Vakbeurs Energie, Zero Emission | Ecomobiel, PREFAB en Industrial Heat & Power worden georganiseerd door 54events en vinden plaats van dinsdag 10 oktober t/m donderdag 12 oktober 2023 in de Brabanthallen in Den Bosch.
Dinsdag 10 oktober 10.00 - 17.00
Woensdag 11 oktober 10.00 - 17.00
Donderdag 12 oktober 10.00 - 17.00
Brabanthallen
Diezekade 2
5222 AK Den Bosch
De beurzen vinden plaats in de Brabanthallen in Den Bosch. Het complex beschikt over ruim 4.000 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein van de Brabanthallen is voorzien van een parkeersysteem waarbij de inrijdslagbomen automatisch openen. U kunt binnen in de entreehal een uitrijkaart kopen. Het parkeertarief is € 12,00.
De Brabanthallen bieden u de service om alvast uw parkeerplaats te reserveren. Hierbij ontvangt u tevens de laatste reisinformatie.
Op het terrein van de Brabanthallen Den Bosch zijn nabij ingang A en de Centrale Entree invalidenparkeerplaatsen aanwezig. Voor invaliden wordt het geldende parkeertarief gehanteerd.
Brabanthallen beschikt over een groot aantal openbare laadpunten voor EV’s en PHEV’s op haar parkeerterreinen. Gasten met een volledig elektrische auto kunnen verder hun auto laden op het extra laadplein van de organisatie dat is gerealiseerd in samenwerking met Laadpartner: Voet Energy Solutions.
Vakbeurs Energie is niet toegankelijk voor particulieren zonder zakelijk belang. Kaarten zijn gratis voor professionals bij tijdige voorregistratie. Dit is mogelijk tot en met maandag 9 oktober 2023 via www.vakbeursenergie.nl of door de QR-code op deze pagina te scannen. Kaarten aan de deur kosten € 50,- inclusief BTW.
Met een toegangsbewijs voor Vakbeurs Energie bezoekt u gratis ook de vakbeurzen Zero Emission | Ecomobiel, PREFAB en Industrial Heat & Power, die gelijktijdig en op dezelfde locatie plaatsvinden.
Sander Braam houdt zich als business development manager bij beursorganisator 54events bezig met nieuwe initiatieven om bedrijven nog gerichter op weg te helpen. Het aanjagen van de energietransitie en verduurzaming is ook het hoofddoel van de Nationale Energieweek. In die week vinden vier vakbeurzen plaats die qua thema’s en bezoekersprofiel veel overlap hebben. "Door de beurzen te bundelen, creëren we een breed gezamenlijk platform met veel ruimte voor activiteiten, lezingen en demonstraties", zegt Braam. "De energietransitie is het over-
koepelende thema dat de vier deelbeurzen verbindt. Bezoekers komen meestal op één beurs/thema binnen, maar pakken de andere drie dan heel gemakkelijk mee. Zo wordt de samenhang heel zichtbaar. Die kruisbestuiving is een absolute meerwaarde."
Ten opzichte van 2022 blijven de thema’s overeind (binnenklimaat, gebouwschil, smart energy & storage om er wat te noemen). "Maar we leggen in de komende Nationale Energieweek hier en daar wel wat andere accenten. Neem de Wkb (Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen, red.) die per 1 januari ingaat; hier is zeker extra aandacht voor. Er zijn in de afgelopen twee jaar verschillende pilots geweest en er is dus ervaring opgedaan die we graag delen. En zo proberen we meer thema’s te actualiseren, te vernieuwen en aan concrete projecten te koppelen. Dat vertaalt zich onder andere in de lezingen en presentaties van het kennisprogramma. En op de beursvloer staan exposanten met innovaties die echt impact hebben op de markt."
"De noodzaak van de energietransitie wordt steeds meer gevoeld", stelt Braam. "Er is haast bij, dat proeven we uit de gesprekken die we voeren. Gelukkig is voor bepaalde onderdelen vastgesteld wat er moet gaan gebeuren. Neem het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie, dat is een con-
creet plan voor de omschakeling naar schone energie. In de industrie gaat het om grote hoeveelheden energie, dus omschakelen naar schone energie betekent een enorme besparing."
Demissionair minister Jetten heeft zich daarover ook duidelijk uitgesproken: “Hoe eerder de industrie toegang tot schone energie heeft, hoe beter, want andere sectoren profiteren mee.”
"Er zijn al veel toepassingen voor de industrie, zoals de inzet van restwarmte, het isoleren van installaties en noem maar op. We verwachten dan ook veel aandacht voor de beurs Industrial Heat & Power."
Op dit moment maakt prefab, afhankelijk van de definitie tussen de 5 en 12 procent van de bouw uit. Braam verwacht dat dat percentage in rap tempo omhooggaat: "Prefab heeft verschillende voordelen. Het zorgt voor minder transportbewegingen en dus voor minder CO2-uitstoot. Dat is gunstig als het gaat over bouwen in of bij Natura 2000 gebieden. Verder vergt het minder (geschoolde) arbeid, en ook dat is in deze tijd van personeelskrapte belangrijk. Hoe meer je prefabriceert, hoe sneller projecten gerealiseerd kunnen worden. Een mooie ontwikkeling op het gebied van prefab is de komst van prefab meterkasten. Conceptueel en modulair bouwen gaat snel, dus met houtskeletbouw kan in korte tijd een flink project
worden gerealiseerd. Maar in het verleden duurde het vaak lang om de woningen aangesloten te krijgen op bijvoorbeeld elektriciteit en water. De markt kwam met de oplossing; een prefab meterkast, zodat je veel eerder de aansluitingen kunt aanvragen en realiseren. Dat levert een flinke tijdwinst op. Dit is één van de innovaties die centraal staat op PREFAB."
Bij Zero Emission | Ecomobiel ziet
Braam groeiende aandacht voor transport en logistiek. "Voor veel uitdagingen op het gebied van netaansluitingen zijn ook oplossingen te vinden. De ontwikkelingen op het gebied van laden en laadinfrastructuren in combinatie met energieopslag gaan hard. We zien ook dat bouwplaatsen in stedelijke gebieden steeds vaker worden bediend vanaf een hub aan de rand van de stad. De bevoorrading gebeurt dan met kleine elektrische auto’s (en als dat kan zelfs met e-bakfietsen). Ook hier zie je dat de sectoren als bouw, energie en mobiliteit niet meer zonder elkaar kunnen."
De "Dutch Hydrogen Days" maken voor de derde keer deel uit van de Nationale Energieweek. "Het is geen aparte beurs, maar zou dat in de toekomst wel kunnen worden", zegt Braam. "Waterstof drijft innovaties die op verschillende manieren een grotere rol kunnen gaan spelen. Waterstof is een belangrijk ingrediënt in de verduurzaming van de industrie en kan ook uitstekend worden ingezet voor energieopslag of warmte op plekken waar andere duurzame oplossingen niet bruikbaar of wenselijk zijn. In het waterstof paviljoen zijn oplossingen van zowel gevestigde namen als van start-ups te zien. Om nieuwe initiatieven te stimuleren reiken we dit jaar ook weer de Waterstof Innovatie Award uit, waarbij de jury vooral gaat kijken naar de haalbaarheid en de houdbaarheid. We zijn reuze benieuwd wie dit jaar de prijs van 15.000 euro in de wacht sleept!"
Online is er heel veel informatie te vinden over energiebesparing en duurzaamheid maar er is ook een hoop ruis en desinformatie. Juist daarom is een beurs volgens Braam een fantastische manier om je te informeren. "Live contact brengt zoveel meer", zegt hij. "Het face-to-face uitwisselen van informatie en ervaringen, het samen zoeken naar manieren om samen te werken en om tot oplossingen te komen; daarvoor moet je elkaar in de ogen kunnen kijken. Voor de Nationale Energieweek geldt dat nog veel sterker omdat het vier beurzen onder één dak zijn en er dingen ontstaan buiten de gebaande paden. Iedereen die er rondloopt,
is een expert. Exposanten, leden van brancheverenigingen, medewerkers van kennisinstellingen, maar zeker ook de bezoekende professionals. Van koplopers en ondernemers die al volop bezig zijn met de energietransitie, tot hen die op het punt staan om dat te doen. Ze hebben zich al verregaand in de materie verdiept en komen om slagen te maken; wat is er te koop en wat kan ik daarmee? Ook vanuit de woningbouwcorporaties en bijvoorbeeld gemeenten is de belangstelling groot. De verbindende factor is dat het bedrijven en organisaties zijn die voorop willen lopen. Ze zien het belang en willen de transitie versnellen."
"De energietransitie gaat niet met één techniek of oplossing tot stand komen", aldus Braam. "Het wordt een mix en we zullen alle onderdelen hard nodig hebben om in 2050 tot 0 procent CO2-uitstoot te komen. Dat is eigenlijk de samenvatting van het concept van de Nationale Energieweek. Die optelsom van kennis, contacten, producten en diensten staat op 10, 11 en 12 oktober centraal en is het vliegwiel voor de ontwikkelingen die daarop gaan volgen. Samen, met de hele keten, niemand kan het alleen. Samenwerken is niet soft, het is juist een teken van kracht om kennis te delen en om samen op te trekken. We hebben elkaar harder nodig dan ooit, ook al omdat de ketens veranderen. Producten zijn steeds vaker geïntegreerd, bouw en installaties raken meer en meer vervlochten en alles staat met elkaar in verbinding. Ook daarvoor is teamwork nodig: al die verschillende componenten op elkaar afstemmen en samen laten werken."
Waar kijkt Braam het meest naar uit?
"Het klinkt cliché, maar mijn antwoord is: de energie die je voelt op een drukbezochte beurs. Mensen die elkaar ontmoeten en in gesprek gaan, volgeboekte kennissessies, de reuring die er is. Ik hoop hier en daar letterlijk vast te lopen in de mensenmassa", lacht hij. "Als organisator van deze beurs hopen we bij 54events natuurlijk ook dat we bezoekers kunnen inspireren en stimuleren om echt stappen te zetten richting van een fossielvrije, groene toekomst."
Ontdek de magie van zonale ventilatie
Stilte en energie-efficiëntie, dat is de magie van zonale ventilatie!
30% minder geluid40% energiebesparing
Breng verse lucht in je leven, op het juiste moment, in de juiste ruimte
We inspire at www.duco.eu
SCAN EN ONTDEK DE MAGIE!“De kracht van systeemdenken is alle technische disciplines te laten samenwerken in een groter geheel. Dat leidt tot energiebesparing, een gezond evenwicht tussen vraag en aanbod én kostenvoordeel”, zo vertelt Kevin de Bont. De Bont was adviseur bij Kropman en werkt nu als manager bij de nieuwe business van het installatiebedrijf, genaamd: OpenToControl. OpenToControl is net als Kropman onderdeel van Eiffage Energie Systemen, gespecialiseerd in energieanalyses, ontwerp, realisatie, beheer en energiemanagement van installaties in en rondom grootzakelijke klanten.
“We leven nog in een redelijk fossiel energiesysteem, zowel in vormen van opwekking alsook de contractvormen, maar niet voor lang meer. Netcongestie, variabele zon- en windenergie en dynamische energiecontracten leiden ertoe dat software en stuurbare systemen veel belangrijker zullen worden. Slimme netwerken inrichten gebeurt vooralsnog erg weinig. Toch loont het om bij de investeringen van vandaag ook naar de mogelijkheden van morgen te kijken en alvast die stip op de horizon te plaatsen”, zegt de Bont.
“Conventionele regeltechniek kun je vergelijken met reactievoetbal”, gaat hij verder. “Als de ruimtetemperatuur te laag is, gaat de klimaatinstallatie compenseren en begint bijvoorbeeld de warmtepomp te draaien. Dit terwijl de netbelasting al hoog is, de energie grijs en op een laadplein elektrische auto’s staan te laden. Waar je naartoe wil, is het beter inplannen van de energiebehoeften door het realiseren van anticiperende regelingen. Het doel hiervan is het beter controleren van je energievraag met als resultaat een beter comfort, minimale energie en vermogensvraag (congestie/capaciteit) en dit zoveel mogelijk in balans met duurzame energie.”
“Vergelijk anticiperend regelen met autorijden. Als je in het vooruitzicht een bocht ziet, ga je tijdig remmen en een stuurbeweging maken zodat je de bocht goed kunt nemen. Op die manier willen we ook de systemen in een systeem-
context aansturen. Hoe je dit doet? We kijken enerzijds naar welke systemen goed kunnen samenwerken. Anderzijds gaan we na wat welke impact heeft op het energienet door middel van het uitvoeren van een integrale energieanalyse van de systemen. Stel dat een bedrijf in een gebied waar congestie dreigt pv-panelen wil plaatsen, een laadplein wil inrichten en misschien zelfs wil investeren in batterijopslagsystemen. Dan kun je vooraf al analyseren welke impact dit heeft op je microgrid. Met een scenariostudie kun je de gebruiker inzicht geven in de mogelijkheden om in een later stadium tot een ontwerp te komen. We kijken daarbij ook meteen naar de voorspelbaarheid en energie flexibiliteitspotentie van het gebouw en aangesloten assets. Een datagedreven aanpak met simulaties en scenario-analyses zal in de toekomst steeds belangrijker worden. Eenmaal een project draait, is slimme software nodig die de anticiperende regeling realiseert.”
Het grootste project dat op basis van deze processtappen, energie-analyse, ontwerp en energiemanagement door Kropman is gerealiseerd is bij het hoofdkantoor van a.s.r. Verzekeringen. “Kropman loopt hier al dertig jaar voor de regeltechniek rond. Via OpenToControl zijn we de regeltechniek nu naar een hoger niveau aan het tillen. In de automatiseringssoftware zit alles vervat: van vijverpomp, warmtepomp, warmte-koude en batterijopslag, verlichting tot het laadplein. Daarbij benaderen we het geheel vanuit het ge-
bouw terwijl de laadinfrastructuur er een onderdeel van is. Dankzij de renovatie, energiebesparingsmaatregelen en het slim aansturen ligt de werkelijke energiefootprint onder de 50 kWh per vierkante meter, waarmee het gebouw conform de DGBC-standaard al Paris proof is.”
De Bont zoomt dieper in op het elektrisch laden bij a.s.r. “Scenariostudies zijn uitgevoerd om na te gaan welke invloed de elektrificatie van het wagenpark op het geheel zou kunnen betekenen. Vervolgens hebben we ongeveer 300 laadpunten geïnstalleerd maar er is ruimte voor 450 exemplaren. De investering is in eerste instantie dus wat hoger omdat de infrastructuur breder is uitgelegd, maar uiteindelijk zullen ze hier in de toekomst veel kosten mee besparen aangezien er nu heel eenvoudig extra laadpalen kunnen worden toegevoegd.” Die laadpalen worden slim aangestuurd. “We voorspellen eerst wat de benodigde vraag en het beschikbare aanbod aan energie is. Zo is het mo-
gelijk om elk kwartier 24 tot 48 uur vooruit te voorspellen hoeveel auto’s er zullen gaan laden. Gebruikmakend van machine learning en rekening houdend met vooraf bepaalde parameters zal de software de auto’s op het meest geschikte moment laden, steeds met het doel de laadbehoefte tegen het einde van de werkdag, 16 uur, gewaarborgd te hebben.”
De kracht zit in de eenvoud. Het slim waarborgen gebeurt zonder appjes waarop gebruikers iedere laadsessie aan moeten geven hoeveel energie ze nodig hebben en wanneer ze weggaan. “Uit praktijkonderzoek blijkt dat gebruikers structureel aangeven dat ze verwachten de laadpaal eerder te verlaten dan in werkelijkheid gebeurt. Verder zie je ook dat een laadpaalgebruiker gewoonweg geen zin heeft om de applicaties te gebruiken als er geen direct persoonlijk belang bij is. Daarom hebben we het anders aangepakt. Iedereen neemt in principe deel aan het slim laden waarbij er op duurzame dagen tegen 16 uur altijd een volle accu wordt gewaarborgd. Heb je een afwijkende behoefte, dan moet je in actie, door fysiek je elektrische auto, op een daarvoor bestemde laadpaal aan te sluiten waar wel direct kan worden geladen. Die bevinden zich op de parkeerplekken in de verste uithoek van de parkeergarage. Het moet dus een bewuste keuze zijn om niet in de flow mee te gaan.”
“In het begin was het wel even wennen voor de gebruikers dat we hun laadproces beïnvloeden. Communicatie is daarom key. Je moet gebruikers informeren wat je waarom doet en dat het
voor kan komen dat hun laadprocessen even gepauzeerd kunnen worden. Door slim te laden is er een veel lagere piekbelasting op het net en kunnen we op deze locatie daarbij 50 procent meer duurzame geladen kilometers realiseren. Dat zijn mooie resultaten.”
Anticiperende regelingen gelden niet alleen voor stationaire en rijdende elektrische opslagsystemen. In een slimmer energiesysteem kun je w- en e-installaties laten samenwerken door je gebouw te beschouwen als een flexibel opslagsysteem of buffervat. Goed geïsoleerde gebouwen kunnen warmte bijvoorbeeld goed vasthouden. Als je weet wat de afkoelconstante is, dan is het misschien slimmer om niet om 6 uur maar alvast om 3 uur ’s nachts de warmtepomp aan te zetten. Het verbruik ligt in totaal mogelijk wat hoger, maar als je het grotere geheel bekijkt, is dit mogelijk toch duurzamer én goedkoper. De bekende ochtendpiek wordt vermeden waardoor geen centrales hoeven worden bijgeschakeld en mogelijk geldt een lager tarief aangezien prijstechnisch in de ochtend en avond de dynamische tarieven het hoogst zijn.”
Systeemdenken kan veel opleveren, maar er is ook nog een aantal pijnpunten waar rekening mee moet worden gehouden. “De grootste uitdaging is vooralsnog het gebrek aan een uniforme standaard voor informatie en data-uitwisseling. Een standaardisatieslag waardoor systemen merkonafhankelijk met elkaar kunnen communiceren is nodig om de systemen nog beter en sneller op elkaar af te stemmen. We zien nog te vaak dat eindgebruikers een systeem aanschaffen op basis van een aantal basiseigenschappen terwijl ze in een later stadium niet met een 3rd party systeem aangestuurd kunnen worden. Wie op korte of langere termijn wil overstappen op dynamische energie- en netcapaciteit tarieven zal dit gegeven moeten meenemen in zijn investeringsbeslissing. In de praktijk wordt daar nog veel te weinig aan gedacht met soms eerder dan gewenst productvervangingen tot gevolg. Denk daarom aan die stip aan de horizon die alsmaar sneller dichterbij komt.”
Ons energiesysteem is van oudsher erg centraal opgebouwd: een aantal grote elektriciteitscentrales wekken stroom op wanneer er vraag naar is en draaien op een lager pitje als de vraag laag is. Maar dat is aan het veranderen. Kolenen gascentrales sluiten gefaseerd hun deuren en er komt steeds meer duurzame energiecapaciteit bij. Duurzame energieopwekking vindt op kleinere schaal en op meerdere plekken plaats, waardoor het energiesysteem meer decentraal wordt. Daarnaast is groene stroom niet te allen tijde beschikbaar en volledig afhankelijk van de hoeveelheid beschikbare wind en zon.
Ons elektriciteitsnet moet op deze toekomst worden voorbereid, om netcongestie en vertraging van de energietran-
sitie te voorkomen. En dat vraagt nogal wat. Ten eerste is verzwaring van het elektriciteitsnet onvermijdelijk. Kleij: “Duurzame energie wordt voornamelijk opgewekt op plekken waar het elektriciteitsnet dat niet aankan. Regio’s met weinig bebouwing (en dus een relatief licht elektriciteitsnet, red.) zijn immers bij uitstek geschikt voor winden zonneparken. Netverzwaring is dan ook een no-brainer, dat moeten we sowieso doen. Maar we merken nu al dat netverzwaringsactiviteiten niet snel genoeg gaan om elektrificatie bij te benen. We moeten dus ook met andere zaken aan de slag. Gelukkig is er nog genoeg onbenut potentieel in de transportcapaciteit die er al staat. Ons elektriciteitsnet is namelijk zo ingericht dat het de piekmomenten van vraag en aanbod op kan vangen. Dat betekent dat er op andere momenten (buiten die piekmomenten om) nog heel veel ruimte op het net beschikbaar is. Met slimme oplossingen kunnen we die ruimte benutten en dus veel efficiënter met het huidige net omgaan.”
Hoe? Door meer flexibiliteit te creëren in de momenten waarop elektriciteit gevraagd en geleverd wordt, ontstaat er een betere balans tussen vraag en aanbod, kan de beschikbare transportcapaciteit op het net beter worden benut en wordt overbelasting van het elektriciteitsnet op piekmomenten (voor zover mogelijk) voorkomen. Daar zijn verschillende methodes voor. Kleij verwacht bijvoorbeeld veel van het slim laden van elektrische auto’s. Dit houdt in
dat e-auto’s minder snel of tijdelijk niet opladen op momenten dat elektriciteit of transportcapaciteit schaars is en juist op vol vermogen laden als er veel elektriciteit beschikbaar is. Zo fungeren ze als een buffer voor het elektriciteitsnet. En hoe groter de elektrische vloot in Nederland wordt, hoe groter de potentie. “Er bestaan al verschillende oplossingen die de potentie laten zien”, zegt Kleij. Slim laden kan op technologisch vlak dus al gewoon en gebeurt al op verschillende manieren. Bijvoorbeeld ook op basis van dynamische energieprijzen. De flexibiliteit die het kan bieden voor het elektriciteitsnet is enorm. Maar slim laden op basis van beschikbare netcapaciteit staat wel nog in de kinderschoenen. Kleij. “Slim laden op basis van stroomprijzen, beschikbaarheid van zonne-energie of balanceringsmarkten, dát kan al. Maar slim laden op basis van netcapaciteit bevindt zich echt nog in de pilotfase. Dat komt omdat er (nog) geen dynamische transporttarieven zijn.” Met andere woorden: er is nog geen (financiële) prikkel voor bedrijven en huishoudens om in te spelen op netcapaciteit. Bij de andere vormen van slim laden, bijvoorbeeld op basis van flexibele energieprijzen of beschikbare zonne-energie, is die prikkel er wel.
Een andere manier om flexibiliteit te creëren, is door bedrijfsprocessen op en af te schakelen, op basis van de beschikbare netcapaciteit of beschikbaarheid van energie. Een energiemanagementsysteem kan dat volledig
geautomatiseerd voor zijn rekening nemen. Ook daar zit veel potentie. “Niet elk bedrijfsproces is er geschikt voor, maar elektrische boilers en koelcellen bijvoorbeeld wel. Veel bedrijven zijn hier al mee bezig, maar dan op basis van energieprijzen. Wanneer zij ook beloond worden voor het inspelen op beschikbare netcapaciteit kan dit een grote rol gaan spelen, zeker als bedrijven de handen ineenslaan en hier collectief (en dus op grote schaal) mee aan de slag gaan.”
Ook huishoudens kunnen op den duur voor flexibiliteit op het net zorgen. "Was- en vaatwasmachines hebben wat dat betreft te weinig potentie, maar warmtepompen, zonnepanelen, laadpalen, batterijen en airco’s zijn veelbelovend, maar zover is het echter nog niet. Hoe standaardiseer je dit? Hoe zorg je ervoor dat verschillende flexibiliteitsdoeleinden elkaar niet snijden? Hoe zit het met privacy? Er moet nog het één en ander uitgedokterd worden, voordat dit een rol van waarde kan spelen.”
Kleij verwacht daarnaast dat energieopslag een belangrijke rol zal vervullen in het elektriciteitsnet van de toekomst. “Batterijen vereisen veel schaarse materialen, waardoor het een relatief dure oplossing blijft. Daarnaast zijn ze beperkt inzetbaar. Eigenlijk alleen voor flexibiliteit op de korte termijn, terwijl we juist steeds meer behoefte krijgen aan oplossingen voor de lange termijn. Daarnaast voeg je met batterijen iets toe om flexibiliteit te creëren. Je benut niet wat er al beschikbaar is om dat klusje te klaren (zoals bij e-auto’s en bedrijfsprocessen, red.). Warmteopslag is wat dat betreft veelbelovender en hebben we in de toekomst sowieso nodig om de koudste winterweken te overbruggen, iets dat met li-ion batterijen niet mogelijk is. Door overtollige zonne-energie om te zetten in warmte en het vervolgens op te slaan, bijvoorbeeld in ondergrondse buffervaten of faseovergangsmaterialen, sla je twee vliegen in één klap. Je slaat voldoende warmte op voor de koude winterweken én zorgt voor flexibiliteit op het net.”
En hoe zit het met dynamische energietarieven waarbij bedrijven inspelen op de energieprijzen gedurende de dag, week of maand? "Dynamische prijzen kunnen weliswaar voor balans op het elektriciteitsnet zorgen, maar ze lossen de capaciteitsproblemen op het net niet op. Sterker nog: die kunnen ze zelfs vergroten. Want als iedereen op hetzelfde moment besluit om energie te gebruiken, omdat de windmolens op de
Noordzee veel stroom opwekken en de prijzen laag zijn, moet er ineens ontzettend veel elektriciteit worden getransporteerd. Dat werkt netcongestie juist in de hand. Daarnaast zijn dynamische prijzen een ‘wortel’ voor bedrijven om balans op het net te brengen, maar er is geen garantie dat ze er daadwerkelijk gebruik van maken op de momenten dat dat nodig. Het ontbreekt dus aan zekerheid, terwijl dat wel nodig is.” Geen heilige graal dus. "Zeker niet op de lange termijn, want hoe meer flexibiliteitsoplossingen er beschikbaar komen, hoe minder dynamisch de energieprijzen worden.”
Wat volgens Kleij wél essentieel is, zijn collectieve oplossingen. Als je het flexibiliteitsvraagstuk met meerdere partijen tegelijkertijd oppakt, is de impact namelijk veel groter. “Dan kan zowel op burger- als ondernemersniveau. Schiphol Trade Park is hét voorbeeld van de impact die collectieve oplossingen kunnen hebben."Op het bedrijventerrein delen alle partijen de beschikbare netcapaciteit op een virtueel net dat door software wordt aangestuurd. Vraag en aanbod worden realtime gemeten, zodat de beschikbare capaciteit optimaal wordt verdeeld en benut. “Van dat soort oplossingen hebben we er veel meer nodig”, aldus Kleij.
Wanneer bovenstaande oplossingen grootschalig (en liefst collectief) worden uitgerold, verwacht Kleij dat de energietransitie geen vertraging oploopt door netcongestie. “Toen het begon te knellen op het elektriciteitsnet was er ineens veel meer mogelijk en ging de uitrol van flexibiliteitsoplossingen veel sneller. Dat stemt hoopvol. In de toekomst zal het zeker ook nog af en toe knellen, met misschien zelfs wat stroomuitval hier en daar, maar uiteindelijk redden we het wel.”
Maar daar is wel een mindshift voor nodig, benadrukt ze. “We zijn gewend dat energie onbeperkt en te allen tijde beschikbaar is. Van dat idee moeten we echt afstappen. Niet: er is altijd energie beschikbaar. Maar: energie als het beschikbaar is. Dát moet het nieuwe uitgangspunt worden.”
“Er zijn momenteel veel verschillende protocollen om apparaten aan te sturen, maar die zijn doorgaans fabrieksof merkeigen. Het is daarom technisch heel lastig om systemen van diverse fabrikanten goed met elkaar te laten communiceren als één geheel, zeker in de gebouwde omgeving”, zo begint Mente Konsman, research scientist bij TNO ICT, zijn betoog, terwijl het volgens hem loont om systemen te integreren. “Zo wordt in de industrie al regelmatig gebruikgemaakt van energieflexibiliteit. Industriële grootverbruikers hebben vaak rechtstreeks toe-
gang tot de energiemarkten en maken gebruik van grote flexibele assets waardoor ze kunnen rekenen op hoge marges. Neem een glastuinbouwbedrijf met een Warmtekrachtkoppeling (WKK). Door die flexibel in te zetten en dus in te spelen op de dynamiek van de energiemarkt is er veel winst te behalen.”
“Het potentieel in de gebouwde omgeving is in wezen nog veel groter”, vervolgt Konsman: “Er zijn ontzettend veel flexibele assets zoals elektrische auto’s, pv-installaties, warmtepompen, buffervaten, batterijsystemen, warmte-koudeopslag, laadpalen, witgoed, zwembaden, commerciële koelruimtes, enzovoort. Maar die grote verscheidenheid aan systemen leidt ook tot een hogere complexiteit terwijl de te behalen winst per systeem laag is aangezien het om relatief kleine apparaten gaat.”
“Bovendien is het integreren van flexibiliteit in de gebouwde omgeving nog volop in ontwikkeling. De diverse systemen draaien elk op hun eigen protocollen waardoor er voor (bijna) elk systeem opnieuw een integratie-effort nodig is wil je ze integreren in een groter geheel. Om die redenen is er momenteel nauwelijks sprake van energieflexibiliteit in deze sector. Opschalen is alleen mogelijk als je de installatieen operationele kosten kunt minimaliseren. Een belangrijke stap in die richting is een standaardprotocol. Daarom
hebben we S2 ontwikkeld, om de communicatiebarrières tussen de systemen onderling, weg te nemen.”
De S2-norm (BS EN 50491-122:2022) is een Europese norm voor energiebeheer voor woningen en gebouwen. Konsman: “Je kunt S2 zien als een generieke taal om energieflexibiliteit in uit te drukken tussen het apparaat en het centrale energiemanagementsysteem (EMS). We hebben een andere aanpak gekozen dan andere protocollen door na te gaan wat de generieke flexibiliteitskenmerken zijn die een apparaat kan hebben: (1) productie of consumptie limiteren (curtailment), (2) een bepaald consumptie of productieprofiel in de tijd verschuiven (vroeger of later opstarten), (3) een taak pauzeren, (4) een alternatief energieprofiel hanteren (bijvoorbeeld snel of langzamer laden), (5) het vermogen veranderen, (5) energie tijdelijk bufferen en later gebruiken (zoals een warmwatervat), (6) energie opslaan en in dezelfde vorm op een later moment weer gebruiken (batterijen) of (7) door het energietype te wisselen (hybride warmtepompen).”
“Dit zijn relatief eenvoudige patronen waarmee je de flexibiliteit in een grote verscheidenheid aan apparaten kunt beschrijven. Naast deze kenmerken zijn er nog veel meer aspecten en randvoorwaarden die we in de ontwikkeling van
CALEFFI GUARANTEED.het standaard communicatieprotocol hebben meegenomen.”
S2 wordt gebruikt als communicatiemiddel tussen het EMS en de Resource Manager (RM). Konsman gaat hier dieper op in. “Het EMS orkestreert in feite de flexibiliteit die door de apparaten wordt geleverd in een gebouw. Op basis van vooraf bepaalde optimalisatiedoelen en aanvullende externe informatie en beloningen beslist het EMS hoe die flexibiliteit moet worden gerealiseerd door instructies naar deze apparaten te sturen. Die doet dat met behulp van S2. Daarnaast is er de Resource Manager van de apparaten. Deze zorgt voor de communicatie van de informatie over de energieflexibiliteit van de apparaten richting het energiemanagementsysteem. De RM kan geïntegreerd zijn in het slimme apparaat, maar kan ook in de cloud zijn opgeslagen.”
“Neem een thermische buffer. De Resource Manager weet wat de capaciteit van die buffer is, wanneer hij nodig is en hoe snel hij kan worden opgewarmd. Hij deelt deze informatie (via S2) met het EMS. Daarnaast ontvangt de RM instructies (opnieuw via S2) van het EMS om de flexibiliteit op een bepaalde manier te gebruiken zodat het apparaat op de gewenste manier wordt aangestuurd.” Zowel het energiemanagementsysteem als de resourcemanager kunnen worden geïntegreerd in de firmware van de slimme energiesystemen, maar ze kunnen er ook naast draaien, bijvoorbeeld in cloud-services, in de meterkast of slimme meters, of op smart home controllers.
Sinds vorig jaar is S2 als Europese standaard geaccepteerd. Konsman: “Binnen nu en een jaar hopen we dat het een wereldwijde standaard is waarmee we interoperatibiliteit creëren tussen energiediensten die flexibiliteit willen bieden en de slimme systemen. Er moet dan wel nog een grote slag worden gemaakt in de adoptie door fabrikanten.” Die adoptie is nog een lastig punt. “Initieel merk je dat fabrikanten bang zijn om de controle op hun apparaten uit handen te geven, maar dat is niet het geval. Je bepaalt zelf als fabrikant de grenzen van de flexibiliteit waarbinnen het EMS speelruimte heeft. Het is een andere manier van denken waar je ze in mee moet nemen.”
Daarnaast is niet elke fabrikant momenteel bereidt om hun systemen op een open en interoperabele manier in te richten. “Je kunt het fabrikanten
ook niet kwalijk nemen dat ze nog niet hebben geïnvesteerd in een open systeem”, vindt Konsman. “Ze beseffen dat er een standaard communicatieprotocol aan komt. Tegelijkertijd moeten ze in hun meerjarenplan keuzes maken waar R&D vandaag de focus op moet leggen voor de producten van morgen. Investeren ze in een interface die ze op een open manier kunnen aanbieden of bieden ze een product of systeem aan met andere, bijzondere kenmerken waarmee ze zich kunnen onderscheiden van concurrenten? De bewustwording van eindgebruikers dat ze op de langere termijn profijt hebben van systemen die met elkaar kunnen communiceren, moet bovendien nog groeien. De dynamische energietarieven zorgen voor enige bewustwording, maar er is nog geen grote beloning gekoppeld aan het kunnen leveren van flexibiliteit. Daarom nemen fabrikanten vaak nog een afwachtende houding aan tot de vraag groeit, of tot er wet- en regelgeving wordt opgelegd. Want wie te vroeg is, prijst zichzelf hiermee mogelijk uit de markt. Maar het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Wie niet op tijd instapt, komt mogelijk te laat.”
Toch ziet Konsman een toekomst voor zich met één standaardtaal. “Ik vermoed dat er een verplichting nodig zal zijn gezien de snelheid van de netcongestieproblematiek. Hiermee creëer je een level playing field voor de fabrikanten en doorbreek je ook het kip-eiprobleem. Nu wordt er geen flexibiliteit aangeboden door een te lage vraag. Wordt het wel via regelgeving afgedwongen, dan komt een en ander wellicht snel in beweging.”
Zonnepanelen zijn niet de ideale groene producten waar vrijwel iedereen ze voor aanziet. De grote schaduwkant waar Mensink op doelt, is het gegeven dat de milieubelasting die veel panelen tijdens hun productieproces veroorzaken – de carbon footprint – niet of nauwelijks tijdens hun gebruiksduur wordt goedgemaakt. Bij de productie van een goedkoop in China geproduceerd standaardpaneel (van 400 Wp) komt ongeveer 400 kg CO2-equivalent vrij. En omdat de energiemix in Nederland al relatief schoon is en er al veel zonnepanelen zijn geïnstalleerd, wordt
de zogeheten carbon payback time van een standaardpaneel steeds langer. Inclusief onderconstructie, kabels en omvormer, is dat nu al 7 tot 15 jaar. De overgrote meerderheid van de in Nederland aangeschafte zonnepanelen is van dit type.
Mensink weet waar hij over praat. Samen met Bart Jeroen Bierens is hij projectleider van de Dutch Public Buyers Group for Sustainable PV, een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, ter bevordering van de circulaire economie in Nederland. Expertisecentrum PIANOo coördineert deze Buyer Group en nog twintig andere. Het idee is dat overheden en publieke organisaties in de duurzamere aanschaf van zonnepanelen de weg plaveien voor de rest van de markt. Als oprichter en voormalig directeur van Exasun, een Nederlandse fabrikant van zonnepanelen, verdiepte Mensink zich in de technologie en de supply chain van de zonnepaneel-productie. “Toen kwam ik erachter dat er veel niet-duurzame aspecten aan de productie van zonnepanelen kleven. En dat daar totaal geen aandacht voor was in Nederland.”
In 2021 kwam er bij de productie van alle nieuw aangeschafte zonnepanelen in Nederland circa 3,5 miljoen ton CO2-equivalent vrij. Dat is net iets minder dan de CO2-uitstoot van de kolencentrale van energiebedrijf Uniper op de Maasvlakte dat jaar. Als emissies
buiten Nederland meetellen, zouden de in 2021 nieuw geïnstalleerde zonnepanelen op plaats 8 van de lijst van de grootste CO2-uitstoters van dat jaar in Nederland staan.
Een goed alternatief voor deze standaard zonnepanelen zijn low carbon zonnepanelen. Bij de productie van deze panelen komt geen 400, maar 100-150 kg CO2-equivalent vrij en de carbon payback time is nu 1,5 tot 3 jaar in plaats van 7 tot 15. Slechts een paar procent van de Nederlandse markt bestaat uit dit duurzamere type zonnepaneel. Ze worden aangeschaft door milieubewuste consumenten, die hun keuze niet baseren op de laagste prijs. Deze panelen zijn namelijk wel iets duurder dan de standaardpanelen uit China. Mensink: “De meerprijs van de low carbon panelen is 5 tot 15%, dus dat valt reuze mee. De prijs van een zonnepaneel-project valt daardoor slechts 2 tot 5% hoger uit. Daar kun je het niet voor laten, dat moet je gewoon doen.”
“Het werd mij als fabrieksdirecteur duidelijk dat het effect van zonnepanelen op het klimaat veel kleiner is dan ik had verwacht”, zegt Mensink. “Maar bij aanbestedingen en projecten van private partijen in Nederland gaat het alleen maar om de prijs van de zonnepanelen. En de keuze voor de goedkoopste panelen betekent eigenlijk de keuze voor de minst duurzame panelen. Om de laagste prijs te halen gaan
Wie jarig is trakteert!
Warmtepompsets met de WPL 09 ACS classic nu in prijs verlaagd
WPL 09 ACS classic flex Set
Artikelnummer: 235987
Lucht-water warmtepomp WPL 09 ACS classic
Hydraulische module HM-Trend + aansluitset
Meldcode: KA09908 (€ 2.550,-)
van € 8.510,voor € 6.700,-*
Met de warmtepompsets vanSTIEBEL ELTRON bespaar je tijd, geld en denkwerk. Want warmtepompsets van STIEBEL ELTRON zijn zo ontwikkeld dat het voor jou een plug & play oplossing is. Met de prijsverlaging en de beschikbare voorraad wordt het aanbieden van een STIEBEL ELTRON warmtepompset aantrekkelijker én makkelijker dan ooit. En dat is precies waar STIEBEL ELTRON voor gaat: WP Easy | Warmtepompen easier than ever.
Kenmerken WPL 09 ACS classic 4,5 kW
Buiten opgestelde 4,5 kW lucht-water warmtepomp voor verwarmen en koelen
Invertertechnologie voor een hoge efficiëntie en lage energiekosten
Laag geluidsniveau, nog meer reductie door de nachtmodus
Optioneel in het thuisnetwerk te integreren en via de browser regelbaar
Uit voorraad leverbaar
* Prijzen zijn bruto, excl. btw en excl. subsidie. Netto prijs is op te vragen bij de groothandel. Prijsafspraken, acties en lopende convenanten zijn uitgesloten.
WPL 09 ACS classic compact Set 1.1
Artikelnummer: 204258
Lucht-water warmtepomp WPL 09 ACS classic
HSBB 180 Plus met tapwaterboiler
Meldcode: KA09911 (€ 2.550,-)
van € 9.150,voor € 7.803,-*
WPL 09 ACS classic compact plus Set 1.1
Artikelnummer: 204262
Lucht-water warmtepomp WPL 09 ACS classic
van € 10.080,voor € 9.242,-*
HSBC 180 Plus combiboiler met tapwaterboiler en parallel aangesloten cv buffervat
Meldcode: KA09914 (€ 2.550,-)
STIEBEL ELTRON Nederland B.V. | info@stiebel-eltron.nl | stiebel-eltron.nl
fabrikanten op zoek naar goedkopere materialen en dat resulteert in een kortere levensduur. Daarnaast sturen aanbestedingsregels aan op inkoop tegen de laagste prijs. Ook subsidieregelingen als de SDE++ maken geen enkel onderscheid op duurzaamheidsaspecten.”
Frankrijk heeft aangetoond dat het anders kan, zegt Mensink. “Bij aanbestedingen mogen alleen zonnepanelen worden geïnstalleerd met een bepaalde maximale carbon footprint. Met het idee: ‘dan weten we zeker dat het een positieve impact heeft op het klimaat’. Het effect daarvan was dat veel producenten, ook de Chinese, nu low carbon panelen produceren. Het is een kwestie van de juiste vraag stimuleren. Hetzelfde geldt voor het verbod op het gebruik van PFAS in panelen, waarvoor ook Nederland zich sterk maakt. Van alle zonnepanelen in Nederland heeft 90% een PFAS-laagje op de achterkant. Vooral PFAS van slechte kwaliteit gaat onder invloed van tijd en uv-straling hard achteruit, waardoor PFAS uit de achterkanten van de panelen de bodem in lekt. Het is een materiaal waar prima alternatieven voor voorhanden zijn, zoals glas of PFAS-vrije backsheets, die niet duurder zijn. Zodra overheden afdwingen dat er geen PFAS meer wordt gebruikt, zal dat snel afnemen.”
Volgens Mensink ligt de verklaring voor het gebrek aan aandacht voor de duurzaamheidsaspecten van zonnepanelen in Nederland in de ambitie van de politiek om zo veel mogelijk vaart te maken in de energietransitie. “Als die transitie slimmer en duurzamer wordt aangepakt dan nu het geval is, is het ef-
fect misschien wel groter dan nu. We werken aan een template of voorbeeld voor de inkoopvoorwaarden voor zonnepanelen, waarin we best practices meenemen en duurzaamheids- en kwaliteitsaspecten. We willen deze voor iedereen beschikbaar stellen via de website van onze buyer group: www.pianoo.nl/BGDPV. We hebben de ambitie dat het template straks met eisen aan, en gunningscriteria voor de zonnepanelen, omvormers en onderconstructie standaard wordt toegepast. Ook voor opdrachtnemers is een uniforme manier van uitvragen veel makkelijker.
Mensink spreekt de hoop uit dat 90% van de zonnepanelen die in Nederland door overheden en de zakelijke markt worden aangeschaft, binnen twee jaar van het type low carbon is. Over de slechte zonnepanelen waar Nederland vol mee ligt, benadrukt Mensink dat die moeten blijven liggen tot ze kapot zijn. “Want als je ze eerder weghaalt, pakt de hoge carbon footprint nog ongunstiger uit voor het klimaat. Er is overigens een behandeling mogelijk voor zonnepanalen waar PFAS vrijkomt in de vorm van schilfers of poeder. Enkele bedrijven brengen een coating op de beschadigde PFAS-laag aan, waarmee de levensduur wordt verlengd en die voorkomt dat PFAS in de bodem terechtkomt.”
“We zijn al goed op weg, maar versnelling is nodig”, begint Hermens, programmaleider Verduurzaming Industrie en Glastuinbouw, bij de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). De NVDE is de stem van schone energie in Nederland. “Wij zijn een maatschappelijke belangenbehartiger en maken ons sterk voor een maatschappij die volledig is gebaseerd op hernieuwbare energie. We gaan na hoe we dit doel samen met onze leden uit diverse sectoren voor 2050 kunnen bereiken.”
Dat de urgentie hoog is, is inmiddels wel duidelijk. De overheid gebruikt
daarom een aantal instrumenten om de energietransitie waar te maken, onder meer door energiebesparing bij bedrijven te stimuleren. “De energiebesparingsplicht (zie *, red.) is zo’n instrument. De plicht is sinds 1 juli 2023 nog verder verbreed. Naast een verplichting van het uitvoeren van alle energiebesparingsmaatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder, geldt nu ook dat maatregelen waarmee bedrijven hun CO2-uitstoot kunnen verminderen eveneens moeten worden genomen wanneer ze een terugverdientijd van vijf jaar of minder hebben. Ook moeten er meer bedrijven voldoen aan de energiebesparingsplicht. ETS-bedrijven, de glastuinbouw en bedrijven die actief zijn in doelmatig beheer en onderhoud vallen nu onder deze plicht”, zo legt Hermens uit. Het kabinet heeft daarnaast 56 miljoen euro extra gereserveerd voor handhaving. “De handhaving stond de laatste jaren op een erg laag pitje. Het is goed dat er nu strenger wordt gekeken of aan de plicht wordt voldaan.”
“In 2030 moeten we 55 procent CO2-reductie realiseren ten opzichte van 1990. Het streefdoel is 60 procent, zodat je eventuele tegenvallers kunt opvangen. Uit de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning die PBL uitvoert, bleek dat de geraamde CO2-emissie 39% tot 50% lager is dan in 1990. Er
is enige bandbreedte door een aantal onzekerheden. In het beste geval moet er nog een achterstand van minimaal 5 procent of 12 megaton extra CO2 worden gereduceerd. Dus we zijn er nog lang niet. Om die reden is er een commissie ingesteld die heeft onderzocht hoe we deze achterstand kunnen inhalen. Hun algemene conclusie luidde dat er meer normerend en beprijzend beleid nodig is. De natuurlijke inspanning bij bedrijven om te investeren in duurzaamheid ligt bij maximaal twee tot drie jaar terugverdientijd. Met de energiebesparingsplicht wordt deze duurzaamheidsinvestering verlengd naar vijf jaar. Het IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek, red.) wil dit naar zeven jaar brengen. Daarnaast is meer verplichten of verbieden vanuit de overheid nodig, evenals het hangen van een prijskaartje aan CO2.”
Wat uit het IBO-onderzoek is voortgekomen is nog geen wet. “Nog niet. Maar NVDE is zeker voorstander van de maatregelen die uit het IBO-rapport zijn voortgekomen. Bovendien is een aanzienlijk deel overgenomen in het Voorjaarspakket, van het nu demissionaire kabinet. Tegelijkertijd is een andere vorm van subsidiëring nodig zodat bedrijven in staat zijn om de juiste keuzes te maken. Je kunt bijvoorbeeld wel elektrificeren, maar dan moet je ook de garantie hebben dat je vol-
IN DE ENERGIETRANSITIE IS SCHONE LUCHT ESSENTIEEL
FLAIR SERIE NU COMPLEET: KLEIN, GROTER, GROOTS
STILLE, DUURZAME VENTILATIE IN ELK TYPE WONING
doende groene elektriciteit kunt afnemen. De business case moet aan beide kanten kloppen. Daarnaast is het belangrijk dat zowel in technische oplossingen als in de integratie ervan in de bedrijfsprocessen wordt geïnvesteerd en dat de subsidie ook die integratie vergoedt. Bedrijven die hun processen niet stroomlijnen, gooien onnodig energie weg.”
Vaak staat wet- en regelgeving of gebrek aan kennis innovaties nog in de weg. “Neem microgrids of energiehubs op bedrijven- of industrieterreinen. We merken dat er nog behoorlijk wat beperkingen zijn voor een vlotte uitrol en zijn daarom een onderzoek gestart. Hoe kun je bijvoorbeeld op een bedrijventerrein geïntegreerd gebruikmaken van het net dat er ligt, in combinatie met de lokale opwek via zon en wind, opslag in batterijsystemen en mobiele voertuigen, uitwisseling van restwarmte en later mogelijk opslag in waterstof
met een koppeling aan restwarmte? Op een gemêleerd bedrijventerrein zitten vaak diverse bedrijven waarbij de energievraag, het energieaanbod en het gecontracteerd vermogen onderling erg kunnen verschillen. Door ze samen te brengen in een microgrid ontstaat een zelfstandig energienetwerk waar iedereen de voordelen van kan plukken.” Maar de theorie is veel eenvoudiger dan de praktijk. “Waar de bottleneck zit? Ons onderzoek is nog maar net gestart, maar als ik een schot voor de boeg mag nemen, dan ontbreekt het nog regelmatig aan exacte kennis over en inzicht in het eigen opwek en verbruik van energie. Daarop aansluitend is het vaak nog minder inzichtelijk hoe het ge- en verbruiksprofiel van de omliggende bedrijven is. Die kennis en data moet met elkaar worden uitgewisseld. Tegelijkertijd hebben bedrijven ook uiteenlopende toekomstplannen qua uitbreiding en kan het ene bedrijf heel eenvoudig de productie op- en afschalen terwijl dat voor zijn buurman misschien veel lastiger is. Er moet dus rekening worden gehouden met veel variabelen.”
“Bovendien mag je niet zomaar optreden als energieleverancier voor de omringende bedrijven, mocht je energie over hebben en anderen energietekort. De Autoriteit Consument en Markt moet daarvoor expliciet toestemming geven. Kortom, het is een complex vraagstuk.” Gelukkig zijn wel steeds meer pilots en projecten succesvol. “Keerzijde is dat Nederland 3.800 bedrijventerreinen heeft en zij onmoge-
lijk allemaal zelf opnieuw het wiel kunnen uitvinden. Dat duurt te lang, dus dat moet anders. Met ons onderzoek willen we antwoord vinden op een aantal vragen. Ons hoofddoel is het uitfilteren van beleidsvoorstellen die kunnen worden opgenomen in wet- en regelgeving om een en ander te versnellen en beperkingen waar bedrijven tegenaan lopen weg te halen.” Hermens geeft een voorbeeld: “Er zijn genoeg bedrijven die pv-panelen op hun dak willen leggen, maar dit niet kunnen door netcongestie. Als er wel een garantie is om de opgewekte energie te delen met anderen op een bedrijventerrein, biedt dit weer nieuwe mogelijkheden.”
Nog een onderwerp dat Hermens benoemt is het groeiende belang van industriële flex – oftewel industrial demand side response. “Op korte termijn is het belangrijk om congestie tegen te gaan, op de langere termijn is het nodig door de groei van flexibele energieopwekking. Die is veelal weersafhankelijk. Er is dus een vorm van flexibiliteit in de procesvoering nodig, want alles met waterstof of batterijsystemen oplossen wordt waarschijnlijk veel te duur. Uit gesprekken met de industriële praktijk door de werkgroep Power-to-Industry (TKI Energie en Industrie, red.) kwam naar voren dat de industrie door het wegvallen van zonne- en windenergie op windstille, grijze dagen ongeveer 9 GW aan vermogen tekortkomt. Omgerekend moeten bedrijven voor ongeveer 500 uur in het jaar zelf een oplossing vinden, omdat de energietarieven gedurende 500 uur verspreid over het jaar veel te hoog zullen zijn om nog winstgevend te kunnen produceren. De oplossing kan zijn om de processen zodanig aan te passen zodat je op bepaalde momenten overcapaciteit en op andere momenten lagere capaciteit produceert om gemiddeld je jaarvolume nog te behalen. Dat is best een complex proces waar steeds meer bedrijven naar zullen moeten kijken. Dat besef is er nog niet altijd.”
* De energiebesparingsplicht geldt voor locaties van bedrijven en instellingen die per jaar vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas(equivalent) gebruiken, zonder uitzonderingen voor grote bedrijven.
"We zijn sterk afhankelijk van zon en wind en die zijn variabel. Op sommige momenten zijn er door overproductie negatieve energietarieven en schakelen omvormers zichzelf uit. In een toekomst waar we geen fossiele back-up meer hebben, zullen we die overtollige energie moeten opslaan en gebruiken wanneer de vraag hoger is dan het aanbod,” zo opent Fokko Mulder, hoogleraar Energieopslag aan de TU Delft het gesprek.
“Enerzijds hebben we opslagsystemen nodig zoals batterijen. Ze zijn erg geschikt voor korte termijn opslag zodat er ook ’s nachts voldoende energie is”,
vervolgt Mulder. Hij leidt binnen de faculteit Applied Sciences de groep Materials for Energy Conversion and Storage (MECS). “Voor langetermijnopslag – opladen in de zomer en ontladen in de winter – zijn batterijen minder geschikt aangezien de op- en ontlaadcycli voldoende frequent moeten zijn voor de rendabiliteit. Goede batterijopslagsystemen zijn energie-efficiënt, hebben een lange levensduur en de kosten, uitgedrukt in de kosten per afgeleverde hoeveelheid energie, moeten voldoende laag zijn.”
Met batterijen alleen, kom je er dus niet. “Ook warmteopslag heb je nodig. Voor de korte termijn is opslag van hoge temperaturen in bepaalde materialen mogelijk, bijvoorbeeld voor industriële toepassingen. Voor de lange termijn is seizoensopslag interessant zodat de in de zomer opgeslagen warmte in de winter kan worden gebruikt.”
“Ik zie ook een grote potentie in opslag in brandstoffen zoals waterstof en afgeleiden daarvan zoals bijvoorbeeld ammoniak NH3, een verbinding van stikstof en waterstof”, gaat Mulder verder. “Ammoniak is relatief eenvoudig op te slaan als vloeistof in vergelijking met waterstofgas. Daardoor kan het eenvoudiger worden opgeslagen of getransporteerd. Er is al veel industri-
ele knowhow aanwezig en ammoniakproductie vindt al vele decennia plaats op gigaschaal in ammoniakfabrieken.”
Er worden momenteel consortia opgezet voor onderzoek naar de import van groene waterstof komende van zonne-energie uit pv-installaties en windenergie in woestijngebieden. “Doel daarbij is om de opgewekte energie om te zetten in groene ammoniak als waterstofdrager om deze vervolgens via schepen naar Nederland te brengen waar het weer wordt omgezet naar waterstof. Het is zeker een optie om te onderzoeken. Zelf ben ik er echter niet van overtuigd dat het altijd goedkoper is dan het bouwen van pv/wind-installaties in Europa. Je moet veel extra stappen nemen om je energie uit Zuidelijke gebieden naar Nederland te halen. De ketenefficiëntie om weer terug naar elektriciteit te gaan is door de omzettingsverliezen laag.”
“Als je daarentegen hier in Europa voldoende wind en zonne-infrastructuur plaatst, kun je in elk geval een deel van de elektrische energie rechtstreeks gebruiken en ga je alleen de overschotten – die je hoe dan ook toch hebt –opslaan en converteren naar waterstof. Die ‘overschotten’ hoeven dan ook niet duur te zijn. Je hebt immers te maken met overproductie.
De overschotstroom zal verwacht ik niet duurder zijn dan opgewekte stroom in de woestijn want niemand wil het overschot op dat moment hebben. Mijn idee is dat je daarom beter kunt investeren in waterstofopslag in eigen land. Je bent hiermee bovendien onafhankelijk en het maakt je business case van de opwekking van elektriciteit hier beter aangezien je ook een afnemer hebt voor die overproductie.”
Mulder ziet daarom vooral veel potentie in de combinatie van batterij- en waterstofopslag. Hij deed hier jaren onderzoek naar en is medeoprichter van de TU Delft spin-off Battolyser Systems. Het bedrijf ontwikkelde een geïntegreerde batterij-elektrolyser, de Battolyser. “Het systeem doet op elk moment datgene wat je wil. Het is enerzijds een batterij die eerst gaat laden als er te veel elektriciteit is. De dimensies van de batterij moet je daarbij zodanig kiezen dat je hiermee voldoende energie-inhoud hebt om de nacht te overbruggen. Je laadt hem overdag snel. Zodra hij volledig is opgeladen, wordt het een elektrolyser. De elektrodematerialen van de batterij worden gebruikt als katalysatoren voor de elektrochemische reactie om waterstof en zuurstof te produceren. Dit doet het dus van het overschot dat je ook tijdens de komende nacht niet nodig hebt. Hierdoor krijg je waterstof tegen een betaalbare elektriciteitsprijs.”
Battolyser Systems zit momenteel in een opschalingstraject. “In Eemshaven bij RWE Magnum is de eerste pilot van een industriële Battolyser geplaatst. Doel is om in 2024 operationele productiecapaciteit van de technologie te realiseren op grote schaal met vele MW en MWh per installatie.” De fabriek zal ook dienen als hoofdkantoor en R&D-centrum van Battolyser Systems.
“Ook worden de productiemiddelen opgeschaald om de kosten laten dalen zoals bij elke innovatie het geval is.” Tegelijkertijd is het belangrijk dat we ons met z’n allen blijven inzetten om te elektrificeren en daarbij ook efficiëntieslagen maken. “Vaak gaat dit hand in hand. Daarnaast neemt het belang van demand response toe: we moeten ons energieverbruik beter of flexibeler managen zodat we op de juiste manier kunnen reageren op periodes met een hoger of lager aanbod. Tot nu toe kon men altijd gebruik maken van fossiel-gestookte elektriciteit die je naargelang de noodzaak kon op- of afschakelen, maar dat is snel ontoereikend aan het worden. Daarom worden nu opslag en conversie broodnodig, maar tegelijkertijd staat het in veel gevallen nog in de kinderschoenen.”
Er is veel onderzoek naar opslag van energieoverschotten. “Daarom is het belangrijk dat er diverse routes worden onderzocht: van batterijopslagsystemen, warmte- en koudeopslag tot opslag in brandstoffen. Laten we daarom oplossingen bedenken om alle beschikbare duurzame energie – tot de laatste kilowatt – slim in te zetten zodat we de energietransitie voor elkaar krijgen. Doe je dit niet, dan is het alternatief dat mogelijk het licht uitgaat of opwekking niet rendabel wordt omdat er te weinig afname van de grote piekvolumes is. En dat willen we te allen tijde voorkomen.”
Hybride warmtepompen voor bestaande bouw zijn populair. Toch is ‘hybride’ slechts een tussenstap op weg naar de eenvoudigste oplossing voor een gasloze toekomst: een All-Electric installatie. Elke lucht/water warmtepomp van NIBE is daarom ‘af fabriek’ All-Electric Ready, zodat overstappen naar gasloos op elk moment mogelijk is. En met de nieuwe binnenunit Prepaer maakt NIBE die overstap ook nog eens heel eenvoudig!
Hoewel je met een hybride warmtepomp meteen al fors kunt besparen op je gasverbruik, blijft in een hybride installatie altijd aardgas nodig. Om een installatie écht toekomstbestendig te maken, is het daarom verstandig om eerst te onderzoeken of een woning direct óf op termijn kan worden voorzien van een All-Electric installatie. Is de woning – ongeacht het bouwjaar – goed (na)geïsoleerd, dan is dit vaak het geval.
Goed alternatief: de tweestappenbenadering Is een woning nú nog niet geschikt voor een All-Electric installatie, maar naar verwachting op redelijke termijn – bijvoorbeeld na het treffen van enkele praktische en betaalbare (isolatie)maatregelen – wel? Dan is het raadzaam om een hybride warmtepomp toe te
passen die All-Electric Ready is. Alleen dán kan later namelijk relatief eenvoudig en voordelig worden overgeschakeld op een All-Electric installatie.
Maar ook in andere situaties is een tweestappenbenadering – eerst van gas naar hybride en later van hybride naar gasloos – een goed alternatief. Bijvoorbeeld wanneer een woningeigenaar zijn of haar investering wil spreiden of wanneer de cv-ketel nog te jong is om af te schrijven. Daarnaast willen sommige woningeigenaren liever 1 of 2 jaar ervaren of de bestaande radiatoren hun woning wel voldoende kunnen verwarmen met een lagere aanvoertemperatuur.
In al dit soort situaties bieden de All-Electric Ready hybride warmtepompen van NIBE het beste alternatief. Deze kunnen namelijk in eerste instantie worden ingezet in een hybride installatie en later – mét behoud van zowel de buitenunit als de binnenunit – snel en eenvoudig worden uitgebreid naar All-Electric. De lucht/water warmtepompen van NIBE werken perfect samen met elke combiketel, ongeacht merk en type. Alle NIBE warmtepompen en regelingen zijn bovendien standaard geschikt voor het aansluiten van een boiler die de warmtapwaterfunctie van de combiketel kan overnemen.
Overstappen naar All-Electric is overigens niet alleen gunstig voor het milieu, maar biedt ook diverse financiële voordelen. Zo kan de gasaansluiting vervallen, waardoor geen vast-
recht meer hoeft te worden betaald. Daarnaast wordt het energielabel van de woning door de overstap verbeterd en dát resulteert in een aantrekkelijke waardestijging van de woning.
Voor lage én hogere temperaturen Sinds 1984 geldt in Zweden de verplichting om cv-installaties voor nieuwe woningen op een cv-aanvoertemperatuur van maximaal 55 °C te ontwerpen. NIBE warmtepompen zijn dan ook ontwikkeld om – behalve met vloerverwarming – ook te kunnen verwarmen met gewone radiatoren. In bestaande bouw kunnen de lucht/ water warmtepompen van NIBE – afhankelijk van het type buitenunit – zelfs ‘s winters langdurig een maximale cv-aanvoertemperatuur van 58 tot wel 70 °C leveren. Ze passen daarmee ook in Nederland uitstekend in bestaande woningen met vloerverwarming, ventilator-convectoren en/of radiatoren. NIBE ontwikkelt haar warmtepompen bovendien met het veeleisende Scandinavische klimaat als uitgangspunt, waardoor ze uitblinken in prestaties, kwaliteit en betrouwbaarheid.
Slimme functies en handig online platform
Voor optimaal gebruiksgemak en comfort tegen de laagste mogelijke energiekosten beschikken de warmtepompen en binnenunits van NIBE over diverse slimme functies, waaronder Smart Price Adaption. Hiermee kan de warmtepomp anticiperen op dynamische energieprijzen, waardoor de energiekosten worden geminimaliseerd. Consumenten kunnen bovendien gebruikmaken van myUplink, een handig online platform met aanvullende mogelijkheden voor bediening en uitlezing van hun NIBE warmtepomp via een pc of app. Voor
Nieuwe binnenunit Prepaer: ontwikkeld voor eenvoudige en snelle installatie
De Prepaer is een compacte binnenunit, die op basis van de Nederlandse praktijk is ontworpen voor het All-Electric Ready hybride concept voor bestaande bouw. Hij is toepasbaar in een hybride warmtepompinstallatie, maar ook volledig voorbereid op een toekomstige overstap naar All-Electric. Zo kan met behulp van een handige uitbreidingsset de cv-ketel op een praktisch gekozen moment worden ingewisseld voor een boiler. Bovendien kan de Prepaer ook direct All-Electric worden ingezet!
Het installeren van de Prepaer bij een monoblock buitenunit verloopt nét zo snel en simpel als het installeren van een combiketel. Alle benodigde componenten, zoals de pomp, de open verdeler en het elektrische element, zijn namelijk ingebouwd. Hierdoor hoeven er cv-zijdig slechts vier 22mm aansluitingen te worden gekoppeld. Zelfs een voedingskabel met stekker is al gemonteerd. Omdat de Prepaer zonder koudemiddelleidingen op een monoblock buitenunit wordt aangesloten, is bovendien geen F-gassencertificaat vereist.
Daarnaast is de binnenunit zó compact en licht dat hij makkelijk op zolder kan worden geplaatst. Daarbij kan de Prepaer dankzij de praktisch gekozen vermogenstappen van 1,5 of 3 kW ook eenvoudig worden ingepast in de elektrische installatie van zowel bestaande als nieuwe woningen. Het NIBE-assortiment omvat een uitgebreide reeks liggende en staande boilers waarmee een All-Electric installatie voor elk gewenst warmtapwatercomfort compleet kan worden gemaakt.
installateurs biedt de speciale versie myUplink PRO daarnaast uitgebreide functies voor analyse en beheer op afstand.
Dit artikel is gesponsord door NIBE.
Uddelerveen 79
3888 ML Uddel +31 (0) 577 723 173 www.g2energy.nl - info@g2energy.nl
G2 Energy is gespecialiseerd in het ontwikkelen en produceren van grootschalige thermische zonlichtsystemen voor bedrijven, instellingen en wooncomplexen. Het systeem is perfect voor gebruik in kassen, voedselverwerkende bedrijven en sportaccommodaties en helpt flink besparen op de energiekosten.
Een zonneboiler warmt water op met zonneenergie. Door het terugloopsysteem is er geen kans op bevriezing en is er nagenoeg geen onderhoud. Overproductie aan warmte kan worden opgeslagen in goed geïsoleerde zonneboilers van RVS, voorzien van een warmtewisselaar.
De productie en ontwikkeling van de zonnecollectoren vindt volledig in eigen beheer plaats. Onze adviseurs bekijken graag welke oplossing het beste past bij uw wensen en verbruik.
Met haar innovatieve producten en systemen (warmtepompen, ventilatie, boilers, regeltechniek) zorgt Itho Daalderop voor een comfortabel, gezond en energiezuinig binnenklimaat. Het bedrijf maakt energieneutraal wonen - volgens de klimaateisen van morgen - vandaag al mogelijk. Reeds in 2002 bracht Itho Daalderop zelf ontwikkelde en geproduceerde grondgebonden water/water warmtepompen op de markt en is sindsdien in de nieuwbouw hiermee marktleider. Inmiddels worden vele duizenden hiervan real time gemonitord. Naast deze warmtepompen levert Itho Daalderop ook innovatieve lucht/water warmtepompen, zowel met als zonder buitendeel. In totaal werken er bij Itho Daalderop meer dan 450 medewerkers.
Blauwe Engel 1
8165 NL Kampen
+31 (0)38 333 68 02
www.wolf.eu - info-nl@wolf.eu
Als internationale speler op het gebied van luchtbehandeling, ventilatie en verwarming biedt WOLF energiebesparende producten en systemen voor de meest uiteenlopende branches. Het van oorsprong Duitse concern ontwerpt en produceert alles uit één hand waarbij de nieuwste technieken worden toegepast. Vanuit een volledig nieuw energieneutraal kantoorpand wordt zowel de Nederlandse als de Belgische markt voorzien.
Adm. De Ruyterstraat 2
3115 HB Schiedam
Tel. +31(0)88 427 5500 www.ithodaalderop.nl info@ithodaalderop.nl
Jennerstraat 7
6718 XS Ede +31 (0)318 280000 www.kiwatt.nl - info@kiwatt.nl
Kiwatt wil energieopslag eenvoudig maken voor ondernemers en particulieren. Want dromen over een duurzame installatie is mooi, maar echt iets doen is beter. We vertellen u graag hoe ons mooie bedrijf is ontstaan. Op onze website heeft u de mogelijkheid om een quick scan uit te voeren. Zo ziet u in 1 oogopslag welke Kiwatt Batterij het beste bij u past.
Op de Nederlandse verwarmingsmarkt richt WOLF zich als premium brand specifiek op de duurzame en energiezuinige producten en systemen. Met het uitgebreide aanbod van WOLF is er voor iedere vraag een passende oplossing: van kleine smarthomes tot luxe villa’s, voor nieuwbouw- en renovatieprojecten. Met een breed assortiment luchtbehandeling en ventilatieoplossingen is WOLF actief in de meest uiteenlopende branches in de utiliteit. Van zwembaden tot logistieke centra, van agriculture tot cleanrooms. Met serieproductie tot op maat gemaakte toestellen heeft WOLF voor iedere vraag een passende oplossing.
De kracht van WOLF zit in een gedegen en eerlijk advies, aangevuld met betrouwbare en kwalitatief hoogstaande producten en systemen.
“Er heeft een enorme omslag in duurzaamheidsambities plaatsgevonden. We nemen het nu in elk project mee.” Aan het woord is Luuk Oosterbaan, programmamanager verduurzaming vastgoed bij woningcorporatie Rochdale. Volgens Oosterbaan is het meenemen van duurzaamheid in het proces nog relatief nieuw bij woningcorpora-
tie Rochdale. “Toen ik hier drie jaar geleden kwam werken stond duurzaamheid nog in de kinderschoenen. Op het gebied van energie namen we toen al stappen, maar door de Oekraïne-oorlog en de gascrisis is het enorm versneld.”
Rochdale kijkt goed naar de uitgaven en neemt geen overhaaste beslissingen, zegt hij. “Warmtepompen en warmtenetten zijn duur. We kunnen nog heel veel besparen door isolatie en kierdichting. We steken nu nog veel energie in het verbeteren van processen, zoals radiatoren inregelen, thermostaatknoppen plaatsen en zuinigere ketels plaatsen.” Oosterbaan verwacht dus nog cv-ketels te vervangen in de komende jaren. “De nieuwe regels met betrekking tot het vervangen van een cv-ketel door een hybride warmtepomp gelden niet voor meergezinswoningen waar het merendeel van ons bezit uit bestaat. En dat is maar goed ook, want er is geen plek voor een warmtepomp en de stookkosten zijn er vaak relatief laag. Een investering in warmtepompen is hier compleet uit verhouding met de opbrengsten. Voor deze wijken wordt vaak gekozen voor warmtenetten, maar wanneer en hoe weten we nog niet. Dat maakt het wel lastig. Gaan we nu alsnog ketels vervangen of rekken we het tot er een warmtenet komt?”
Deze beslissingen liggen niet enkel bij woningcorporaties, legt Oosterbaan uit. “We zijn ook afhankelijk van gemeenten en warmtebedrijven. De volgende uitdaging ligt wel bij ons. Want de bewoner is een cv-ketel gewend en moet dan over naar een warmtenet. Over warmtenetten hebben ze verhalen gehoord, ze zijn bang voor hogere kosten. Dus de acceptatie van warmtenetten bij huurders is wel een uitdaging. Belangrijk daarbij is dat we de energierekening voor onze bewoners betaalbaar houden.”
Energielabels lijken voor de buitenwereld vaak een goede voorspeller voor de energierekening, maar dat is niet altijd het geval, zegt Oosterbaan. “Onze woningen met lagere labels zijn vaak heel klein, waarmee de stijging van de energierekening ook beperkt is. De huurders zijn bovendien gewend aan hun slecht geïsoleerde woning en zijn altijd al zuinig met stoken.” Hij ziet dan ook meer in het verbeteren van iets betere woningen uit de jaren 60, 70 en 80. “Je kunt dan hele blokken tegelijkertijd aanpakken, waarmee je snel resultaat krijgt. Bij slechtere labels is het veel meer maatwerk en je wint er niet zo veel mee. De focus op de slechtste labels is dus niet altijd handig voor een
KENNISMIDDAG
DONDERDAG 12.10.2023 / VAKBEURS ENERGIE, BRABANTHALLEN