7 minute read

Veerassen

Next Article
FrieslandCampina

FrieslandCampina

Hoe het Nederlandse melkveelandschap verandert Minder koeien, meer variatie

Het aantal melkkoeien in Nederland daalt de laatste jaren weer, na een kortstondige stijging in reactie op de afschaffing van de melkquotering. Het ras Holstein Friesian blijft dominant, maar sinds een jaar of tien neemt het aandeel van dit ras licht af. Vooral enkele buitenlandse rassen groeien sterk, veel inheemse rassen tellen nauwelijks meer mee.

Tekst: Jeen Akkerman

Koeien horen bij het Nederlandse landschap. De zuivelketen stimuleert weidegang om het imago van de producten te ondersteunen. Burgers die het landschap verkennen – zowel de binnenlandse consument als de internationale toerist – genieten van het fraaie beeld met grazende zwartbonte koeien in groene weiden.

Niet meer louter zwartbont Het is trouwens niet meer louter zwartbont dat in de Nederlandse wei loopt. De afgelopen jaren nam het aandeel anders gekleurde rassen en kruislingen toe. Voor de argeloze toerist is dat lastig vast te stellen. Enkele afwijkende koeien in een koppel zie je niet meteen. Sommige veehouders kiezen exclusief voor een bijzonder ras, dus als je goed oplet zie je soms zomaar een koppel Jerseys of Montbéliardes lopen.

Niveau van 1950 Even een paar cijfers over de totale Nederlandse melkveestapel (zie ook grafiek): in 1950 bedroeg die 1,52 miljoen melk- en kalfkoeien. Dat groeide in de jaren zestig en zeventig in een bijna rechte lijn naar de piek van 1984: 2,55 miljoen koeien. Vanaf dat moment doet de superheffing, in combinatie met de voortgaande stijging

van de melkproductie per koe, zijn werk. De stapel daalt naar 1,41 miljoen in 2007, dat is zelfs ruim 7 procent lager dan in 1950. Vooruitlopend op de afschaffing van de melkquotering in 2015, vergroten melkveehouders hun veestapel, zodat in 2016 weer een piek wordt bereikt: 1,7 miljoen dieren. Sindsdien is er een dalende tendens onder invloed van fosfaat- en stikstofregels: in 2019 waren er 1,6 miljoen koeien, bijna weer het niveau van 1950.

Leger landschap Maar er is ook veel anders dan in 1950. Zo kromp de oppervlakte grasland door de groei van steden, wegen en natuur. In 1950 was het 1,3 miljoen hectare, vorig jaar nog 0,9 miljoen; een daling met ruim 30 procent. Per hectare lopen er nu 1,7 koeien, in 1950 was dat minder dan 1,2. Evenveel koeien op een kleiner oppervlak, dat zou onze toerist het gevoel kunnen geven van een overbe volkt weiland. Toch is dat niet zo. Dat komt vooral doordat de koppels koeien veel groter zijn. Had een melkveehou der in 1960 nog gemiddeld achttien koeien, in 2016 is dat gegroeid tot 160 per bedrijf. Sinds 2016 stagneert de schaalvergroting, maar het beeld in het landschap is leger dan enkele decennia geleden. Hier en daar grazen grote koppels koeien.

Holstein minder dominant Sommige toeristen zullen ervaren dat Holstein Friesian niet het enige ras is dat Nederlandse veehouders benutten. Het

is nog steeds dominant, maar het aandeel in de Nederlandse melkveestapel neemt sinds ruim tien jaar licht af. In de periode 2008-2019 daalde het van ruim driekwart (75,1 procent) naar minder dan 70 procent in 2019. De reden hiervoor is met name het inkruisen met rassen die sterker zijn en soms wat minder melk maar meer/beter vlees produceren. In de genoemde periode verdubbelde bijvoorbeeld het

Jersey: van 2.580 (2008) naar 4.250 (2019)

Hoge gehalten voor bijzondere kaas

Jersey koeien zijn klein en bruin en hebben een speciale oogopslag door hun donkere wimpers en amandelvormige bruine ogen. Ze komen oorspronkelijk van het gelijknamige kanaaleiland. De melk van dit ras heeft hoge gehalten: vet tot 6 procent, eiwit boven de 4 procent. Ook zit er meer caroteen in Jersey-melk, waardoor deze een gelere kleur heeft. Het ras wordt relatief vaak gehouden door biologische melkveehouders, omdat de dieren sterk zijn en met weinig (rijk) voer toe kunnen voor een redelijke productie. Het vlees van het ras is van goede kwaliteit, maar economisch minder belangrijk vanwege het lage gewicht van deze kleine koetjes.

Wim Wijnhout melkt in maatschap met zijn vrouw Hennie en zoon Wouter ongeveer tweehonderd koeien in Wijhe. Twaalf jaar geleden startte hij voorzichtig met inkruisen van Montbéliarde, afgewisseld met Deens en Zweeds roodbont. Het levert een veestapel op die net zo veel melk geeft als de HF-koeien, maar met een betere vruchtbaarheid en uier- en klauwgezondheid. “Kruisen met Montbéliarde heeft de gemiddelde levensduur van onze koeien verhoogd van 4,3 naar zes jaar.”

Montbéliarde: van 4.048 (2008) naar 12.039 (2019)

Zonder problemen langer leven

Montbéliarde is een roodbont dubbeldoelras. De oorsprong ligt in het gebied rondom de Franse stad Montbéliard in de Vogezen. Uitdagende weersomstandigheden in heuvelachtig terrein zorgden er via natuurlijke selectie voor dat de Montbéliarde een taaie koe is die niet gauw opgeeft. In de genoemde regio wordt de melk onder andere verwerkt tot de bekende Comté-kaas. Net als Fleckvieh heeft dit ras het Simmentaler rund als basis. Het zijn sobere dieren met een grote weerstand en prima vruchtbaarheid. De Montbéliarde – ongeveer even groot als de HF-koe, maar meer gespierd – is vooral gefokt op melk. De gemiddelde productie ligt rond de 7.500 kilogram per lactatie, met een gemiddeld vetgehalte van 3,9 procent en een eiwitgehalte van 3,45 procent.

Peter van de Voort (33) is melkveehouder in Lunteren, waar zijn familie sinds 1650 actief is. Het bedrijf was een van de eerste in Nederland dat startte met Jerseys; er lopen nu ongeveer 90 dieren. Van de melk maakt Van de Voort kaas met een bijzondere smaak, die hij onder de merknaam Remeker verkoopt. “Jerseys zijn de basis van onze biologische kaas. Die maken we van romige melk die onze koeien produceren uit ruwvoer aangevuld met Europees graan.”

aantal MRIJ-(kruisling)koeien. Dit traditionele Nederlandse ras is bezig met een kleine revival. Maar het aandeel in de totale populatie stamboekkoeien die CRV registreert is nog steeds lager dan 2 procent. En alle andere traditionele Nederlandse rassen spelen een hele kleine rol: van het FH (Fries Hollandse) ras, de Blaarkop, het Brandrode rund en de Lakenvelder waren er in 2019 minder dan 1.000 in de telling van CRV.

Buitenlandse rassen Er duiken meer buitenlandse koeienrassen op in de Nederlandse melkveestapel, zoals Jersey, Montbéliarde en Brown Swiss. Hun aantal stijgt spectaculair, maar per ras is het aandeel niet meer dan maximaal 2 procent. Absolute koploper is Fleckvieh; dit ras liet een nog sterkere groei zien en maakt met 26.850 dieren (grotendeels kruislingen) inmiddels ruim 3,5 procent uit van de Nederlandse melkveestapel. De melk van de nieuwe rassen gaat grotendeels mee in de grote witte stroom naar de diverse zuivelbedrijven. In specifieke houderijsystemen, bijvoorbeeld met veel ruwvoer van eigen land, passen de nieuwe rassen goed. Dat betekent dat die melk vaak terechtkomt in regio- of natuurproducten. Ook de samenstelling van de melk, bijvoorbeeld het hoge vetgehalte in Jersey-melk, wordt benut om onderscheidende producten te maken. Niet zelden zijn die producten in boerderijwinkels te koop. Passerende toeristen kunnen zo genieten van een bijzonder product, afkomstig van de koeien die ze in het Nederlandse landschap zien lopen.

Fleckvieh: van 660 (2008) naar 26.850 (2019)

Veel melk en betere kalverprijzen

Fleckvieh ontstond in CentraalEuropa in de negentiende eeuw. Het ras stamt af van het roodbonte Simmentaler rund uit de Alpen. Kenmerkend is onder andere de witte kop. Van Fleckvieh bestaan twee varianten: dubbeldoel en vleesvee. Het kerngebied is Oostenrijk, Zwitserland en Duitsland, met name de zuidelijke deelstaten Beieren en Baden-Württemberg. De stevige bouw van de dieren zorgt voor een grote voeropnamecapaciteit, met name voor ruwvoer. Hierdoor is een combinatie van een hoge melk- en vleesproductie mogelijk. Fleckvieh past zich gemakkelijk aan aan wisselende omstandigheden en kent een goede vruchtbaarheid. Het ras leent zich bijzonder goed voor een kruisingstrategie gericht op robuuste koeien met een goede uiergezondheid.

Hans Borst runt samen met zijn vader Nick een melkveebedrijf met ongeveer 250 koeien in Warmenhuizen. Ze kruisen hun Holstein-veestapel al een jaar of tien in met Fleckvieh. Dat bevalt prima, omdat de melkproductie hoog blijft en melkziekte of afkalfproblemen tot het verleden behoren. Ook de betere opbrengstprijzen van de kalveren en de restwaarde van de koeien is een pluspunt. “We gaan door op deze weg totdat onze veestapel 100 procent Fleckvieh is.”

Brown Swiss: van 2.905 (2008) naar 11.436 (2019)

Harde klauwen, moeiteloos melken

Het ras Brown Swiss vindt zijn oorsprong in het noordoostelijk Alpengebied van Zwitserland. Het heette daar Braunvieh. De Engelstalige naam is ontstaan toen het ras ook elders in de wereld in zwang kwam, onder andere in Frankrijk, de Verenigde Staten en Nederland. Wereldwijd zijn er ongeveer 7 miljoen van deze koeien, die een vale grijs/bruine kleur hebben. In de zomer is de vacht vaak wat bleker, onder invloed van de zon. Brown Swiss is gefokt op melk, maar de dieren zijn ook aardig gespierd. De melk is eiwitrijk en de Brown Swiss koeien zijn sterk en hebben harde klauwen. Fokkers roemen de uiervorm en het gemak waarmee deze dieren worden gemolken.

Jan Willem van der Wal heeft een melkveebedrijf in Creil met negentig melkkoeien die 10.500 kilogram melk per jaar geven met 4,30 procent vet en 3,40 procent eiwit. Hij kruist Holstein met Brown Swiss en Fleckvieh. De combinatie van deze drie melkrassen zorgt voor een extra groot heterosiseffect. Daarbij brengt Brown Swiss met behoud van liters hardheid van skelet en sterke klauwen in. “Met Brown Swiss zet je stappen vooruit.”

This article is from: