroorzaakt huidirritatie H318: veroorzaakt ernstig oogletsel
H335: kan irritatie van de luchtwegen veroorzaken
H351: verdacht van het veroorzaken van kanker
H336: kan slaperigheid of duizeligheid veroorzaken
H361d: kan mogelijk de vruchtbaarheid of het ongeboren kind schaden
H411: giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen
H336: kan slaperigheid of duizeligheid veroorzaken H373: kan schade veroorzaken aan organen als de stof in de luchtwegen terechtkomt H411: giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen
Tabel 1: De directe risico’s van de modelstoffen
36
Mei 2016 nr. 2 –
info
Te grote werkvoorraad, opgesteld op de rijweg en niet in een lekbak geplaatst
Aanbevelingen De aanbevelingen beogen vooral het aantal handelingen te beperken en processtappen uit te sluiten. Dit kan door de volgende acties te nemen: 1. Laat de klant de additieven aanleveren op het moment dat toevoeging nodig is. 2. Sla additieven op in opslagtanks, vergelijkbaar met de situatie bij de opslagtank met gesloten systeem. 3. Richt op iedere deellocatie één centrale plek in voor het toevoegen van additieven. 4. Hanteer een werkwijze met een gesloten systeem.
Toevoeging van additieven vindt altijd zo dicht mogelijk bij de opslagtank plaats
Gevolgen ETA besloot om de aanbevelingen op te volgen. Dit vraagt om gesprekken met de klant, technische aanpassingen en een passende werkinstructie. De gevolgen zijn: ä Beperking van risico’s tot een aanvaardbaar minimum door additieven: o niet langer te vervoeren; o niet meer op te slaan binnen het bedrijf; o toe te voegen via een gesloten systeem. ä Het ADR is niet langer van toepassing en overtreding ervan evenmin, omdat er geen sprake is van vervoer. ä De richtlijn PGS15 is niet langer van toepassing, omdat er geen opslag van additieven meer plaatsvindt.
waardoor gebruikers vrij gemakkelijk ongewenste handelingen verrichten. ä Werken met gevaarlijke stoffen legt een ketenverantwoordelijkheid op. Als het werken met verpakte gevaarlijke stoffen nodig lijkt, bedenk dan goed wat voor gevolgen dit kan hebben, zowel binnen de eigen organisatie als voor een klant of opdrachtgever. ä Een proces waarbij gebruik wordt gemaakt van verpakte gevaarlijke stoffen en waarbij veel handelingen met gevaarlijke stoffen nodig zijn, lijkt soms ingewikkeld. Toch blijken verbeterpunten vaak snel te vinden. Q
Leerpunten uit het onderzoek : ä IBC-containers en jerrycans zijn een praktische en voor de hand liggende keuze. Maar bevordert hun gebruik ook een veilige werkwijze? ä Het gebruik van IBC-containers nodigt uit tot onveilige handelingen. De containers zijn eenvoudig in gebruik,
Dennis Gort is veiligheidskundige en als zelfstandig ondernemer regelmatig gedetacheerd bij verschillende bedrijven. Daarnaast is hij auteur, docent en scriptiebegeleider bij Gelling Publishing & Training. Zijn scriptie kwam tot stand in het kader van de opleiding MVK. Eurotank heeft de aanbevelingen overgenomen en zal die op korte termijn implementeren.
info – Mei 2016 nr. 2
37
NVVK-prijs
Openen van
zeecontainers Jaarlijks komen er zo’n twaalf miljoen containers binnen in de Rotterdamse haven. Een klein deel daarvan wordt gezien als risicovol, een veel groter deel bevat gassen of dampen die (kunnen) leiden tot ernstige ongelukken. Denk aan containers met kleding, schoenen en speelgoed. Zijn we in staat om zulke ongelukken te voorkomen? En zo ja, wat is daarvoor nodig? | TEKST ROBERT DE WAARD
38
Mei 2016 nr. 2 –
info
Willen we de arbeidshygiënische strategie volgen, dan moeten we de blootstelling aan mogelijk giftige gassen in containers ook echt bij de bron aanpakken Na overleg met het management is daarom besloten om onderzoek uit te voeren naar de stappen die nodig zijn voor het ontwikkelen van een duidelijk arbobeleid met betrekking tot het openen van zeecontainers. De keuze van het managementteam om dit onderzoek te laten uitvoeren, was de aanleiding voor mijn projectonderzoek.
Wettelijk kader
U
it schattingen blijkt dat vijf tot tien procent van de in totaal twaalf miljoen containers als risicovol wordt aangemerkt. Deze containers zijn actief gegast, maar zijn lang niet allemaal voorzien van de juiste etikettering. Niet handig. Wellicht nog gevaarlijker is dat heel veel containers gassen of dampen uit de lading zelf bevatten. Een zoektocht op internet levert veel informatie op over misstanden en diverse ongelukken. In mijn onderzoek heb ik me daarom vooral gericht op preventie. Wat is er nodig om dit soort ongelukken te voorkomen? Welke stappen kunnen we zetten om te komen tot een transparant arbobeleid voor het openen, lossen en laden van zeecontainers? De hoofdvraag van mijn onderzoek luidt daarom: welke stappen zijn er nodig voor de vormgeving van een duidelijk beleid, inclusief procedures, werkinstructies en toezicht op het gebied van veilig openen, voor het laden en lossen van containers?
Onderzoek Mijn onderzoek startte bij de risico-inventarisatie & -evaluatie uit 2008 van de firma Hooymeijer, een op- en overslagbedrijf in Vlaardingen. Hierbij viel op dat een groot aantal knelpunten nog niet was opgelost. Dat had als belangrijkste oorzaak dat er nog geen arbobeleid bestond voor het openen van zeecontainers, terwijl het bedrijf wel in 2012 was begonnen met de op- en overslag van ijzerlegeringen. Een ijzerlegering is een product dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van staal en kan door zijn chemische eigenschappen giftige gassen ontwikkelen als het in aanraking komt met water.
Zorgen voor een gezonde werkomgeving is één van de basisprincipes van de Arbowet en natuurlijk maakt een veilige en gezonde atmosfeer hier deel van uit. De werkgever moet voordat een werknemer een ruimte betreedt “waarbij kan worden vermoed dat er gevaar is voor verstikking, bedwelming, vergiftiging of brand”, eerst onderzoek doen. Als dat onderzoek uitwijst dat er inderdaad gevaar is, moet de werkgever doeltreffende maatregelen nemen. Daarbij houdt hij vanzelfsprekend rekening met de arbeidshygiënische strategie. Dezelfde wetgeving geldt ook bij het betreden van een besloten ruimte. In aanvulling op het Arbobesluit bestaat er veel regelgeving die voortkomt uit de Arbocatalogus van Sectorinstituut Transport en Logistiek (voorheen Gezond Transport). Ten slotte bestaat er veel wetgeving die betrekking heeft op het begassen en ontgassen van containers. Zo wordt een container gegast met bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte. Voordat je een dergelijke container kan openen, is eerst ontgassen nodig. En hoewel er inmiddels minder schadelijke gassen en methodes bestaan voor de bestrijding van ongedierte, gebruikt men veelal nog steeds zeer giftige gassen bij dat proces. Bedrijven die containers begassen en ontgassen moeten in het bezit zijn van een milieu-omgevingsvergunning. Containers die begast zijn, vallen onder het ADR, klasse 9 UN, nummer 3359.
Benchmark Om het arbobeleid ook goed te kunnen vergelijken met soortgelijke bedrijven, zijn twee andere logistieke dienstverlenende bedrijven bezocht. Verder is ook een bezoek gebracht aan het Gasmeetstation Rotterdam, een meetstation voor containers, Dit benchmark-onderzoek heeft aangetoond dat het aannemelijk is dat meerdere bedrijven die werkzaam zijn in de Transport en Logistiek-branche, nog verbeteringen kunnen doorvoeren in het arbobeleid voor het openen van containers.
info – Mei 2016 nr. 2
39
Aanbevelingen en conclusies De volgende aanbevelingen zouden moeten gelden in bedrijven om te komen tot een goed arbobeleid voor het openen van zeecontainers: ä /DDW GH GLJLWDOH EUDQFKH 5, ( YDQ 6HFWRULQVWLWXXW 7UDQVSRUW HQ /RJLVWLHN RSQLHXZ XLWYRHUHQ ä /DDW HHQ JHFHUWLĆFHHUGH DUERGHVNXQGLJH GH]H 5, ( ook toetsen. ä 2UJDQLVHHU WRH]LFKW RS GH XLWYRHULQJ YDQ KHW SODQ YDQ DDQSDN EHKRUHQG ELM GH 5, ( ä 2UJDQLVHHU YRRUOLFKWLQJ HQ RQGHUULFKW RS KHW JHELHG YDQ gevaarlijke stoffen en gasmeten. ä 2QWZLNNHO HHQ SURFHGXUH PHW EHWUHNNLQJ WRW KHW RSHQHQ van zeecontainers. ä 2UJDQLVHHU WRH]LFKW HQ FRQWUROHHU RI NDQWRRU HQ ORRGV PHGHZHUNHUV GH LQVWUXFWLHV EHJULMSHQ HQ RI ]LM YROJHQV GH YDVWJHOHJGH DIVSUDNHQ ZHUNHQ ä 2QWZLNNHO HHQ EHGULMIVQRRGSODQ GDW UHNHQLQJ KRXGW PHW een mogelijk incident of bedrijfsongeval bij betreden van een gegaste container. Door een eenmalige investering is het voor dit bedrijf mogelijk om containers zelf te meten en vrij te geven. 0DDU GLW JHHIW JHHQ JDUDQWLH RS HHQ KRRJ YHLOLJKHLGV niveau. Voor een bedrijf dat aan het begin staat van de RQWZLNNHOLQJHQ YDQ HHQ HLJHQ DUEREHOHLG LV KHW ZHO ]R verstandig om de gasmetingen te laten uitvoeren door een gespecialiseerd bedrijf als het Gasmeetstation. Hetzelfde geldt voor de maatregelen die volgen op het vinden van een gevaarlijk gas.
Stappenplan 9RRU KHW RQWZLNNHOHQ YDQ HHQ JRHGH SURFHGXUH YRRU KHW RSHQHQ YDQ ]HHFRQWDLQHUV ]LMQ ]HV VWDSSHQ QRRG]DNHOLMN STAP 1 – 6WHO HHQ ULVLFRSURĆHO RS SHU ]HHFRQWDLQHUVWURRP bij voorkeur op basis van de volgende gegevens: A. land van herkomst en plaats van inschepen B. lading & SURGXFHQW OHYHUDQFLHU UHGHULM ' KHW DDQWDO WH YHUZHUNHQ ]HHFRQWDLQHUV SHU MDDU SHULRGH ( YHUSDNNLQJVPDWHULDDO F. manier van beladen G. (vervoers)documenten H. ketenafspraken , PHHW JHJHYHQV XLW KHW YHUOHGHQ YDQ HHQ ]HHFRQWDLQHU HHQ ]HHFRQWDLQHUVWURRP HQ RI EUDQFKH LQIRUPDWLH STAP 2 – Categoriseer de zeecontainerstromen: Categorie A: – De zeecontainer bevat gevaarlijke gassen. Bekend is RP ZHONH JDVVHQ KHW JDDW – Het meten naar gas heeft aangetoond dat het soort ODGLQJ LQ FRPELQDWLH PHW OHYHUDQFLHU DI]HQGHU EHKRRUW tot deze categorie. Categorie B: – Het is niet bekend of de zeecontainer gevaarlijke gas sen bevat. Ú ,HGHUH FRQWDLQHU GLH JRHGHUHQ EHYDW YDQ HHQ RQEHNHQGH OHYHUDQFLHU DI]HQGHU ZRUGW DDQJHERGHQ YRRU KHW PHWHQ naar gas. Ú ,HGHUH FRQWDLQHU YDQ HHQ EHNHQGH OHYHUDQFLHU DI]HQGHU PDDU PHW RQEHNHQGH JRHGHUHQ ODGLQJ ZRUGW DDQJHER den voor het meten naar gas.
40
Mei 2016 nr. 2 –
info
Categorie C: – De zeecontainer bevat geen gevaarlijke gassen. – Het meten naar gas heeft aangetoond dat het soort ODGLQJ LQ FRPELQDWLH PHW OHYHUDQFLHU DI]HQGHU EHKRRUW tot deze categorie. STAP 3 – Bepaal de meetstrategie per zeecontai nerstroom: Categorie A: 100% meting &DWHJRULH % YLMI PHWLQJHQ ELM LHGHUH QLHXZH OHYHUDQFLHU DI]HQGHU ODGLQJ Categorie C: ĂŠĂŠn op de tien containers meten. Bij constant veilig gebleken metingen kan de frequentie omlaag. STAP 4 – Communicatie: – Communiceer de meetrapporten van te lossen contai QHUV PHW GH ORRGVPHGHZHUNHUV Ăš &RPPXQLFHHU HHQ HYHQWXHHO YHQWLODWLH DGYLHV GRRU KHW *DVPHHWVWDWLRQ PHW GH ORRGVPHGHZHUNHUV STAP 5 – ,PSOHPHQWHHU GH Ăœ&RQWDLQHU LQVSHFWLHFKHFNOLVWĂ? GLW ]LMQ FKHFNV GLH PHGHZHUNHUV NXQQHQ XLWYRHUHQ YRRUDI gaand aan het besluit de container te openen en betreden. STAP 6 – 5HJLVWUHHU GH LQIRUPDWLH GLH LV YHU]DPHOG ELM KHW RSVWHOOHQ YDQ KHW EHOHLG ]RDOV Ăš KHW ULVLFRSURĆHO – de zeecontainerstromen – de gevarencategorieĂŤn – de meetgegevens
En nu? $OV ZH GH DUEHLGVK\JLÂQLVFKH VWUDWHJLH JRHG ZLOOHQ YROJHQ PRHWHQ ZH GH EORRWVWHOOLQJ DDQ PRJHOLMNH JLIWLJH JDVVHQ LQ containers ook echt aanpakken bij de bron. Dat betekent: in contact treden met de afzender. Helaas is dit niet altijd PRJHOLMN RPGDW HHQ FRQWDLQHUVWURRP LQ GH PHHVWH gevallen geen simpele logistieke keten is van afzender naar ontvanger. ,V HU HHQ FRQWDLQHUVWURRP RQWGHNW ZDDUELM JLIWLJH JDVVHQ ]LMQ DDQJHWURIIHQ GDQ LV HHQ YROJHQGH ORJLVFKH VWDS RP samen met de gasmeetkundige de containerstroom te RQGHU]RHNHQ ,Q GH ORJLVWLHNH NHWHQV YDQ GLW EHGULMI LV GH gasmeetkundige vaak afkomstig van het Gasmeetstation 5RWWHUGDP 'LW EHGULMI LV RQGHUGHHO YDQ ÂŤÂŤQ YDQ GH JURRWVWH WUDQVSRUWEHGULMYHQ YDQ 5RWWHUGDP HQ RPJHYLQJ Helaas zullen bedrijven in deze omgeving terughoudend zijn met het delen van informatie van afnemers. 9DQGDDJ GH GDJ KHHIW GH ĆUPD +RR\PHLMHU HHQ UREXXVW YHLOLJKHLGVPDQDJHPHQWV\VWHHP HQ LV GH SURFHGXUH Ăœ2SHQHQ YDQ ]HHFRQWDLQHUVĂ? JHÂąPSOHPHQWHHUG 'DDUQDDVW KHHIW GH ĆUPD PHGH GRRU GH LQ KHW NDGHU YDQ PLMQ +9. VFULSWLHV XLWJHYRHUGH RQGHU]RHNHQ EHVORWHQ RP WH VWRSSHQ PHW GH RS HQ RYHUVODJ YDQ LM]HUOHJHULQJHQ 'H GLUHFWLH YRQG KHW QLHW PHHU YHUDQWZRRUG RP GH]H SURGXFWHQ RYHU WH VODDQ QX GH ULVLFRĂ?V YRRU PHGHZHUNHUV EHNHQG ]LMQ ,Q PLMQ RJHQ een uitstekende bronaanpak: stoppen met de overslag zodra blijkt dat het bedrijf hier niet goed voor is ingericht. Q Robert de Waard is gecertiďŹ ceerd Hoger Veiligheidskundige en heeft zijn opleiding in 2014 afgerond bij Apply Opleidingen. Sinds mei 2015 is hij QHSE Engineer bij Jumbo Maritime in Schiedam. Dit artikel is gebaseerd op een scriptie in het kader van de HVK-opleiding.
Nieuwe dingen
Learning Lab
F
rom Human Error to Second Victim. Als onderdeel van het masterprogramma Human Factors organiseert de Universiteit van Lund (in Zuid-Zweden, een half uur met de trein van Kopenhagen) twee maal per jaar een zogeheten Learning Laboratory. Van 13 tot en met 17 juni zal professor Sidney Dekker, auteur van boeken als ‘Just Culture’ en ‘Field Guide to Human Error’, een Learning Lab leiden en daarbij innovatieve en nieuwe visies op veiligheid bespreken met deelnemers. Q www.humanfactors.lth.se/learning-laboratories/
Het Pufendorfinstitutet in Lund, locatie van de Learning Laboratories
Nieuwe Boeken
UXRisk
P
A
rofessor Hans Pasman bracht het afgelopen jaar een boek uit waarin de nieuwe methodes voor het analyseren van procesrisico’s worden beschreven. ‘Risk Analysis and Control for Industrial Processes – A System Perspective for Assessing and Avoiding LowProbability, High-Consequence Events’ (458 pagina’s), uitgeverij Butterworth-Heinemann, ISBN 9780128000571. Zie ook onder ‘Evenementen’ in het Verenigingsnieuws en het interview in dit nummer. Dr Robert Long heeft het kwartet boeken dat een aantal jaren geleden begon met ‘Risk Makes Sense’ en ‘For The Love Of Zero’, gevolgd door ‘Real Risk’, nu gecompleteerd met ‘Following-Leading In Risk’. Hierin besteedt hij aandacht aan een menselijker manier van veiligheidsleiderschap. Q
fgelopen jaar lanceerde het Noorse adviesbureau Proactima haar UXRisk systeem. UXRisk staat voor User eXperience en natuurlijk Risico. Het is een snel, gebruikersvriendelijk en laagdrempelig systeem voor het hanteren van incidenten en andere risicomanagementactiviteiten (risicoanalyses, audits, en dergelijke). Acties staan centraal in het systeem. Voor de meeste gebruikers is het niet ingewikkelder dan dat ze een mail ontvangen, op een link klikken en informatie in het systeem updaten. Het systeem is gebaseerd op cloud- en Google-technologie en draait op de nieuwste Windows platformen. Q
https://uxrisk.com/
http://www.humandymensions.com/ about-us/following-leading-in-risk
info – Mei 2016 nr. 2
41
Verenigingsnieuws Van de bestuurstafel
Introduktiemiddag
O
p 14 januari was er bij NDC Den Hommel in Utrecht een introduktiemiddag voor nieuwe leden. Een genoegen om te constateren dat, ondanks het slechte weer, het overgrote deel van de aangemelde personen ook daadwerkelijk heeft deelgenomen. Het was een interactieve bijeenkomst met een grote diversiteit aan deelnemers voor wat betreft leeftijd, achtergrond en regio. Het doel van een introduktiemiddag is om nieuwe leden inzicht te geven in wat de vereniging brengt, maar ook wat de vereniging nodig heeft. Daarnaast is het voor het hoofdbestuur belangrijk om de reden van aanmelden te kennen. Louis Nijland heeft de bijeenkomst ge-
leid en de structuur van de vereniging uitgelegd. Daarnaast gaf hij een inhoudelijke toelichting over de activiteiten van een regiogroep. Ook besprak Nijland de activiteiten van de werkgroep Young NVVK. Actuele onderwerpen die de nieuwe leden aan hadden gedragen ter bespreking, waren onder andere de rol van de vereniging bij veranderingen in de Arbowetgeving, het Register Veiligheidskundigen en de inhoud van de Algemene Ledenvergaderingen. Een uitspraak die we ter overweging meenemen is om minder verenigingszaken in de algemene ledenvergadering te bespreken en meer te focussen op kennisdeling, veranderingen in de wet en andere actualiteiten. Hier
moeten we statutair dan wel het een en ander voor aanpassen. Een gevolg daarvan zou digitaal stemmen kunnen zijn. De middag werd afgesloten met een presentatie van Roger van Meer, die vooral inging op het effect van netwerken en het gebruik van LinkedIn. Hoe kun je hier je voordeel mee doen? Het doet de vereniging deugd om met een enthousiaste groep mensen te sparren op zo’n introduktiemiddag. En het zou prettig zijn om deze nieuwe leden op een regiobijeenkomst of algemene ledenvergadering weer terug te zien. Q Joachim Bos
Ingezonden brief
H
et bestuur van de NVVK heeft een ingezonden brief ontvangen van Mart van der Steeg als reactie op NVVKinfo 5, december 2015, (jaargang 24) over het Register, omdat hierin feitelijke onjuistheden staan omtrent de huidige certificering van veiligheidskundigen. Hieronder een verkorte weergave van deze ingezonden brief, gevolgd door het standpunt van het bestuur in dezen. De volledige brief is op te vragen via het secretariaat.
Brief Mart van der Steeg Laat de NVVK ruim 400 gecertificeerde veiligheidskundigen in de kou staan? Voor het uitoefenen van de functie van ‘kerndeskundige’ zoals genoemd in de Arbowet (als hoger veiligheidskundige) is het bezit van een vakbekwaamheidcertificaat wettelijk vereist. Inmiddels zijn er 406 veiligheidskundige (HVK en MVK) certificaathouders. Let op: voor de MVK’er geldt geen wettelijke eis, certificeren is op vrijwillige basis met het accent op bij- en nascholing. Het huidige certificatiesysteem (dat in overleg met de NVVK is opgesteld) is zeker niet de hemel op aarde. Momenteel loopt een
42
Mei 2016 nr. 2 –
info
traject om het huidige schema opnieuw aan te passen. Lastig daarbij is dat meerdere partijen een stem hebben, waarover ook veel discussie is. Maar ondanks de moeilijkheden hierin, staat het vast dat de vakbekwaamheid én de ontwikkeling van de deskundige in het systeem centraal blijven staan. In een notendop is de omschrijving van het huidige certificatieschema van de veiligheidskundigen (met accent op de HVK) dat veiligheidskundigen steeds moeten aantonen dat zij blijvend en aantoonbaar werken aan de eigen professionele ontwikkeling, middels studiedagen, intervisiebijeenkomsten, aantonen van de kwaliteit van het eigen werk met daarbij een flinke dosis reflecterend vermogen op het eigen professionele handelen. Bij certificatie wordt om de 5 jaar een onafhankelijk examen afgenomen, waarin de kandidaat zijn actuele kennis en kunde moet kunnen aantonen. Daarbij kunnen examenkandidaten voor certificatie of hercertificatie zakken of slagen! Register Veiligheidskundigen Het kwaliteitsaspect ‘Kwaliteit ontwikkelen en aantoonbaar maken’ wordt
door het NVVK bestuur heel belangrijk gevonden in het nieuwe Register. Het NVVK-register heeft daarentegen een éénmalig assessment om te toetsen of de competenties zoals de NVVK die noodzakelijk acht, in voldoende mate aanwezig zijn. Volgens Mart van der Steeg is dit echter geen examen, zijn de beoordelingscriteria nog onvoldoende inzichtelijk, is er geen periodieke toetsing en bepaalt de NVVK hoe NVVK-leden worden beoordeeld. Gegeven het huidige certificatieschema kun je je afvragen waarom de NVVK werkt aan een nieuw register voor veiligheidskundigen en waarom
dan niet aangesloten is bij de huidige (her)certificeringssystematiek waarmee, zoals al gezegd, ruim 400 veiligheidskundigen zijn gecertificeerd. De NVVK is een brede vereniging die zich richt op vijf domeinen van veiligheid: arbeid, extern, sociaal, patiënten en transport. Voor de andere domeinen dan arbeid was er eigenlijk niets geregeld om vakbekwaamheid aantoonbaar en inzichtelijk te maken. Daarnaast bleken er volgens de NVVK klachten te zijn uit het veld over het eindniveau van veiligheidsopleidingen, wat tot uiting komt in klachten over het functioneren van in het veld werkzame veiligheidskundigen, met name op ‘interpersoonlijke vaardigheden en ethische kwesties’. Met het register denkt de NVVK een prima aanpak neergezet te hebben om voor meerdere veiligheidsdomeinen een gelijkwaardige kwaliteitstoetsing in te voeren. De genoemde NVVKinfo besteedt ruime aandacht aan het nieuwe Register Veiligheidskundigen. Het is goed om de leden daarover te informeren. Wat echter minder goed is, is dat in die communicatie onvolledige en feitelijk onjuiste informatie staat over het huidige certificeringsysteem voor veiligheidskundigen bij Hobéon SKO, met name voor de Hoger Veiligheidskundige. Er worden op onjuiste gronden tegenstellingen gesuggereerd tussen het huidige certificatiesysteem en het nieuwe NVVKRegister, ten faveure van de laatste. De gesuggereerde tegenstellingen in NVVKinfo 1. Dat registreren een ander doel dient dan certificeren. Volgens Mart van de Steeg beogen beide eenzelfde doel: vakbekwaamheid. 2. In een interview wordt gesproken over ‘kerndeskundige in de arbosfeer’. Waarom zo’n negatieve invalshoek met betrekking tot het brede vakgebied arbeidsveiligheid? (De NVVK beschouwt arbeidsveiligheid als de moeder van de veiligheidskunde). 3. Het nieuwe Register “tenminste staat voor kwaliteit”. Weer zo’n onterechte tegenstelling ten opzichte van de huidige certificatie. Nog afgezien van het feit dat het nieuwe Register op dit moment nog helemaal geen ‘bewezen kwaliteit’ oplevert. In het huidige systeem van certificatie heeft ICT een belangrijke rol. Leren van elkaar en op een positieve manier van collega’s!
Oproep Aan de stuurgroep van het Register wordt gevraagd om een afstemmingsoverleg te regelen tussen de Stichting BCD en het bestuur van de NVVK dat op korte termijn gecertificeerde veiligheidskundigen deel gaan uitmaken van het NVVK-register of tenminste een vergelijkbare positie krijgen (aanduiding RVK voor gecertificeerden). Doe daar niet moeilijk over. En regel dat kostenneutraal! De doelstellingen van de certificatie en het Register zijn immers exact dezelfde: kwaliteit ontwikkelen en aantoonbaar maken van vakmanschap en kwaliteit. Mart van der Steeg, gecertificeerd hoger veiligheidskundige en arbeidshygiënist, interne arbodienst VU Amsterdam. Lid NVVK, NVvA en lid CcvD BCD.
Veiligheid kent verschillende domeinen en elk domein kent weer een breed vakgebied. Dat in een interview de term ‘arbosfeer’ is genoemd, is bedoeld om het verschil te duiden dat het register het gehele veiligheidsdomein betreft en een certificaat betrekking heeft op arbeidsveiligheid. Of het nieuwe Register ‘bewezen kwaliteit’ gaat opleveren, moet nog worden bezien. Het is als de brief ook aangeeft, dat ieder kwaliteitssysteem voor- en nadelen kent. Voor die ‘bewezen kwaliteit’ kent het register nog een vervolg, namelijk herregistratie en kwalificatie van opleidingen waar momenteel aan gewerkt wordt.
Het NVVK-bestuur, in dezen de voorzitter, heeft met Mart van der Steeg gesproken over de brief en haar reactie mondeling toegelicht. In het kort: de NVVK betreurt het dat door de aandacht die het Register krijgt, het beeld is ontstaan dat de NVVK gecertificeerde leden in de kou laat staan. De roep om een kwaliteitstoetsing en om het register meer body te geven, komt juist vanuit de leden tijdens een algemene vergadering en dateert van 2012. Vanaf die tijd is de NVVK voortvarend aan de slag gegaan. Onder andere is in samenspraak met het werkveld het profiel van de Veiligheidskundige vastgesteld op basis van competenties en generieke kennis en vaardigheden voor iedere veiligheidskundige op MBO-, HBO- en WO-niveau.
Het NVVK-bestuur is van mening dat: 1. Registreren en certificeren eenzelfde doel beogen. Echter ziet de BCD worstelen met het goedgekeurd krijgen van het certificatieschema en verwacht dat, als er een goedgekeurd certificatieschema gaat komen (mogelijk niet eerder dan 01-01-2017), de kosten volgens dit schema veel hoger gaan worden. Daarmee wordt de toegankelijkheid voor de groep veiligheidskundigen verder verkleind. 2. Het register gaat uit van het onderscheid tussen MBO-, HBO- en WOcompetenties. Door onvoldoende vast te houden aan de instroomeisen en de gebrekkige kwalificatie van de eindtermen van de HVK-opleiding, zal in het register aangetoond moeten worden dat de veiligheidskundige over de vereiste vooropleiding beschikt. Op dit moment is dat bij certificering nog niet het geval en hoe dat gaat worden, is ongewis.
Korte toelichting op het in de brief gestelde over beoordelingscriteria, het brede vakgebied en kwaliteit Sinds eind 2015 is het Register operationeel conform de nieuwe kwalificatieeisen (criteria). Deze eisen zijn opgenomen in een door de Netherlands Quality Agency (NQA) opgesteld Register Reglement. Deze partij is aangesteld voor het beheer van het Register om onafhankelijk te beoordelen of volgens procedures aangaande de kwalificatieeisen op een juiste wijze gehandeld wordt. Met andere woorden: deze partij controleert de NVVK door gemiddeld vier audits per jaar. In het Register Reglement dienen nog procedures opgenomen te worden aangaande privacy van gegevens en de beoordelingscriteria van het assessment.
Ten slotte: de NVVK is er niet verantwoordelijk voor om een goedgekeurd schema neer te leggen. Zij wil wel haar bijdrage leveren aan de definiëring van de hoogte en breedte van de lat en hiervoor het Profiel Veiligheidskundige beschikbaar stellen dat reeds voor het Register is vastgesteld. Op deze wijze zouden gecertificeerd veiligheidskundigen ook deel kunnen uitmaken van het Register. De NVVK is bereid om mee te werken aan certificeren in het belang van haar gecertificeerde leden. De oproep om kostenneutraal gecertificeerden te laten registreren, zien wij vooralsnog als een stap te ver. Het is aan de veiligheidskundige om een keuze te maken tussen de beide systemen of zich te laten toetsen volgens beide systemen. Q
Standpunt NVVK-bestuur
info – Mei 2016 nr. 2
43
Verenigingsnieuws Young NVVK
Verslag bezoek KWA Bedrijfsadviseurs
O
p 18 februari jongstleden was Young NVVK te gast bij KWA Bedrijfsadviseurs te Amersfoort. Kenmerkend voor vrijwel alle Young NVVK-bijeenkomsten tot nu toe was de bijeenkomst goed bezocht en waren er ook nu weer veel nieuwe gezichten te verwelkomen. Een ontwikkeling die zich hopelijk voortzet! Na ontvangst met soep en broodjes deed Marianne Mulder de aftrap. Marianne is lid van de NVVK-congrescommissie en kwam langs om de jongere NVVK’er te enthousiasmeren zich in te
zetten voor het eerstvolgende congres in 2017. Als Young NVVK krijgen we veel verzoeken van andere groepen met de vraag of jongere leden zich willen inzetten voor bepaalde activiteiten. Het is leuk (en ook effectief) om te zien dat er nu vanuit een andere groep ook iemand aanschuift om onze leden persoonlijk van het nut hiervan te overtuigen. Na Marianne was het woord aan Robin Sinke, senior consultant bij KWA Bedrijfsadviseurs. Middels een uitgebreide introductie vertelde Robin enthousiast over de diversiteit aan dien-
sten, projecten en klanten van KWA. Het was ook erg waardevol om te weten dat KWA diverse platformen beheert en dat de (Young) NVVK’er welkom is zich hierbij aan te sluiten. Na de pauze was het woord aan Sabine Metzelaar, werkzaam als adviseur (HVK) bij KWA Bedrijfsadviseurs. Sabine nam ons mee in de wereld van de gevaarlijke stoffen. Allereerst sprak zij over de definitie (en verschillende types) van gevaarlijke stoffen, gevolgd door een uitleg over het bijbehorende wettelijk kader. Daarna volgde een discussie over onder meer het herkennen van gevaarlijke stoffen en welke risico’s het grootst zijn. Het slotdeel van de presentatie bestond uit een uitleg over de toepassing van het 4-stappenplan, waarmee een bedrijf kan nagaan of het ‘in compliance’ is voor het onderwerp gevaarlijke stoffen. Na afloop van de presentatie was er mogelijkheid om na te borrelen in de bedrijfskantine, waarna deze zeer geslaagde bijeenkomst in stijl werd afgesloten. Onze dank gaat uit naar KWA Bedrijfsadviseurs, die zich kosteloos hebben ingezet middels het verzorgen van soep en broodjes, het beschikbaar stellen van een vergaderlocatie en de mogelijkheid om na te borrelen in de kantine. TOP! Q
Evaluatie en brainstorm eerste jaar
2
015 was het jaar waarin de basis van de Young NVVK organisatie is opgezet. Er zijn onder andere doelen met elkaar vastgesteld, enquêtes gebruikt om behoeften te peilen en de vakgroep heeft diverse gastsprekers mogen verwelkomen. Formele aangelegenheden zijn gekoppeld aan laagdrempelige, leerzame en vooral leuke zaken voor de jonge veiligheidsprofessional. Zo heeft Young NVVK genoten van de diverse bedrijfsbezoeken bij Bavaria, Aviko, NAM en Bureau Veritas. In 2015 heeft de Young NVVK-vakgroep liefst negen bijeenkomsten georganiseerd!
44
Mei 2016 nr. 2 –
info
Buiten de bijeenkomsten om wordt er gewerkt aan een paper over de veiligheidskundige anno 2035 en worden contacten gesmeed in de IVK-sector, om zo meer jonge veiligheidsprofessionals kennis te laten maken met (Young) NVVK. Verder is er een jaarplan opgesteld met concrete uitgangspunten en activiteiten; een stevige basis voor toekomstige ontwikkelingen. Op zaterdag 16 januari zijn Young NVVKleden van het eerste uur bijeengekomen
om het succesvolle eerste levensjaar van de vakgroep te evalueren en om te brainstormen over hoe we de komende jaren nog leukere en kwalitatief betere bijeenkomsten kunnen organiseren. De locatie Secret Operations op de vliegbasis in Soesterberg heeft deze dag een stevige impuls gegeven. Niet alleen is de locatie tegelijkertijd historisch en futuristisch, de omgeving is ook prachtig en inspirerend. Tussen de evaluatie en brainstorm door is het
heerlijk om er uit te waaien. Tijdens de dag zijn er veel nieuwe ideeën ontstaan, waaraan in 2016 invulling zal worden gegeven. Tevens is uitgesproken waar Young NVVK over drie jaar wil staan. Alle ideeën en uitgangspunten blijven nog even intern, maar zullen de komende periode gegarandeerd meer vorm gaan krijgen. Al met al een fantastische dag met veel goede input! Q
vorming, risicobeleving). Er zijn KennisLabs op MBO- en op HBO-niveau. Daarnaast verzorgt het WB jaarlijks Practica die meer gericht zijn op het verwerven van onderzoeksvaardigheden, zoals het ontwerpen van een onderzoek, luisteren, interviewen, data-analyse. In de tweede helft van 2016 staan weer twee KennisLabs op het programma: op 27-28 september Risicocommunicatie (onder
voorbehoud) en op 16-17 november Resilience (onder voorbehoud). Daarnaast organiseert het WB op 7 juni een interactieve dag voor geinteresseerde leden over onderzoek bij Avans Hogeschool in Den Bosch. Raadpleeg regelmatig de website van de NVVK voor meer informatie over het Wetenschappelijk Bureau en de agenda voor activiteiten: www. veiligheidskunde.nl/WB. Q
Wet- en Regelgeving
D
eze week heeft de NVVK aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reactie gestuurd op het wetsvoorstel 34 375, een voorstel tot ‘wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en de werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever, en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts’. De reactie is opgesteld door de NVVK Commissie Wet- en Regelgeving. De brief is gepubliceerd op de NVVKwebsite: www.veiligheidskunde.nl. Q
Wetenschappelijk Bureau
H
et Wetenschappelijk Bureau van de NVVK houdt zich bezig met de (wetenschappelijke) ontwikkeling van het vakgebied Veiligheidskunde en van de veiligheidskundige daarin. Het WB organiseert een aantal maal per jaar KennisLabs, waarin ervaren wetenschappers hun kennis en onderzoekservaring delen op een bepaald kennisgebied, zoals cultuur, gedrag, leiderschap, besluit-
info – Mei 2016 nr. 2
45
Verenigingsnieuws
Evenementen 15 juni 2016 Process safety congres Plaats: Dordrecht Organisatie: Stichting PScongres Prof. dr. Hans Pasman (zie elders in dit blad) zal een key-note lecture verzorgen. Pasman is werkzaam bij het Mary Kay O’Conner Center for Process Safety in Texas, een internationaal gerenommeerd instituut dat PhD-studenten op dit gebied opleidt. Recent schreef hij een boek over de nieuwe methodes voor het analyseren van procesrisico’s. Voor meer informatie en aanmelden: www.PScongres.nl. HVK’ers ontvangen 25% korting op de reguliere toegangsprijs en 1 SKO-punt.
16 juni 2016 Congres Robotisering & werk De match tussen mens & machine Plaats: Supernova, Jaarbeurs Utrecht Organisatie: Vakmedianet Wat zijn dé technologische en digitale ontwikkelingen die op korte termijn van invloed zijn op de manier waarop organisaties werken en ingericht zijn? Hoe bereidt u uw organisatie zo voor op robotisering dat die waarde toevoegt? Voor meer informatie en aanmelden: www.congresrobotiseringenwerk.nl. Leden van de NVVK ontvangen 100 euro korting op de reguliere toegangsprijs. 29 en 30 maart 2017 NVVKcongres 2017 Het NVVKcongres 2017 vindt plaats op 29 en 30 maart 2017 in congrescentrum Papendal in Arnhem.
Algemene ledenvergaderingen De volgende datum voor de Algemene Ledenvergadering is: 17 november, 18.00-20.30 uur, locatie Aristo Utrecht. Tijdens het middagprogramma staat het Forum M/V gepland. Q
Onlangs verschenen TtA Het eerste nummer van 2016 van in het Tijdschrift voor toegepaste Arbowetenschap (TtA) start met twee editorials. De eerste is van John Awater (Bluewater), die zich afvraagt of het slim is om de brandweer voor reddingsoperaties te laten duiken. De tweede is van Jeroen Terwoert en Hielke Kuitert (Inspectie SZW) en gaat over de uitdagingen bij het beheersen van blootstelling aan asbestvezels tijdens saneringswerkzaamheden. Het nummer bevat verder drie opiniërende artikelen: André Verbeek (Hoogheemraadschap Delft) doet verslag van een workshop over motiverende werksituaties, Pascal Meyns, Karine Eerdeneks en Katrien Mortelmans (Mesnsura EDPBW, België) vergelijken het Belgische arbobeleid met dat van ons. En Joost van Rooij en Daan Huizer (Caesar Consult) behandelen de gevaren en risico’s van verschillende soorten vezels in de werkatmosfeer.
46
Mei 2016 nr. 2 –
info
Naast de bespreking van twee proefschriften over blootstelling en effecten van magnetische velden tijdens het werken met MRI, adviezen van de Gezondheidsraad over nachtwerk en thiopeta, en een verslag van een bijeenkomst van Belgische en Nederlandse bedrijfsartsen en arbeidshygiënisten en de Contactgroep Gezondheid en Chemie (CGC), bevat het nummer ook twee praktijkverhalen. Uit België komt een artikel over blootstelling aan aromatische diamines in kapsalons, en een wielrenner (tevens arbeidshygiënist) bespreekt arbo en de professionele wielerwereld. Deze en andere artikelen uit TtA zijn in te zien op de website van de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne: www.arbeidshygiene.nl/kennis-oud/tta/tta-2016/. Paul Swuste
Agenda Datum
Locatie
Onderwerp
Organisatie
18 mei
nog niet bekend
Regionale Studiedag Regio Noord Nederland
Regio Noord Nederland
Regiobijeenkomst ANO
Regio Arnhem Nijmegen Oss
26 mei 26 mei
nog niet bekend
Bijeenkomst TKD
Vakgroep Bouw en Infra
26 mei
NBC Den Hommel
Vakgroepbijeenkomst Incidentonderzoek
Vakgroep Incidentonderzoek
02 jun
Aristo Lunetten
Hoofdbestuur
Hoofdbestuur
08 jun
Congrescentrum B&I
Alcohol en Drugsbeleid
Regio Midden Nederland
Vakgroep Elektrotechniek
Vakgroep Elektrotechniek
09 jun 16 jun
Aristo Lunetten
ViZ/NVvA Contactgroep Gezondheid
ViZ ism NVvA Contactgroep Gezondheid
07 jul
Altrex
Veilig werken op hoogte
Vakgroep Bouw en Infra
07 jul
Aristo Lunetten
Hoofdbestuur
Hoofdbestuur
08 sep
Aristo Lunetten
BOG-overleg
Hoofdbestuur
08 sep
Aristo Lunetten
Hoofdbestuur
Hoofdbestuur
14 sep
nog niet bekend
Persoonlijke beschermingsmiddelen
Regio Midden Nederland
21 sep
Aristo Lunetten
ViZ/NVvA Contactgroep Gezondheid
ViZ ism NVvA Contactgroep Gezondheid
Regiobijeenkomst ANO
Regio Arnhem Nijmegen Oss
28 sep 06 okt
nog niet bekend
Geven van werk- en veiligheidsinstructies in begrijpelijke taal
Vakgroep Bouw en Infra
03 nov
Aristo Lunetten
Hoofdbestuur
Hoofdbestuur
Vakgroep Elektrotechniek
Vakgroep Elektrotechniek
Algemene Vergadering/Forum M/V
Hoofdbestuur
Regiobijeenkomst ANO
Regio Arnhem Nijmegen Oss
10 nov 17 nov
Aristo
01 dec 07 dec
nog niet bekend
Elektrische veiligheid
Regio Midden Nederland
08 dec
Aristo Lunetten
ViZ/NVvA Contactgroep Gezondheid
ViZ ism NVvA Contactgroep Gezondheid
08 dec
nog niet bekend
Bijeenkomst Bouw en Infra
Vakgroep Bouw en Infra
08 dec
Aristo Lunetten
Hoofdbestuur
Hoofdbestuur
Kijk voor de meest recente versie van de agenda op www.veiligheidskunde.nl bij Agenda
info – Mei 2016 nr. 2
47
De eiligheidskundige