10 minute read

UIT HET LEVEN VAN MARGARETHA VAN DELEN, KASTEELVROUWE VAN DRUTEN

Een belangrijke verzamelaarster (deel 1)

Margaretha Gijsberta

VAN DELEN-VAN BRAKELL (1742-1829)

Margaretha Gijsberta barones van Brakell was de tweede vrouw van Nicolaas Hans Willem baron van Delen (17221793). Rond 1790 was de naam Van Delen nog heel pro- minent in Druten en omstreken. Zo maakte Nicolaas, al hoogbejaard, in 1791 een ware zegentocht door Maas en Waal toen hij door de stadhouder, prins Willem V, benoemd werd tot ambtman, richter en dijkgraaf van het Ambt van Maas en Waal. Hij volgde in die waardigheden de graaf Van Randwijck tot Rossum op. Die ambten samen gaven hem meer macht dan tegenwoordig de Commissaris des Konings bezit, maar in een kleiner gebied.1 Ter gelegenheid van zijn eerste dijkschouw, net hersteld van een zware ziekte, bezocht hij zo ongeveer alle dorpen van Maas en Waal tijdens een triomftocht, die in Mook begon en in Winssen eindigde. “In al die dorpen waren eerebogen opgericht, tropeeen, chronica (tijddichten) aangebracht, eerewachten gevormd; en de lucht weergalmde van feestliederen, waaronder enkele in het Latijn, Hoogduitsch, Fransch, ook naamverzen, op of bij den dijk en aan de huizen toegezongen.” Men bood ze de ‘hooggeschatten edelman’ aan en vergeleek hem met “David, en Palinurus, met Numa Pompilius, met Titus << den beminde>>.” 2

Overal treft de nieuwe dijkgraaf - meestal notabele - dorpelingen van wie de afstammelingen nog in onze tijd in Maas en Waal voortleven. In Druten, “waar Baron van Delen zijn kasteel bewoonde” was de vreugde natuurlijk uitbundig groot! Hier had Jan van Kessel een ereboog vóór zijn huis opgesteld en de kastelein Dirk van der Wielen, wiens herberg een uithangbord met een klok had3, ontstak een illuminatie en wilde ‘Ter Eeren van Dien Heer mijn ligtjes laaten branden’. Andere, meest ondernemende, Drutenaren als Pauw (Paulus) van der Horst, Jan Janssen de Kat, Hendje Ooms, Toon van Avezaat, Cornelius Martens en de advocaat Albertus Johannes Schadd, gehuld ‘in een krans van kersenbladeren’4, rijmelden er lustig op los. De beide geneesheren van het dorp, Dr. Willem van der Weerden5 en Dr. H. van den Heuvel6 , spraken zoals het hoorde de baron in het Latijn toe, in de Vierschaar in het Ambtshuis! In Druten waren het ook de ‘Domestiquen’ van het kasteel, die niet alleen hun patroon toezongen, maar ook “Zijn dierbre gemaalin, die Landsmoeder, de beminnelijke Amptmanninne, zóó vol van troost voor de bedrukte landmansvrouw, wanneer ze haar toevlugt neemt tot U in angst of rouw.” 7 Deze ‘beminnelijke Amptmanninne’ en dierbare ‘Landsmoeder’ was niemand minder dan ‘onze’ Margaretha Gijsberta. Het zou Nicolaas Hans Willem van Delen en Margaretha van Delen-van Brakell nog tot in 1793 vergund zijn om het leven te delen. In dat jaar overlijdt Nicolaas en laat zijn weduwe, de douairière, verslagen achter. Het huwelijk was helaas kinderloos gebleven…

Een Nieuwe Tijd Op Het Kasteel

Ook voor Druten breekt een andere, nieuwe tijd aan. Ogenschijnlijk verandert er niet veel op het kasteel maar niets is minder waar. Dankzij diverse bronnen waarover wij beschikken blijkt de rol van de protestantse familie Van Delen over een periode van ruim 35 jaar in Druten aanzienlijk minder belangrijk te zijn dan er vóór en er na. Weliswaar bewoont Margaretha als baronesse Van Delen het kasteel, maar het is haar eìgen familie, de Van Brakell’s, die wij er meestal tegen komen.

Dat komt zeker ook door de wijze waarop de omvangrijke erfenis geregeld is. Allereerst kon de ‘beminnelijke Amptmanninne’ putten uit de opbrengsten uit haar eigen vermogen, die onder andere bestonden uit de pachtgelden van goederen in Neder- en Overasselt etc. Maar zij kreeg ook het vruchtgebuik van het vermogen van haar echtgenoot, dat aanzienlijk was. Daartoe behoorden niet alleen onroerende goederen in Druten en omgeving, maar ook in Wamel, zoals het huis de Lakenburg, en het huis Schonenburg te Overasselt.8 En deze regeling was behoorlijk in het nadeel van de Van Delens, omdat zij tot de dood van Margaretha (1829) moesten wachten op de bulk van de erfenis…. Wel mocht neef Jan Hendrik van Delen zich ná 1793 ‘heer van Druten’ noemen en kreeg de familie zo nu en dan een forse som vanuit Druten toegeschoven.

Bronnen

e kennen de e nan i le de ail .a. i he d e hterlijk Archief van Druten (O.R.A.) in het Gelders Archief (Arnhem).9 Ook in de zgn. Memories van Successie, waarin werd aangetekend hoeveel onroerende en roerende goederen een bepaalde overledene had en hoeveel successie of erfbelasting derhalve betaald moest worden, is veel te vinden.10 Maar over het wel en wee op het kasteel met alle familieverhoudingen worden we het beste ingelicht door Margaretha zèlf. En dat is op zich al heel bijzonder. Zij hield namelijk over de periode 1806-1819 een ‘dagjournaal’ bij met talloze détails over het dagelijkse leven op kasteel Druten.11 Dit voor Druten en de geschiedenis van Maas en Waal buitengewoon interessante egodocument vormt de basis voor een drietal artikelen in Tweestromenland. In dit eerste, dat aansluit op “Getekend Verleden” van Adriaan Maters, wordt aandacht besteed aan de kunstcollectie zoals die door Margaretha werd bijeengebracht op kasteel Druten. .

In die collectie was één kunstwerk dat er boven uit sprong: het monumentale Mariatriptiek van Antoon Blocklandt van Montfoort (1533/1534-1583). Dat bleek zich in 1829 na vele omzwervingen in de collectie te bevinden. Daarover zal een volgend artikel handelen.

Ten slotte staat in het derde artikel het dagelijkse leven van Margaretha als slotvrouwe van Druten centraal.

Jeugd En Huwelijken

Margaretha had een turbulente jeugd. Zij huwde al op zeer jonge leeftijd met een neef van haar latere echtgenoot, Mr. Isaac Steven van Delen, heer van Schonenburg te Overasselt (1744-1771). Hij verwondde bij vergissing zijn schoonvader dodelijk op 9 mei 1761 te Tiel en viel toen zijn schoonmoeder aan. Hij wist te ontvluchten, waardoor hij aan de doodstraf ontkwam; het noodlot achtervolgde hem echter. Naar Duitsland uitgeweken hield hij zich als vluchteling in Keulen schuil. Daar ging hij regelmatig jagen, zonder vergunning, op de goederen van de Abdij van Deutz. Aan die stroperij kwam een voortijdig einde toen hij op 3 september 1771 door een jachtopziener van de abdij werd doodgeschoten. Margaretha Gijsberta, kinderloos gebleven, scheidde al direct in 1761 van hem en hertrouwde in 1773 met Nicolaas H.W. van Delen.

Uit haar Dagjournaal, dat zij van 1806 tot 1819 zeer conscentieus bijhield, leren wij haar kennen als een levendige geest, zeer geïnteresseerd in wat er in de wereld speelde. Zij voerde een uitgebreide correspondentie met diverse dominees en ging trouw naar de kerk, wanneer haar gezondheid dat toe liet, want uit haar aantekeningen blijkt, dat zij een zwakke gezondheid had. Hoewel de dorpskerk letterlijk slechts op een steenworp afstand lag – in feite hoefde zij slechts de oprijlaan van het kasteel naar de Hogestraat af te wandelen – zou zij nooit te voet gaan: wanneer het rijtuig niet in orde was, sloeg zij gewoon een keertje over! Maar dit betekende zeker niet dat zij een afstandelijke, hoogmoedige dame was, integendeel. Uit alles blijkt, dat zij niet alleen de ontwikkelingen in de grote wereld volgde – het was de onrustige tijd van Napoleon en de Franse overheersing – maar ook zeer begaan was met het wel en wee van het dorp. Inderdaad een echte ‘landsvrouwe’ met veel compassie voor haar naasten. In de zomer verhuisde zij zelfs altijd naar het poortgebouw waar in april een prettige kamer voor haar werd ingericht en menigeen haar kwam opzoeken. Dat waren niet alleen de talrijke dominees uit de omtrek en de verschillende doctores medicinae, zoals de geneesheren De La Geneste uit Grave en dr. Van Elk uit Leeuwen maar ook de deken van r en en de a r van i ijk.

Ook andere katholieke notabelen van het dorp kwamen haar bezoeken, soms om zaken met haar te doen, soms om de goede verstandhouding te onderstrepen. Zo meldden zich soms dorpelingen bij haar om obligaties af te sluiten en bracht de bekende vrederechter Allard (Aaldert) Schouten haar een zuiglam en een haas (1808). Ook noteerde zij zaken van leven en dood, zoals de onvoorziene geboorte van een kind van haar gedienstige, door de tuinman verwekt en het overlijden in 1817 van de vrouw van Derck Tromp, Maria Ruijsenaers, de dochter van de bierbrouwer Steven en kleindochter van de overschout Cornelis Ruijssenaers. Deze schout was een protégé geweest van haar schoonvader, Jan Hendrik baron van Delen.

De Verzameling Op Kasteel Druten

Aangenaam verpozen: ‘entertainment avant la date’. Uit haar Journaal blijkt ook, dat Margaretha Van Delen-van Brakell een sterk sociale instelling had. Naast de vele diners en thee-uurtjes die zij haar gasten op het kasteel of in het poortgebouw regelmatig bereidde, zorgde zij ook voor speciale sessies, waarbij haar grote collectie boeken, prentwerken en tekeningen tevoorschijn kwam. Dan koos zij een bepaald thema en bekeek men samen de mappen of boeken waarin men werken met dat onderwerp vond. Zo zijn op woensdag 4 juni 1806 voor de middag de juffrouwen Van Gulpen, Schuurman, Vos en de proponent12 Cremer te gast om ‘platen te komen zien, hebbende de portefeuille van Landschappen en Gezichten gehad’. De dominee de e h en van j r. an l en a heel laa gekomen, ‘zoo dat (hij) maar Eenige minuten konde blijven’.

Twee voorbeelden uit de Verzameling prentwerken op kasteel Druten: SIR JOHN CARR’s ‘Atlas du voyage en Hollande et dans le Midi de l’Allemagne sur les deux rives du Rhin (Atlas van een reis door Holland en het Zuiden van Duitsland langs de beide Rijnoevers), 1809, en DE CLOET. Voyage pittoresque dans le Royaume des Pays-Bas, (Schilderachtige reis door het Koninkrijk der Nederlanden) Brussel, 1825.

Op donderdag 14 juli 1808 is ‘Dk. (= doctor) De la Geneste, met zijn zoontje Toontje hier gekomen om plaaten te zien”. Het aangename werd met het nuttige verenigd, want hij heeft dan ook met een van de domestieken gesproken, Mietje van Eldik (van Elk)13 ‘die gansch niet beter is […]’. De la Geneste kwam regelmatig speciaal voor Margaretha vanuit Grave naar Druten. Ook Toontje werd dokter: hij zou haar in 1829 op haar sterfbed begeleiden en had na haar overlijden nog ruim 1000 gulden tegoed…. Zij kon de dokter en zijn zoontje die platen goed tonen, want zij had een week tevoren, op 7 juli 1808 “uit den Bosch ontfangen een hoekkasje en Prentenezel.”

Een van de eerste vermeldingen van een aanschaf voor de collectie dateert uit 1807. Margaretha heeft dan van de handelaar ren a ahier e en diver e eje re k aar n van en aar nder e je ker e ater, ‘dat niet lekker is.’ (27-5-1807). Bij Museum moet het aan een ijd hri da in a everin en e r d erd. Brenta is een vaste relatie van Margaretha uit Nijmegen, die behalve leeswaar ook reukwaar, likeur en andere bijzondere producten levert en soms voor haar betalingen doet.

Op haar verjaardag, 2 juni 1807, ontvangt zij de hele familie en krijgt van haar nichtje Fortunée ‘een mooije Teekening van haar werk’. Het jaar daarvóór had Fortunée haar ook al ‘met een superbe teekening van haar werk verrast’. Het gebeurde wel vaker dat zij tekeningen of schilderijen uit eigen kring cadeau kreeg. Op 12 juni 1807 heeft Brenta ‘het Bloemstuk door Mietje van Delen gemaakt geplaatst’ en op 14 november 1808 is Ds. Crommelin gearriveerd,

Noten

‘hij heeft mij (met) een mooie teekening van zijn werk vereerd’. Crommelin stuurt haar ook regelmatig zijn preken toe; op 1 december krijgt hij ze terug, vergezeld van ‘vier eendvogels’.

Een van de namen die wij in verband met de boekenverzameling op Huis Druten tegenkomen is die van Vieweg, een Nijmeegse drukker en uitgever.14 Van hem ontving zij in 1808 (6 -12) de ‘Arkadia de la Fontaine’ die ze terug zond. Het betreft hier ‘Arkadia’, 2 delen door August la Fontaine, i ave d r . llar . aar ee al e re en haar aantekeningen de groeiende verzameling prenten en tekeningen. Op 19 juni 1809 schrijft zij enthousiast: “een nieuwe prente(n)koopman, genaamd Buffa, hier geweest.’ Op 21-6: “Buffa heeft mij, nog eenige mooije platen verkogt, (…).“ j li hrij ij da ij eer la en ij a heeft gekocht. Op 23 okt 1813 noteert Margaretha: “Van Borso gekogt 2 superbe Tekeningen voor f 75 gl.“ Enkele jaren later lezen we: “Zaterdag 26-4 1817 Borso, met mooye Platen hier geweest”.

e na en al a en r r k en e in de wereld van de 19-de eeuwse kunsthandel in Nederland. In die vroege periode was het onderdeel van de verkooppraktijk, dat de handelaren al dan niet een winkel hadden, maar de belangrijke klanten dikwijls thuis bezochten. In het tweede deel van Margaretha Gijsberta en haar Kunstverzameling op Kasteel Druten zullen wij dieper ingaan de diver e handelaren die dik ijl i ali i in (Zuid-Zwitserland) afkomstig waren.

1. J. Anspach, ‘Het Geslacht van Delen’, in: Nederlandsche Heraut, nr. 5 , 1889 [overdruk], p. 52.

2. Anspach, idem, p. 126.

3. Her er e lok o e u e lok aan e atten ur , in e e eeu van e a ilie an en Ho . n a ze t er over ‘De voornaamste herberg te Druten heet nog < De Klok >, thans het eigendom van J. van den Hof.’ Anspach, idem, p. 127.

4. er ijzen naar e rijke oo aar en in ruten tot aan eeu en toe, et alle o elijke oorten van vroe e en late ker en, aar ij ie ere oo aar a zon erlijk slechts één kersensoort kende. Anspach, idem, p.128.

5. it etre t r. Wille van er Weer en, e . er en , zn. van Petru rt van er Weer en en Wen elina Prin en. Hij trou e et nt onia van Mulleko Muluko , e . er en . . . Het e t aar oon e in et no e taan e okter ui aan e Waal an ijk, in et re ente verle en a van Muluko , at in 1855 een nieuwe gevel kreeg.

6. Waarschijnlijk wonend ‘Voor op ’t Hekke’.

7. Anspach, idem, p. 128.

8. Het ui aken ur in Wa el i a e eel in et artikel van riaan Mater .

9. Gel er r ie , . . . ruten, , . e.v.

. Gel er r ie , Me orie van u e ie, , antoor ruten, akten .

11. Gel er r ie , a ilie r ie van rakell, nr. , a oek ournaal van M.G. van rakell. et .

12. Een proponent was een afgestudeerd theoloog die getoetst werd of hij geschikt was om predikant te worden. Hij kon predikant worden door een beroep van een kerkelijke gemeente te krijgen.

13. n eze erio e or t e a ilienaa an El ik no a i elen al an El ik o an Elk e reven. n e loo van e e eeu ve ti t zi e naa an Elk vooral in et an van Maa en Waal. Het aat an ee tal o kat olieke le en van e a ilie an Elk an El ik van El ijk.

14. o an ie e a zi in in ij e en eve ti . ijn va er . . ie e a een eken e rukker en oek an elaar uit Herto en o en k a uit Duitsland.

Op 21 september 1944 stortte een Stirling transportvliegtuig brandend in de Maas bij Batenburg. Drie van de negen bemanningsleden overleefden het dankzij een moedige reddingsactie van een man die toevallig met zijn circus in Batenburg stond: Hartog de Gelder. Wie was deze man.

This article is from: